Heerlijk om in Conques wat te bekomen: het stadje van niet eens 300 inwoners biedt een homogeen beeld van eeuwen geleden. De nevel trekt ' s morgens weg, dan is de zon helemaal terug. Door het warme strijklicht, de sfeer die uitgaat van de romaanse abdijkerk en de schaarse, rustig rondkuierende bezoekers heeft men hier de neiging wat zachter te gaan praten.
Zoals pelgrims van vele eeuwen staan we voor het timpaan aan de kerk, dat het hemelse Jeruzalem toont en aan de andere kant de verschrikkingen die zware zondaars te wachten staan in de hel, geregisseerd door opperduivel Lucifer. En zoals altijd, hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet.
In de reusachtige kerk steken we, op de vraag die we gisteren van een vriendin kregen, een lichtje aan. 's Middags trakteren we onszelf op een salade van de streek.
Als Compostelagangers krijgen we voordelig toegang tot de schatkamer van de kerk. De schitterende vroeg-middeleeuwse kunstvoorwerpen staan dikwijls op een schijf die je met een drukknop kan doen draaien. Nergens ooit gezien.
Ondertussen rusten de benen wat uit. Morgen verder!
Na de hoogten rond de Aubrac zijn we nu al even in de streek van de Lot en passeren we weer langs wat ruimere plaatsen. En dan dringt zich ook opnieuw de leegloop op van vroeger levendige dorpen. Onze gastheer begint er zelf over: in Golinhac stierven vorig jaar 54 mensen en werden er 2 kinderen geboren. En inderdaad: dat deze streek dun bevolkt is bevalt ons best, maar het stemt soms wat droevig te zien hoe ze achtergelaten werd en wordt.
In Espeyrac, waar we na flink 2 u stappen bij vallende mist aankomen, zie je al dat er meer namen van doden op het oorlogsmonument staan dan er 100 jaar later nog levenden in het dorp zijn. De plaatselijke winkelier hield het al voor bekeken nu de wandelaarsaantallen van enkele honderden per dag naar een paar tientallen kelderen. In het wel geopende dorpscafeetje vinden we weer de Franse Claudy en Véronique, met wie we al drie overnachtingsplaatsen deelden. Ze reppen zich snel verder, want er hangt hier een papiertje waarop staat dat in Sénergues, een flink uur verder, de winkel wel open is, maar over een klein uur sluit. Wijzelf nemen het filosofisch.
Wanneer we in Sénuerges aankomen, zwaait Véronique ons direct toe, omdat er hier een boucherie nog 10 minuutjes open is. Wat een luxe! We kopen er fritons en een salami en kunnen aan de picknicktafel van het dorp bij de andere pelgrims aanschuiven. De atmosfeer van het samen eten, wederzijds ronddelen wat men heeft gekocht en vertellen doet goed.
Nauwelijks hebben we Sénergues, met zijn (definitief of na het wandelseizoen) gesloten café, te koop staand postgebouw en leegstaande winkeltjes verlaten, of de voorspelde plensregen begint.
Een steile afdaling langs een hol weggetje, waarin stilaan een riviertje ontstaat, brengt ons naar Conques, voor veel Franse wandelaars het einde van hun tocht. Zo nemen we bij een welverdiende pannenkoek afscheid van Claudy en Véronique. Nu even goed drogen, morgen pauzedag!
We wandelen nog even door het oude Estaing. Een oud kruis aan de kerk toont een mannelijke en vrouwelijke pelgrim die bij zusters (Ursulinen?) te gast zijn en onderaan lijkt een pelgrimspaar afgebeeld. Of zien we dingen die er niet zijn??
Aan het einde van het wandelseizoen sluit hier bijna alles. Bij de bakker kopen we brood en een snee fouasse, de brioche van de streek.Maar de slager heeft de deur al dicht gedaan, andere etenswaren zijn evenmin te koop, ook niet in de omgeving of langs het traject van vandaag. Gelukkig heeft Marina van het ontbijt beide begonnen mini-jampotjes meegenomen, om later te vullen voor de kleinkinderen, die dat zo gezellig vinden. Daar zit nog een likje in. We hebben ook nog een flinter kaas. Als we nu onderweg nog wat noten en kastanjes rapen... En zo lukt het. We leren weer bij: een snee brood met wat confituur en daar verse kastanje op gesnipperd, best lekker!
We vertrekken langs de boord van de Lot en werken ons dan de heuvels op, bij af en toe wat gulle regen. De GR 65 voert weer grotendeels over asfaltwegen.Gelukkig passeren er slechts een paar auto's per uur.
Bij het gehucht Le Mas proberen we in een schuur wat droogte te vinden voor onze sobere picknick. Omdat dat niet lukt, vraagt Paul bij een boerderij langs de weg of we misschien even op de stoelen in het (vuile) voorbouwtje uit de regen mogen zitten. We krijgen een neen van de boerin. Zijn sommigen hier die vele wandelaars beu?
Even verder zijn we blij dat we niet voor de nacht bij Jeanne en Louis gereserveerd hebben, maar wel 5 km verder. En we moeten toegeven dat de vele wandelaars hier niet altijd zo braaf zijn: een ongetwijfeld Vlaamse Compostelaganger heeft de wegwijzer naar het gehuchtje Brol van het commentaar "Dat is het zeker! " voorzien.
