Heerlijk helder weer, een zee van licht heel de dag lang! Maar het is maar 3 graden als we ons om 9 uur naar beneden laten rollen van de heuvel waarop Gramont ligt. En zo rollen we meteen een ven de kleinste Franse departementen (Tarn-et-Garonne) uit en een ander, de Gers, in. Tegelijk komen we in de regio Gascogne. Klinkt toch heel zuidelijk, he?
De wegenwerkers van dit departement blijken nijvere lui: vele km lang hebben zij op de route die we volgen alle gaten in de weg met bitume toegegoten en tegelijk kunstig van grind voorzien. Het wordt vooral gezellig als die kleverige steentjes aan de binnenkant van je spatbord blijven plakken. Gelukkig halen we de werkers na een tijdje in: nu wel gaten, maar tenminste geen plak meer.
Na Saint-Clair komen we in een streek waar de vrolijke gele kleur van het koolzaad overheerst. In Lectoure bekijken we de kathedraal van Saint-Gervais en Saint-Protais (Sint Gervaas wellicht in het Nederlands, het tweede weten we niet zo goed - alleszins geen naam die je je zoon geeft). Het is er markt en we lopen flink, met stalen blik, langs het belangrijkste streekproduct hier: de flessen Armagnac. Door streekkaas en een magnifieke coeur-de-boeuf tomaat laten we ons wel verleiden. Bij de picknick in het versterkte dorp Terraube blijkt dat een goede keuze te zijn geweest.
We hadden op de abdij van Flarant gemikt, maar we gaan trager vooruit dan we hoopten, fietsen dan ook nog verkeerd en draaien dan maar braafjes naar de klassieke Compostelaroute terug. Zo komen we langs het gezellige Condom-en-Armagnac, waar de 4 musketiers het kathedraalplein opvrolijken - d'Artagnan was van de Gers, zo krijgen we als uitleg.
Nog maar wat klimmen en heel even dalen en we komen bij Larressingle, weer een versterkt dorp. Het is 6 uur geworden en we zijn blij dat we er zijn.
Na het avondeten biedt onze gastvrouw een Armagnac aan - een Compostelaganger mag toch niet zomaar weigeren?
Bij het vertrek uit Moissac stoppen we even bij de Pont Napoléon over de Tarn. Van daaruit is er voor fietsers een stukje "voie verte" dat ons over het jaagpad van het oude Canal de la Garonne voert. We komen langs een aantal sluizen, terwijl we even links van ons ook de Tarn zien liggen, wat later de Garonne em nog wat later het Canal de Golfech. Het is gemakkelijk trappen, maar na zo een 15 km moeten we echt wel naar het zuiden draaien of we zouden nog in Bordeaux uitkomen. Een brug brengt ons tegelijk over het mooie oude en het er kaal uitziende nieuwe kanaal, wat verder steken we de Garonne over. Het is altijd een stap, weer zo een belangrijke rivier passeren.
Aan het marktpleintje van Auvillar is het mooi als in een prentenboek, vooral door de magnifieke 18de-eeuwse korenmarkthal. Alleen is er geen enkel teken van leven. Is hier een A of B-bom gevallen? Gelukkig kennen we het Franse platteland al een beetje. We picknicken op deze mooie plek, maar vinden het toch gezellig als we na 10 minuten een kat en vervolgens een hond zien en als wat later zelfs een koppel in een autootje passeert.
Het is nog een zestal dorpen fietsen tot onze bestemming, door een vruchtbare streek met vele oude gehuchten en wat vreemde, op een puntige klokkenmuur uitlopende kerktorens. De hellingen zijn soms pittig en de wind durft al eens kopwind te zijn. De schwung gaat er dus wat uit en we zijn blij als we tegen 5 uur de dorps-auberge ban het historische Gramont bereiken.
Op onze 61ste reisdag houden we het bij een halve-dagrit: een eerste causse over, even langs een valleitje en dan nog anderhalf uur steil bergop en lang bergaf tot Moissac. De koele wind houdt ons helemaal in conditie. We fietsen door het "Pays des serres", wat niet op glazen kassen slaat, maar op de lange strepen kalk die hier en daar voorkomen. Om het helemaal misleidend te maken spant men in deze fruitstreek ("terroir de la reine claude") nogal wat plastic over de meloenplantjes, tussen de druivelaars met eetdruiven en langs de fruitboompjes.
Zoals verhoopt zijn we al op de middag in de traditionele Compostelastopplaats Moissac. Als enige gasten in ons pelgrimsverblijf worden we weer warm en persoonlijk, en zelfs met palmen en bloeiende blauwe regen ontvangen. Gisteren zijn we al in het departement Tarn et Garonne gekomen en om dat te bewijzen loopt het pittoteske Garonnekanaaltje aan onze deur voorbij.
