Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
Vrouwelijke BV's: (mijn TOP 3) 1. Tanja Dexters 2. Tine Van den Brande 3. Annelies Beck 4. Esther Sels 5. Annelies Rutten (ik kan maar geen geschikte foto van haar vinden; ik wacht dus maar tot ze er mij zelf een stuurt)
over: GENT, GRAVENSTEEN, GRIEKENLAND, GRIJSLOKE, GEZONDHEID, GENEESKUNDE, GEHOOR, G-PLEK.
...........Voor verhaaltjes uit de Griekse mythologie, surf naar www.bloggen.be/Dzeus
...........Voor recente cursiefjes, surf naar www.bloggen.be/pierpont
...........PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
02-06-2024
Doemdenken.
De laatste 75 jaar is de wereldbevolking met 400 % gestegen: van twee naar acht miljard. Aan dat tempo zullen er in 't jaar 2100 tweeëndertig miljard mensen zijn op aarde. En dat ondanks het feit dat de natuur op allerhande manieren haar best doet om die bevolkingstoename af te remmen:
1/ EPIDEMIEËN: Covid19 heeft niet veel bijgedragen. De mens is de pandemie te slim af geweest zouden we kunnen zeggen. Maar wees gerust, de natuur heeft nog wel meer virussen in petto...
2/ OORLOGEN: Zolang de bevolking blijft aangroeien en de mensen steeds maar dichter op elkaars lip gaan zitten zullen ze elkaar blijven uitmoorden. De vele duizenden doden in Oekraïne, Israël, Afrika... blijken slechts een druppel op een hete plaat te zijn: er zullen nucleaire wapens aan te pas moeten komen.
3/ HONGERSNOOD: In de voedselarme gebieden - vooral in Afrika - waar anticonceptie aangerekend wordt als een zwaardere misdaad (= zonde) dan de moord, zijnde de hongerdood, op zovele honderdduizenden, blijkt de bevolking desondanks nog het snelst aan te groeien. En dat ofschoon velen hun land ontvluchten naar "rijkere" streken, alwaar zij ook daar zorgen voor een sterke aanwas van de bevolkingscijfers.
4/ NATUURRAMPEN: Aard- en zeebevingen, vulkaanuitbarstingen, overstromingen... kunnen voorlopig (!) het verschil niet maken.
De wereldbevolking zal dus nog stijgen, zonder evenwel ooit de tweeëndertig miljoen te bereiken, met als gevolg een onvermijdelijke stijging van de hoeveelheid koolzuurgas (hét broeikasgas) waardoor de temperatuur op aarde gaat stijgen en het ijs op de polen gaat wegsmelten. Er komt een beetje natuur- en scheikunde aan te pas om dit te begrijpen, maar dat daardoor het zeeniveau gaat stijgen zult gij, waarde lezer, wellicht kunnen aanvaarden... en dat ons of wie na ons komen een akelige verdrinkingsdood te wachten staat. Het tijdperk is aangebroken waarop het héél slecht zal beginnen gaan met de wereld, volkomen in de lijn van hetgeen de Britse econoom en demograaf Thomas Malthus (1766-1834) voorspeld heeft, tenzij er een strenge beperking van de voortplanting toegepast wordt. Dit laatste is jammer genoeg onmogelijk en wel om de volgende redenen:
1° niemand is geneigd tot het nemen van maatregelen waarvan het effect zich pas na tierntallen jaren zal manifesteren;
2° geen enkele natie of godsdienst... is bereid maatregelen op te leggen waardoor hun ledenaantal zal verminderen.
Begrijpt gij nu, lieve lezer, waarom ik u al een paar keer, bij het begin van 't jaar, geen gelukkig nieuwjaar meer durf te wensen?
... Omdat ge de hulpverlening aan de oorlogsslachtoffers van de oorlog in Israël niet langer in de weg staat. Hierdoor worden levens gered van mensen, die door uw beslissing nog een mooie toekomst in het vooruitzicht hebben, al zullen ze het dan moeten doen met een paar dierbare familieleden en een paar ledematen minder.
... En ook vanwege de blijvende stroom van wapenleveringen, waardoor de strijd onverminderd kan doorgaan, hetgeen een bijdrage levert tot het vertragen van de bevolkingstoename in de wereld, die de oorzaak is van alle ellende.
Maar uw bijdrage is onvoldoende, mijn beste Joe! Dat kan iedereen toch zien! De wereldbevolking blijft in snel tempo toenemen, al doet de natuur zijn best om daar middels allerlei ingrepen een stokje voor te steken: aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, epidemiën, hongersnoden, overstromingen, oorlogen... En wij? Wij dwingen de natuur om een tandje bij te steken... 't Zal een wrede bedoening worden. En te bedenken dat het allemaal zo véél vreedzamer zou kunnen gaan: anticonceptie! Maar niemand die dat durft promoten... Dan nog liever een atoombommetje.
...vandaag lees ik in mijn geliefde krant dat één van onze bekendste voetballers, Kevin Debruyne, die bij een Engelse ploeg speelt, 70 miljoen euro aangeboden krijgt als hij wil
gaan spelen in Saoudi-Arabië. Hij moet er één jaar blijven en bovenop die 70 miljoen krijgt hij daar ook nog een royale wedde plus... maaltijdchèques. En voor ieder jaar dat hij langer blijft krijgt
hij daar nog eens 70 miljoen bovenop. Omdat ik hooguit een beetje belangstelling kan opbrengen voor de miniemen van S.V. Anzegem en allerminst voor voetbal op het allerhoogste niveau, zou dit bericht mij koud gelaten hebben,
ware het niet dat ik een paar weken geleden in dezelfde krant gelezen heb wat Barack Obama vraagt om een voordracht te geven: amper vier à zeshonderd duizend euro, en dat is pea-nuts in vergelijking met wat Debruyne
kan opstrijken... En het staat ook allerminst in verhouding met wat ikzelf verdiend heb met voordrachten allerlei. Maar dat hebt u ongetwijfeld gelezen in mijn vorig blogverhaaltje (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3333789).
Ik weet het wel, mijn blogverhaaltjes worden iedere dag door een twintigtal mensen gelezen en dat is niet slecht voor een blog, maar dat verzinkt toch in het niets tegenover de honderdduizenden die dagelijks mijn favoriete
krant lezen, zijnde Het Laatste Nieuws. Waarom ik mijn krant verkies boven de zogenaamde kwaliteitskranten? De laatste zijn duurder en enkel door zakenlui aftrekbaar voor de belastingen, en de artikelen gaan het petje van
de gewone man vaak te boven. Ik stuur dit verhaaltje alvast naar Het Laatste Nieuws. Je weet nooit of ze het opnemen. Voor honderdduizenden lezers! Ik hou u op de hoogte via deze blog. Spannend toch...
Dwars door Grijsloke. 1982, uitg. eigen beheer, 112 p., paperback,
gratis te verkrijgen via mail (kvansteenbrugge@gmail.be) zolang de voorraad strekt.
De mens een loopdier. 1984, uitg. eigen beheer, 112 p., paperback,
gratis te verkrijgen via mail (kvansteenbrugge@gmail.be) zolang de voorraad strekt.
Grijslokes Olympiade. 1997, uitg. eigen beheer, 112 p., paperback, gratis
te verkrijgen via mail (kvansteenbrugge@gmail.be) zolang de voorraad strekt.
Grijsloke 2000. 2000, uitg. eigen beheer, 336 p., paperback, gratis te
verkrijgen via mail (kvansteenbrugge@gmail.be) zolang de voorraad strekt.
Vlaanderens mooiste, 2018, uitg. SMB (shop my book),112 p., kan besteld worden bij de uitgever.
*Boeken i.v.m. de Griekse mythologie
Uit het schuim van de zee. 2011 (3e druk), uitg. Heras, 408 p., paperback,
de tekst kan gratis verkregen worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.be) en het boek
kan geleend worden in de openbare bibliotheken (er zijn ook nog enkele exemplaren
te koop à 25 euro, verzendkosten inbegrepen).
De twistappel. (toneel) 2013, uitg. SMB (shop my book), 80p., kan
besteld worden bij de uitgever en de tekst kan ook gratis verkregen worden via
mail (kvansteenbrugge@gmail.be).
Strijdtoneel Troje. (toneel) 2013, uitg. SMB (shop my book), 93 p., kan
besteld worden bij de uitgever en de tekst kan ook gratis verkregen worden via
mail (kvansteenbrugge@gmail.be).
Odysseus op Aiaia. (toneel) 2013, uitg. SMB (shop my book), 100 p.
kan besteld worden bij de uitgever en de tekst kan ook gratis verkregen worden
via mail (kvansteenbrugge@gmail.be).
Griekse mythologie in 136 verhalen, 2020, uitg. SMB (shop my book), 420 p., kan besteld worden bij de uitgever.
*Blogboeken.
Verhaaltjes uit de jaren 2006 t/m
2015, alle te lezen op www.bloggen.be/kris en www.bloggen.be/pierpont.pier
Eerste blogboek schrijvelarij. (cursiefjes uit de jaren 2006-8) 2013, uitg. SMB
(shop my book), 426 p., kan besteld worden bij de uitgever en de verhaaltjes
kunnen ook gelezen worden op bovengenoemde blog(s).
Tweede blogboek zeverarij. (cursiefjes uit de jaren 2009-11) 2014, uitg. SMB
(shop my book), 350 p., kan besteld worden bij de uitgever en de verhaaltjes
kunnen ook gelezen worden op bovengenoemde blog(s).
Derde blogboek zwanzerij. (cursiefjes uit de jaren 2012-15) 2016, uitg.
SMB (shop my book), 375 p., hard cover, kan besteld worden bij de uitgever en de verhaaltjes kunnen ook gelezen worden op
bovengenoemde blog(s).
Vierde blogboek - onnozelarij, (cursiefjes uit de jaren 2016-19) 2020, uitg. SMB (shop my book), 408 p., hard cover, glanzend papier, kan besteld worden bij de uitgever.
*Andere.
50 jaar Gravensteenfeesten. (mede-auteur)1999, uitg. UGent, 155 p., hard cover,
te bestellen bij de uitgever indien niet uitgeput.
Een dochter voor het leven. (toneel) uitg. Almo, 44 p., paper back, te
bestellen bij uitgever.
Pictaiku. (de allernieuwste kunstvorm) 2016, uitg. SMB (shop my
book), 92 p., hard cover, kan besteld worden bij de uitgever (Free Muketeers)
en de verhaaltjes kunnen ook gelezen worden op bovengenoemde blog. De allereerste pictaiku's in boekvorm door de "uitvinder" van de pictaiku: een wereldprimeur!
Commilitones, 2021, uitg. SMB (shop my book), 243 p., paperback, kan besteld worden bij de uitgever.
*Autobiografie.
O jerum jerum jerum 2006, uitg. Free Musketeers, 205 p., paperback,
kan besteld worden bij de uitgever of geleend in de openbare bibliotheken.
Zerar, (co-auteur Amy Ottevaere, gedeeltelijk autobiografisch) 2023, uitg. SMB (shop my book), 92 p., hard cover, kan besteld worden, bij de uitgever.
(In voorbereiding: "Drie onbekende Vlamingen", "Vijfde blogboek")
Enkele afbeeldingen op www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=2394016
Vragen die heel het land in de ban houden... Heeft de heer Kwikkelbornee, minister van justitie in de nachtelijke uren en op de openbare weg 1° de manneke-pis houding aangenomen en al of niet gedreigd tot de daad over te gaan? 2° of was het enkel maar luchtgitaar spelen? 3° of heeft hij daadwerkelijk tegen de politiecombi geplast?
- Ik sta recht in mijn schoenen, zegt de heer Kwikkelbornee.
- U ontwijkt de vraag, Excellentie. Nogmaals: hebt u geplast, of deedt u maar alsof, of was het luchtgitaar.
- En nogmaals zeg ik u dat ik recht in mijn schoenen sta.
Het is duidelijk dat minister Kwikkelbornee weigert te antwoorden op een vraag die nochtans van het allerhoogste staatsbelang is. Kwikkie, zoals de minister in de volksmond genoemd wordt, is van liberalen huize, en ik laat dan ook niet na mijn ouwe schoolmakker Jef, die zelf een donkerblauwe liberaal is - vrijheid blijheid - met het geval te confronteren, al was het maar om Jef een beetje te Jennen.
- Gij hebt recht van spreken! zegt Jef. Gij hebt indertijd toch in de brievenbus van de eerste minister geplast!
De goeie Brave Jef, hij leest al jaren trouw mijn blogs, en van dat ene verhaal (www.bloggen.be/kris/archief.php/ID=0000) van 00/00/2006 over mijn bezoek aan de Savaanstraat moet hij ongetwijfeld bijzonder hard genoten hebben. Voor de paar lezers die het verhaal toentertijd misschien niet gelezen hebben, laat ik hier een uittreksel volgen...
----- de savaanstraat
Ik probeer Jef aan 't verstand te brengen dat hij de beide niet met elkander moet vergelijken. Ik was geen minister van justitie, ik was achttien of negentien en Kwikkie is vijftig, ik heb mijn daden nooit ontkend of er over gelogen en zoals hierna zal blijken heeft mijn slachtoffer zelf, in casu de eerste minister, de misdaad wellicht met de mantel der liefde toegedekt. Waarom ik dit laatste durf beweren? Op 00 augustus 2006, een paar maanden na het verschijnen van mijn verhaal over de Savaanstraat, kreeg ik deze reactie:
----- reactie van Pascal Lefèvre
En als mijnheer Kwikkelbornee nu eens eerlijk zou durven bekennen wat er precies gebeurd is. Het zal hem wellicht zijn ministerpost kosten maar het land zal gered zijn en een nieuwe mooie en lukratieve job staat hem dan ongetwijfeld nog te wachten, buiten het licht van de schijnwerpers, als CEO of PDG of "in Europa". Of als luchtgitarist. Mij doen ze alvast niks meer...