We eindigen gelukkig met mooie wandelpaden vooraleer we in Golinhac bij de Vlaamse familie Reniers aankomen. Morgen wordt nog regen voorspeld, maar een tekst aan de weg moedigt ons in het Occitaans aan om als Caminaires ("wegafleggers") zeker door te gaan op de weg. Dat is begrepen.
We zetten vandaag 24 094 stappen, goed voor 16,5 km.
Van Saint-Côme-d'Olt tot Estaing: het water (veel) te diep
De vijf Franse Compostelagangers waarmee we gisteravond aan tafel gezeten hebben (en die we al in ons vorige verblijf hadden leren kennen) zijn al van de ontbijttafel weg wanneer we daar om kwart voor acht verschijnen. Gelukkig is zuster Marie Hubertine er nog. Om 9 uur zijn we de deur van het Ursulinenklooster uit.
De Via Podensis, die we vanaf Le Puy volgen, als GR 65 aangeduid, slingert door het oude dorp Saint-Côme met zijn gedraaide en bovendien wat scheve torenspits. Aan het einde van het dorp moeten we - na Dijle, Maas, Marne, Saône, Rhône, en we vergeten er een paar - de Lot over. Die wordt voor twee dagen onze gezel.
Voor de voormiddag-"café au lait mais avec peu de lait" zijn we al in de iets grotere plaats Espalion, daarna blijft het gemakkelijk wandelen naar Saint-Pierre-de-Bessuéjouls. De "chapelle haute" daar is bijzonder: langs een in rechte hoeken aangelegde trapgang van 75 cm breed en met treden van 30 cm wurm je je naar een romaanse kapel op de verdieping, de claustrofobie net in de hand gehouden! Even voorbij de kapel laat Paul zich vereeuwigen in het gezelschap van een er alweer niet zo fris uitziende andere Compostelaganger.
Na een steile klim kunnen we op de hoogtes boven de Lot bekomen. We liquideren de kaas, het oude en resterende brood wordt door een toompje lokale kippen met vreugde aanvaard.
Het is vandaag wat veel asfaltlopen, met pijnlijke rechterknie (Marina) en wat opzwellende linkervoet (Paul) als gevolg. Toch lijken we vlotjes op onze bestemming af te wandelen. Maar dan komt het: om de afstand lekker beperkt te houden, heeft Paul een overnachting geboekt in Fabrègue, een paar km voor Estaing. Fabrègue verschijnt, maar ... aan de overkant van de Lot. De rivier is breed noch diep, met een vissersbroek lijk je er zo te kunnen doorheen wandelen, ... Maar die hebben we niet. Geen brug, geen bootje, alleen borden die waarschuwen er niet eens aan te denken hier over te steken. De enige mogelijkheid: braafjes verder wandelen tot Estaing, daar oversteken en terugkeren langs de andere oever.
Estaing blijkt schitterend aan de rivier te liggen. We ontmoeten er meteen de 5 Fransen uit Saint-Côme en kunnen ervaringen uitwisselen. Gedeelde (kleine) smart is halve smart, toch?
We zetten vandaag 29 088 stappen, goed voor 21 km.
We stappen vandaag van de ene vreemdgenaamde heilige naar de andere, een tocht zonder veel hoogtepunten door een nog altijd dunbevolkte maar aantrekkelijke streek. In Saint-Chély is de bakker gesloten, de dichtstbijzijnde die open is die in ... Saint-Côme-d'Olt, onze bestemming! We verlaten het dorp langs de pelgrimsbrug met haar 5 eeuwen oude kruis en afbeelding van een Compostelaganger. Al houdt die zijn staf nog stevig vast, echt geweldig ziet hij er niet meer uit. Maar hoe zou dat met ons zijn, na 5 eeuwen?
Naar Compostela resten nog 1390 km, zo vertelt een wegwijzer ons. Het wordt de hele dag verder afdalen langs de 1000 jaar oude pelgrimsweg, soms bestraat met het plaatselijke witte marmer. Chique, al is het meestal losgekomen.
Het wordt een dag van koud - wat warmer - goed warm: gisteren vertrokken we op 1300 m en met rijm op de daken, vandaag dalen we verder tot 400 m. En zo gaat eerst de kap af, nadien gaan ook de jas, het onderjasje en de trui uit. Al afdalend plukken we eerst bramen, kraken we een hazelnootje en verzamelen we daarna meer van de neergeregende kastanjes dan nodig is.
In Saint-Côme komen we aan de Lot. We overnachten hier in het Ursulinenklooster van Malet, even buiten het dorp. We worden zeer goed ontvangen, wonen de vespers bij en doen een babbel met de overste. Wanneer die hoort dat Marina decennia lang leraar geweest is bij de Ursulinen, noemt ze meteen de vestigingen in Tildonk en Waver. "Malines" zegt iets minder. Ai ..., misschien hadden we "Mechelen" moeten zeggen?? Maar zeker is: volgens het monument voor het gebouw kan Angela Merici het goed met Compostelagangers vinden. En dat maakt alles goed!
We zetten vandaag 24 792 stappen, goed voor 16 km.
In ons verblijf maken we kennis met twee Zwitserse dames die elk jaar een weekje naar Compostela wandelen. We ontmoeten ze ' s middags weer en doen ook gezellige babbels met enkele andere Compostelagangers die in oktober nog op weg zijn. Het stukje dat we vandaag lopen is UNESCO-werelderfgoed verklaard, zo meldt men hier met terechte trots. In de voormiddag wandelen we bij kille wind tot aan de westelijke rand van de Aubrac, de hoogste. Daar verlaten we het departement Lozère en komen we in de Aveyron. De kuddes zijn blijkbaar hun laatste dagen boven en buiten die dieren tref je hier alleen oude 'burons'(kaasmakerijen) aan. Hierboven staat, praktisch als enige bloem, de herfsttijloos in bloei.
