Op vrijdag 20 oktober 1944 moesten we op last van de Felgendarmerie het frontgebied verlaten. Ergens hadden de Duitsers daar wel gelijk in, omdat de toestand rondom en binnen Huissen niet meer houdbaar was: slechte schuilkelders, bombardementen, permanente beschietingen en onophoudelijk granaatvuur, al vele slachtoffers en slechte hygiënische omstandigheden waren daar de reden voor. Onze evacuatietocht werd geleid door de eerwaarde kapelaan De Vries, die van het begin het plan had met ons te trekken naar zijn geboortedorp Steggerda in de provincie Friesland. De start op het Huissen-Zand leidde naar de dijk in Angeren, waar we plotseling nog in dekking moesten voor zware beschietingen vanuit de lucht. De bedoeling was, dat we bij het Pannerdense fort met de pont zouden overvaren. Erbij vertellen moet ik dat daar een enorme stoet van wachtenden stond, zodat dit nog wel even kon duren. Door net te doen of wij bij bepaalde andere families hoorden, was ik met mijn kameraden Nol Helsen en Frits Reijmers al enkele malen met de pont heen en terug gevaren. Door de mensen te helpen met hun bagage aan wal te brengen, die bestond uit volgestouwde handwagens, kinderwagens, oude transportfietsen zonder banden zelfs geen Cushions, lieten de Duitse pontbedienden dit toe. Onze ouders vonden dit niet leuk maar lieten dit gelaten toe, ook toen zij aan de beurt waren hebben we de nodige hand-en spandiensten verricht bij het overvaren. Na een nachtje in de Pannerdense school vertoefd te hebben zijn we met de hele bups weer verder gegaan. Bij het Berghoofdse veer bij de Oude Rijn hebben alle jongens meegeholpen om de door de veren gezakte ponykar van de familie Jan Mom aan de overkant te krijgen. Met deze trekpont zijn we ook een vijftal keren heen en weer gevaren om iedereen van de Woutersploeg aan de overkant te krijgen. In het buitengebied van Zevenaar zagen we een hoop werklieden ,die in dienst van de Duitse organisatie Todt bezig waren met het graven van tankvallen, kennelijk met de bedoeling om de oprukkende Tommy's te stuiten. In een klein plaatsje in de buurt van Wehl heeft onze famile geslapen in het kasteel van een echte barones, dit had mijn vader Harrie Hübbers voor mekaar gekregen omdat ze daar de van Hövels Tot Westerflier uit Oss kenden, waarvan wij door de aantrouw van Netty, een zuster van mijn grootmoeder, familie waren. Door Freule Hermine werd ik zo in de watten gelegd, dat ik persoonlijk daar graag had willen blijven.Jammer dat de stoet weer verder moest, ditmaal naar Hengelo(Gld)-.
Onze buurman Berend Roelofs had 2 koeien meegenomen die op gezette tijden gemolken werden om de meegevoerde baby's en opgroeiende peuters van drinken te voorzien. Op een gegeven moment stonden de beesten droog en moesten we iets anders verzinnen om de baby's van drank te voorzien. Geen nood, ergens op een groot terrein in het buitengebied van een of andere plaats hadden de Duitsers een honderdtal koeien bijeen gedreven die kennelijk gevorderd waren van boeren uit deze omgeving in afwachting om geslacht te worden. Met een beetje jennen en kiezeltjes gooien naar de Duitse bewakers wisten we hun aandacht af te leiden en lukte het ons om enkele beesten te verlossen van hun al dagen opgeslagen melkvoorraaad. Na twee dagen en nachtjes Hengelo ging onze verre tocht naar Lettele, waar me van bijgebleven is dat we daar heerlijke wortelenstamppot met fazantenvlees er doorheen gegeten hebben. De andere dag zijn we door Boerenwagens uit Lettele naar Raalte gebracht, waar ik met mijn broer Bennie 4 nachten in een heerlijk lux bed geslapen heb bij textielhandelaar Bernhard Aa. Ook mijn ouders met de kleine Nel, vertoevend bij de familie Peters en onze Dinie ondergebracht bij de Familie Spit, hadden het in dat gezellige Raalte fantastisch naar hun zin en wilden daar blijven. Nadat we met veel moeite deze fijne gemeente verlaten hadden, zijn we in Ommen terecht gekomen, waarvan mij bijgebleven is dat we daar in een café geslapen hebben. 's Anderdaags zijn we met Friese boerenwagens door onze toekomstige gastheren opgehaald en het was op donderdag Allerzielen 1944 dat we ondergebracht konden worden op evacuatieadressen in Steggerda, Peperga, Blesse en Blesdijke.
|