Warme chocolademelk, erwtensoep met kluif, dampende lichamen, gehuld in wollen truien en echte geitenwollen sokken, voorbijrazende schaatsers op een oneindige vlakte, dat is pas het echte wintergevoel, dat mij vannacht in Morpheus'armen bezig heeft gehouden.
Gekleed in oude kledij, nog overgehouden uit de tijd dat ik diende bij het Franse Vreemdelingenlegioen, namelijk een kameelharen ochtendjas en een echte bouffante om mijn hals, kijk ik naar buiten in de enigszins mottige lucht en zie ik met mijn wat glazige kijkers de rijp beneden op de daken van de veilinggebouwen liggen. Beneden gekomen begroet ik met nog steeds niet gekamde en geshamponeerde haardos mijn collega Herman van Gogh, die in de eetzaal uitgebreid aan het dejeuneren is.
Dat ze Herman Willem de Zwijger noemen is niet miraculeus; de man komt over als een mimicus, een redenaar zoals uit de oude Griekse historie Demosthenes zal deze dienstkameraad nooit worden!
Die Herman is volgens mij eerder een reïncarnatie van Diogenes de Wijze, want hoe hij gisteren het voor elkaar gekregen heeft om door zijn mondelinge examen voor rechercheur te komen is voor mij verbazingwekkend; de wonderen zijn de wereld nog niet uit en bovendien kan Herman zich vandaag een echte abituriënt noemen.
Hij heeft het tóch maar gefikst om die Hogere Politieschool af te maken en binnenkort wordt hem het diploma uitgereikt; illusoir die wereld heden ten dage! Zó Herman: ,,Je hebt heerlijke mokkakoffie gezet-, een pluimpje daarvoor"! Met mijn Manchester plusfour, gebreide sokken tot net over de omslag, een dikke wollen schipperstrui aan, met een groene sjaal als commandomuts om mijn hoofd gedraaid, daal ik 6-hoog uit de flat naar beneden.
Nadat ik de deur van die grauwe wolkenkrabber heb dichtgeslagen, stap ik in mijn aftandse kever op weg naar mijn werk; hopelijk wordt het een dagje om te verlanterfanten!
Ja, hier dat oude gebouw met dat trijsgat in de muur met aan de voorzijde verwilderde moerbeien en aan de achterzijde wat ruige bosranden moet ik vandaag uitgebreid gaan observeren-; het schijnt dat daar in dat prehistorische bouwval duistere praktijken plaatsvinden.
Vanuit het struikgewas loerend, zie ik een of andere dolle bon-vivant met kennelijk een fles in de hand het gebouw verlaten. à Bout portant vraag ik hem: ,,Wat zoek je hier"? "Och, niets zegt hij tegen mij, ik heb daarbinnen alleen maar liggen pitten, verder niets"! Mijn kennersoog zegt, dat ik met een doorgewinterde zwerver te maken heb. Hoe kom je aan die fles met drank beste vriend? Gekscherend antwoordt hij: ,,Beste diender-, die heeft Dionysus daarbinnen mij als voorbehoedsmiddel tegen de kleumende kou als koopje verpatst"!
Met een gniffelend en fnuikend lachje loopt de zwerver verder. Binnen in het gebouw ligt heel Schiedam op een hoop! Aan het geronk buiten hoor ik dat mijn autootje er van tussen gaat. Diepe gevoelens borrelen op: "Ik zit op een woestijnschip in de Sahara en overweeg wat het verschil is tussen een rechercheur, een miljonair, een legionair of een armoedzaaier"?
Hier in dit verlaten oord krijgt het wintergevoel echt haar beslag; deze druiloor krijgt er kippenvel van en als voormalig legioenofficier lopen me de ijzels over de rug! Dit dictee der Nederlandse Taal werd samengesteld door Eef Hübbers en is voorzien met wat passende illustraties om wat fleur aan het geheel te geven.
 Pompernikkels autootje: vooroorlogse prototype van VW
 Boven zwerver Jan Roes(1956) Beneden ver familielid Herman

|