Na al die eenzaamheid ligt plots Aubrac voor ons met zijn oude pelgrimsgasthuis en torens. "Een plaats van verschrikking en eenzaamheid, geplaagd door wolven en bandieten," schreef de stichter van de plaats, de Vlaamse Compostelapelgrim Adelaard. Wat van de gebouwen rest, is indrukwekkend. Monniken en zusters vingen hier de uitgeputte pelgrims op.
Wij zijn nog fit genoeg om de afdaling met 500 m aan te vatten. Al loopt de weg nu tussen bomen, het wordt plots merkelijk warmer. We lopen over een 1000 jaar oude bestrating. Dikwijls is het hier wel steil en zijn de stenen los geraakt en door mekaar gerold. Moeilijk stappen!!
Onze knieën en enkels doen pijn wanneer we het oude Saint Chély bereiken, in oorsprong ook een pelgrimspost. We betrekken er een torenkamer in de Tour des Chapelains. De clerus nam de zaak hier al 1000 jaar geleden in de hand, dan kunnen we ons hier met 8 andere pelgrims aan tafel toch veilig voelen?
We zetten 25 206 stappen, soms heel kleine, goed voor 17 km.
Van Les Quatre Chemins naar Nasbinals: My heart is in the Highlands
Op onze 49ste reisdag beginnen we vroeg te stappen. De nachtelijke bijna-vorst is nog te voelen. Ook twee jagers trekken met hun honden weg. Het wordt een dag met schitterend strijklicht van de herfstzon.
Al vlug komen we tussen de heuvelende weilanden van de hoogvlakte die de Aubrac is en lopen we tussen de struisgebouwde Aubracrunderen. Het is een aansprekend, karaktervol gebied met vergezichten waar je hart van opengaat. De beige verkleurde graslanden, de kale heuvels, de stenen muurtjes en de door de zonne-inval indigo kleurende watervlakken doen ons denken aan de karigheid van Yorkshire of, meer nog, de Schotse hooglanden. De associatie wordt alleen maar sterker wanneer we bij Finieyrols iets gaan drinken en op de radio de plaatselijke doedelzakmuziek beluisteren. Er is ook warmte in het landschap door de vele felgekleurde vogelkersen.
Vandaag, een zondag, zien we af en toe andere wandelaars, al is er niet in het minst meer sprake van de pelgrimsdrukte die we in deze streek in juni meemaakten. In het weeral lege dorpje Rieutort picknicken we in de middagzon. Een rustige namiddagtocht brengt ons tot het wat grotere en verzorgde Nasbinals, zowat het centrum van de Aubrac. Er wordt nachtvorst voorspeld, maar wij installeren ons warm en gezellig. Vanavond toch een lapje rundsvlees proeven.
We zetten vandaag 23 496 stappen, goed voor 16 km.
Van Bigose naar Les Quatre Chemins: al snel alles weer achterlaten
We starten ons 6de traject van Bonheiden naar Compostela in het gehucht Bigose, waar we in juni gestopt waren. Marina wordt weer bij kruis en gehuchtsnaam geposteerd voor de 'bewijsfoto'. De zon valt al snel door de morgennevel en ook de rest van de dag zal ze ons lekker verwarmen, al is ook de koele wind van de hoogtes geregeld voelbaar. Het is vandaag wennen, aan de pelgrimstred en aan het wat van het dagelijks leven bevrijde pelgrimshoofd. 's Morgens gaat het nog wat over de dingen die ons thuis bezig hielden, maar al vlug wordt onze aandacht opgezogen door wat zich langs de weg aandient: de kleurige bottels van de wilde rozen, de bedauwde webben in de struiken en de eerste herfstverkleuringen. En door de weg zelf, die we voor het eerst met onze nordicwalking sticks te lijf gaan. Goed van de lessepnreeks die we volgden, want het min of meer juiste neerzetten, het openen van de hand in de lus en het afduwen vragen toch nog meer concentratie dan we zouden wensen.
In Aumont-Aubrac stappen we de Saint Etiennekerk binnen en branden we, zoals een goede kennis ons voor dit traject gevraagd had, een kaarsje. Marina laat zich hier ook met een andere pelgrim vereeuwigen. Even verder voert een tunneltje - jawel met pelgrimsgraffiti - ons onder de autoweg door.
De volgende paar uur stijgen we aanhoudend, door een wat eentonig landschap.
We stoppen voor vandaag op de open hoogte van de Quatre Chemins, op 1180 m. Daar bevindt zich, wat eenzaam, ons eenvoudig verblijf. Terwijl we nog even voor het huis in het zonnetje zitten, hangt een buizerd (?) De hele tijd biddend (van vogelkenner Henk geleerd) boven ons. We zijn weer helemaal in pelgrimsmodus.
We zetten vandaag 24 278 stappen, goed voor een flinke 16 km.
Klaar voor het zesde traject: van Bigose (bij Aumont-Aubrac) tot (hopelijk) Limognes
Er wordt weer wat bagage ingepakt (niet al te veel) en de beentjes zijn weer wat geoefend (veel te weinig): over enkele dagen hompelen we weer verder in de richting van het verre Compostela. Láát in de herfst durven we het niet laten worden, want hoewel we al tamelijk zuidelijk zijn gekomen, schijnt het op de hoogtes van de Aubrac, die nu voor ons liggen, soms guur te zijn. De runderen zijn er maar tot eind oktober buiten, daar houden we het dan ook maar bij. Als we Joris en Jurgen mogen geloven (en dat doen we natuurlijk), zijn die al een beetje een bezienswaardigheid op zich.
