Geschreven over de treinkaping in 1977 bij De Punt heb ik diverse stukjes. Mijn laatste stuk hierover was op dit blog op 29-04-2017 en op het kennisblog http://www.bloggen.be/evertsuitlaatklep op 1 februari jl. Over de bestorming van de trein op 11 juni 1977 door de Bijzondere Bijstandseenheid van ons marinierskorps is aan de gerechtelijke stukken een geluidsband van het gebeuren toegevoegd. Hierop is duidelijk te horen dat er op een gegeven moment door een der mariniers gezegd wordt: "Geef hem maar een genadeschot en even later zegt een commandant in een ander fragment, waarop mariniers in zijn eenheid hem lachend bijvallen: ,,Ja, nú wel." Alle twee 'heb ik ze' kapotgeschoten, zegt een marinier...die achterste leefde nog, die heb ik helemaal 'doorzeefd' 'en is ook' kapot." Ter opmerking: "Constructief zijn volgens mij de gevonden geluidsbanden bewerkt door verwarrend taalgebruik." Van hogerhand uit hadden de mariniers de opdracht de negen kapers uit te schakelen en ook was de eis gesteld dat de kapers zich duidelijk hoorbaar en waarneembaar moesten overgeven. Dit is op de desbetreffende band niet te horen. De Staat der Nederlanden wordt bijgestaan en verdedigd door de bekende strafpleiter Geert-Jan Knoops. Namens de nabestaanden van de door de BBE gedode kapers, Max Papilaja en mejuffrouw Hansina Uktolseje, treedt op de advocaat Liesbeth Zegveld. Frappant is ook dat door de verdedigde kant van de Staat ondanks het aldoor vuren op het treinstel en het oorverdovend lawaai van laag overvliegende straaljagers verondersteld wordt dat dat gezegde van dat kapotschieten en genadeschot slaat op getroffen koeien die het geheel van kortbij ook aan het gadeslaan waren en die meedogende mariniers waren zo weekzerig op dat moment dat ze die arme door kogels getroffen en nog in leven zijnde zieltogende koe in deze tumultueuze omstandigheid het genadeschot gaven. Korte geschiedenis vooraf: Een paar eeuwenlang waren wij in het voormalig Nederlands-Indië de baas. In 1942 werd Nederlands-Indië door de Japanners onder de voet gelopen. Toen de oorlog afgelopen was waren de Indonesiërs zo mondig geworden dat ze ons gezag aan de laars lapten. We zonden hier vanuit Nederland troepen naar Ned-Indië en ook schakelden we onze aloude verdedigers van het Koninklijk Nederlands Indische Leger in (Het KNIL) Hiertoe behoorden ook veel soldaten die afkomstig waren van het eiland Ambon en veel van die andere omringende eilandjes in de archipel. In 1949 moesten we Nederlands-Indië prijsgeven. Onze troepen trokken terug en de Knillers keerden terug naar hun eilandjes, maar die soldaten bleven Hollands gezind en hadden niets op met de nieuw gevormde regering van Soekarno. Op een gegeven moment riep een van hun leiders een eigen republiek uit en begrijpelijk werd dit door Soekarno niet geaccepteerd. Vooraf hadden velen van die oudgedienden al geprobeerd naar Nederland te komen, maar dit lukte pas na een proces tegen Nederland opgestart door een KNIL-commissie onder leiding van een zekere Apouno. In 1951 kwamen al die militairen met hun gezinnen naar Nederland en vonden hun domicilie in een honderdtal opvangkampen, waar sommige meer dan een halve eeuw min of meer geïsoleerd waren weggedrukt wat op de duur leidde tot wrevel en verzet. Het was de tweede generatie Molukkers die hiertegen in opstand kwam en toen over zijn gegaan tot bezetting van een ambassade, nadien een school en tweemaal was er ook een treinkaping. Van de zijde van de gegijzelden in de trein bij De Punt is me bekend dat er twee gijzelaars zijn omgekomen: Eén passagier tijdens de kaping en een zekere Ansje Monsjou tijdens de treinbestorming door de mariniers. In de Volkskrant heb ik gelezen dat de oude vader van dit meisje zich door de Nederlandse Staat in de steek gelaten voelt en door de aangesproken overheidsinstanties onbeschoft behandeld is. Ik hoop op een eerlijk en rechtvaardig proces, want het nog verder onder de dekmantel houden van feiten leidt ongetwijfeld weer tot nieuwe wrevel en opstand.







|