Het is bija al een halve eeuw geleden, maar het verhaal is me nog steeds bijgebleven.
Op een goede dag in oktober werd ik als Keurmeester van de Warenwet te Dordrecht met wat analyserapporten over bemonsterde melk naar Zevenbergschen Hoek gestuurd om procesverbaal op te maken bij boeren, die fout zaten met afgeleverde melk aan de zuivelfabriek.
Over het algemeen waren landbouwers en melkveehouders niet erg ingenomen met controleurs; aan pottenkijkers hadden ze een grote hekel! Op een gegeven moment bevond ik mij bij de boerderij van Jan Pee, die niet thuis was.
In de verte zag ik een schim, die op het land aan het werk was, kennelijk boer Pee.
Over drassige weiden, hier en daar afgescheiden met greppels en schrikdraad wist ik met heel veel moeite het bietenland te bereiken. Wie bent u vroeg de jongeman die daar aan het werk was?
Mijn naam is Hübbers en als keurmeester van de Warenwet zou ik graag een onderhoud met u willen hebben over door u geleverde melk aan de plaatselijke melkfabriek. Kan dat misschien op de boerderij? Nee, daar heb ik geen tijd voor was zijn antwoord. Goed dan antwoordde ik hem, dan doen we het hier afhandelen.
Hier op het analyserapport van ons laboratorium lees ik dat er in bus GZ 52 8 procent water is aangetroffen. Verder dan deze zin kwam ik niet, want tegelijkertijd pakte de boer een soort aks van de grond en stormde als een razende op me af. Deze bedreiging was van dien aard dat er maar een ontsnappingsmanier voorhanden was, namelijk de kuierlatten nemen en proberen zo snel mogelijk bij de dienstwagen te komen. Even later kwam ik vergezeld van twee boomlange politieagenten uit Zevenbergen weer op de straatweg bij onze bijltjesman boer Pee, die vanuit de verte gezien nog steeds op zijn land aan het werk was.
Een kort fluitsignaal van een der agenten was voldoende om Pee te bewegen naar de boerderij te komen.
Tijdens ons gesprek in de huiskamer (opkamer) van de boerderij sloeg Pee een heel andere toon aan en toen de politieagenten hem te kennen gaven dat hij wegens het plegen van geweld tegen een opsporingsambtenaar in functie gearresteerd kon worden, barstte hij in een huilbui uit en zei dat hij in overspannen toestand gehandeld had.
De politieagenten, die met de plaatselijke wederwaardigheden uiteraard op de hoogte waren vertelden mij, dat zijn vader voor een paar weken terug was overleden en dat het reilen en zeilen op het bedrijf plotseling op de schouders gelegd was van deze jongeman, die het hier erg moeilijk mee had.
Nadat ik hem als Keurmeester van de Warenwet, bovendien bij ons aan de Dienst ook nog eens aangesteld als onbezoldigd Rijksveldwachter, toch nog eens heel duidelijk liet overkomen hoe fout dat Pee geweest was en toen hij me zijn welgemeende excuses aanbood, liet ik de aanklacht van geweldpleging varen.
Onder de opdracht om procesverbaal tegen Pee op te maken wegens de aanwezigheid van hemelwater in zijn geleverde melk aan de zuivelfabriek kon ik niet onderuit. In mijn rapport op ambseed is als verzachtende omstandigheid wel de plotselinge dood van zijn vader vermeld.
Vroeger waren we als opsporingsambtenaar streng maar wel menselijk. Ik heb in mijn tijd wat weekendjes opgeofferd om bij bedrijven waar technisch de zaak niet in orde was hulp te verlenen.
Zo heb ik eens een keer op een limonadefabriek waar ze vlokken in de gazeuse hadden zitten alle machines uit elkaar gehaald, overal nieuwe pakkingen gezet en wormwielen schoon gemaakt en alles doorgespoeld zodat ze veilig door konden produceren.
Ik had ook een bekeuring uit kunnen schrijven en lekker naar Feyenoord kunnen gaan kijken. Er is geen ambtenaar te vinden die zoiets nog onder de voeten haalt, maar mijn principe is altijd geweest dat ik niet werkte voor bekeuringen uit te delen maar wel als behoeder van calamiteiten en adviseur van de volksgezondheid.
|