En dan naar de abdijkerk van Saint-Pierre: de kloostergang wordt hier zonder veel bescheidenheid "le plus beau du monde" genoemd, het romaanse timpaan "la porte du ciel". Maar ze stellen niet teleur. Christus houdt het Boek des Levens in de hand, een aantal ouderlingen - die het leven toch al wat zouden moeten kennen - kijken verbaasd naar Hem op. Dit is voor ons een plaats om even extra stil te staan. We denken aan twee fijne mensen die pas overleden zijn, aan de erg zieke vader van een vriendin en aan de bekommernissen die onszelf bezig houden. We markeren dat met vier brandende kaarsjes.
Er blijft tijd voor rust in ons stemmige verblijf.
Van Cahors tot Lauzerte: door de Quercy ... blanc?
Over de 14de eeuwse Pont Valentre verlaten we Cahors. De hellingen die je op moet om vanuit de meander van de Lot tot op het karstmassief te geraken, brengen ons even van de wijs, en ook van de fiets. We zijn al (te) vlug aan uitblazen toe. Maar de hoogtes bieden veel afwisseling en kleurige verrassing: we komen langs wijngaarden die uit felgele stroken paardenbloemen bestaan met nog kale wijnstokken ertussen en door nogal spookachtige heuvels met gedrongen, bemoste, nog kale eiken. Even later voelen we aan de cactussen en palmen die er al eens staan het zuiden weer wat nader komen en ook de dorpsstraat van Lascabanes oogt zeer Occitaans.
De eigenlijke Quercy blanc zal wel wit zijn als sommige akkers pas geploegd zijn, maar wij zien vooral een zeer vruchtbaar landbouwgebied met knalgroen jong graan, felgele koolzaadvelden en rijke, altijd van een toren voorziene herenboerderijen, waar nu soms ganzen gekweekt worden.
Onze bestemming Lauzerte, hoog op een heuvel, is van ver te zien. Al logeren we enkele kilometers buiten het stadje, we doen toch de moeite ons tot helemaal boven te begeven om de Eglise Saint-Barthélémy en het oude marktplein te bekijken. De plaats ligt op de Compostelaroute en hier en daar zie je al een bezoeker, altijd een Compostelaganger. Wijzelf fietsen het stadje weer uit, vanavond frissen we in de B & B van Paul en Sue ons Engels wat op.
Het is bij vertrek maar 7° en het zal er in de zon 27 worden, goed dat alle laagjes (regenjasje, jasje, trui) uit kunnen. We fietsen verder doorheen de eerst wat smallere, daarna brede valleien die de Célé en de Lot uit het kalksteenplateau hebben gesleten, gewoonlijk lichtjes bergaf, een makkelijke manier om vooruit te komen!
Het is niet de eerste keer dat we in de vroege lente fietsen, maar toch weet ook de vallei van de Célé ons met haar hoge rotsen, vele bloesems, vele tinten van zilver en de eerste zwemen van groen te betoveren. Even voorbij Cabrerets, een "halte de Compostelle", mondt de Célé uit in de Lot. Die volgen we tot Cahors, met 20 000 inwoners waarschijnlijk de kleinste departementshoofdstad van Frankrijk.
We komen al om drie uur aan en hebben alle tijd om, zoals de pelgrims van vele eeuwen, over de Pont Valentre te stappen. In de Saint-Etiennekathedraal worden we door twee dames hartelijk ontvangen. We kunnen er de magnifieke nieuwe glasramen bekijken, door ene Gerard Collin ontworpen met de computer. In de kruisgang aan de kathedraal kijkt een middeleeuws Compostelaganger ons wat minder gelukkig aan. Wijzelf houden het opgewekt.
We stappen om 9 u. 's morgens op de fiets om ons allereerst naar het station van Figeac te begeven. Stond Paul vorige keer als wandelaar op de bewijsfoto, dan deze keer in volle fietsornaat. We gaan de hele dag de vallei volgen die het riviertje de Célé heeft uitgesleten in de kalksteenplateaus van de Causse de Quercy. Al is het weer matigjes, de lente doet volop zijn intrede in deze brede en lieflijke vallei tussen hoge kalkrotsen: de koekoek roept en overal zijn er bloesems en vrolijke gele sleutelbloemen.
In het dorpje Corn warmen we even op bij een koffie. Toeval of niet, vandaag, op 2 april, is het hier juist de dag van de "réouverture".
We passeren een gehucht met de vrolijke heiligennaam Sainte-Eulalie, daarna zal de heilige Sulpice volgen. In Espagnac stoppen we aan de oude priorij, vlak bij de brug over de Célé, verder in Marcilhac aan een kleine abdij, grotendeels een ruïne, maar weer mooi aan de rivier.
In de chambre d'hotes waar we geboekt hebben, is het ook al "ouverture": we zijn de allereerste gasten. De uit Frans-Vlaanderen hier naartoe gekomen meneer en mevrouw Ryckelynck tonen ons vol trots hun hele schitterend verbouwde huis.
Beter konden we onze tocht vanuit Figeac niet openen.