De dag dat Albert Debeurme mij toezegde dat hij zich wilde inzetten voor een eventuele langeafstandsloop in Grijsloke: het is de aanhef van de eerste zin uit het boek Grijsloke 2000 (*). Het is vandaag exact veertig jaar geleden en het was in een feestzaal in Marke, nu deelgemeente van Kortrijk, ter gelegenheid van een nieuwjaarsreceptie van de Kortrijkse atletiekclub. Albert Debeurme zaliger was toen een gerenommeerd huisarts in Marke, geboren Anzegemnaar en bezeten door de loopsport. Hij is gedurende verscheidene jaren bestuurslid geweest van Dwars door Grijsloke. Over hem heb ik geschreven in het genoemde boek (pag. 7-13) en er staan fotos in van hem (op pag. 26, 36, 79, 129). Daar en toen werd het fundament gelegd voor de échte Dwars door Grijsloke , al dient gezegd dat er al een klein vuurtje smeulde
En net nú vraagt Francky mij of ik als man van de wereld of alleszins van Grijsloke (wat niet helemaal hetzelfde is) en met mijn klare kijk (dank u, Francky) een artikeltje wil schrijven voor het 1e Loopclubboekje 2021. Hij heeft het in zijn mailtje verder over mijn blik op 2020 en mijn visie op 2021 en over oude koeien, jonge veulens, de toekomst
Als we het over 2020 moeten hebben kunnen we moeilijk om covid19 heen, dat leuke coronavirus. Maar er iets over schrijven voor ons clubblad? Zonder in herhaling te vallen? Want ontgetwijfeld bent u als trouw clublid ook een trouwe lezer van mijn blog (www.bloggen.be/pierpont) en daar staan 20 à 25 artikelen (cursiefjes) van mijn hand, waarin ik mijn visie over die corona-toestand wereldkundig (of alleszins Grijslokekundig) maak. Mag ik u vragen alvast deze twee verhaaltjes nogmaals te lezen: Togenbirger en het virus, P=p.f, (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3240463) en Brief aan Karel over de economie (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=3241339). Misschien valt u in die verhaaltjes de naam van Jan Bauwens op. Ik heb hem leren kennen in de prille beginjaren van DDG. Hij was toen een jongeman van een jaar of twintig. Hij had een jaar studie in de filosofie achter de rug, aan de Gentse universiteit. Schrijven was zijn geliefkoosde bezigheid en daar was hij zeer bedreven is. En afstandslopen was zijn geliefde sport. Dwars door Grijsloke boeide hem zeer en in welke lyrische bewoordingen hij zich heeft uitgelaten over de eerste DDG-medaille kunt ge lezen in hét boek op pag. 146 en 147. De aanhef luidt als volgt: Nooit voordien was ik zo lang verdroomd in een beeld of een beeltenis en nooit voordien hebben beelden zo sterk gesproken: eenvoudig, waarachtig, mysteriedragend in drievoud en tegelijk getuige van een diepmenselijk en schoon gebeuren. Er staat ook mooie een tekening van Armand Parmentier van zijn hand, want Jan Bauwens was toen al een all-round kunstenaar, die naast zijn literaire begaafdheid ook zeer beslagen is op het gebied van de grafische kunsten en de muziek. Op heden is hij, als master in de filosofie, wellicht de vruchtbaarste filosoof van Vlaanderen. Ofschoon ik hem slechts vier (het weze vijf ) keer ontmoet heb, heb ik hem goed gekend, vanwege een zeer intense briefwisseling (later via e-mail). De laatste jaren zijn wij evenwel uit elkaar gegroeid, en dat heeft m.i. veel te maken met hoe wij staan tegenover de manier waarop de rampen die onze aardbol teisteren dienen aangepakt te worden, zijnde de opwarming van de aarde en de virussen. Niet dat we het niet eens zouden zijn over de dieperliggende oorzaak: onze globale ecologische voetafdruk! Maar over hoe we dat moeten aanpakken op de lange termijn, daarover hebben we een verschillende mening. Dat het de bedoeling van het virus is om het wereldbevolkingscijfer naar omlaag te brengen en daardoor ook de globale ecologische voetafdruk, daar kan Bauwens het misschien nog met mij eens zijn, doch dat wij dat moeten doen door middel van geboortebeperking (anticonceptie!), teneinde het virus het gras voor de voeten te maaien, is voor de filosoof een brug te ver en alleszins ethisch niet te verantwoorden. Hij ziet maar één middel: die ecologische voetafdruk van elke (rijke) westerling drastisch terugdraaien. En wie er van ons beiden gelijk heeft? Géén van beiden, of allebei? Laten we het op het laatste houden, in de geest van mijn goede vriend zaliger, Jack Vanlichtervelde: iedereen heeft altijd gelijk in wat hij zegt of doet, of hij dénkt tenminste dat hij gelijk heeft, anders zou hij niet zeggen wat hij zegt of doen wat hij doet
Maar wat staat er ons nu eigenlijk te wachten? En wilt u echt mijn mening daarover kennen? Welnu, ik vrees dat alle maatregelen te laat zullen komen. We hadden tweehonderd jaar eerder moeten ingrijpen toen de Britse filosoof Malthus deze catastrofe voorspelde. Dit virus zal zich niet laten ringeloren door een vaccin, het zal zich in allerlei bochten wringen via talloze mutaties. Het virus zal onder ons blijven en zijn plaatsje opeisen, naast kanker, hartziekten en andere doders waarmee we al lang hebben leren leven. En loopt het dan slecht af met ons? Ongetwijfeld. Maar dat wisten we toch al: met ieder die geboren wordt loopt het uiteindelijk toch altijd slecht af, of niét soms? Laten we enkel ons best doen om die slechte afloop zo lang mogelijk uit te stellen en zo lang mogelijk trachten te genieten van de tijd die ons rest, van onze goede herinneringen en van wat Grijsloke voor ons nog in petto heeft. Chèsarásará.
En mag ik dit verhaal beëindigen met een gedichtje, waarmee ik mij bij de aanvang van het nieuwe jaar tot al mijn vrienden en kennissen richt, met als doel hun een hart onder de riem te steken?
Een voorspoedig jaar zou k willen wensen
aan jou en al mijn medemensen,
ofschoon het valt te vrezen
dat die wensen weer eens ijdel zullen wezen.
Daarom geef k u slechts mijn zégen
en enkle dingen om te overwegen:
Laten we blij zijn dat we leven
en nog liefde kunnen geven,
dat we nog kunnen denken
en vertrouwen kunnen schenken.
En er is nog de muziek en de teevee
en de boeken van Claes en van Durnez,
er is nog facebook en internet
en altijd nog de warmte van een bed.
En er zijn honderd andre dingen
om het uit te zingen
onze grieven te vergeten en blij te zijn
en te hopen op een goed vaksijn.
(*) Het boek Grijsloke 2000 is gratis te verkrijgen in ons clublokaal, door ieder lid van de Loopclub (zolang de voorraad strekt )
Brief
aan alle lezers van De Druivelaar (dat zijn er zo'n vier miljoen) die ook lezer
zijn van mijn blog (oei! dat zijn er plots een heel pak minder...).
De voorbije maand hebt u, via uw scheurkalender "De Druivelaar", uw culturele bagage weer kunnen aandikken met de verklaring
van het woord "bacchanaal" dat afstamt van
Bacchus, de god van de wijn, van het drinkgelag, van het vertier. De
tekening bij het verhaaltje is van de hand van Marc Van Hoye: een studentikoos
drinkgelag
Wie aandachtig toekijkt leest de namen "Meetjesland" en "Laetitia". Dat zijn de namen van twee studentenclubs, respectievelijk uit het Meetjesland en de Vlaamse Ardennen, waarvan Marc (Meetjesland) en ik (Laetitia) preses zijn geweest. Achtenvijftig jaar geleden! De foto hieronder dateert uit die tijd en is genomen tijdens een verbroederingscantus tussen de beide clubs (Marc staat uiterst rechts op de foto, ik de tweede van links)
We studeerden allebei geneeskunde en zaten toen in het vijfde jaar. Reden genoeg voor een "Ave confra-a-ater, 'k drink liever bier dan wa-a-ater".
Doorgaans ging het er bij ons iets minder hevig aan toe dan uit de schets op De Druivelaar mag blijken en alleszins minder hevig dan in de tijd toen Ernest Claes, de schrijver van "De Witte", studeerde aan de univ van Leuven, in het begin van de twintigste eeuw. Tenminste als we mogen afgaan op wat de schrijver vertelt in zijn autobiogradisch werk "Leuven, o dagen, schone dagen" en op de tekening van Kris Wollants die het verhaal illustreert.
Komende maand kunt u genieten van "het hol van Pluto". Dat zal voorlopig mijn laatste bijdrage zijn voor De Druivelaar. Ik neem een sabbatjaar. Wat zeg ik? Twéé sabbatjaren! En dat geldt evenzeer voor Marc. Maar in 2023 zijn wij er weer. Laat uw klassieke kennis nu maar wat bezinken, want er komt méér. De twaalf werken van Herakles: één per maand. En op geregelde tijdstippen een Latijnse spreuk, met vertaling en de nodige toelichting, plus een toepasselijk tekeningetje van Marc, en af en toe een vleugje potjeslatijn. Maar stilzitten doen we ondertussen allerminst. Terwijl Marc de wereldzeeën met zijn zeilboot bevaart heb ik twee boeken op het getouw staan: één over het studentenleven in het begin en in het midden van de twintigste eeuw en één over drie Onbekende Vlamingen. Kunstenaars!
Frans De Smet was een gerenommeerd journalist. Het bericht van zijn overlijden komt hard aan bij mijn echtgenote en mijzelf. We zijn jarenlang buren geweest en Frans heeft zijn lager onderwijs genoten in de gemeenteschool van Elsegem waar mijn vrouw Monique de eerste drie leerjaren voor haar rekening nam en haar vader de laatste drie. Ik heb beiden meermaals horen zeggen dat Frans De Smet "hun beste leerling ooit" is geweest. In het boek "Klein Scheldedorp met groot verleden" staat op pagina 125 een foto uit 1962 met de klas van Monique: Frans (middenste rij, vierde van links) zat toen in het tweede leerjaar.
Roger Tack? Eén van de grootste Vlaamse kunstenaars die onbekend zijn gebleven... tot op heden. Tweeëntachtig jaar, Gentenaar in hart en nieren. Hij is één van de "Drie onbekende Vlamingen" uit het gelijknamig boek dat verschijnt eind 2021.
Een schilderij van Elke Ottevaere (mijn kleindochter) ter gelegenheid van mijn tachtigste verjaardag: Ouessant schaapjes, ook Bretonse dwergschapen genoemd, en digitalisplanten (vingerhoedskruid). Ouessant schapen zijn het kleinste schapenras ter wereld. En de digitalisplant, de "digitalis purpurea" is een geneeskrachtige plant: zij bevat stoffen (digoxine en digitoxine) die de contractie van de hartspier stimuleren maar die bij overdosering gevaarlijke bijwerkingen kunnen hebben met dodelijke afloop. Wees maar niet ongerust: geen schaap dat er aan denkt om zich te buiten te gaan aan deze aanlokkelijke, maar o zo giftige plant. En allerminst onze intelligente dwergschaapjes...
In de maand november van het jaar 1967 kregen in het klein en vredig dorp Elsegem, waar iedereen iedereen kent, alle inwoners het overlijdensbericht in de bus van ene Michel De Kimpe. Zo goed als niemand in het hele dorp had ooit die naam gehoord. Maar dat Piet Van Kempen een paar dagen tevoren het tijdelijke met het eeuwige had verwisseld, wist iedereen: in café "De Twee Vlaanders" en tijdens een partijtje kaarten had Piet de geest gegeven. Het drong geleidelijk tot de Elsegemnaren door dat Piet van Kempen in feite Michel De Kimpe was... Er kwam veel volk naar zijn begrafenis, want Piet, alias Michel, was een graag geziene figuur.
Volgens het "Verklarend Woordenboek van de Familienamen" van Frans Debrabandere bestaan er zevenendertig varianten van de naam "Kamp": Van Kempen en De Kimpe zijn er twee van. De auteur geeft vier verklaringen voor de naam: kampioen, bijzit, bastaard, hennepteler. Alle vier van Middelnederlandse oorsprong. Laten wij het houden bij de eerste verklaring, en dat om verschillende redenen: met de drie andere zouden wij Michel wellicht oneer aangedaan hebben en vooral... Michel wás een kampioen. 't Is te zeggen hij had vermoedelijk wel de ambitie om kampioen te zijn en de mensen van zijn dorp hadden die ambitie in nog veel hogere mate. Als jonge knaap dweepte hij met de grote wielerkampioen Piet Van Kempen, de geboren Nederlander (°1898), die een wereldvedette was in de jaren twintig en ook nog daarna, om uiteindelijk te eindigen in Brussel als restaurantuitbater. Het lijdt geen twijfel dat Michel een kampioen wilde worden zoals Piet Van Kempen. Een wielerkampioen, als 't effe kon. In die tijd was er ter gelegenheid van de kermis op de Beekstraat, de straat waar Michel woonde, een koers voor nieuwelingen. Hier zou hij de eerste steen leggen voor wat een roemrijke carrière moest worden... En Michel nam deel. Hij won niet. Verre van! Maar het dorp was tevreden, ze waren fier op hun "koereur" en niemand twijfelde eraan dat hij een kampioen zou worden zoals de grote Piet Van Kempen. En de laatste dag van de kermis mocht kampioen Michel op een praalwagen door de Beekstraat trekken. Michel werd bij die gelegenheid omgedoopt tot Piet. Het dorp had zijn kampioen en Michel ging voortaan door het leven als Piet: Piet Van Kempen. Michel De Kimpe was dood en begraven.
