:-PZo omstreeks de tachtiger jaren van de vorige eeuw werd ik door mijn zwager Geert Jansen voor een vaarweekje uitgenodigd op zijn luxe Jacht. Hier zit wat achter zei ik tegen mijn vrouw Ria! Met ons beiden gearriveerd in Genemuiden, waar het schip in de haven lag aangemeerd werd ons verteld wat er allemaal mis was aan boord. Drie elektriciens van verschillende bedrijven hadden uren werk gehad om een kortsluiting op te sporen. Het had hem bakken vol geld gekost, maar het euvel was nog steeds niet opgelost en dagelijks moesten de boordaccu's weer vervangen worden om het schip van stroom te voorzien. Ik heb de volgende vraag beste zwager:,, Heb jij de laatste maanden zelf een klusje aan boord verricht die mogelijk tot deze storing geleid heeft"? Ik kan me het niet herinneren, Eef-, was zijn antwoord! Ja tòch:,, Een maand geleden heb ik voor mijn vrouw in de badkamer boven de toiletspiegel een nieuw lichtpunt aangelegd". Laten we daar maar eens even gaan kijken, omdat ik denk dat daar iets schort, Geert! En jawel hoor, een niet juist bevestigd draadje zorgde voor de kortsluiting en de ontlediging van de boordaccu's; een euvel dat binnen de kortste tijd was verholpen. Zo eef, laten we nú in het dorpscafé hier met ons allen maar eens een pintje of een pikketanusje gaan vatten, dan kan ik met die tapijtboeren, die daar ook meestal aanwezig zijn mogelijk nog een lucratief handeltje drijven. Na daar een paar gezellige uren doorgebracht te hebben op kosten van die"Louis de Poortere's", die zelfs dachten dat ik ook een grote meubelgigant was, zijn we naar het schip terug gegaan. De andere dag zou mijn zwager, mijn zus en Dinie en mijn vrouw voor zaken naar een groothandel in meubelen gaan ergens in de Achterhoek. Toen ze 's anderendaags even na het middaguur daarvan terugkeerden waren ze zó moe dat ze benedendeks een dutje gingen doen. Over de leuning van het schip hangende zie ik dat de boot bezoek gekregen heeft van een twintigtal eenpersoons kano's, kennelijk studenten die een strijdlied aanhieven met de tekst dat de schuld van alle ellende bij het kapitaal gelegen was. In mijn korte broek, witte blouse en met de platte kapiteinspet van mijn zwager op mijn hoofd, leek ik inderdaad op een vermogend heerschap. Toen het strijdlied ten einde was vertelde ik de dames en heren hoe de vork werkelijk aan de steel zat en dat deze arme sloeber, weliswaar familie van de eigenlijke kapitein hier aan boord geroepen was om een mankementje te herstellen en op deze manier ook een paar dagen van de luxe van een kapitalist mocht profiteren. Nadat de hele hap na mijn toespraak afgedropen was kwam mijn vrouw naar boven en zei dat Geert en Dinie het tumult ook gehoord hadden maar verstijfd van de schrik en het beven nog niet bovendeks durfden te komen. Wat je zoal op een schip niet mee kunt maken!
|