Klaar voor het zevende traject: van Figeac (departement Lot) tot aan de uitlopers van de Pyreneeën
In de lente beginnen de vogels weer te zingen en Compostela te roepen. Over enkele dagen zetten we onze tocht weer verder, deze keer kronkelend langs gehuchten, dorpen en wegen van Occitanië, soms op de klassieke Compostelaweg, soms er een beetje naast... Het doel is de weg!
We stappen deze keer weer de fiets op, want het vertrouwen in Marina haar voeten is nog maar matigjes. We wilden nu eigenlijk tot Saint-Jean-Pied-de-Port gaan, aan de Spaanse grens. Maar daar blijkt geen trein te komen waarop we met de fiets terug kunnen, dus voorzien we de tocht niet verder dan waar we voor het laatst een spoorweg kruisen. Dat is in Orthez, niet ver van Pau. Enkele honderden kilometers, met ons langzame reizen zijn we dan een tiental dagen onderweg.
Op zondag 2 april vertrekken we weer precies waar we gestopt waren: aan het station van Figeac. Vanaf dan verschijnt weer dagelijks een verslagje. Het kaartje hierbij toont wat we al stapten (blauw) en fietsten (rood). Het traject Figeac Orthez (zwarte punt)staat al in het rood. Hopelijk niet voorbarig!
We liepen voor het eerst midden oktober, in een periode die, zeker in het zuiden, nog net geen herfst is. Dat bleek een goede periode, zeker voor het drukst belopen deel van de Franse Compostelawegen, nl. het stuk van Le Puy tot Conques. Je ziet geregeld andere stappers, maar van de overbevolking die we in juni zagen, is in oktober geen sprake meer. Een nadeel is dan weer dat niet alleen verblijven, maar ook voedingswarenwinkels en zelfs bakkers als de grote drukte voorbij is de deuren sluiten. Jammer, want het leven-gevende effect van de chemin dat het Franse platteland zo hard nodig heeft blijkt dus gedeeltelijk een seizoensverschijnsel: eens het herfst wordt, zitten de dorpsbewoners na het half jaar mét opnieuw een half jaar zonder bakker. We hoorden daar soms begrijpelijke boosheid over. Anderzijds begrijpen we wel dat table dhôte-aanbieders voor de lage maaltijdprijzen die gebruikelijk zijn alleen kunnen werken als er veel overnachters tegelijk zijn. Men vertelde ons zelfs dat een aantal mensen dat in het zomerhalfjaar in het pelgrimstoerisme werkt voor het winterhalfjaar in de skioorden van de Alpen of de Pyreneeën gaat werken.
We merkten in het meest bewandelde gedeelte wat pelgrims-moeheid van de kant van de bevolking, soms terecht: er verdwijnt al eens een afstandswijzertjes naar Compostela, het touw om het klokje te luiden in een afgelegen kapel werd gepikt, Buiten de drukste trajecten valt die houding plots weg en ontmoet je de gewone Franse hartelijkheid aan de lopende band. Nu we de hele tijd echte Compostelaweg bewandelden, ontmoetten we ook, en niet toevallig, mensen die ongelooflijk goedmenend zijn: de dame in Saint-Roch die van haar positieve gelovige levenshouding getuigde en het aan ons overliet of we voor de koffie iets in het busje gooiden, onze gastheer in Decazeville, die zich er wel dertig keer van verzekerde dat we niets te kort kwamen en maar al te goed wist dat hij aan 12 EUR voor hapje plus fles wijn plus brood plus voorgerecht plus tussengerecht plus hoofdgerecht plus kaas plus nagerecht plus koffie (alles even verzorgd en lekker) niets overhield, onze gastheer en gastvrouw in Montredon die Compostelagangers als vrienden ontvangen en ongevraagd 35 km aflegden om het etuitje van onze smartphone, dat hun zoontje langs de weg was gaan zoeken, naar ons volgende verblijf te brengen. Even goed kwamen we de meest nijdige man tegen die we in ons hele leven gehoord hebben. Ontmoetingen op een Compostelatocht...
We hadden weer 13 wandeldagen voorzien, maar moesten het wegens voetproblemen bij 10 houden. We legden 174 km af (en rustten onderweg in Conques). In totaal zijn we nu 1533 km ver. Daarvan hebben we 661 km gestapt en 872 km gefietst. Daarmee zijn we zeker over de helft van ons parcours naar Compostela, al weten we nog niet helemaal hoe dat er verder zal uitzien.
In het voorjaar trekken we weer verder, fietsend of eventueel stappend. De wat vlakkere zuidwesthoek van Frankrijk ligt voor ons. De blog ligt weer voor een hele tijd stil.
Wil je graag op de hoogte gebracht worden wanneer de blog weer in werking gaat en gebeurde dat tot nu toe niet?
Laat dan gewoon even je e-mailadres weten. Dat kan via "reacties" hier.
Ook "uitschrijven" kan op die manier.