Er weze terloops vermeld dat ook de echte Piet Van Kempen niet als Piet geboren is, wel als Dingeman Van Kempen. Toen hij als zesdagenrenner begon door te breken in Amerika heeft hij die gekke voornaam veranderd in Piet. "Big Pete" zoals ze hem noemden in de States, zou het daar als "Big Dingeman" wellicht nooit zover geschopt hebben...
Maar met de carrière van ónze Piet liep het niet zoals iedere Elsegemnaar, en hijzelf wellicht ook, gehoopt had. Toen hij een jaar later voor de tweede maal aan de start stond van Beekstraat-koerse had hij nog geen enkele overwinning, zelfs geen plaats in de eerste drie, op zijn palmares. Aan supporters ontbrak het hem nochtans niet en toen Piet op 't einde van de eerste ronde als eerste voorbijkwam, brak er een ongezien applaus los. De kampioen bleek echter al direct te veel van zijn krachten gevergd te hebben. Een ronde later bengelde hij reeds achteraan en tot overmaat van ramp kreeg hij daarna nog twee lekke banden. Hiermee kwam abrupt een einde aan een "veelbelovende" wielerloopbaan: Piet zwoer dat hij nooit nog aan een koers zou deelnemen. En hij heeft woord gehouden...
En de geplande huldiging van de kampioen op de laatste dag van de kermis? Zij ging door! Piet was populair. Er stond nog meer volk langs de weg om de kampioen toe te juichen dan het jaar ervoor. De huldiging van Piet Van Kempen was na twee jaar reeds een traditie geworden. De vraag was: hoe zou Piet, nu hij het koersen afgezworen had, zich de titel "kampioen" waardig tonen?
Er was in die tijd op kermiszaterdag telkenjare een grote duivenwedstrijd op de Beekstraat en er dient vermeld dat de duivensport zeer populair was in Vlaanderen, niet in het minst in Elsegem, en na de wielersport op de tweede plaats kwam. Jozef Vandenberge, de bakker van het dorp en tevens een verwoed duivenmelker, beschikte het jaar daarop over een uitstekende duif. Hij liet ze inkorven op naam van Piet Van Kempen. Het was geen kleine wedstrijd: "Kampioenschap van Zuid-Vlaanderen", van Angoulème naar Elsegem. Zevenhonderd kilometer! En wie won die dag? Piet Van Kempen! Met de duif van bakker Jozef. Piet was nu een échte kampioen en dat zou hij nog járen blijven.
Zijn brood verdiende hij bij een handelaar in kolen en veevoeders. Zwaar werk dat moeilijk te combineren was met de "stiel" van wielrenner. Duivenmelken was minder slopend, en daar was óók veel eer mee te behalen, het weze dan nog met de duiven van een ander. In mindere mate gold dat ook voor het hanenvechten, waarvoor men naar Noord-Frankrijk moest, omdat die "sport" in ons land verboden was. Jacques vertelt hoe hij als negen- of tienjarige knaap eens mee mocht naar zo'n hanenkamp. Zodra het gevecht begon liep hij wenend naar buiten omdat hij het vreselijk schouwspel niet kon aanzien. Hij heeft zich dan maar de hele tijd van het gevecht verstopt in een oude WC, waar het ijzig koud was en de stank niet te harden. Of de haan die ze naar Frankrijk hadden meegenomen de kamp gewonnen heeft weet hij niet. Als het alzo was, dan kon het alleszins een Pyrrhusoverwinning genoemd worden. Het beest was lelijk toegetakeld: de kam die anders altijd fier rechtop stond, lag bloedend, slap en gescheurd op zijn kop, zijn ene oog was totaal verwoest en rechtopstaan was onmogelijk. Ze hebben hem later afgemaakt en opgegeten. Zo wreed kon het leven zijn...
Al was hij dan zélf geen kampioen met de fiets, de wielersport bleef Piet boeien. Hij ontpopte zich tot een verdienstelijke en trouwe verzorger van twee renners die het al bij al redelijk ver geschopt hebben in de wielersport: Romain Desmet in de jaren '50 en Leo Stichelbaut in de jaren '60.
En dan was er nóg een sport: het spel met de kaarten. Niet écht een zware sport, maar het is Piet fataal geworden, zoals verteld aan het begin van dit verhaal
Moeder Margriet
Het moge duidelijk wezen dat Jacques zijn artistieke aanleg niet had van zijn vader. Van zijn moeder dan? Haar naam was Margriet (Marguerite) Beyaert. Margriet behoorde tot misschien wel het belangrijkste geslacht van Elsegem de adellijke de Ghellincks niet te na gesproken. Laten we dit verhaal even beginnen op 21 april 1835 bij de geboorte in Elsegem van Ludovicus Beyaert. Gehuwd met Pelagie Coussaert in Elsegem en er overleden op 11 mei 1904. Ludovicus en Pelagie hadden zes kinderen, allen geboren, getrouwd en overleden in Elsegem: Remi, Leo, Marie, Alfons, Alois en Julie. Op 26 maart 2017 werd in Elsegem een groot familiefeest gehouden voor alle nakomelingen van de zes telgen van Ludovicus. Met honderdvijfentwintig waren ze. Jacques was één van hen. Zijn moeder Margriet, geboren in 1915, als dochter van Alois, was op dat ogenblik al meer dan vijftig jaar overleden...
Of er kunstenaarsbloed zat in de Beyaerts? Een paar gewezen burgemeesters en een eveneens gewezen orkestleider... Tevergeefs heb ik gezocht naar enig spoor van ene Michel Beyaert, professor.
Professor Michel Beyaert is één van de belangrijkste professoren aan de Gentse universiteit in de tweede helft van de twintigste eeuw, faculteit Handels- en Economische Wetenschappen. Hij had Letteren en Wijsbegeerte gestudeerd en had een doctoraat in de scheikunde behaald. Achtendertig jaar lang heeft hij gedoceerd aan de Gentse alma mater. Talloze wetenschappelijke publicaties staan op zijn naam, verscheidene prestigieuze prijzen heeft hij in de wacht gesleept. En ofschoon ik hem nooit persoonlijk heb gekend, vanaf mijn eerste kennismaking met de universiteit drieënzestig jaar geleden! had ik een bijzondere interesse voor deze man. De reden hiervoor valt evenwel enigszins buiten het bestek van dit boek. Veel later zou mijn interesse en ook bewondering voor professor Beyaert nog groter worden toen ik in de archieven van de universiteit las dat hij geboren was in Wortegem (evenals Elsegem een deelgemeente van Wortegem-Petegem), en ik van oudere ingezetenen van de gemeente vernam dat hij als jongste telg uit een straatarm kroostrijk gezin werd opgevoed door een landbouwersechtpaar dat kinderloos was gebleven. Klein Michelleke t was op t eind van de eerste wereldoorlog schepte er genoegen in te plassen in de klompen die de meiden hadden uitgedaan voor ze op hun knieën de aardappelen gingen rapen. Maar Michelleke was een bijzonder pienter baasje, altijd de eerste van de klas. Daar zijn "stiefouders" welgesteld waren, stond niets een universitaire carrière in de weg. Vandaar...
Het is zo goed als zeker dat professor Michel Beyaert geen afstammeling is van één van de vier zonen van Ludovicus Beyaert, maar wellicht wel van de vader van Ludovicus (die óók Ludovicus heette) of van de grootvader Pieter Joseph die in Petegem (een andere deelgemeente van Wortegem-Petegem) geboren is, maar gehuwd en gestorven in... Wortegem. Een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dus dat er verwantschap bestaat tussen de grote professor Beyaert, met wie onze bekende Vlaming misschien niet een artistieke gave gedeeld heeft, maar zeker wel de genialiteit.
De geboortegrond Elsegem
Uit het voorgaande moge
overduidelijk blijken dat de roots van deze onbekende Vlaming in Elsegem
liggen, een klein dorp aan de Schelde (6 km² groot, iets meer dan 1000
inwoners) en sedert de jaren '70 deelgemeente van Wortegem-Petegem. Jacques De
Kimpe zelf is er geboren, is er opgegroeid en getrouwd met een meisje wier
roots in hetzelfde dorp liggen; hij heeft er op zes verschillende plaatsen
gewoond, doch steeds binnen de grenzen van het dorp. Het kan haast niet anders
dan dat de Elsegemse grond mede aan de basis ligt van wie die Onbekende Vlaming
geworden is. Dit in overweging nemend mag een woordje over Elsegem in deze
context niet als overdreven beschouwd worden.
Neem een kaart van ons land. Duid de
grens aan tussen West- en Oost-Vlaanderen. Die grens vormt met de Schelde een
hoek van ongeveer 45° die open is naar het noordoosten; In die hoek ligt
Elsegem, de bakermat van heel wat grote Vlamingen. Ik vermeld er slechts drie,
allen geboren en hun leven lang gedomicilieerd in Elsegem...
- ten eerste: burggraaf Amaury
Joseph Charles Marie Colette Ghislain de Ghellinck dElseghem Vaernewyck. Hij
behoorde tot het roemrijk adellijk geslacht de Ghellinck dat generaties lang,
tot in het jaar 1933, in Elsegem de burgemeesters heeft geleverd. Burggraaf
Amaury (°1851) was de voorlaatste adellijke burgervader, van 1876 tot aan zijn
dood in 1919. Hij was ongetwijfeld de belangrijkste de Ghellinck: naast
burggraaf en burgemeester was hij ook pauselijke graaf, erfridder van het
Heilig Roomse Rijk, senator, voorzitter van de Geschied- en Oudheidkundige
Kring van Oudenaarde, lid van de Heraldische Raad, geschiedschrijver,
bibliofiel, genealoog, heraldicus en archeoloog, en bouwer van de beroemde
Bibliotheca Elseghemiensis.
- ten tweede: André Naessens (1914-1966).
Alleszins het grootste genie dat Elsegem heeft gekend. In 1934 ontwierp hij
zijn eerste radiotoestel onder de naam "A.N." en in 1947 een eerste TV-toestel
onder de naam "ANEX". Hij stichtte een TV-bedrijf dat in de jaren zestig op
volle toeren draaide met zo'n honderddertigtal werknemers. Na zijn vroegtijdig
overlijden, door suikerziekte, deemsterde ANEX stilaan weg. Met de huidige
stand van de medische wetenschap was het ongetwijfeld uitgegroeid tot een
wereldconcern...
- ten derde: Willy Naessens (°1939).
Neef van de vorige. Als volslagen autodidact (hij liep school tot zijn 14 jaar)
bracht hij het tot de wellicht de grootste en zeker de populairste ondernemer
van Vlaanderen. Op heden stelt hij duizenden mensen tewerk, in allerlei
bedrijfstakken, van de bouw tot de voedingsindustrie.
Ik wens u een voorspoedig, gezond en gelukkig 2020. Van ganser harte hoop ik een beetje tot dat geluk te kunnen bijdragen door mijn maandelijks verhaaltje op De Druivelaar en door mijn blogs:
1° www.bloggen.be/dzeus: met duiding i.v.m. het Druivelaarverhaal van de maand;
2° www.bloggen.be/pierpont: met af en toe wat onnozel geschrijf;w.bloggen/dduid
3° www.bloggen.be/kris: met wonderbare verhalen over leven en werk van drie Onbekende Vlamingen;
4° www.bloggen.be/zerar, een blog die 12 jaar geleden (in 2008) gewijd was aan de lotgevallen van Zerar, maar datzelfde jaar nog, samen met Zerar, ter ziele is gegaan. Een jonge schrijfster komt nu, ter gelegenheid van Kerst 2019, op de proppen met een striproman De Avonturen van Zerar (cf.bijlage) waarmee onze veel te vroeg overleden held weer boven water komt. Het boek verdient onze volste aandacht en in het nieuwe jaar zal de blog (die de laatste jaren besteed werd aan pictaikus) er helemaal aan gewijd zijn.
Odysseus op Aiaia is een klassieke tragedie in een nieuw kleedje. Het is een verhaal van liefde en hartstocht, gebaseerd op het eeuwenoude verhaal van de omzwervingen van de Griekse held Odysseus, na de oorlog van Troje. Het was oorspronkelijk bedoeld als een deel van een trilogie. Het eerste deel (De Twistappel) is een toneelstuk dat handelt over de oorsprong van de Trojaanse oorlog. Het tweede (De Oorlog van Troje) is eveneens een toneelstuk dat een belangrijke episode uit de oorlog behandelt. Dit derde deel was oorspronkelijk eveneens bedoeld als toneelstuk en het draagt nog duidelijk de sporen ervan (de dialogen zijn niet helemaal uitgewerkt). Het is overigens zonder veel moeite te bewerken voor toneelopvoering. Humor en erotiek ontbreken allerminst in dit werk, net zo min als in de eerste twee delen. De drie delen werden alle drie, enkele jaren geleden in boekvorm uitgegeven (voor inlichtingen surf naar www.bloggen.be/zerar/archief.php?ID=2879394).
Odysseus op Aiaia verschijnt op mijn blog (www.bloggen.be/mythos) vanaf 8 januari iedere maandag in vier afleveringen. Mocht iemand geïnteresseerd zijn om het ten tonele te brengen, hij neme contact op met mij (kvansteenbrugge@gmail.com). Rechten, van welke aard dan ook, zijn (wat mij betreft althans) niet verschuldigd.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (38)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 38: Lang leve DDG!
We zijn met ons verhaal, ei zo na, in de voetsporen beland
van het hedendaagse DDG en de Loopclub, dewelke geen van beide nog weg te
denken zijn. In 2015 en 2016 is het duidelijk dat er een standvastige koers
wordt gevaren en dat Grijsloke gelanceerd is voor nog minstens duizend jaar.
