|
Vroeger speelde het carnaval zich voornamelijk af in de zuidelijke provincies van ons land. Hier in de Betuwe gingen de kinderen met vastenavond met de foekepot rond: deze werd gemaakt van een oud erwten of bonenblik waarover een stuk varkensblaas was gespannen met in het midden een stuk noesriet waar flink mee op en neer werd gepompt. In 1954 werd in Huissen de eerste Betuwse carnavalsvereniging opgericht onder de benaming '' De Kraonige Zwaone''. In oorsprong was het een katholiek gebeuren, welke vooraf ging aan de veertig dagen durende vastentijd. Na zich een viertal dagen lekker uitgeleefd te hebben, ging de echte katholieke feestganger de laatste carnavalsdag klokslag het middennachtelijke uur naar huis; op dat tijdstip nam de vasten een aanvang! Op Aswoensdag toog men, al of niet bijgekomen uit de dolle feestroes, naar de kerk om het askruisje te halen. Dit teken werd door mijnheer pastoor of kapelaan met gewijde as op het voorhoofd geplaatst, dit als boodschap dat ieder mens hier op aarde maar tijdelijk aanwezig is en vroeg of laat tot stof en as zal vergaan om tegen het einde der tijden met zijn ziel weer verenigd te worden in het hemelse rijk hierboven. In de vasten donderpreken van Henri de Greeve werd ook gewag gemaakt dat het comfortabele hemelrijk niet weggelegd was voor zondaars; zij werden in het hellevuur geworpen waar de duivel de baas was en van verre kon je daar het geween en geknars der tanden horen! De vastentijd duurde precies tot Paaszaterdag 12 uur wat door de Kerk werd aangegeven met een langdurig gelui van de kerkklokken, voor de kinderen was het tevens ook een teken dat de snoeptrommeltjes weer geopend mochten worden. Mensen die in zware beroepen zaten konden van mijnheer pastoor dispensatie krijgen. Voor de rest van de katholieke bevolking golden de strenge vastenwetten, wat in de praktijk neerkwam op elke dag wat minder eten dan normaal, op vrijdag geen vlees en op Goede Vrijdag geheel onthouding; op wat drinken na helemaal geen eten! Bij ons thuis hadden ze vroeger buiten het bakkers en cafébedrijf ook nog een kruidenierszaak en ik herinner me nog het voorval dat ik op Goede Vrijdag vanaf het plateau van de snijmachine een plakje boterhamworst genomen had. Dit had me bijna het leven gekost, doordat mijn moeder op hetzelfde moment mij twee vingers in de keel stak om te proberen het verboden vlees te verwijderen. De pittige penitentie die mijnheer pastoor mij in de biechtstoel meegegeven heeft zal ik ook nooit vergeten en met het duizend keer bidden van de Rozenkrans ben ik op mijn 75ste nog steeds niet klaar. Vroeger wisten ze echt wat ''Carne Vate'' betekende!
|