Hier volgen nog wat foto's van mooie plekken of wat bijzondere momenten van de eerste zeven dagen:
* van de 1ste (van dit traject) / 48ste (in het totaal) reisdag: een sprookjespaddenstoel in Bigose en een typische paaltjesafspanning van de Aubrac
* van de 2de / 49ste reisdag: een Aubrac-koe op haar fotogeniekst
* van de 3de / 50ste reisdag: een landschapsbeeld van het hoogste deel van de Aubrac
* van de 4de / 51ste reisdag: een wijsheid langs de weg en schitterende bloempluizen
* van de 5de / 52ste reisdag: de aartsengel Michaël in de romaanse chapelle haute in Saint-Pierre-de-Bessuéjouls
* van de 6de / 53ste reisdag: een holle eik langs de weg
* van de 7de / 54ste reisdag: een kenmerkend beeld van het leeggelopen platteland: postkantoor te koop!
Gastheer Frédéric geeft hulp: hij haalt ijs voor Marina haar pijnlijke voet, een ontstekingsremmende zalf krijgen we na gebruik cadeau. Door het Centraal Massief zijn we nu heen. Hier zijn we nog op 400 m, tot aan de Pyreneeën wordt het nergens meer hoger.
Al is dit hier reeds de regio Midi-Pyrénées, de bewoners van de streek spreken van "Midi moins le quart": zuidelijk wel, maar soms meer koelte dan je zou verwachten. We vertrekken ook met ochtendnevel. Na 2 uur komen we aan een interessante romaanse Maria Magdalenakapel, 8 km later in Saint-Félix aan een Sint-Radegondakapel met een al even mooi romaans timpaan dat Adam en Eva toont, appel en slang incluis.
Het is nu middag en de zon is sterk genoeg om de nevel te verdringen, ook boven de vertes. Al is het weer zomers en lopen we soms over heerlijke pastorale weggetjes, het asfalt overheerst. Na Saint-Jean-Mirabel lopen we zelfs 2 km aan de rand van een, weliswaar rustige, "route nationale". Bij Marina doet elke stap met haar rechtervoet pijn. We schieten slechter en slechter op.
Een lange tekst langs de weg moedigt ons aan om Spanje er ook nog maar bij te nemen: "Avec les Basques tu vas chanter. Tu boiras de la Rioja." Maar wij zetten een punt achter dit traject in Figeac, de stad van de geniale Jacques Francois Champollion. Met Figeac eindigt ook een deeltje van onze "topo-guide". We stoppen dus aan het einde van deze 57ste reisdag samen met ons boekje. Er is hier ook een spoorwegstation, zodat we hier goed kunnen hernemen.
Dat doen we, als alles niet tegenzit, in de lente, waarschijnlijk met de fiets. Het wijntje zal nog even eentje van de Midi blijven. 's Avonds na het fietsen wel te verstaan.
We zetten vandaag 28 999 stappen, goed voor 18,5 km.
We moeten door de stadskern heen om weer op de Compostelaweg aan te sluiten. In de Notre-Damekerk bekijken we nog even rustig de symbolistische kruisweg van Gustave Moreau, want we hebben vandaag alle tijd. Een stempeltje in onze pelgrimspas zetten kan niet meer, want de stempel is losgerukt. Heeft een niet zo fijne Compostelaganger dit uitgehaald? Buiten staat het monument voor de gesneuvelden. Typisch hoe men er in deze mijnstad gebruik van maakte om evenzeer de heroiek van de mijnwerker uit te beelden.
Het wordt een dag in T-shirt of hemdsmouwen. Het gaat noordwaarts bergop tot aan een Sint-Rochuskapel. Speurend naar een plekje voor een voormiddagkoffie vinden we het terrasje van een pelgrimsverblijf, binnen heel gezellig, buiten uitkijkend naar de kapel - fantastisch! De eigenares, die uit haar tuintje terugkeert, hoort Marina dat woord zeggen en vraagt ons of we christenen zijn. Na onze bevestiging vertelt ze ons hoe ze deze pelgrimshalte begonnen is en "La Sentinelle" heeft genoemd omdat ze graag ergens hoeder en helper langs de Sint-Jacobsweg wou zijn. Hoe gemakkelijk men alles van een Compostelatocht kan zien als een metafoor, een beeld voor het leven, hoef je aan madame Brigitte niet te zeggen. Ze vertelt dat alles wat sedert haar vestiging hier gebeurt haar gelukkig maakt, en vooral: dat het lijkt alsof dit allemaal altijd al zo op haar gewacht had. We raken onder de indruk van haar positieve, dankbare levenshouding. Bij het weggaan omhelst ze ons. Het is niet onze eerste bijzondere ontmoeting, en wellicht niet de laatste.
We steken de Lot over en komen voorbij Livignac-le-Haut. Verderop duiden twee pijlen tegelijk de weg aan die we moeten volgen, maar in uiteenlopende richtingen. Gelukkig heeft een goedmenend mens in balpen op het ene pijltje "route", op het andere "chemin" gekrabbeld. Dat wordt dan voor ons het pad, want het al te vele asfalt mist nu al zijn uitwerking niet op Marina haar rechtervoet. We genieten van het heuvelop slingerende pad en de allereerste herfsttinten hier en daar.