Het aantal deelnemers is gestabiliseerd rond de 700 en dat lijkt nu net het
ideale aantal, een aantal dat Grijsloke aankan. Weliswaar heel wat minder dan
in de gloriejaren van een kwarteeuw geleden, maar daar staat tegenover dat de
loopclub veel actiever is geworden dan in de beginjaren. Ze zijn beslist niet
op een paar handen te tellen, degenen wier leven zinvoller is geworden dank zij
de wekelijke zondagochtendtrainingen. En wat al vriendschapsbanden zijn er niet
gesmeed. Onbegonnen werk om weer eens de talrijke activiteiten en de roemrijke
sportprestaties van onze beste clubleden in binnen- en buitenland te belichten.
Velen hebben de laatste paar jaar de clubrangen vervoegd en verheugend is het
vast te stellen dat een aantal, die tien of twintig jaar geleden de stal hebben
verlaten, nu terugkeren. Verheugend is ookdat de banden met het Verenigd Koninkrijk steviger worden, via de
jaarlijkse verbroedering met de Hastingsrunners, zowel in Hastings als in
Grijsloke. Ja, er is veel nieuw en jeugdig bloed, maar ook de ouderen haken niet
af: gaat het lopen niet meer, dan wordt er gewandeld op zondagmorgen. Zeven
kilometer, anderhalf uur
Het leven is een lach en een traan. Laat het niet anders zijn
in Grijsloke. Er zijn tranen gevloeid in 2015. Voor Martine Debosschere heeft
het noodlot wel heel hard toegeslagen. Zestien jaar geleden (28.12.1998) zeeg
haar echtgenoot Patrick, een van onze actiefste leden, op een kille decemberdag
dood neer toen ze samen aan t joggen waren in Grijsloke en op 20 april 2015
had het fatum hetzelfde lot in petto voor Martines broer Noël, die vriendelijke
man die eveneens lid was van onze club. Hij stortte ineen bij de aankomst van
de Vijfkerkenloop in het domein de Ghellinck te Elsegem. Anderhalf jaar
later, op 14 december 2016 ging Ann Vindevogel van ons heen. Een beminnelijker
dame kan men zich niet voorstellen. Tot de laatste paar weken vóór haar dood
kwam ze trouw naar de wekelijkse training, lief en opgewekt tot de laatste
snik. Ze was zevenenvijftig, even oud als Noël. Ze was de moeder van Jelle
Demaré, die ik kende van de jaarlijkse studentikoze Gravensteenfeesten in Gent.
Tijdens het academisch jaar 2012-13 was hij, negenenveertig (!) jaar na mij (O
jerum ) senior seniorum, zegge de preses van het hele Gentse studentenheir.
Met Ruben Decoutere hadden we in 2015 een super begaafde
knaap als clubkampioen in het veld. En in 2016 was het Frederic Vandenheede
dewelke die eer te beurt viel. Frederic die al meerdere DDG podiumplaatsen in
de wacht had gesleept was ondertussen een volwaardig clublid geworden. Een
versterking die kan tellen. Kampioen bij de vrouwtjes was Griet Demeyer, twee
jaar tereke.
DDG in 2015. In de 6,7 km moest onze Stephen Soetaert enkel voor Francis
Van Steenbrugge de duimen leggen en bij de vrouwtjes stond Charline Vanneste
weer op het hoogste schavot. De grote koers werd gewonnen door een onbekende
klepper, Mohamed Blirouk (Birouk Mohammad vlgs. andere bronnen) met 19
voorsprong op een flinke tweede, Nico Serroen. Ook hier was de eerste bij de
vrouwen dezelfde als in 2014: Ann Parmentier.
DDG in 2016.Hans Omey schreef de korte koers op
zijn naam. Bij de dames kwam Charline Vanneste als eerste over de meet, voor
het derde jaar op rij. Voor een dergelijke prestatie moeten we teruggaan tot
Katja Merlin in 1996 (hoe zou t nu nog zijn met mooie Katja?). De lange koers
werd dit jaar met één ronde ingekort vanwege de hitte. Bij de dames ging de
zege naar Annelies Deketelaere. Bij de heren: kolfje naar de hand van Francis
Vansteenbrugge, die met deze prestatie voor de tiende (!) maal zijn plaats
kreeg op het podium van DDG, waarvan niet minder dan zes maal op het hoogste
schavot. Heeft iemand er bezwaar tegen dat ik mijn naamgenoot bij deze uitroep
tot Mister Dwars door Grijsloke?
En verder We schrijven 2017. DDG is levend en kerngezond. Wie van de
pioniers van 1981 had dit ooit durven dromen: de euforie van de beginjaren, de
bloei van de club, de 37e die voor de deur staat. Wijzelf lopen niet
meer, maar wij genieten nog van de zondagse wandeling in clubverband en we
houden niet op ons te verheugen in onze nakomelingen. De toekomst van Grijsloke
lijkt meer dan ooit verzekerd.
De
geschiedschrijving laat ik nu aan een ander over. In stijl, met een vers dat ik
ontleend heb aan onze grote dichter Guido Gezelle, zijnde de laatste strofe van
Boerke Naas (1)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (37)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 37: 2014, mooi en meedogenloos.
Een mooi jaar voor onze loopclub. Ongetwijfeld. De club bulkt
van het looptalent. Van piepjong tot iets minder jong.Voor jong staat Robin Demeestere, zoon van
Lieven en Annick en provinciaal kampioen bij de pupillen. Met 14 overwinningen
en 2 tweede plaatsen op 16 wedstrijden in t jaar 2013 was Robin de trofee van
Sportverdienste van de stad Anzegem ten deel gevallen. Voor iets minder jong
staat Monique Bauters die zopas wereldkampioene marathon was geworden in de
categorie 65+.De clubcross in maart
kreeg bij de vrouwen een podium om van te snoepen: Sophie Christiaens, Griet
Demeyer, Sylvie Christiaens. Bij de mannen werden de podiumplaatsen bezet door
een jeugdig trio dat in de toekomst ongetwijfeld hoge ogen zal gooien: Stephen
Soetaert, Ruben Vercouter en Bjorn Desmet. Naast de talloze traditionele clubactiviteiten
was er dit jaar véél goed nieuws, o.a. vanwege opa Gilbert die in de Anzegemse
bib gelauwerd werd omwille van zijn haikus die een jaar lang werden tentoongesteld.
Er werd een quizploeg op de been gebracht die al meteen een succesje uit de
brand sleepte (het hoofd en de benen! weet je wel). In februari werd een Valentijnloop
georganiseerd waaraan achtenvijftig lopers deelnamen, naast twaalf wandelaars;
allen werden beloond met pralines, ideaal voor verliefde harten. Mooi was ook
de verbetering die aangebracht werd aan ons clubhuis De Kleine Kluis,
op het gebied van acoustiek, centrale verwarming, douches, warm water, airco En
wat gedacht van de feestelijke huldiging in de maand september van s lands
grootste marathonloper aller tijden, tevens lid van onze club, Aureel
Vandendriessche? Er was ook een tentoonstelling en de aanwezigheid van
s lands beste atleten uit de 60 en 70-er jaren.
Een mooi jaar, zeer zeker, maar tegelijk een meedogenloos
jaar, een annus horribilis! Tegen t eind van de maand bereikte ons het
ontstellend nieuws van het plotse overlijden van onze bekwame en geliefde
clubdokter Luc Termote, 58 jaar oud. Het voorjaar was nog niet ten einde
maar de zondagse trainingen werden al weer gehouden op het zomerparcours, toen
onze ongeëvenaarde trainer Gilbert Terras hij liet zich
gaarne opa Gilbertnoemen ter ziele ging. Tijdens de homilie die ik tijdens
de begrafenis mocht houden, noemde ik hem de veelzijdigste Anzegemnaar van de
20e en het begin van de 21e eeuw, en ik eindigde met één
van zijn tarijke haikus, één waaruit blijkt hoe hij naar het einde toe zijn
krachten voelde achteruitgaan, evenals het licht van ogen, maar ook hoe hij
optimistisch was in verband met een nieuwe generatie: Licht
en duisternis / de zon zakt zienderogen / terug
naar morgen. Op 21 september ging de Ieperse marathonloper
WillyLemaire van ons heen. Hij was lid van onze club. Het aantal
marathons door hem gelopen zal niet met twee cijfers te schrijven zijn.
Onnoemelijk goede herinneringen draag ik met me mee, aan deze kleine eenvoudige
man met de grote snor, marathon Willy van Bachten-de-Kupe: we hebben samen
marathon gelopen in Chicago, in Zuid-Afrika, in Honolulu En alsof dat allemaal
nog niet genoeg was overleed op 25 oktober onze Engelse vriendin Brenda
Boyle, ten gevolge van een slepende ziekte. Twee maand eerder had ze
haar laatste wedstrijd gelopen: in Grijsloke! Twintig Dwars door Grijslokes, op
zijn minst, had ze op haar palmares staan. De gulhartigheid die de lieve Brenda
uitstraalde, de warmte van haar
enthousiaste omhelzingen ze zijn ongeëvenaard.
Dwars door Grijsloke kreeg er dit jaar een koersje bij: via
de Ketsersdreef, over 3,2 km. De winnaar was Thomas Deconinck; bij de vrouwen
was het Sylvie Christiaens. In de koers over 6,7 km kwam Francis Van
Steenbrugge ditmaal slechts als tweede over de meet: hij moest de duimen leggen
voor Steven De Loose. Onze Stephen Soetaert was derde. Charline Vanneste was
eerste vrouw. Op de grote afstand (18,9 km) was het nog eens Oost-Afrika boven
met Mohamed Berok. Hij won vóór Nico Serroen. Primus bij de dames was hier Ann
Parmentier. Nieuwbakken voorzitter Wim Vanrijckegem eindelijk eens een échte
loper aan het roer! kon al bij al fier zijn: het aantal deelnemers lag een stuk (meer dan honderd) hoger dan t vorig
jaar en dat beloofde voor de toekomst.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (36)
De geschiedenis van Dwars door
Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 36: De jaren 2011-13.
2011 was een feestelijk jaar voor de club. Op de
nieuwjaarsreceptie, waar naar goede gewoonte, burgemeester en schepenen aanwezig
waren werd eraan herinnerd dat Loopclub Grijsloke dertig jaar geleden het
levenslicht zag. In het januari-nummer van het clubblad kregen twee clubleden
een speciale vermelding: Carline Deseyn en Jean-Marie Vandenheede. Carline ging
het jaar in als Belgisch kampioene marathon; met 35 marathons op haar palmares
kon ze evenwel nog niet tippen aan de 101 van haar vader Jan. Jean-Marie had op
oudejaarsavond nog snel een marathon meegepikt in Meerssen (bij Maastricht),
waarmee de teller bij hem op 50 kwam te staan, nog net vóór zijn vijftigste
verjaardag op 3 januari.
Van de klassieke clubactiviteiten (filopori,
bedevaartloop, Beukenhof, weekend aan zee, oriëntatieloop ) weze nog eens het
crosskampioenschap van de jaren 2011-13 vermeld. Bij de dames werden
respectievelijk Christine Hanssens, Sofie Christiaens en Ria Dereu als winnaar
gekroond. Bij de heren was er drie jaar
na elkaar geen kruid gewassen tegen onze opkomende ster Stephen Soetaert. En
het was diezelfde Stephen Soetaert die Loopclub Grijsloke definitief op de
kaart zette in het Verenigd Koninkrijk
(voor zover dat nog nodig was ) door geweldige prestaties in de superzware
halve marathon van Hastings, de grootste loopkoers op Britse bodem (na de
London Marathon). In 2012 werd Stephen 17e (in 1.15.13) en in 2013
werd het een 7e plaats in 1.13.42. Twee jaar na elkaar werd hij
hiermee gekroond tot eerste buitenlandse atleet en wat meer is telkenmale viel
Loopclub Grijsloke de eer van eerste buitenlandse club te beurt.
Op 20 en 21 oktober 2012 was er een weekend Amsterdam
en op 8 november 2013 trokken we ons beste pak aan voor de première van de
Vlaamse film Marina in Kinepolis Kortrijk uitsluitend voor Loopclub
Grijsloke. Maar er was ook droefenis: op 4.12.2012 moesten wij afscheid nemen
van een trouw en minzaam clublid: Marc Sardeur, echtgenoot van Anneke Dhaene,
die tot op heden nog iedere zondagmorgen op post is op de wekelijkse training
in Grijsloke.
Qua aantal deelnemers waren de jaren 2011-13 matige
jaren. Het aantal lopers aan de finish bedroeg
703 in 2011, 740 in 2012 en slechts 604 in 2013, waarmee meteen het
absoluut diepterecord (tot op heden) werd gevestigd. En dat een week nadat de
vernieuwing van Grijslokes dorpskern was gevierd Zat die vermaledijde 13 er
weer voor iets tussen?
In de 7 km-wedstrijdwas Fabrice Laga (reeds
winnaar in 2007) de beste in 2011, vóór een Oost-Afrikaan, Frederic Van den Heede
(reeds winnaar in 2010) en ons beloftevol clublid Stephen Soetaert. In 2012 was
Francis Van Steenbrugge de winnaar. Door zijn overwinning in de 10 mijl twee
jaar tevoren had Francis bewezen dat hij het ook kon op de lange afstand.
Soetaert was nu derde. In 2013 tenslotte was Francis eerste, vóór Frederic. Het
was voor beiden reeds de zesde keer dat ze op het podium stonden van Dwars door
Grijsloke. Bij de vrouwen was de overwinning weggelegd voor Ulrike Debie
(2011), Sylvie Verthé (2012) en Axana Dheedene.
De grote afstand (10 mijl in 2011 en 2012, 21 km in
2013) werd in 2011 gewonnen door Stijn Fincioen, in 2012 door Stijn Vandevelde
(zijn 3e overwinning en 5e podiumplaats) en in 2013 weer
door Stijn Fincioen, vóór onze Dimitri Delombaerde die hiermee vriend en vijand
verbaasde. Bij de vrouwen won Veerle Vanlinden voor de tweede maal in 2011 en
Ria Tienpondt voor de derde maal in 2012. In 2013 was Trui Depondt eerste.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (35)
De geschiedenis van Dwars door
Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 35: Dertigste editie: weer een jubileum.