Met wat geluk geraken we in eigen, door niemand gedwongen pas en met ontvankelijk oog weer een paar honderd kilometer verder. Deze keer stappen we langs de paden van de departementen Lozère, Aveyron en Lot. We hopen weer op een mooie natuur, fijne mensen en interessante gebouwen.
Op zaterdag 7 oktober vertrekken we weer precies waar we gestopt waren. We denken dat we in twee weken via het historische Conques en Figeac tot in Limognes zullen geraken. Dat ligt op twee dagetappes van Cahors. Het kaartje hiernaast, en wat groter hieronder, toont die plaatsen. We duidden ook met een blauw lijntje aan wat we al gestapt of gefietst zijn.
Deze keer waren we weer echt Compostelagangers, die niet nieuwerwets fietsen, maar ouderwets stappen.
In het eerste en langste deel van onze tocht van deze keer zagen wij zeven andere Compostelapelgrims, dat is er minder dan één per dag. Maar vanaf de bedevaartsplaats en traditionele vertrekplaats naar Santiago de Compostela Le Puy-en-Velay barstte de wandelaars-bom. In eerste instantie stoorde ons dat (het wordt echt een soort wandel-toerisme en je wordt wat in een format gedwongen), maar het heeft ook zijn praktische voordelen (elke dag wel enkele drankgelegenheden op de weg; altijd mogelijkheden om drinkbaar water te tappen; er is vlot bagagetransport mogelijk (waar we nu gebruik van maken); mocht je bijv. lelijk vallen, dan komt er allicht wel snel iemand aan die mee zal helpen) en zijn charmes (de vele ontmoetingskansen, soms met interessante mensen; de bijzondere soort samenhorigheid die al snel ontstaat).
Het weer was wat minder: 2/3 sombere dagen, gelukkig zonder veel echte regen. Maar we liepen toch vaak met geleidelijk vochtiger wordende voeten. En des te meer genoten we van de zonnige dagen. Brem hebben we nu voor en tijdje genoeg gezien en geroken
Gebieden als het montagne du Pilat (het Franse Zwarte Woud), het lieflijke montagne de Margeride en de wat ruwere hoogtes van de Aubrac (die we nog verder moeten leren kennen) waren voor ons nieuw.
We hadden weer fijne ontmoetingen met bijzondere chambres d'hôtes-gastheren (zeker in Clavas en Aupinhac), maar voelen dat het na Le Puy soms wat anoniemer wordt.
We legden deze keer in 13 wandeldagen 239 km af (en rustten onderweg in Le Puy).
In totaal zijn we nu 1359 km ver. Daarvan hebben we 487 km gestapt en 872 km gefietst. Wie in de rechtst mogelijke lijn van Bonheiden naar Compostela reist, is daarmee ruim over de helft. Wij naderen de helft indien we vanaf nu de kortste weg zouden volgen.
In het najaar trekken we weer verder, te voet. De Aubrac en Conques wachten.
En verderop? De wat vlakkere zuidwesthoek van Frankrijk, de Pyreneeën en het ons nogal oneindig lijkende Noord-Spanje. En Compostela, où lapôtre Jacques nous attend.
De blog ligt weer voor een hele tijd stil.
Hier volgen nog wat foto's van mooie plekken of wat bijzondere momenten van de eerste zeven dagen:
* van de 1ste (van dit traject) / 35ste (in het totaal) reisdag: platanen langs de Rhône, met een dorpje dat zich toont aan de linkeroever
* van de 2de / 36ste reisdag: een van de vele bebloemde korenvelden, hier een met klaprozen
* van de 3de / 37ste reisdag: een schitterende wilde bloem langs de weg
van de 4de / 38ste reisdag: in de donkere naaldwouden aan het montagne du Pilat
* van de 5de / 39ste reisdag: de camino in een van zijn talloze vormen, hier in de dunbevolkte streek vóór Montfaucon
* van de 6de / 40ste reisdag: een wilde bloem langs de weg
* van de 7de / 41ste reisdag: het dorpje Querières, rond een basaltkegel gelegen en bij dit weer met nevelen er bovenop
* van de 8de / 42ste reisdag: een dorpstuintje in de gietende regen in het oude dorp Saint-Pierre-Eynac
Hier nog wat foto's van mooie plekken of wat bijzondere momenten van de laatste drie dagen:
* van de 11de (van dit traject) / 45ste (in het totaal) reisdag: de natuur vlak bij een boerderij in het gehucht Le Vernet en mede-pelgrims vóór ons: van voor naar achter de Zwitserse Katharina, de Duitse Miriam, de Duitser Joachim, de Nederlands-Limburger Erwin en de onverstaanbare Aziaat Maajkel met zijn skateboard op de rug (en soms eens onder zijn voeten, met alle gevolgen van dien)
* van de 12de (van dit traject) / 46ste (in het totaal) reisdag: aan een dorpshuis in Chazeaux en een van de befaamde Aubrac-runderen
* van de 13de (van dit traject) / 47ste (in het totaal) reisdag: dorpse lupinen met in de achtergrond een voor de streek typische klokkenmuur in Les Estrets en een beeld van deze laatste dag dat weergeeft hoe twee Compostelagangers, al worden ze soms wat moe, het met mekaar toch altijd blijven vinden
Wil je graag op de hoogte gebracht worden wanneer de blog weer in werking gaat en gebeurde dat tot nu toe niet?
