|
Tijdens onze evacuatieperiode in de Tweede Wereldoorlog gingen mijn vriend Nol Helsen en ik op zekere dag met "geleende hengels"' uit het schuurtje van dokter Westerman vissen in het riviertje de Linde. Deze hengels waren het eigendom van de Arnhemse internist dokter Hoefnagels die als evacué ondergebracht was bij een collega. In die evacuatietijd van eind 1944 tot bijna juni 1945 konden we als opgroeiende jongens van alles onder de voeten halen, omdat onze ouders broer en zusters bij andere opvanggezinnen ondergebracht waren. Als ik van plan was om iets verbodens te gaan doen maakte ik Heit en Mem Wolfs wijs dat ik mijn ouders ging opzoeken. Nol die bij boer Kramer in Peperga zat kwam dan met de bokkenwagen naar mij toe. Al die boerenzonen reden daar met een opgetuigde bok aangespannen voor een stevig karretje waar je met 2 of 3 personen mee kon rondtoeren. Zittend aan het viswater zagen we voorbijtrekkende militaire voertuigen van de Duitsers, die werkelijk met de gekste karkassen over de Rijksweg achter ons richting Wolvega trokken, kennelijk al op de vlucht voor de oprukkende Tommy's. Doordat opeens het rivierwater wild begon op te spatten, dachten we een snoek of graskarper aan de haak te hebben geslagen; echter de dobber ging niet helemaal ten onder! Omhoog kijkend zien we een paar duikende Engelse jagers de Duitse colonnes beschieten en is het geluid van ratelende mitrailleurs hoorbaar en zien we de kogels over het water spetteren.Toen de Spitfires het karweitje hadden geklaard, stonden de meeste voertuigen in lichterlaaie en het gekste was dat er in de buurt van de overblijfselen geen Duitser meer te bekennen was. Zowel mijn vriend Nol, evenals bokkie Bram hadden gelukkig geen malheur, echter om nog verder te vissen daar hadden we geen zin meer in. Toch hadden we flink gevangen namelijk drie grote gatenkazen, meegepikt uit een der gehavende voertuigen.
|