Dertig jaar Dwars door Grijsloke, das een flink
stuk van een mensenleven. Een jubileum. Loopclub Grijsloke en het clubblad (INFO
loopclub Grijsloke) zijn één jaartje
jonger, maar dat neemt niet weg dat we ze in een zelfde hulde betrekken. Dertig
maal proficiat dus, want t is dertig jaar goed geweest. Onze trainer en
duivel-doet-al Gilbert Terras heeft al die jaren de leiding en de
verantwoordelijkheid over de club en het clubblad op zich genomen, maar voor
dit jaar heeft hij zich voor wat het clubblad betreft laten bijstaan door Hans Noyelle. Hans heeft zich van zijn taak als eindredacteur naar behoren gekweten. Met
zijn rubriek Het Startschot houdt hij ons telkens voor wat de club de komende
paar maanden in petto heeft. Er zijn talrijke weerkerende rubrieken:
- De trainingskalender van de club: met de
clubactiviteiten voor de komende twee
maanden;
- De rubriek Wist u ?: met het relaas van allerlei
spectaculaire, hilarische, ophefmakende of onwaarschijnlijke gebeurtenissen die
zich hebben afgespeeld in de schoot van Loopclub Grijsloke. Soms is het héél
droevig nieuws: zo lezen we in het eerste nummer van 2010 dat Etienne Thomas ons
op 69-jarige leeftijd voor altijd heeft verlaten. Hij was een fervent loper en
één van onze trouwste leden. Daarenboven was hij beroepsrenner geweest en zou
hij naar verluidt eens Rik Van Looy geklopt hebben in de spurt. Een
alleropbeurendst weetje staat ook in dit eerste nummer: Rudy Desmet heeft het
embleem van Dwars door Grijsloke (de twee lopers) laten tatoeëren op zijn
onderbeen. Eeuwige trouw! Dank u, Rudy.
- In Grijsloke on tour vertellen leden van de club over hun deelname aan een (meestal) buitenlandse marathon, vaak geïllustreerd met fotos van hun exploot en gekruid met bijhorende zonderlinge en/of pikante verhalen.
- De loper van de maand (of het jaar): het is de bedoeling dat alle actieve leden in de mate van het mogelijke op een dag aan de beurt komen, want iedereen wil wel eens in het zonnetje gezet worden.
- Nieuw is het artikel Straffe mannen. Dit jaar wordt hier telkens een straffe man of een macho in de bloemetjes gezet. Onder macho verstaat men in onze loopclub:een gepensioneerd lid van de club, die zijn sporen in de loopsport heeft verdiend, blijk geeft van een goed tooghanger te zijn, weinig spreekt, zij het omdat hij niet durft, niet kan, niet wil of niet mag (van zijn vrouw bv.) en blijk geeft over een goede intelligentie te beschikken. Zes machos passeerden dit jaar de revue: Luc Termote (onze clubdokter, die weliswaar niet aan alle macho-voorwaarden voldeed), Jean-Marie Planckaert, Johan DHaene, Gilbert Moerman, Lucien Voet, Ivan Amez.
(naast de andere rubrieken over de vele uitstappen, verrassingsreizen, oriëntatietochten en jubileumvieringen) De klassieke weekenduitstap was toe aan zijn 20e editie (voor de 10e maal aan zee) en ook de filoporitest was al aan zijn 10e uitgave. O, wat gaat het vlug
De wedstrijd in augustus kon bezwaarlijk een tegenvaller genoemd worden. Er waren 805 inschrijvingen en dat was het hoogste aantal wat in de periode 2006-2015 werd genoteerd. De 7 km werd gewonnen door Frederic Van den Heede, die na verscheidene top-3 plaatsen in vorige jaren eindelijk de vreugde van de overwinning mocht smaken. Bij de dames kwam de eer toe aan Sofie Christiaens. Zij is beroepsmilitair en heeft reeds vele militaire kampioenentitels op haar palmares, dit alles tot grote vreugde van haar vader Theo die niet alleen zelf een voortreffelijk langeafstandloper is, maar tevens een van de trouwste leden van onze loopclub. Francis Van Steenbrugge die in t verleden vooral in de kortste afstand had geschitterd, behaalde dit jaar een mooie overwinning in de 10 mijl en op diezelfde afstand deed Ria Tienpondt haar overwinning van 2007 nog eens over.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (34)
De geschiedenis van Dwars door
Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 34: De jaren 2007-2009.
De laatste paar jaar (2005-6) werd het voorzitterschap
van Dwars door Grijsloke waargenomen door Gerrit Glabeke, maar door ziekte
moest Gerrit afhaken en toen kwam er weer een dame aan t bewind: Martine Crommelinck.
De tijd van de lange voorzitterschappen (Robert Forêt 1981-90, Claudine
Dejonghe 1991-2005) leek voorbij want na drie jaar zou ook Martine er de brui
aan geven. Voor de loopkoers waren dit allerminst de succesrijkste jaren: het
aantal deelnemers aan de finish bedroeg in die drie jaar, gemiddeld genomen,
nog geen zevenhonderd. Dat lieten ze in de loopclub nochtans niet aan hun hart
komen. De clubkleuren werden verdedigd in tal van grote loopkoersen in binnen-
en buitenland. We pikken er lukraak een paar uit In oktober 2007 trokken we met
vijfenvijftig clubleden naar Reims: 15 namen er deel aan de 10 km, 10
aan de halve marathon, 5 aan de marathon. In het voorjaar van 2009 namen 17
leden van Loopclub Grijsloke deel aan de marathon van Rotterdam: Kurt
Vanmarcke liep daar een schitterende tijd (2.51.58). Vele activiteiten van de
loopclub waren traditie geworden, niet meer weg te denken. Ik noem er enkele:
de bedevaartloop op moederkensdag (de 2e zondag van mei), de
nachtelijke oriëntatieloop (de 1e zondag van december), de
verbroederingsloop met de Beukenhofjoggers, de verbroederingsfeesten met de
Hastingsrunners in maart (in Hastings) en augustus (in Grijsloke), en bovenal
het verlengd winterweekend dat nu zijn vaste stek scheen gevonden te hebben aan
zee, in Nieuwpoort.
Er was evenmin gebrek aan competitie tussen de
clubleden onderling. De filoporitest was ook al een jaarlijkse traditie geworden
en kende een groeiend succes. Jan en Elke Ottevaere vormden in die jaren een
haast niet te kloppen team. Een andere jaarlijkse krachtmeting was de
clubcross. In 2007 was Geert Windels de beste. Dat jaar schitterde Geert ook in
de zware 20 km van Brussel met een tijd van 1.19.06, als eerste van een dozijn
deelnemende (en ook finishende) Grijslokenaren. Bij de dames werd Charline
Dewaele crosskampioen. In 2008 en 2009 was het weer Charline, maar bij de
mannen stond er nu telkens geen maat op het meesterschap van Dimitri
Delombaerde.
Op 15 juli 2007 heeft Lucien Taelman Abraham
gezien, t is te zeggen: onze mister DDG en super-langeafstandloper vierde
zijn vijftigste verjaardag. Dat jaar overleed Remi Vanmarcke op
84-jarige leeftijd. Hij was de grootvader van onze Anzegemse top-wielrenner Sep
Vanmarcke. In 2005 had hij nog deelgenomen aan DDG en hij was jarenlang trouw
op post geweest bij de wekelijkse trainingen. Zelfs op zijn tachtigste had hij
een mooi atletisch lichaam en als hij in een begenadigde dag was moest menig
jongeling (van in de zestig) op de tanden bijten om zijn tempo te volgen
schrijver dezes kan daarover meepraten. Het bericht van zijn heengaan kwam dan
ook als een droevige verrassing. In 2008 leverde ons trouw clublid Tony
Vandendriessche een opzienbarende prestatie: hij trok naar de marathon van
Boston en werd daar 6821e op vijfentwintigduizend deelnemers, in een
tijd van 3.30.28. Weliswaar een stuk trager dan zijn vader Aureel in 1963 toen
hij deze, toentertijd grootste marathon ter wereld won tegen alle beste
marathonlopers, Olympisch kampioen Bikila Abebe incluis (*). Een prestatie die
Aureel in 1964 nog eens overdeed. Wat ons clublid Willy Lemaire in 2009 op 61-jarige leeftijd verwezenlijkte
is zeker ook het vermelden waard: marathon Willy liep in Griekenland de
authentieke marathon, van Marathon naar Athene, ten voordele van Artsen zonder
Grenzen. Het was zijn 110e marathon!
Hoe verliepen de koersen, dwars door Grijsloke, in de
Crommelinck-jaren?...
1/ De 7 km mannen. Frederic Van den Heede, die
in 2001 en 2003 reeds 2x op het ereschavot had gestaan, voegde nog twee
podiumplaatsen toe aan zijn erelijst (3e in 2007, 2e in
2009). Het hoogste schavotje moest evenwel nog komen voor Frederic, één van
onze trouwste deelnemers en grootste podiumpakkers. Op dat hoogste schavotje
stonden in deze periode: in 2007 Fabrice Laga, in 2008 Dimitri Caby (derde
overwinning en zevende podiumplaats in DDG), in 2009 Dieter Van de Walle.
2/ De 7 km vrouwen. In 2007 won Veerle Vanlinden
vóór Ann Parmentier. Beiden zouden in de toekomst overschakelen naar de 10 mijl
en op die langste afstand meer dan één keer als primus over de meet komen. In
2008 won Els Verthé voor de derde keer en in 2009 was de overwinning voor onze
Annie Vermeulen uit Kluisbergen.
3/ De 10 mijl mannen. In 2007 was het podium
quasi hetzelfde als het vorig jaar (1e Vandevelde, 2e
Clyncke); enkel Caby, die het nu eens op de langste afstand had geprobeerd,
kwam daar een stokje vóór steken door de derde plaats af te snoepen van
tweevoudig winnaar Ghirma. In 2008 namen de Oost-Afrikanen weerwraak met een eerste,
tweede en negende plaats (resp. El Hachimi, Gemeda en Tedros). Vandevelde moest
vrede nemen met brons. Ook in 2009 was er geen derde overwinning voor
Vandevelde: ditmaal moest hij zijn meerdere erkennen in Hans Reigel, een atleet
uit Lebbeke..
4/ De 10
mijl vrouwen. Van 2007 t/m 2009 ging de zege naar resp. Ria Thienpont,
Veerle Vanlinden en Veerle Dhaene.
(*) De tekening van onze grote kampioen Aureel Vandendriessche is van Jan Bauwens, filosoof en veelzijdig kunstenaar, die in lyrische bewoordingen de eerste medaille van Dwars door Grijsloke bezong in het boek "Grijsloke 2000". Het boek is gratis te
verkrijgen door ieder clublid die zich inschrijft voor DDG 2016.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (33)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 33: DDG komt een zware slag te boven.
Een van de zeldzame foto's van Roger Dejonghe
In t begin van t jaar 2006 was onze koers 25 jaar
oud en ons bereikte het ontstellend en bloedstollend bericht dat Roger Dejonghe
was overleden. Plots! De meerderheid van de leden van DDG kenden Roger niet
eens en toch weinige insiders zullen mij tegenspreken als ik beweer dat hij,
na het afscheid van Lucien Van Lancker in 2000, de belangrijkste rader was in
de DDG-machinerie. Men beweert wel eens dat achter iedere sterke man een sterke
vrouw staat. In het geval van Dwars door Grijsloke stond achter voorzitster
Claudine een beresterke man: Roger! Een man die geleefd en gewerkt heeft voor
de koers, twintig jaar lang, dag en nacht: contacten onderhouden en nieuwe
contacten leggen met de sponsors, met de deelnemers, de gemeentelijke
overheden, de leveranciers, het rode kruis, de verslaggevers, de
aankomstrechters Dat weinigen hem gekend hebben komt doordat hij de bescheidenheid in persoon was en zich niet
onder de mensen begaf. Nooit verliet hij zijn woning; hooguit ging hij wat
werken in zijn moestuin of vertoonde hij zich een enkele keer in zijn
voortuintje met zijn geliefde hond Bari. Daar keek hij naar de lopers die
voorbij zijn huis passeerden en hij installeerde daar een verfrissingspost met
drank en sponsen. Ook de wielerkoersen die de Kwaremont aandeden bekeek hij
gaarne live, maar dan van in zijn woning met de verrekijker.
Roger was niet alleen een harde werker voor de koers,
hij was tevens een briljante geest en dat is hij geweest van kinds af aan. Wij
liepen samen school, hij was steeds de eerste van de klas met een
puntenpercentage dat de honderd benaderde. Jammer dat ziekte hem in later jaren parten speelde. Begin 2006 gaf Roger plots de geest. Hij zat
gebogen over zijn bureau, werkend voor DDG. Ik omschrijf hem het liefst als
volgt: een zeer lieve en innemende man die een klare kijk had op alles, een man
die nooit gelijk wilde krijgen, ofschoon hij dat altijd wel hád.
Velen hebben gevreesd dat dit droevig heengaan de
doodsteek zou betekenen voor DDG, maar zoals wij nu weten, is dat, God zij dank,
niet het geval geweest. De 26e uitgave van DDG kende een gelukkig
verloop. In de club waren er activiteiten voor jong en oud. Niets van wat in t
verleden goed was geweest, werd overboord gegooid: de uitstappen, de
trainingen, de clubkampioenschappen, de feestjes, de reizen naar binnen- en
buitenlandse wedstrijden. De filoporitest van dat jaar was er één uit de
duizend.