Laat dan gewoon even je e-mailadres weten. Dat kan via "reacties" hieronder.
Dit zijn foto's van de dagen naar, in en weg uit Le Puy-en-Velay:
* van de 9de (van dit traject) / 43ste (in het totaal) reisdag: diamanten langs het pad (Bomans Rijke Bramenplukker gelezen) en het vertrek van bij Serge en Colette: Compostela roept, klaar en helder (en de vulkaan wordt al wat minder scherp)
* van de rustdag in Le Puy: zuilen en het altaar in de 11de-eeuwe kapel Saint-Michel-dAiguilhe bovenop haar rots
* van de 10de (van dit traject) / 44ste (in het totaal) reisdag: de bekende zwarte madonna van Le Puy en het begin van de afdaling van de honderden trappen langs de rechtstreekse deur die na de pelgrimszegen geopend wordt
Op deze 47ste reisdag krijgt het weer van de weervoorspellers 9/10, en ook van ons. En dan het landschap: niet spectaculair, misschien, maar harmonisch en kleurrijk!
We vertrekken vroeg uit Le Sauvage (kamer tegen 8.30 uur ontruimen, a.u.b!) en komen aan een Sint-Rochuskapel weer in de min of meer bewoonde wereld terecht. Een kalfje kijkt behoedzaam vanonder zijn moeder uit de wereld in, terwijl een ander de warmte van de zon leert kennen.
Even verder verlaten we het departement Haute-Loire en meteen ook de Auvergne. We komen in de Lozère, het departement ten zuiden van de Cantal, waar we ooit een vakantie doorbrachten met onze nicht Katleen en neef Peter. De Lozère behoort tot - hou je vast - Languedoc-Rousillon. We voelen ons echt opschieten! Natuurlijk hoort bij dit moment een selfie. Na de dorpen en gehuchten van de Ardennen, die van de Champagne, Bourgondië en een stuk Rhônestreek ook die van de Auvergne op onze weg gepasseerd!
In het dorpje Le Rouget wordt een café aangeduid waar bij aankomst niemand blijkt te zijn. In een soort woonkamer mogen Compostelagangers zichzelf bedienen. Voor de liefhebbers zijn er zelfs marsrepen. Wij maken met veel plezier gebruik van de lekkere bank, zetten koffie, schrijven iets in het gastenboek, laten een gift achter. Zoiets vind je niet dikwijls!
Voorbij het verzorgde grote dorp Saint-Alban-sur-Limagnolle wordt het landschap alleen maar mooier. Het krekelgetsjirp is nooit uit de lucht, de aanhoudende zuur-schepe geur van de brem wordt op den duur wat veel, maar de felgele wegboorden en hellingen zijn extra vrolijk. Ook andere tinten zijn er: die van fijne witte wilde narcissen, zich openende gele gentiaan, donkere naaldbomen in kleine groepen, veldbloemen in alle tinten. En vooral: heuvelende weidegronden met koeien. Wat een finale voor dit stuk voetreis!
In Les Estrets bewonderen we nog het kerkje met zijn "clocher-mur". Niet alleen onze dagetappe, maar ook ons hele voorzomertraject loopt even verder, in het gehuchtje Bigose, ten einde. We zijn vermoeid en de broeksriem zou een gaatje meer kunnen gebruiken. Maar het is echt goed geweest.
We zetten vandaag 30982 stappen, goed voor 22 km.
In de wereldstad Bigose nemen we in de herfst de draad weer op. Het hooggelegen weidegebied van de Aubrac ligt voor ons, verderop Conques. Op de bewijsfoto staat Marina tussen de naam van de bereikte 'intermediaire doelstelling' en het kruis. In vele opzichten symbolisch.
Over enkele dagen, wanneer we thuis zijn, zetten we nog wat foto's op de blog.
We trekken de heuvels vaan de Margeride in. De zon schijnt, maar er zijn plaatselijke onweders voorspeld. Al vrij snel verschijnen verre dondertorens. Dit is niet Marina's favoriete weer. Ze begint zo koortsachtig te stappen dat Paul zich als in een Turks stoombad voelt als hij probeert bij te blijven. Ook de verzending van een afscheids-sms aan onze zoons wordt al gepland...
De Margeride is een florissantere landbouwstreek dan wat we al gezien hebben: bewoonde boerderijen, nieuw gebouwde stallen, veel runderen (die er beter uitzien dan die meestal opgepompte exemplaren van bij ons).
Ook in een boerderij wat verder heeft men initiatief genomen: de boerin toont haar verzorgde kaasmakerij, heeft een terrasje op het erf en heeft met de rijdende bakker afgesproken dat die daar ook even komt staan als de dagelijkse golf wandelaars op zijn hoogtepunt is. Mooi om te zien. Plezierig is ook dat we hier het paar Erwin en Miriam weer ontmoeten en de onverstaanbare Aziaat-met-het-skateboard-op-de-rug Maajkel, voor wie romige melk in bekers geschept wordt. Het blijkt dat wij voor de Fransen, die zelden van thuis uit, maar vanuit een bedevaartsoord (in dit geval Le Puy) vertrekken, plots ervaren wandelaars zijn!