Kort voor Montredon komen we aan een wegkruis waar drie departementen mekaar raken: de Aveyron, die we na 100 km uitlopen, aan de boord van het gebied Rouergue, het nog minder bevolkte departement Lot, waar we binnenkort in de Quercy komen, en het departement Cantal. Dat kennen we van een vakantie in deze zuidwesthoek van de Auvergne, lang geleden met ons nichtje Kathleen en Peter. We draaien eens om het kruis heen en Paul maakt vanuit de Cantal een foto van Marina bij het bordje dat ons in de Lot verwelkomt. Hier ontmoeten we ook een Franse Compostelaganger. Net als wij overnacht hij bij de zeer gastvrije Frédéric en Véronique in Montredon.
Hier verblijven alleen Compostelagangers. De houtkachel brandt al tegen de avondkilte die valt. Madame Brigitte zou er iets moois bij zeggen, net als over bergop en bergaf gaan, tweesprongen waar je niet goed weet wat te doen, goede mensen langs de weg, soms eens een tegenvallende medepelgrim en hoe je soms een hele tijd naar het noorden moet lopen als je in het zuiden wil uitkomen.
We zetten vandaag 19 781 stappen, goed voor 12 km.
Van Conques tot Decazeville: van 't juiste pad afgeweken
We verlaten Conques langs de oude pelgrimsbrug. UNESCO-werelderfgoed, dus zetten we onze voeten behoedzaam neer. We klimmen omhoog naar de kapel, genaamd naar stadsheilige Sainte-Foi. Een jong paar vlak voor ons ziet ons boven aankomen en zegt aanmoedigend: "Bien fait!" Vriendelijk, maar tegelijk een signaal dat we goed opvangen ... We werpen hier een laatste blik op het heerlijk gelegen stadje. Volgens de legende viel hier de monnik uit Conques in slaap die het gebeente van Sainte-Foi was gaan stelen bij een andere orde - katholieken onder mekaar, je weet hoe het is (en wij weten waarover we spreken) - en het naar huis bracht. Sainte- Foi verscheen hem en vroeg: "Vin per un jorn o d'aiga per totjorn?" Natuurlijk koos hij voor het laatste: water voor alle dagen.
Ook wij moeten na enkele km een keuze maken. Omdat we in het dorp Noailhac brood kunnen kopen, opteren we voor een variant van de gewone weg. En dan gebeurt het: uit een van de zeldzame ons kruisende auto's worden we vriendelijk toegezwaaid, een dame die ons een wegmarkering ziet voorbijlopen, wijst ons daarop, al lachende zeggend dat ze zeker in de weg stond, de man van de winkel maakt een grapje, dorpsbewoners groeten ons van ver: we zijn duidelijk van dit drukke stuk Compostelaweg af, waar velen het even gehad hebben met die duizenden wandelaars langs hun deur.
Voorbij Noailhac klauteren we een kruisweg omhoog. Vlak bij de laatste statie staat een Sint-Rochuskapel met mooie, moderne glasramen. Terwijl Marina pijnlijke enkels begint te krijgen van het vele asfalt, verschijnt in de verte de vroegere mijnstad Decazeville, herkenbaar aan een perfect kegelvormige berg, onmiskenbaar een nu bebost geraakte terril.
We hebben, een beetje ongewoon, overnachting geboekt in dit stadje, waarvan de bevolking sinds de mijnsluiting van 15 000 naar 5 000 teruggelopen is. Dat is er wel aan te zien. Maar waarom zou een Compostelatocht altijd arcadisch moeten zijn? Bij een eenvoudig koppel in een sombere straat een heel eind in de stad worden we ontvangen en wordt er voor ons gekookt met een zorg die ons bijna ontroert. De vraag of we water of wijn verkiezen, wordt niet gesteld . Ze komen allebei als vanzelfsprekend op tafel.
We zetten vandaag 28 259 stappen, goed voor 20 km.
Heerlijk om in Conques wat te bekomen: het stadje van niet eens 300 inwoners biedt een homogeen beeld van eeuwen geleden. De nevel trekt ' s morgens weg, dan is de zon helemaal terug. Door het warme strijklicht, de sfeer die uitgaat van de romaanse abdijkerk en de schaarse, rustig rondkuierende bezoekers heeft men hier de neiging wat zachter te gaan praten.
Zoals pelgrims van vele eeuwen staan we voor het timpaan aan de kerk, dat het hemelse Jeruzalem toont en aan de andere kant de verschrikkingen die zware zondaars te wachten staan in de hel, geregisseerd door opperduivel Lucifer. En zoals altijd, hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet.
In de reusachtige kerk steken we, op de vraag die we gisteren van een vriendin kregen, een lichtje aan. 's Middags trakteren we onszelf op een salade van de streek.
Als Compostelagangers krijgen we voordelig toegang tot de schatkamer van de kerk. De schitterende vroeg-middeleeuwse kunstvoorwerpen staan dikwijls op een schijf die je met een drukknop kan doen draaien. Nergens ooit gezien.