In de korte afstand stond er geen maat op Dimitri Caby
en op diezelfde afstand was het ditmaal Els Verthé de haar tweelingzus Sylvie
opvolgde op het hoogste schavotje (het vorig jaar was het net andersom
geweest). Zus Sylvie had zich dit jaar immers aan de grote afstand (10 mijl)
gewaagd en die wedstrijd had ze dan ook met glans gewonnen tegen de winnares
van t vorig jaar, Patricia Delvael. Maar wie stond daar als derde op het
schavot? Niemand minder dan de Zeelse Katja Merlin. In 1988 (ze was toen nog piepjong) won ze de
7 km voor t eerst en ze zou dat in totaal niet minder dan 6 x presteren (er
kwamen ook nog twee tweede plaatsen bij). Haar laatste overwinning was in 2001
(telkens op de kortste afstand). De jaren die volgden bleef ze afwezig tot nu.
Meteen de grote afstand en een 3e plaats. Was het een tegenvaller voor mooie
Katja? Wat er ook van zij, tot op de dag dat ik deze regels schrijf heeft ze
zich niet nog eens in Grijsloke vertoond. En dat is jammer: haar aanwezigheid
liet telkens menig mannenhart sneller kloppen.
Toch ging de meeste aandacht uit naar de mannenloop
over 10 mijl. Zouden de Oost-Afrikanen, en dan in t bijzonder Waldu Ghirma,
voor de derde opeenvolgende maal domineren? Dat was duidelijk zonder Stijn Vandevelde
gerekend, een jongeman uit Otegem. Ook Christophe Clyncke, die de vorige jaren respectievelijk 1e,
3e en 2e was geëindigd, moest zich bij het meesterschap
van Vandevelde neerleggen. Waldu Ghirma werd slechts derde.
2006! Het jaar dat Claudine afscheid moest nemen van
haar echtgenoot. Het jaar ook dat zij het voorzitterschap van Dwars door
Grijsloke doorgaf aan Gerrit Glabeke.. Vijftien jaar lang had zij dat
voorzitterschap waargenomen. Ze zou evenwel in de jaren die volgden de
organisatie met raad en daad blijven steunen en na de zondagse trainingen was
zij vrijwel steeds aanwezig in het clublokaal. Haar naam zal altijd verbonden
blijven aan de loopkoers Dwars door Grijsloke.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en LoopclubGrijsloke (32)
De geschiedenis van Dwars door
Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 32: De mijl en Afrika boven.
In de loop der jaren - de allereerste DDG niet te na gesproken - werd er in Grijsloke maar weinig gesleuteld
aan de twee belangrijkste wedstrijden. De kortste wedstrijd is tot op heden zo
goed als onveranderd gebleven: zeven kilometer (bij benadering!). Enigszins
anders toch verging het de langste koers. En eerste verandering was er gekomen
in 1992, toen de eerste van 3 marathons werd gelopen. Er diende toen een
landmeter aan te pas te komen: stel u maar eens voor dat er een nationaal of
wereldrecord zou gelopen worden en dat het record niet zou gehomologeerd
worden, wegens incorrecte afstand Van de gelegenheid werd gebruik gemaakt om
de twintig kilometerwedstrijd eens exact op te meten. En wat bleek? Die
twintig km. bleek er nauwelijks negentien te zijn Er werd van de nood een
deugd gemaakt en de 20k werd vanaf 1992 een heuse, exact opgemeten, halve
marathon. Daartoe werd een kleine ronde ingelast via de Ketsersdreef, als
aanloop tot de drie grote ronden. Maar het aantal deelnemers aan de 20k
daalde in de loop van de komende tien jaar tot één derde (737 finishers in 1990
tgo. 246 in 2001). Een halve marathon, op het zwaarste parcours van Vlaanderen,
was voor de meesten moeilijk te verteren. Er werd wijselijk beslist om de
langste afstand in te korten tot 10 mijl, een dikke 16 kilometer. Die wijziging
kwam de lange afstand wel enigszins ten goede, maar kon niet verhinderen dat het
totaal aantal deelnemers aan beide koersen (met inbegrip van de
kinderwedstrijden) nu definitief onder de duizend daalde. In Grijsloke maalde
men niet om die achteruitgang. Een kleiner aantal deelnemers kwam de
organisatie ten goede, de lopers spraken nog steeds vol lof over Dwars door
Grijsloke en de organisatoren van vele stratenlopen zouden maar wat blij
geweest zijn met een deelnemersveld als het onze.
Merkwaardig verschijnsel: boerde de koers wat achteruit, de club bloeide
als nooit tevoren. Het aantal leden van Loopclub Grijsloke mocht ondertussen op
minstens vijfhonderd geschat worden (meer dan tweehonderd families!) en het
aantal activiteiten nam in evenredigheid toe. Voor vele clubleden de ouderen
niet in het minst waren de looptraining op zondagmorgen en de
nabeschouwingen tussen pot en pint, een onmisbaar en niet weg te denken
ontspanningsmoment geworden.
2004 was het jaar dat de Oost-Afrikanen hun intrede deden
in Grijsloke. Vier zwarte mannen stonden aan de start van de 10 mijl: Ghirma
Woldu, Aman Gemeda, Abdi Kouma en Theogenes Munyeshyaka. Aan de finish waren ze
respectievelijk 1e, 2e, 4e en 6e.
Enkel de winnaar van 2002 Christophe Clyncke (3e) en de Dendermondse
veteraan (cat. M6 = 50-60jarigen) Ion Damian slaagden erin een wig(je) te
drijven tussen al dat gekleurd geweld. Damian, een atleet met Oost-Europese
roots, was een gerenomeerd veldloper geweest en later een van s lands beste
stratenlopers. Ook bij de vrouwen was het een Oost-Afrikaanse die er met kop en
schouders bovenuit stak: Monia Aboulahcen. Met een tijd van 5954 finishte zij
amper negen seconden na de beste man van onze club, Carlo Verleyen. De tweede
dame, Patricia Delvael, en de derde, onze Annie Vermeulen, dienden zo maar
eventjes resp. 845 en 918 toe te geven. De 7 km. werd gewonnen door Francis
Van Steenbrugge voor Dimitri Caby en bij de dames was Els Verthé iedereen te
vlug af.
In 2005 stond Ghirma Woldu weer op het hoogste
schavotje van de 10 mijl. Clyncke was tweede en de 46-jarige gewezen winnaar
Filip Vanhaecke derde. Bij de dames was winnares Patricia Delvael zon drie
minuten sneller dan t jaar ervoor. In de 7 km speelden Dimitri Cabyen Francis Van Steenbrugge haasje-over ten
opzichte van t vorig jaar: Dimitri haalde het met 3. SylvieVerthé volgde haar
tweelingzus Els op als winnares van de kortste afstand.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (31)
De geschiedenis van Dwars door
Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 31: Opflakkering (2002 en 2003).
De vrees dat het aantal deelnemers nu gestaag in
dalende lijn zou gaan werd een halt toegeroepen in 2002. Aan de aankomst waren
er bijna 200 deelnemers meer dan t jaar te voren (1168 om precies te zijn) en
ook in 2003 was dat aantal nog boven de duizend. De filoporitest in t voorjaar
was reeds een begrip en begon al even traditioneel te worden als die andere
voorjaarsevenementen: de verbroederingsloop met de Beukenhofjoggers, de
bedevaartloop, het weekend aan zee, de clubcross In 2002 werd die cross
gewonnen door een van de allergrootste atleten van onze loopclub, Philiep
Steelandt. De geklopten waren ook niet van de minsten: Carlo Verleyen, Wim
Van Rij-ckegem (onze huidige voorzitter) en Dimitri Delombaerde. In 1983 had Philiep
Steelandt zich in Grijsloke onsterfelijk gemaakt, na een heroïsche strijd om de
eerste plaats met Peter Daenens die toen gold als een van s lands grootste
medaillekandidaten voor de Olympische Spelen. Pas op het laatste moest Philiep
de duimen leggen. Achttien jaar later (augustus 2001) zou hij een nog
heroïscher prestatie leveren in China. Hij nam er deel aan een langeafstandswedstrijd
(De Zijderoute) in 11 etappes. Er werd onder meer door het Himalayagebergte
gelopen; extreem hoog en koud dus. Er waren woestijn- en stadslopen, een
tijdrit en de beklimming van de fameuze Chinese muur waarbij duizend treden
dienden overwonnen te worden. Er was ook een tocht van 160 meter onder de zeespiegel,
bij een temperatuur van 40 tot 50 graden. Philiep won meerdere etappes en werd
tweede in de eindstand. Er waren 184 deelnemers van over de hele wereld
Sfeer en gezelligheid, vernieuwing en avontuur stonden
hoog in het vaandel. Getuige daarvan de oriëntatietocht in 2002 van Loopclub
Grijsloke in de Ardennen (Viroinval), de fakkeltocht en de nachtelijke
bietenwandeling in datzelfde jaar, de nachtelijke oriëntatietochten rond het
feest van Sinterklaas In 2003 trokken meer leden van de club dan in andere
jaren naar de Course des Terrils in Frankrijk omdat die koers dat jaar s
nachts werd gehouden. Een van de loopwedstrijden waar wij met velen heentrokken
was de Zuidersterloop in Capelle a/d IJssel bij Rotterdam (twee jaar eerder
waren wij er ook al geweest).
Op 22 mei 2002
bereikte ons het droevig bericht van het overlijden op 85-jarige leeftijd van
Albert Debeurme. Hij was één van de vijf échte pioniers-van-het-eerste-uur van
Dwars door Grijsloke: samen met Gaston Depoorter, Jules Waelkens, Robert Forêt
en Kris Vansteenbrugge (cf. boek Grijsloke 2000, foto pag. 26; enkel de
laatste twee zijn nog in leven). Albert was een geboren en getogen Anzegemnaar.
Hij liep school in Grijsloke (kleuterschool en eerste drie jaar lager
onderwijs). In 1981 poseerde hij als vlijtige leerling in de oude klas (cf.
boek Grijsloke 2000, foto pag. 14). Hij werd huisarts en vestigde zich in
Marke. In de streek van Kortrijk was hij een van de populairste en meest
geliefde artsen. Hij was verknocht aan de loopsport en was zelf een gedreven
langeafstandsloper bij de veteranen. Tot aan zijn dood heeft hij zijn volkse en
kwajongensachtige mentaliteit behouden. Zijn speels karakter komt perfect tot
uiting in zijn boek Spelenderwijs: niemand heeft ooit met meer liefde geschreven
over zijn geboortestreek en eerste levensjaren (uittreksels uit het boek op www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=74370).
De korte koers
(7 km) werd zowel in 2003 als in 2002 gewonnen door Maarten Vergote uit De
Pinte. Dimitri Caby was telkens tweede. Dimitri zou in de komende vijf jaar
evenveel keer op het erepodium staan, waarvan drie keer op het hoogste schavot.
Ook bij de vrouwen zagen we die twee jaar dezelfde overwinnaar: de Oudenaardse
Hilde Vanhessche, die eerder ook al twee eerste en één tweede plaats in de
wacht had gesleept, maar die we na 2003 niet meer hebben teruggezien. In de
grote koers (21 km) was het in 2002 de Bruggeling Christophe Clyncke die De
Bergé, de winnaar van t vorig jaar, in een spannende spurt achter zich hield.
In later jaren zou de getalenteerde Clyncke die prestatie niet meer kunnen
herhalen; wel werd hij nog 3x tweede en 1x derde. In 2003 haalde Patrick
Vanderstraeten (uit Tubize) een gemakkelijke overwinning. Bij de vrouwen slaagde
Siska Matton er in 2002 niet in haar zege van 2001 te hernieuwen: Marijke
Guillemijn uit Langemark was die dag te sterk. En in 2003 was de Maldegemse
Roossie Van der Jeught de beste vrouw op de halve marathon.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (30)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub
Grijsloke.
Deel 30: Minder deelnemers, hitterecord en Gella.
Op de uitslagenlijsten van de 21e Dwars
door Grijsloke komen amper 977 namen voor. Onder de duizend! Sedert de tweede
editie van onze loopkoers (1982) was dit niet meer voorgekomen. Akkoord, de
brandende zon, de nooit geziene hittegolf zal er ongetwijfeld voor gezorgd
hebben dat velen er de brui aan gaven vóór de eindmeet was bereikt, maar toch
Het vorig jaar waren er nog 1332 die de finish hadden gehaald, zijnde 355 méér
De kranten maakten geen gewag van deze terugval, maar ze blokletterden des te
meer over de onmenselijke hitte waarin werd gelopen, over de vierduizend sponsen en de talrijke tuinslangen die voor afkoeling
dienden te zorgen, over de dringende oproep van de organisatoren naar de
deelnemers toe om toch maar niet te forceren en over Gella Vandecaveye, één
van onze grootste sportvrouwen aller tijden, meervoudig Europees en wereldkampioene
judo, die hier voor t eerst aan een stratenloopwedstrijd deelnam. Achteraf
verklaarde Gella o.a. het volgende:
(uit info
LOOPCLUB GRIJSLOKE, jaargang 19, nr 6)
Germain Lapere, die een vriend des huizes is, had mij
al verscheidene keren gezegd hoe tof jullie wedstrijd wel is en dat ik zeker
eens moest deelnemen. Aangezien ik na het wereldkampioenschap een rustpauze van
twee maanden in het judo had gepland en ik in die periode mijn conditie
onderhoud met allerlei andere sporten, paste dit ook goed. Jullie hadden
trouwens de primeur, want ik heb nooit eerder aan loopwedstrijden deelgenomen.
Ik heb mij inderdaad goed geamuseerd: ik werd hartelijk ontvangen, er was een
gemoedelijke sfeer, het parcours is schitterend en de zon was van de partij.
Wat wil je nog meer. Reken er maar op dat ik nog terugkom.