Maar voorbij Le Villeret loopt het met die ervaren wandelaars mis: we missen een afslag en komen in een verkeerd gehucht terecht. De bewoonster van het eerste huis snelt naar buiten en wijst ons de weg ... terug de berg op. Juist dan begint het ook nog flink te regenen ... de stemming kent even een dipje. Gelukkig raken we, met toch maar drie km omweg, weer op het rechte, druk belopen pad.
In Chazeaux, het laatste dorpje voor het massief van de Margeride, heeft een dorpsbewoner een terrasje voorzien waarop picknicken mag. Dat doen we met de Duitse Joachim en de Zwitserse Katarina, die we al dagenlang telkens weer ontmoeten. Hoe lekker wat brood met streekkaas kan zijn, terwijl je samen zit en de regen wegtrekt,weet alleen een wandelaar ver van huis ...
Het is nog flink stijgen het massief op, tot aan de eenzaam gelegen ferme-auberge du Sauvage, op 1292 m onze hoogstgelegen overnachtingsplaats op dit traject. Een oude abdijboerderij is omgebouwd tot een trekkersverblijf. Een coöperatie van dertig boeren baat dit uit, zoals een ietwat boerse dame ons voor het dessert trots komt uitleggen. Al hebben we een tweepersoonskamer, in de wat jeugdherbergachtige sfeer voelen we ons weer een beetje als toen we twintig waren en met onze neefjes Jan en Peter door de Schotse Highlands trokken. Mag toch eens?
Van Saint-Privat-d'Allier naar Saugues: langzaam reizen
In Saint-Privat leren we hoe de beweging aan een druk gedeelte van een Compostelaweg eruit ziet: in een doods dorp komen in de namiddag meer dan 100 wandelaars aan, die zich over de overnachtingsmogelijkheden verdelen. Er komt wat leven op de terrasjes. Er wordt gezellig gedineerd, maar het wordt vroeg stil. Als je 's morgens om 8 uur in de ontbijtruimte verschijnt, zijn de meesten al aan het vertrekken, om half negen blijf je bijna alleen achter.
Bij de bakker, de enige handelaar die overleeft, is het nog even druk. Je vertrekt ook. Om 9 uur moet het dorp weer zo goed als dood zijn, tot zes uur later de volgende golf aankomt.
Er begint weer een wandeldag waarop we tientallen anderen telkens opnieuw ontmoeten.
We starten met wat stijging tot aan het gehucht Rochegude. Hier eindigt de Velay en begint de Gévaudan. Even voor 1800 liep hier het "bête du Gévaudan" rond, dat niet alleen een schaapje maar ook al eens een kind lustte. Uiteindelijk werd het beest tegen een hoge beloning uitgeschakeld. Zouden zijn nakomelingen wel eens een Compostelagangertje lusten?
Het weer wordt heerlijk zonnig. We dalen steil af naar Monistrol aan de Allier, een stuk weg waarbij men in de wandelgidsen grote voorzichtigheid vraagt. De Compostelagangers zijn hier, allicht als redders van enig economisch leven in de streek, zo geliefd dat de hoofdstraat Rue des Jacquets heet. Een hele eer toch voor wie Jacques heet, dat er jacquets (bv Paul) en jacquettes (bv Marina) bestaan!
De weg uit de kloof richting Compostela is tegelijk die naar de "Circuit du calvaire", en als je zoiets ziet, weet je al wat er gaat komen ... Het wordt meer dan een uur stijgen, tot weer op zowat 1100 m. Als je boven gekomen bent en over de vallei terugkijkt, weet je wat langzaam reizen is. Met een autowegviaduct zou je hier 2 minuten over doen, nu zijn het bijna 4 uur.
De hoogvlakte waarop we nu komen is echt arcadisch, met de Margeridebergen die voor wat welving zorgen.
De chambre d'hôtes waar we overnachten heeft een eigen gezelligheid. De 10 gasten, onbekenden voor mekaar, zitten aan een tafel. De gastvrouw zit daar ook en laat aperitief, voorgerecht, eiergerecht, groentengerecht, wijn, kaasschotel en dessert aanrukken, door meneer bereid. Er wordt gekeuveld en gelachen. Zonder zwaarwichtigheid zegt iemand het treffend: "La rencontre des autres, c'est ça le chemin." Het is voor ons, liefhebbers van wat minder betreden paden, even aanpassen aan deze nogal specifieke reiscontext. Maar we snappen het tenminste! De rest kan komen.
We zetten vandaag 30 301 stappen, goed voor 20 km.
In de kathedraal van Le Puy wordt elke morgen na de mis van 7 u de pelgrimszegen gegeven aan vertrekkende compostelagangers. Al vertrekken we niet van hieruit en hebben we in Mechelen de pelgrimswijding al gekregen, we gaan graag naar die zegening toe. Aan het einde van de eigenlijke eucharistie blijven een 80-tal pelgrims. De zegen gebeurt bij het beeld van Sint-Jacob vooraan in de kerk; we krijgen een kleine medaille die een Sint-Jacobsschelp toont. Na een afscheidswens begint de afdaling van de 133 treden tot voor de kathedraal en nog eens 146 tot op het lager gelegen pleintje.
We moeten vanuit Le Puy, op ongeveer 600 m hoogte, geleidelijk klimmen tot op de hoogvlakte van de Velay. Aan de stadsrand staat een groot beeld van een compostelaganger uit vroeger tijden, maar begint Paul daar toch niet wat op te gelijken? Zoek de gelijkenissen en de verschillen!