Ondertussen rusten de benen wat uit. Morgen verder!
Na de hoogten rond de Aubrac zijn we nu al even in de streek van de Lot en passeren we weer langs wat ruimere plaatsen. En dan dringt zich ook opnieuw de leegloop op van vroeger levendige dorpen. Onze gastheer begint er zelf over: in Golinhac stierven vorig jaar 54 mensen en werden er 2 kinderen geboren. En inderdaad: dat deze streek dun bevolkt is bevalt ons best, maar het stemt soms wat droevig te zien hoe ze achtergelaten werd en wordt.
In Espeyrac, waar we na flink 2 u stappen bij vallende mist aankomen, zie je al dat er meer namen van doden op het oorlogsmonument staan dan er 100 jaar later nog levenden in het dorp zijn. De plaatselijke winkelier hield het al voor bekeken nu de wandelaarsaantallen van enkele honderden per dag naar een paar tientallen kelderen. In het wel geopende dorpscafeetje vinden we weer de Franse Claudy en Véronique, met wie we al drie overnachtingsplaatsen deelden. Ze reppen zich snel verder, want er hangt hier een papiertje waarop staat dat in Sénergues, een flink uur verder, de winkel wel open is, maar over een klein uur sluit. Wijzelf nemen het filosofisch.
Wanneer we in Sénuerges aankomen, zwaait Véronique ons direct toe, omdat er hier een boucherie nog 10 minuutjes open is. Wat een luxe! We kopen er fritons en een salami en kunnen aan de picknicktafel van het dorp bij de andere pelgrims aanschuiven. De atmosfeer van het samen eten, wederzijds ronddelen wat men heeft gekocht en vertellen doet goed.
Nauwelijks hebben we Sénergues, met zijn (definitief of na het wandelseizoen) gesloten café, te koop staand postgebouw en leegstaande winkeltjes verlaten, of de voorspelde plensregen begint.
Een steile afdaling langs een hol weggetje, waarin stilaan een riviertje ontstaat, brengt ons naar Conques, voor veel Franse wandelaars het einde van hun tocht. Zo nemen we bij een welverdiende pannenkoek afscheid van Claudy en Véronique. Nu even goed drogen, morgen pauzedag!
We wandelen nog even door het oude Estaing. Een oud kruis aan de kerk toont een mannelijke en vrouwelijke pelgrim die bij zusters (Ursulinen?) te gast zijn en onderaan lijkt een pelgrimspaar afgebeeld. Of zien we dingen die er niet zijn??
Aan het einde van het wandelseizoen sluit hier bijna alles. Bij de bakker kopen we brood en een snee fouasse, de brioche van de streek.Maar de slager heeft de deur al dicht gedaan, andere etenswaren zijn evenmin te koop, ook niet in de omgeving of langs het traject van vandaag. Gelukkig heeft Marina van het ontbijt beide begonnen mini-jampotjes meegenomen, om later te vullen voor de kleinkinderen, die dat zo gezellig vinden. Daar zit nog een likje in. We hebben ook nog een flinter kaas. Als we nu onderweg nog wat noten en kastanjes rapen... En zo lukt het. We leren weer bij: een snee brood met wat confituur en daar verse kastanje op gesnipperd, best lekker!
We vertrekken langs de boord van de Lot en werken ons dan de heuvels op, bij af en toe wat gulle regen. De GR 65 voert weer grotendeels over asfaltwegen.Gelukkig passeren er slechts een paar auto's per uur.
Bij het gehucht Le Mas proberen we in een schuur wat droogte te vinden voor onze sobere picknick. Omdat dat niet lukt, vraagt Paul bij een boerderij langs de weg of we misschien even op de stoelen in het (vuile) voorbouwtje uit de regen mogen zitten. We krijgen een neen van de boerin. Zijn sommigen hier die vele wandelaars beu?
Even verder zijn we blij dat we niet voor de nacht bij Jeanne en Louis gereserveerd hebben, maar wel 5 km verder. En we moeten toegeven dat de vele wandelaars hier niet altijd zo braaf zijn: een ongetwijfeld Vlaamse Compostelaganger heeft de wegwijzer naar het gehuchtje Brol van het commentaar "Dat is het zeker! " voorzien.
We eindigen gelukkig met mooie wandelpaden vooraleer we in Golinhac bij de Vlaamse familie Reniers aankomen. Morgen wordt nog regen voorspeld, maar een tekst aan de weg moedigt ons in het Occitaans aan om als Caminaires ("wegafleggers") zeker door te gaan op de weg. Dat is begrepen.
We zetten vandaag 24 094 stappen, goed voor 16,5 km.
Van Saint-Côme-d'Olt tot Estaing: het water (veel) te diep
De vijf Franse Compostelagangers waarmee we gisteravond aan tafel gezeten hebben (en die we al in ons vorige verblijf hadden leren kennen) zijn al van de ontbijttafel weg wanneer we daar om kwart voor acht verschijnen. Gelukkig is zuster Marie Hubertine er nog. Om 9 uur zijn we de deur van het Ursulinenklooster uit.