Gella finishte als 185e van 593
aangekomenen in de 7 km. Katja Merlin stond (na vijf jaar) weer, en voor de
zesde maal, op het hoogste trapje in deze wedstrijd, een record dat moeilijk te
evenaren zal zijn. Bij de mannen was het de plaatselijke Garry Van de Walle die
de Waregemnaar Frederic Van den Heede met negen seconden klopte voor de eerste
plaats. Vanaf 2007 zou Frederic bijna niet meer van het podium weg te slaan
zijn Wie ook op zoek ging naar een record op de grote afstand was drievoudig
winnaar Didier Knockaert. Al vroeg bouwde hij een flinke voorsprong op, maar
één tegenstander had hij helaas over het hoofd gezien: de ongenadige zón! Na 15
km was zijn pijp uit en hij gaf ze dan ook maar aan Maarten. De overwinning was
hier voor de minder bekende Bart De Bergé uit Bredene. Geen vierde overwinning
dus voor Knockaert. Het record bleef op drie. Bij de dames was het weer Siska
Matton op de 20 km.
Wat de loopclub betreft was er van een terugval geen
sprake. Wel in tegendeel. Wat volgt is slechts een greep uit de sportieve clubactiviteiten
anno 2001:
- februari: clubkampioenschap cross;
- maart: het jaarlijks weekend aan zee, met
name in Nieuwpoort (twee overnachtingen in de Floreal; tot op heden 2015 is
deze formule onveranderd gebleven!);
-
april: verrassingsreis met twee bussen naar Dordrecht alwaar deelgenomen
werd aan loopwedstrijden over 1, 2, 5 en 10 km;
de verbroederingsloop met de
Beukenhofjoggers is reeds aan zijn vijfde uitgave en stilaan een klassieker aan
t worden;
- mei: de eerste filoporitest, een uitvinding
van trainer Gilbert Terras; het woord staat (ten onrechte) nog steeds niet in
de dikke Van Dale maar in het clubblad nr 1 van 2001, jaargang 19, wordt het
omschreven als combinatie van trajecten oriëntatie (lopen/fietsen), afgewisseld met
diverse testen op de stopplaatsen;
- oktober: voor
de marathon van Amsterdam wordt een heel week-end uitgetrokken; een
tiental leden van de club nemen er aan deel; een opmerkelijke prestatie is die
van onze Jan Deseyn, 61 jaar, die er aan zijn 90e marathon toe was.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (29).
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub
Grijsloke.
Deel 29: Grijsloke 20(00).
Het jaar tweeduizend. Het had zo lang onbereikbaar ver
in het verschiet gelegen. En plots was het daar: het einde van het tweede
millennium. Voor Grijsloke het einde van een tweede decennium
Ter gelegenheid van de 20e Dwars door
Grijsloke werden de drie brochures die eerder verschenen waren in verband met
onze loopkoers, gebundeld tot een vrij lijvig boek: Grijsloke 2000. Bij die
gelegenheid paste ook een bijzonder aandenken voor de deelnemers: een zilveren
lopertje aan een dito halskettinkje. Dit mooie juweeltje was ongetwijfeld mede
verantwoordelijk voor het feit dat de daling van het jaarlijks aantal
deelnemers die na 1990 was ingezet een halt werd toegeroepen. Maar het ideaal
dat velen voor ogen hadden 2000 (deelnemers) in (t jaar) 2000 bleef bij
wishfull thinking. Wat niet wegneemt dat 2000 een succesvol jaar was: we
vinden 1332 namen terug op de uitslagenlijsten (een pak meer dan de drie vorige
jaren), het aantal toeschouwers deed denken aan dat van de allergrootste jaren
en het avondfeest in de grote tent met het optreden van Katastroof lokte veel volk. Deze Antwerpse volksgroep
stond wekenlang op nummer één in de Vlaamse Top 10, met o.a. Met de waaiven
niks als last, een slogan die allerminst van toepassing was op onze loopclub,
wel integendeel. De pers was vol lof over deze 20e editie en sommige
journalisten hadden in hun ijver inderdaad tweeduizend lopers geteld. Bijzonder
verheugend was het aantal jongens en meisjes in de jeugdreeksen: 208! Zij
immers waren het die de toekomst van DDG moesten verzekeren. Eentje zou doorbreken
in de wielersport: Sep Vanmarcke (5e in de 1500 m). Die toekomst
lachte ons toe en diegenen die voorspeld hadden dat Grijsloke het jaar 2000
niet zou halen waren lelijk in het ongelijk gesteld.
De 7 km bij de mannen werd gewonnen door de
bijna-veteraan Jos Maes (weer een grote naam op de erelijst) vóór Francis
Vansteenbrugge. Het was de eerste verschijning van Francis op het ereschavot,
maar het was allerminst de laatste: niet minder dan zes maal zou hij dat in de
toekomst herhalen, waarvan vier maal op de hoogste trede! En Francis is nog
lang niet versleten Bij de dames kwam Marianne Verbauwhede als eerste over de
meet in de 7 km. Zoals in 1973 en 1977 was het Didier Knockaert die de grootste
afstand op zijn naam schreef en bij de dames was het Siska Matton (nóg een
grote naam uit de Belgische atletiekgeschiedenis) die hier met de eerste prijs
ging lopen.
Over de activiteiten van de Loopclub en de
loopprestaties van de leden in binnen- en buitenland, zullen we kort zijn:
onveranderlijk op hoog niveau, een millenniumwissel waardig. Of laten we er
toch één uitpikken: ons trouw clublid Monique Bauters uit Ouwegem behaalde in
de maand juni in Torhout de titel van Belgisch kampioene maraton bij de
veteranen. Een grote internationale carrière stond nog voor de deur: ook daar
zou ze de allerhoogste trap bereiken
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (28)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub
Grijsloke.
Deel 28: De post-olympische jaren.
De jaren die
volgden op Grijslokes Olympiade waren themaloos. De periode van de medailles
was definitief voorbij. Daardoor verminderde de belangstelling van de pers en
in de jaren 1997-98-99 stelden we een flinke daling vast van het aantal deelnemers
aan DDG. In de uitslagenlijsten vinden we voor die jaren nog resp. 1259, 1282
en 1201 namen terug.
Een
nieuwigheid was de invoering van speciale koersjes voor de kinderen tot 12 jaar
(500, 1000 en 1500 m) ter vervanging van de 3 km-loop. Die kinderwedstrijden
vielen erg in de smaak, zowel bij onze jongste deelnemers als bij het publiek
en tot op de dag van heden zijn ze op het programma van DDG gebleven.
We kunnen
stellen dat de 20 km in het tweede decennium beheerst werden door het trio
Deleu-Deruddere-Knockaert. Deruddere (91, 92 en 95) en Knockaert (93, 97 en 2000) wonnen in die
periode elk driemaal. Deleu (94 en 96) won tweemaal en behaalde daarenboven
nog drie andere podiumplaatsen. Slechts twee keer gingen anderen met de eerste
prijs lopen: in 1998 was het de minder bekende Koen Lefevre uit Poperinge en in
1999 gaf de 40-jarige gewezen Belgisch marathonkampioen Filip Vanhaecke iedereen
het nakijken. Van 1996 tot en met 1999 was de 20 km bij de vrouwen een kolfje
naar de hand van Bernadette Jansseune en ook in de 7 km was er één die de plak
zwaaide: Hilde Van Hessche (enkel in 1998 moest ze in Ann Kinthaert haar
meerdere erkennen). In de 7 km mannen stond Anzegem in vuur en vlam voor
dorpsgenoot Christ Ooghe. Drie jaar tereke was hij als tweede geëindigd,
na de ongenaakbare Gino Van Geyte, die zoals reeds gezegd tot de nationale
loperselite behoorde. Maar in 1999 stond
onze melkboer eindelijk op het hoogste schavot: zeventien jaar na
Frans Schiettecatte ging onze gemeente weer met een hoofdvogel lopen!
Had de
loopkoers de laatste jaren iets van haar succes ingeboet, voor de loopclub was
dat allerminst het geval. De jaarlijks terugkerende evenementen waren vaste waarden geworden: het weekend aan zee,
de bedevaartloop, de oriëntatietochten, de verbroederingen met de Hastingsrunners
uit Engeland en met de Beukenhoflopers uit Vichte, het clubcrosskampioenschap,
de course des Terrils en noem maar op. Grijsloke was vertegenwoordigd op
talrijke marathons. Soms werd er een heel weekend voor uitgetrokken: Reims,
Echternach In december 1997 namen een dozijn leden van de club deel aan de marathon
van Honolulu, aan het ander uiteinde van de wereld, op het parcours van de iron
man!
Die laatste jaren van het
tweede millennium verliepen evenwel niet zonder kommer en kwel. Op 28 december
1998 overleed Patrick Vanhoutteghem, één van onze waardevolste clubleden. Hij
was vooraan in de veertig, echtgenoot van ons bestuurslid Martine Debosschere
en zelf noeste werker voor DDG en de loopclub. In het clubblad van januari 1999
stond te lezen:
Hij
was jong en zeer begaafd en veelzijdig, beminnelijk en kunstzinnig
en verder:
zou
het waar zijn dat God, net als de Griekse goden, diegene die hij echt bemint,
vroeg tot zich roept, d.i. jong laat sterven?...
Verdriet slijt? Jawel, maar
Patrick wordt nog steeds gemist in Grijsloke, op de zondagse trainingen en erná
in het clubhuis
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (27)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub
Grijsloke.
Deel 27: De Godenloop.
Dwars door Grijsloke 1996 betekende het einde van
Grijslokes Olympiade (1991-1996). Dit jaar werd de Olympische periode
afgesloten met een godenloop: twee Griekse goden en niet van de minste
stonden op de deelnemerslijst. Jammer genoeg waren de jaloerse weergoden niet
van de partij. Het had de vorige dagen hard geregend en ook nu werden we
gezegend met een druilerige regendag. En dat was wellicht de voornaamste reden
waarom de 2000 deelnemers waarop gehoopt was, niet opnieuw werden gehaald. Maar
het kon natuurlijk niet anders of de godenloop kende een daverend succes. Hierna
volgt de beschrijving van dit sensationeel evenement zoals beschreven in het
boek Grijslokes Olympiade (1997):
Zeus
heeft zijn twee meest geliefde kinderen naar Grijsloke gestuurd: Apollo en
Athena. Op 31 augustus 1996 stonden ze aan de start van de 7 km-wedstrijd met
de respectievelijke borstnummers 1998 en 1999. Apollo in zijn gouden kleed, met
lier en boog en pijlenkoker. Athena in volle wapenrusting, gehelmd, met schild
en speer en op de borst de kop van Medusa.
Goden
zijn geen partij voor de mensen. Amper tien minuten na de start verscheen
Athena al in de laatste rechte lijn die leidt naar de aankomst; dáár had Apollo
zowat vijftig meter achterstand. De eerste stervelingen volgden op vele
minuten Er ging een schokgolf doorheen de massa toeschouwers aan de aankomst
en er was ook ongeloof.
En of
het spannend werd! Apollo naderde immers zienderogen op zijn tegenstandster.
Toen hij, op amper een paar honderd meter vóór de aankomst, Athena dreigde in
te rekenen, deed zij met haar speer de zonnegod struikelen wat haar weer een
tiental meters voorsprong opleverde. Apollo aarzelde nu niet meer om ook zijn
wapen te gebruiken. Lopende nam de van-verre-treffende een pijl uit zijn
koker en spande de boog. Athena werd in de rug getroffen. Ze slaakte een door
merg en been snijdende schreeuw, deinsde even achteruit, zag hoe Apollo haar
voorbijsnelde
Hoewel
gewond waar zij getroffen was vertoonde haar kleed een grote rode vlek
herpakte ze zich vliegensvlug, zoals alleen goden dat kunnen. Terwijl Apollo
zegezeker en triomfantelijk zwaaiend met zijn boog op de eindmeet afstevende,
voelde hij opeens de scherpe punt van Athenas speer, die zijn hals doorboorde.
Apollo stuikte nu zwaar gewond ten gronde. En weer stroomde het bloed de
Grijslokeberg naar beneden, zoals in de tijd van de messenvechters.
Het
publiek sidderde. Athena zegevierde. En niemand dacht er ook maar over haar te
diskwalificeren, want dát weet men in Grijsloke ondertussen wel: de goden strijden
met ál hun middelen en ze hebben hun eigen wetten.
Een
sterveling zou het niet overleefd hebben. Apollo echter krabbelde overeind,
briesend als een leeuw van woede en pijn, aanroepend zijn vader Zeus en
verwensingen uitend aan het adres van zijn halfzuster Athena. Strompelend en
uitgeput door het overvloedige bloedverlies kwam hij door de finish, met een
achterstand van hooguit twintig seconden. Beide goden werden in dezelfde hulde
betrokken, beiden kregen een grote lauwerkrans. De verblufte toeschouwers keken
al uit naar de strijd die de stervelingen te leveren hadden, op minuten achterstand.
Die strijd
werd gewonnen door Gino Van Geyte, niet de eerste de beste want Belgisch
kampioen op de 5.000 m. Hij had die dag nog een kluif aan onze Anzegemse
dorpsgenoot Christ Ooghe, die schitterend tweede werd. Bij de dames werd
verduiveld topje Katja Merlin voor de vijfde maal primus! De zuurstofrijke
lucht (bij dit regenweer) en een superieure Gino Deleu (de winnaar van 1994)
zorgden voor een toptijd in de halve marathon: 1u 07 26(op dit super-lastig parcours!).
Gino hield nummer twee, Geert Deruddere, netjes op afstand en weerhield deze
laatste aldus van een vierde overwinning. Eerste vrouw in de halve marathon was
Bernadette Jansseune.
Nog te
vermelden dat de 3 km. wedstrijd voor -12 jarigen gewonnen werd door Diego
Vandewalle (bij de jongens) en onze Sophie Christiaens (vorig jaar ook
laureate) bij de meisjes. En dat er dit jaar geen medailles waren voor de
deelnemers, maar wel een speciaal ontworpen veelkleurige T-shirt met de
Olympische ringen, waarmee meteen herdacht werd dat honderd jaar geleden de
moderne Olympische Spelen werden gesticht.
foto's van de godenloop op www.bloggen.be/kris v.a. 1/6 a.s.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (26)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub
Grijsloke.