De via Gebennensis (voie de Geneve) hebben we achter ons gelaten (, en dit zonder dat ons Zwitsers zakmes begint te disfunctioneren). Nu beginnen we de bekende vie Podensis, van Le Puy tot tegen de Spaanse grens. En daar kijk je niet naast: het aantal wandelaars is met factor 20 toegenomen. Zagen we de voorbije week precies 5 compostelagangers op 7 dagen, dan zijn dat er vandaag, eens op weg, wel 30. Kijk je op een lange helling voor en achter je, dan zie je dikwijls anderen lopen.
Er wordt ook, zeer begrijpelijk, commercialisering zichtbaar: waren we tot nu toe blij op een hele dagtocht eens een cafe open te vinden, dan worden nu langs de weg pelgrimscafes aangeprezen. En toch valt dat allemaal nog mee. We voelen dat we ook iets winnen: de vriendelijkheid onder compostelagangers die zich wat verbonden voelen. En er zijn persoonlijke kennismakingen, zoals we er vandaag een hadden met een sympathiek Nederlands-Duits jong paar.
Het weer is bewolkt, maar praktisch de hele dag droog. We passeren dorpen met huizen uit grote paarsbruine lavablokken. Bij Montbonnet bezoeken we een oude Sint-Rochuskapel.
Saint-Privat-d'Allier is een oud dorp waaraan je kan zien dat het door het succes van de via Podensis wat nieuw leven ingeblazen krijgt. En dat is ook in dit deel van dat arme Franse platteland heel erg nodig.
We stapten vandaag een flink eind: 34 187 stappen, goed voor 24 km.
Le Puy maakt de wens van de Compostelaganger "En (altijd maar) hoger!" in het klein waar. Op heel beperkte ruimte valt hier veel te klimmen. Onze eerste klim is die naar de kathedraal, waar de bekende zwarte madonna zich bevindt. Indrukwekkend hoe men, almaar rechtdoor, de met lava-keien geplaveide straten omhoog stapt, de steile trappen tot het portiek van de kathedraal beklimt, altijd maar hoger moet door het gebouw heen en, na nog een laatste trap bijna vooraan in de kerk, plots voor het hoofdaltaar met het mariabeeld staat.
We zijn hier juist in een jubileuljaar van Le Puy. Zo een jaar is dat wanneer 25 maart (in de oude traditie de dag van de Boodschap aan Maria) samenvalt met Goede Vrijdag. Dat is de volgende keer zo in ... 2157. Maar ook dit jaar dus. (Goed gepland van ons, toch?)
Nog in de voormiddag bezoeken we de wekelijkse markt in de benedenstad, juist op zaterdag (Goed gepland van ons, toch?). Mensen uit de omliggende dorpen en gehuchten komem er vooral een indrukwekkend aantal kazen aanbieden. Dan meteen - het weer is helder - naar de reusachtige Notre Dame de France, een 16 m hoog en 835 ton zwaar beeld, gegoten uit Russische kanonnen. Het steekt boven de stad uit en op inwendige trappen kan men er altijd maar hoger in, tot onder een koepel in de kroon van Maria.
Voor de voet van het beeld hebben we uitzicht op de kathedraal, de stad en ook de bergen van het montagne du Pilat, waar we de voorbije week zijn doorgetrokken.
Op de weg terug naar beneden komen we de "Accueil pèlerin" tegen. Voor de kaarten van Frankrijk en Spanje nemen we met de man van het Franse Compostelagenootschap door wat al achter, maar vooral wat nog voor ons ligt. Met een bezoek aan de kruisgang van de kathedraal sluiten we de rondjes in Le Puy af. Blij dat we onze weg langs deze bijzondere, traditierijke plaats hebben uitgestippeld.
Nu wat rusten, want morgen willen we al om 7 uur in de kathedraal zitten voor de ochtendmis met pelgrimszegen.
Van Aupinhac naar Le Puy: voor ons 'klein Compostela'
We vertrekken bij droog weer uit La Fontaine, het beste echte wandelaarsverblijf annex chambre d'hôtes dat we al zijn tegengekomen. Een foto met onze gastheer Serge, die zelf al naar Compostela gewandeld is, en zijn vrouw Colette hoort erbij. Serge wenst ons hartelijk "Ultreia! " toe (Verder!), dat wij , goed ingeoefend, met het gepaste "Et suseia!" (En hoger!) beantwoorden.
Zegt men niet dat mensen op weg naar Compostela soms tot fundamentele levensbeslissingen komen? Welnu, voor Marina geldt dat: nu we, de hoogtes boven de 1 000 m voorbij, in de tuinen opnieuw de mooist gekleurde irissen beginnen te zien, is haar beslissing genomen: ze zal zich voortaan in de tuin thuis ook op irissen gaan toeleggen!
Op de hoogte van Montjoie, zo genoemd omdat pelgrims daar plots Le Puy in de verte zien, wagen we ons nog eens aan een selfie. Het is een bijzondere plaats, want Le Puy is dat ook voor ons. Langs deze traditionele vertrekplaats naar Compostela wilden we, enthousiast gemaakt door Johan en Sonja, echt passeren, al is het een flinke omweg.
In Le Puy nemen we eerst de tijd voor een drankje vooraleer we het romaanse kerkje Saint-Michel-d'Aiguille, hoog op zijn basaltrots, bezoeken. Het is een van de symbolen van de stad. Natuurlijk branden we een kaarsje voor de aartsengel waarnaar onze jongste zoon genoemd is.