De Via Podensis, die we vanaf Le Puy volgen, als GR 65 aangeduid, slingert door het oude dorp Saint-Côme met zijn gedraaide en bovendien wat scheve torenspits. Aan het einde van het dorp moeten we - na Dijle, Maas, Marne, Saône, Rhône, en we vergeten er een paar - de Lot over. Die wordt voor twee dagen onze gezel.
Voor de voormiddag-"café au lait mais avec peu de lait" zijn we al in de iets grotere plaats Espalion, daarna blijft het gemakkelijk wandelen naar Saint-Pierre-de-Bessuéjouls. De "chapelle haute" daar is bijzonder: langs een in rechte hoeken aangelegde trapgang van 75 cm breed en met treden van 30 cm wurm je je naar een romaanse kapel op de verdieping, de claustrofobie net in de hand gehouden! Even voorbij de kapel laat Paul zich vereeuwigen in het gezelschap van een er alweer niet zo fris uitziende andere Compostelaganger.
Na een steile klim kunnen we op de hoogtes boven de Lot bekomen. We liquideren de kaas, het oude en resterende brood wordt door een toompje lokale kippen met vreugde aanvaard.
Het is vandaag wat veel asfaltlopen, met pijnlijke rechterknie (Marina) en wat opzwellende linkervoet (Paul) als gevolg. Toch lijken we vlotjes op onze bestemming af te wandelen. Maar dan komt het: om de afstand lekker beperkt te houden, heeft Paul een overnachting geboekt in Fabrègue, een paar km voor Estaing. Fabrègue verschijnt, maar ... aan de overkant van de Lot. De rivier is breed noch diep, met een vissersbroek lijk je er zo te kunnen doorheen wandelen, ... Maar die hebben we niet. Geen brug, geen bootje, alleen borden die waarschuwen er niet eens aan te denken hier over te steken. De enige mogelijkheid: braafjes verder wandelen tot Estaing, daar oversteken en terugkeren langs de andere oever.
Estaing blijkt schitterend aan de rivier te liggen. We ontmoeten er meteen de 5 Fransen uit Saint-Côme en kunnen ervaringen uitwisselen. Gedeelde (kleine) smart is halve smart, toch?
We zetten vandaag 29 088 stappen, goed voor 21 km.
We stappen vandaag van de ene vreemdgenaamde heilige naar de andere, een tocht zonder veel hoogtepunten door een nog altijd dunbevolkte maar aantrekkelijke streek. In Saint-Chély is de bakker gesloten, de dichtstbijzijnde die open is die in ... Saint-Côme-d'Olt, onze bestemming! We verlaten het dorp langs de pelgrimsbrug met haar 5 eeuwen oude kruis en afbeelding van een Compostelaganger. Al houdt die zijn staf nog stevig vast, echt geweldig ziet hij er niet meer uit. Maar hoe zou dat met ons zijn, na 5 eeuwen?
Naar Compostela resten nog 1390 km, zo vertelt een wegwijzer ons. Het wordt de hele dag verder afdalen langs de 1000 jaar oude pelgrimsweg, soms bestraat met het plaatselijke witte marmer. Chique, al is het meestal losgekomen.
Het wordt een dag van koud - wat warmer - goed warm: gisteren vertrokken we op 1300 m en met rijm op de daken, vandaag dalen we verder tot 400 m. En zo gaat eerst de kap af, nadien gaan ook de jas, het onderjasje en de trui uit. Al afdalend plukken we eerst bramen, kraken we een hazelnootje en verzamelen we daarna meer van de neergeregende kastanjes dan nodig is.
In Saint-Côme komen we aan de Lot. We overnachten hier in het Ursulinenklooster van Malet, even buiten het dorp. We worden zeer goed ontvangen, wonen de vespers bij en doen een babbel met de overste. Wanneer die hoort dat Marina decennia lang leraar geweest is bij de Ursulinen, noemt ze meteen de vestigingen in Tildonk en Waver. "Malines" zegt iets minder. Ai ..., misschien hadden we "Mechelen" moeten zeggen?? Maar zeker is: volgens het monument voor het gebouw kan Angela Merici het goed met Compostelagangers vinden. En dat maakt alles goed!
We zetten vandaag 24 792 stappen, goed voor 16 km.
In ons verblijf maken we kennis met twee Zwitserse dames die elk jaar een weekje naar Compostela wandelen. We ontmoeten ze ' s middags weer en doen ook gezellige babbels met enkele andere Compostelagangers die in oktober nog op weg zijn. Het stukje dat we vandaag lopen is UNESCO-werelderfgoed verklaard, zo meldt men hier met terechte trots. In de voormiddag wandelen we bij kille wind tot aan de westelijke rand van de Aubrac, de hoogste. Daar verlaten we het departement Lozère en komen we in de Aveyron. De kuddes zijn blijkbaar hun laatste dagen boven en buiten die dieren tref je hier alleen oude 'burons'(kaasmakerijen) aan. Hierboven staat, praktisch als enige bloem, de herfsttijloos in bloei.
