VOORMIDDAG
Commissie Volksgezondheid.
Op 4 januari 2008 werd vanuit Hoeilaart in Vlaams-Brabant de dienst 100 opgeroepen. Er kwam snel een ambulance, uit La Hulpe. De twee ambulanciers hebben hun best gedaan om de patiënt te helpen, maar zij spraken geen Nederlands en de patiënt sprak alleen Nederlands. Dit geval is zeker niet uniek.
Waarom kwam de ambulance uit La Hulpe, en niet uit bijvoorbeeld Overijse? Hoe denkt de minister dit probleem op te lossen?
Minister Onkelinx:
De opdracht werd uitgevoerd overeenkomstig artikel 7 van het KB van 2 april 1965: de dienst van La Hulpe kon in dit geval op vijf minuten ter plaatse zijn, die van Overijse op acht minuten. Het principe is dat op een dringende oproep zo snel mogelijk moet worden gereageerd.
We kunnen onmogelijk altijd anticiperen op de taal van de patiënt. Ik wil een patiënt met misschien dodelijke letsels niet laten wachten op een taalkundig correcte ambulance, als hij sneller door een andere ambulance kan worden geholpen. Ik wijs erop dat als de ambulance van Overijse al was vertrokken, de wachttijd nog langer was geweest. In dringende noodgevallen is de patiënt trouwens soms niet eens in staat is om zich uit te drukken. (Amai merci, zeggen ze bij ons
)
Het is niet de taak van mijn departement om de taalkundige vaardigheden van de ambulanciers te evalueren (wie zijn taak dan wel ? Dit moet een vereiste zijn!), maar ik zal wel navraag doen naar deze zaak. De hulpdiensten aan de taalgrens hebben trouwens meestal een hulpverlener aan boord die de nodige inlichtingen kan inwinnen in het Nederlands. (blijkbaar toch niet
)
DOOMST:
Deze ambulanciers bieden dringende medische hulp, dus het gaat niet om de eersten de besten. Zij moeten toch over een elementaire kennis van onze landstalen kunnen beschikken? In een ontwikkeld land moet elke patiënt toch in zijn eigen taal geholpen kunnen worden? Volgens de ambulanciers was dit hun zorg niet, maar de talenkennis van hulpverleners is wel degelijk een probleem dat om een oplossing vraagt.
*******
NAMIDDAG
De minister van binnenlandse zaken kondigde onlangs een grootscheepse informatiecampagne aan betreffende de aangifte van misdrijven via police-on-web.
Ik vroeg hem in welke filosofie dit project kadert? Hoeveel misdrijven er sinds 7 juni 2007 zijn aangegeven via het internet? Hoeveel aangiftes geraakten er tot bij het parket? Hoeveel leidden er tot een vervolging? Hoeveel leidden er tot een veroordeling? Wat is de kostprijs van het project tot op heden? Hoeveel kost de geplande informatiecampagne? Welke acties zullen er worden ondernomen? Waar situeert zich dit project in het strategisch thema 'beheer van de operationele informatie en de gemeenschappelijke telematica'? Misschien veel vragen, maar hieronder het antwoord.
Het e-loket of police-on-web is ingevoerd als een vorm van elektronische nabijheidspolitie. Langs deze weg heeft men tussen 7 juni 2007 en 14 januari 2008 1.412 klachten geacteerd.
De politie moet elke klacht behandelen. Het gevolg dat men eraan geeft, is een bevoegdheid van de gerechtelijke overheden. Een richtlijn van het College van procureurs-generaal zegt dat die klachten het voorwerp moeten uitmaken van een vereenvoudigd proces-verbaal.
Het politiepersoneel werd gesensibiliseerd om de informatie zo breed mogelijk te verspreiden. De toepassing "Police on web" zal regelmatig geëvalueerd worden door de politiediensten. Indien het college van procureurs-generaal akkoord gaat, zal de toepassing worden uitgebreid naar andere categorieën van misdrijven. Het systeem moet worden aangemoedigd, want aangiftes en informatie dragen ertoe bij dat misdrijven worden opgelost. Het is een eenvoudig systeem met enkele groeipijnen, die ons evenwel niet mogen ontmoedigen.
18-01-2008 om 11:14
geschreven door Michel 
|