In het historische centrum, een weinig verderop, is het even historische Maison au Loup ons verblijf. Het beestje hangt te grijnzen tegen het vooruitstekende trappenhuis aan. Nog even de 53 treden van de wenteltrap op, als laatste klim voor vandaag. Oef, zover zijn we. We zijn blij en toch wel een beetje trots dat we met eigen beenkracht op deze 43ste reisdag toch tot hier geraakt zijn.
We zetten vandaag 26 483 stappen, goed voor een flinke 18 km.
Van Queyrières naar Aupinhac: 'Il faut y croire!'
We vertrekken met 10 ° uit Queyrières en wandelen nog even letterlijk rond in het dorp, dat gebouwd is rond een enorme rots, bestaande uit reeksen van typisch geometrisch gelijnde basaltzuilen. We dalen van ongeveer 1200 tot 800 m over paden die soms op riviertjes lijken en langs oeroude, lage stenen kruisen met een gedrongen Christusfiguur erop. Langs de wat donkere weggetjes groeien de mossen prachtig. We komen zelfs langs een slakkenkwekerij.
Met natte voeten, ondanks behoedzaam stappen, komen we na 8 km in Saint-Julien-Chapteuil. Terwijl Marina even aan het cafeetje blijft zitten met een kop koffie loopt Paul bij de slager ernaast binnen voor wat beleg. In het babbeltje zegt Paul dat het weer naar het schijnt toch stilaan beter zal worden. "Il faut y croire!" zegt de slager aanmoedigend. Zo hoopvol klinkt dat eigenlijk niet ...
We bezoeken de indrukwekkende romaanse kerk die je al van ver ziet staan. Ze heeft niet alleen een forse toren, maar ook een meer losstaande muur waarin een aantal klokken in nissen hangen, zoals in Griekse kerken. Fijn toch dat hier bijna alle kerken langs de Camino open zijn. Doordat het begint te regenen moeten we ons bezoekje aan Saint-Julien kort houden.
We stappen dan maar fiks door naar onze bestemming van vandaag. Ook in het oude dorp Saint-Pierre-Eynac hebben ze een romaanse dorpskerk met klokjes in nissen. We raken hier ook aan een koffie om bij op te warmen en lezen in de krant dat de neerslag in Frankrijk de laatste tijd het drievoud van zijn normale niveau bereikt en : het weer zal heel langzaamaan beteren. Il faut y croire!
Ondertussen zitten de bergen nog in bleke mist. Maar in Aupinhac worden we warm ontvangen. Er zijn kranten om in de natte schoenen te stoppen, de vochtige kleding en de ondanks de hoes doorwekende rugzakken mogen tegen de radiator aan.
En je zult zien: morgen gaan de regenkappen weer af.
We zetten vandaag 20 237 stappen, waaronder veel kleine. Dat is goed voor 14 km.
Van Tence naar Queyrieres: rustigjes over het hoogste punt
Als het 's nachts al veel geregend heeft, kan het voor de volgende dag wel meer meevallen, en dat is het geval. We vertrekken met een regenjasje over een ander jasje en komen ook zo aan, maar dat heeft zeker zoveel te maken met de maximum 13 ° die we halen als met de regen. Gisteren hebben we onze spullen zelf gedragen, maar voor het traject van vandaag, met veel stijging, veroorloven we ons bagagetransport.
Bij het vertrek uit Tence merken we meteen met welk gemak we vooruit gaan zonder die bagage, ook op de hellingen.
Tot Saint-Jeure zijn het maar 8 km, daar voorzien we de voormiddagkoffie. En zo komt het ook uit. We kijken wel op dat we op een bord dat bij het naderen van het historische dorpje staat opgesteld met "Vous voici parvenus ..." worden aangesproken. Zo'n botheid tegenover brave wandelaars hadden we niet verwacht, mais enfin, passons. Aan het dorpsplein wordt het helemaal goedgemaakt met een middeleeuws kerkje. En de dorpsfontein met Jacobsschelp draagt de tekst "Respirer les parfums du mot aimer". Daar kunnen we helemaal inkomen.
Enkele km verder ligt, ook boven de 1000 m, het mooie dorp Araules. We bekijken hier de glasramen die het leven van Maria voorstellen.
De volgende 5 km begint de klim over het massif du Meygal. Rustigjes stappend valt dat best mee. Vaak is het pad wel in een beekje veranderd, de voeten droog houden is er niet bij. Door de nevel hebben we uiterst zelden een kijkje op de typisch bolle vulkanen ("sucs") van deze streek. Maar wat lager kijkend zien we van alles: zich ontrollende varens, ongewone mossen in soorten, schitterende sedums.
Op de hoogte zien we onze adem vliegen, zuidelijk Frankrijk op 1 juni ... En dan passeren we het hoogste punt van de via Gebennensis, 1276 m. In de Pyreneeën wordt het nog wel wat hoger, zeker?
Al voor 4 uur komen we in het schitterend gelegen dorp Queyrières. Veel zien we er niet van. Er staat langs de weg wel een vierkoppig ontvangstcomité voor ons klaar! En onze Duitse gastheer maakt voor ons de houtkachel aan. Of die gaat helpen om onze doorweekte sokken en schoenen helemaal droog te krijgen, valt af te wachten. Een uur later wordt onze bagage afgeleverd, door een man met het woord "ambulance" op zijn pet en schouders. Alles onder controle!
We zetten vandaag 27 633 stappen, goed voor 19 km.