In 1930 kocht je voor f 3000 een huis dat nu in 2008 300.000 euro zou kosten. Dat is om bij de gulden te blijven 220 keer zo duur! Voor 50 gulden kocht je een luxe fiets, waarvoor je nu 850 euro voor kwijt bent. Een arbeider verdiende voor de oorlog f 7,50 per week. In euro's uitgerekend twee euro en 50 eurocent: hiervoor moest het gezin dan ook nog worden onderhouden. Daartegenover stond dat de huren in die tijd aan de zeer lage kant waren. Een arbeidshuisje kostte een dubbeltje per week. In grote steden het dubbele, dus 20 cent. Als je nu bij de Super de mensen ziet wegrijden met een volle winkelwagen, waarvoor al gauw een bedrag staat van pakweg 80 tot 100 euro, kostte anno 1930 het hele hebben en houden twee knaken en met alles wat er verder voor een huishouding bijkwam hooguit 8 piek per week. Vanaf 1910 tot 1918 en vanaf 1930 tot de oorlogsjaren van 1940 zat heel Europa economisch aan de grond, eerst was er een beurskrach, toen de Eerste Wereldoorlog en daarbij hadden we ook nog een Regering die alleen het kapitaal steunde en de arbeider aan zijn lot overliet. Voor de Tweede Wereldoorlog trokken veel Betuwnaren naar Duitsland om daar in de fabrieken in het Ruhrgebied te gaan werken. Hier kon men per week 3 keer zoveel verdienen als in Holland. De mensen die geen vak kenden, los-arbeider of dies wat meer waren, leefden van de schrale steun en kregen 4 gulden per week uitgekeerd. Liedjesschrijvers uit die tijd hebben de armoede van toen vastgelegd in mooie liedjes zoals: ,,Mijn wiegie was een stijfselkissie, m'n deken was een Baaierrok." De mannen in die tijd raakten zo gefrustreerd dat velen zich aan de drank overgaven; ook daar komt het bekende lied ,,Och vaderlief, toe drink niet meer" vandaan. In1913 gaf de PTT hier in Holland armenzegels uit, waarvoor de toeslag op deze zegels vergaard ten goede kwam aan de arme donders uit die tijd. Vroeger betaalde men ook nog rijwielbelasting. De Bedenker hiervan was Minister Colijn, die als oud Kniller de burgers van Nederland in een ijzeren greep van ellende wist te houden. Als er in de crisisjaren niet zoveel eenheid onder de mensen was geweest, hadden velen het niet overleefd: er was kerkelijke hulp, buren sprongen voor elkaar in de bres en er ontstonden ook allerlei hulporganisaties ter leniging van de noden. De Regeringen Colijn en nadien van Jhr. Dirk-Jan De Geer lieten het aan de kleine man volledig afweten en heulden met de grote bankiers en industriëlen. Na de Tweede Wereldoorlog tot ongeveer 1990 hebben we een economische groei en bloei gehad, waarvan bijna iedere burger profijt gehad heeft. Langzaam is alles weer bergafwaarts gegaan. De komst van de Euro, de extremistische aanval op het Wereldhandelscentum in Amerika, de daarop volgende Beurskrach en de buitensporige prijsstijgingen van de jaren hierna, het neoliberalisme, voortdurende steun aan oorlogen die bakken met geld kostten, hebben Europa min of meer opnieuw in een moeilijke positie gebracht en veel burgers in ernstige financiële problemen. Als we binnenkort opnieuw een beurskrach krijgen en de moeilijkheden in en met China worden niet opgelost, dan komt heel Europa na een warme zomer in een koude douche terecht. De arme burger is dan niet geholpen met een gratis rijwielplaatje met een ponsgaatje-, reken dáár maar niet op!!
|