Na al die eenzaamheid ligt plots Aubrac voor ons met zijn oude pelgrimsgasthuis en torens. "Een plaats van verschrikking en eenzaamheid, geplaagd door wolven en bandieten," schreef de stichter van de plaats, de Vlaamse Compostelapelgrim Adelaard. Wat van de gebouwen rest, is indrukwekkend. Monniken en zusters vingen hier de uitgeputte pelgrims op.
Wij zijn nog fit genoeg om de afdaling met 500 m aan te vatten. Al loopt de weg nu tussen bomen, het wordt plots merkelijk warmer. We lopen over een 1000 jaar oude bestrating. Dikwijls is het hier wel steil en zijn de stenen los geraakt en door mekaar gerold. Moeilijk stappen!!
Onze knieën en enkels doen pijn wanneer we het oude Saint Chély bereiken, in oorsprong ook een pelgrimspost. We betrekken er een torenkamer in de Tour des Chapelains. De clerus nam de zaak hier al 1000 jaar geleden in de hand, dan kunnen we ons hier met 8 andere pelgrims aan tafel toch veilig voelen?
We zetten 25 206 stappen, soms heel kleine, goed voor 17 km.
Van Les Quatre Chemins naar Nasbinals: My heart is in the Highlands
Op onze 49ste reisdag beginnen we vroeg te stappen. De nachtelijke bijna-vorst is nog te voelen. Ook twee jagers trekken met hun honden weg. Het wordt een dag met schitterend strijklicht van de herfstzon.
Al vlug komen we tussen de heuvelende weilanden van de hoogvlakte die de Aubrac is en lopen we tussen de struisgebouwde Aubracrunderen. Het is een aansprekend, karaktervol gebied met vergezichten waar je hart van opengaat. De beige verkleurde graslanden, de kale heuvels, de stenen muurtjes en de door de zonne-inval indigo kleurende watervlakken doen ons denken aan de karigheid van Yorkshire of, meer nog, de Schotse hooglanden. De associatie wordt alleen maar sterker wanneer we bij Finieyrols iets gaan drinken en op de radio de plaatselijke doedelzakmuziek beluisteren. Er is ook warmte in het landschap door de vele felgekleurde vogelkersen.
Vandaag, een zondag, zien we af en toe andere wandelaars, al is er niet in het minst meer sprake van de pelgrimsdrukte die we in deze streek in juni meemaakten. In het weeral lege dorpje Rieutort picknicken we in de middagzon. Een rustige namiddagtocht brengt ons tot het wat grotere en verzorgde Nasbinals, zowat het centrum van de Aubrac. Er wordt nachtvorst voorspeld, maar wij installeren ons warm en gezellig. Vanavond toch een lapje rundsvlees proeven.
We zetten vandaag 23 496 stappen, goed voor 16 km.
Van Bigose naar Les Quatre Chemins: al snel alles weer achterlaten
We starten ons 6de traject van Bonheiden naar Compostela in het gehucht Bigose, waar we in juni gestopt waren. Marina wordt weer bij kruis en gehuchtsnaam geposteerd voor de 'bewijsfoto'. De zon valt al snel door de morgennevel en ook de rest van de dag zal ze ons lekker verwarmen, al is ook de koele wind van de hoogtes geregeld voelbaar. Het is vandaag wennen, aan de pelgrimstred en aan het wat van het dagelijks leven bevrijde pelgrimshoofd. 's Morgens gaat het nog wat over de dingen die ons thuis bezig hielden, maar al vlug wordt onze aandacht opgezogen door wat zich langs de weg aandient: de kleurige bottels van de wilde rozen, de bedauwde webben in de struiken en de eerste herfstverkleuringen. En door de weg zelf, die we voor het eerst met onze nordicwalking sticks te lijf gaan. Goed van de lessepnreeks die we volgden, want het min of meer juiste neerzetten, het openen van de hand in de lus en het afduwen vragen toch nog meer concentratie dan we zouden wensen.
In Aumont-Aubrac stappen we de Saint Etiennekerk binnen en branden we, zoals een goede kennis ons voor dit traject gevraagd had, een kaarsje. Marina laat zich hier ook met een andere pelgrim vereeuwigen. Even verder voert een tunneltje - jawel met pelgrimsgraffiti - ons onder de autoweg door.
De volgende paar uur stijgen we aanhoudend, door een wat eentonig landschap.
We stoppen voor vandaag op de open hoogte van de Quatre Chemins, op 1180 m. Daar bevindt zich, wat eenzaam, ons eenvoudig verblijf. Terwijl we nog even voor het huis in het zonnetje zitten, hangt een buizerd (?) De hele tijd biddend (van vogelkenner Henk geleerd) boven ons. We zijn weer helemaal in pelgrimsmodus.
We zetten vandaag 24 278 stappen, goed voor een flinke 16 km.