Deel 26: Het jaar van de apotheose.
Het was reeds aangekondigd op t eind van
t vorig jaar: in 1996 zouden de goden deelnemen aan Dwars door Grijsloke. De
Griekse wel te verstaan. Als dank omdat ze via de medailles vijf jaar lang in
de belangstelling hadden gestaan in Grijsloke. Welke godenploeg de oppergod
Zeus zou afvaardigen was nog de vraag
De loopclub zette weer zijn beste beentje
voor en deed zo mogelijk nog beter dan het vorig jaar, met activiteiten het
hele jaar door. Om er enkele te noemen In het winterseizoen: o.a. de
Nieuwjaarsreceptie, het weekend aan zee, de wafelbak, het eerste
cross-kampioenschap (in Oudenaarde). In het lenteseizoen: o.a. de
paaseierenloop, de bedevaartloop, de verbroederingsloop met de Hastingsrunners
op 12 en 13 mei. In 1991 hadden een tiental dapperen van de Engelse club en
vijf lopers van ónze club een estafetteloop ondernomen van Hastings naar
Oudenaarde. En nu exact vijf jaar later was de tijd rijp voor een tocht in
tegenovergestelde richting. Grijsloke was vertegenwoordigd door Gilbert Terras
en Maurice Adams (die er in 1991 ook al bij waren) alsook Christine De Schamp,
Hendrik Van Herzeele, Peter Vansteenbrugge en Eric Vancoppenolle. Een foto (uit
de krant) van de start (op de grote markt van Oudenaarde) van deze heroïsche
verbroederingsloop kunt u zien op www.bloggen.be/kris.
In het zomerseizoen was het alle hens aan dek voor de godenloop. Daar vertellen wij u over in een volgende aflevering, maar dat het een weergaloos succes werd kunnen we, voor diegenen die het niet mochten beleven, nu reeds verklappen. En in het najaar waren er nog o.a. het souper van de loopclub, het Sinterklaasfeest en de nachtelijke oriëntatieloop, een nieuwigheid van opa Gilbert: een schot in de roos en voor herhaling vatbaar, zoals blijken zou.
Ook op zuiver sportief vlak was 1996 een groot jaar voor onze club. Met talrijke stratenlopen in binnen- en buitenland, waaronder veel halve en hele marathons. Nieuw was de marathon van Reims waarvoor een tweedaagse reis werd uitgetrokken. Het juniorteam beleefde eveneens een hoogconjunctuur in die dagen (zie foto uit de krant op www.bloggen.be/kris).
Marc Waelkens, één van onze beste marathonlopers werd dat jaar een internationale beroemdheid. Echter niet in de loopsport. Ons vriendelijk en bedeesd Marcske bokste op 10 februari in het Duitse Cottbus voor de wereldtitel lichtgewichten tegen de gerenommeerde Duitser Marco Rudolph, die een zilveren medaille had behaald op de Olympische Spelen van 92 en die als profbokser nog geen enkele partij had verloren. Onze Marc had van zijn veertien profkampen er dertien gewonnen en nog maar één verloren (op punten). Hij was een meester in het ontwijken van slagen en voor zover mij bekend heeft Marc in zijn hele loopbaan niet éénmaal kennis gemaakt met het canvas. In 1994 was hij Benelux-kampioen geworden. De zaal in Cottbus was uitverkocht. De Duitse pers besteedde ruime aandacht aan de hoofdkamp Rudolph-Waelkens en deze kwam uitgebreid op TV. Didier Libbrecht bevond zich onder de toeschouwers. In ons clubblad van maart/april schrijft Didier het volgende:
Vriend Marc verloor deze wedstrijd op punten, doch kon de ring met opgeheven hoofd verlaten; hij hield het immers 12 ronden vol tegen deze gerenommeerde Duitser die kon rekenen op de steun van 3000 supporters (tegen 4 voor Marc). Onmiddellijk na de eerste gongslag toog Marc ten aanval tegen de 11 cm grotere tegenstander en bezorgde deze zelfs enkele moeilijke momenten in de vierde ronde. Marcske bleef maar aanvallen en trachtte de ontwijkende Rudolph af te matten; deze haalde echter telkens zwaar uit op de counter (voordeel van lichaamslengte), doch kreeg Marc niet neer. Het werd een technisch hoogstaande, zeer spannende partij. Beide boksers kregen een staande ovatie van een tevreden publiek.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (25)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke
Deel 25: Het jaar van de godin.
Grijsloke 1995, de vijftiende Dwars door
Grijsloke: een lustrumjaar, het jaar van de Athena-godin-van-de-wijsheid. De
loopclub was tot volle bloei gekomen en mocht met recht gerekend worden tot één
van de succesrijkste loopclubs van het land. Nooit waren er zoveel activiteiten
geweest als dát jaar:
- de wekelijkse zondagochtendtraining gevolgd
door de après-training-babbel + drink;
- feestjes en recepties ter gelegenheid van
Nieuwjaar, Pasen, Sinterklaas ;
- souper voor de clubleden;
- het jaarlijks lente-weekend in de Ardennen;
- verscheidene oriëntatietochten in en rond
Grijsloke;
- de bedevaartloop naar Kerselare;
- de wafelbak;
- de verbroederingsfeesten met de Hastings
runners;
- deelname in clubverband aan stratenlopen
(waaronder talrijke marathons) in binnen- en buitenland, met als uitschieter de
marathon van Honolulu (sic!) waar een dozijn Grijslookse lopers en loopsters de
eer van de club gingen verdedigen, in een 42 km-wedstrijd met meer dan
vijftigduizend deelnemers (een wereldrecord op dat ogenblik).
Ondanks het feit dat de marathon van Grijsloke die de vorige drie jaar op het programma stond, telkens een mooi succes had gekend en het aantal deelnemers zelfs in stijgende lijn was gegaan, zou het bij die drie afleveringen blijven. Om organisatorische redenen. Geen marathon meer dus. De andere wedstrijden bleven evenwel massaal veel lopers lokken. Velen hadden als motief: de verzameling medailles met Griekse goden vervolledigen. Sommige kranten blokletterden dat we de tweeduizend deelnemers hadden gehaald; één krant schreef Na vijftien jaar blijft Grijsloke loopfeest voor duizenden sporters; anderen hielden het bij de 2000 net niet gehaald. De laatsten hadden het bij het rechte eind Er is alleszins weer sport van de bovenste plank te beleven geweest in dat jaar van Athene. De overwinning in de 3 km ging naar Sofie Christiaens (bij de meisjes) en naar Pieter Desmet (bij de jongens). Sofie is op heden een van onze trouwste clubleden en nog steeds een knappe loopster (in alle betekenissen van het woord). Pieter Desmet heeft het gebracht tot één van de beste veldlopers en steeplelopers van het land: 2x Belgisch kampioen in de 3000 m steeple en 1x in het veldlopen. Stephane Rousseau schreef met een fraaie tijd van 1955 de 7 km op zijn naam. Hij klopte daarbij de winnaar van 1993 Derek Kaczmarchky, die toen het wedstrijdrecord op zijn naam schreef met 1945. Winnaar bij de vrouwen was weer eens Katja Merlin, een lust voor het (mannelijk) oog: haar vierde overwinning in Grijsloke en ook dát was een record. De 21 km was voor de grote favoriet Geert Deruddere. Voor de derde keer reeds winnaar van de grote afstand in Grijsloke en daarmee evenaarde hij de prestatie van Joos Casteele. Opmerkelijk was de vierde plaats van Tour-de-France-renner Luc Wallays. Bij de dames was de eerste plaats, net als t vorig jaar voor de Nederlandse Jeanne (of Jeannine of Jeany) Janssen. Ook nog te vermelden dat onze Engelse ouderdomsdeken en super-veteraan Bill Bailey ook weer van de partij was.
Onder de titel Standbeeld De Loper voor Gijzelbrechtegem uitgesteld lezen we in een regionaal blad, anno 1995: Het Anzegems gemeentebestuur stelt de creatie van het standbeeld De Loper voor zijn kleinste gemeente Gijzelbrechtegem uit, wegens de slechte financiële toestand. Op de begroting 1995 was 350.000 frank ingeschreven. Wij kunnen het ons niet permitteren. Onze gemeentekas is er heel slecht aan toe, zegt schepen van financiën Marleen Titeca.
Twintig jaar later is er nog steeds geen standbeeld in Grijsloke. Tja, slechte financiële toestand, t is van alle tijden, en van uitstel komt soms afstel, nietwaar?
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (24)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub
Grijsloke.
Deel 24: Het roemrijkste jaar.
De veertiende Dwars door Grijsloke stond in het teken van Herakles, de grootste en roemrijkste held die de mensheid ooit heeft gekend. Het jaar 1994 is dan ook het roemrijkste geweest uit de geschiedenis van DDG en de loopclub. Gezamenlijke clubactiviteiten zoals (onder andere!) het Viroinval-weekend, de ½ marathon van Hastings, de marathon van Parijs, de bedevaartloop, activiteiten waar iedere club kan van dromen, verzonken in het niet bij dat groot evenement: het Grieks avontuur, het hoogtepunt van Grijslokes Olympiade). Een reis doorheen het hele Griekse vasteland waarbij alle belangrijke sites, musea en atletiekstadions uit de klassieke oudheid werden bezocht. In de antieke theaters werden door de leden van de loopclub dramas opgevoerd van Aeschylos, Sophocles en Euripides. En in de vier antieke stadions (Olympia, Delphi, Nemea en Isthmia) , waar een paar duizend jaar geleden de Panhelleense Spelen werden gehouden, werden die Spelen door de leden van de club overgedaan. Volgens de regels van de kunst! Winnaar van het eindklassement over de vier Spelen was Hendrik Vanherzeele (zie foto van onze Olympisch kampioen.
U kan de reis van Loopclub Grijsloke naar Griekenland uitgebreid volgen op mijn blog www.bloggen.be/kris. Aan de linker kant ziet u Inhoud blog. Begin bij het nr. 76 (van boven te beginnen) en lees daarna verder de verhalen nr. 75, nr. 73, nr. 72, enz. tot nr. 27. In totaal dus 50 verhalen, rijk geïllustreerd met fotos.
Men kan zich indenken dat er dat jaar tijdens Dwars door Grijsloke hard gestreden werd voor de medailles. De meeste aandacht (zeker van de pers) bleek nog uit te gaan naar de marathon, die voor de derde maal te reke gewonnen werd door Lucien Taelman. Was Joos Casteele dé mister Grijsloke van het eerste decennium, er zou al heel veel moeten gebeuren om Lucien Taelman van die titel weg te houden voor wat het tweede decennium betreft. En of Lucien uitgeput was na deze zwaarste aller Vlaamse marathons? Bijlange niet! Hij nam een paar uur later nog deel aan de 7 km. Eerste vrouw in deze moordende marathon werd Annie Van Butsele op de 29e plaats.
Maar laten we bij dit alles toch niet de klassieke DDG-afstanden vergeten: 3, 7 en 21 km. Winnaar van de 3 km wedstrijd bij de jongens was Pieter Desmet, die later een van s lands beste veldlopers en steeple-lopers zou worden (meerdere malen Belgisch kampioen geweest). Bij de meisjes werd een Anzegemse, Sarah Dejaeghere primus. De 7 km race werd gewonnen door Koen Vanderbeken bij de mannen en door de flamboyante Katja Merlin bij de vrouwen (die kunsttoer zou Katja later nog enkele keren herhalen). De langste wedstrijd, waarvan de afstand opgedreven was tot een complete halve marathon (iets meer dan 21 km, en dat was in 1993 in feite ook reeds het geval geweest) werd gewonnen door Gino Deleu, terwijl bij de vrouwen de Nederlandse Jeany Janssen de plak zwaaide. Opvallend dat in de 7 en de 21 km de mooiste ereplaats weggelegd was voor leden van onze loopclub die heden ten dage nog steeds trouwe deelnemers zijn aan Dwars door Grijsloke en die nog vrijwel iedere zondagmorgen trouw op post zijn voor de wekelijkse training. Het zijn twee van de allerbeste hardlopers die Loopclub Grijsloke ooit gekend heeft. Hun namen zijn resp. Johan Santens en Filip Steelandt. En laten we het relaas over dit wonderjaar beëindigen met te wijzen op de mooie prestatie van de 81-jarige Engelsman Bill Bailey in de halve marathon en op het feit dat in dat jaar het Juniorenteam van Loopclub Grijsloke boven de doopvont werd gehouden.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (23)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub
Grijsloke.
Deel 23: Aflevering 13, Apollo met een
rouwbandje
Het jaar van de dertiende Dwars door Grijsloke, het derde jaar van Grijslokes Olympiade, het jaar van Apollo: de loopclub bruiste meer dan ooit en de verwachtingen waren extreem hooggespannen. Het weekend in Viroinval, de halve marathon van Hastings en de hele van Rotterdam, de bedevaartloop naar Kerselare waren hoogtepunten in een voorjaar dat bulkte van de activiteiten. Van 17 tot 31 mei wachtte Gilbert, Didier en mijzelf een zware doch o zo aangename taak: de voorbereiding in Griekenland van de grote tocht van Loopclub Grijsloke, in 1994, naar de bakermat van onze beschaving en van de Spelen. Een reis waarbij het hele Griekse vasteland werd doorkruist. Een ongeëvenaarde mix van cultuur, sport, bier en plezier. Bij onze thuiskomst stond een flinke delegatie van de club ons op te wachten in de luchthaven. Het kon niet anders of de Griekenlandreis van t komend jaar zou een topper van jewelste worden.
De 7 km. werd dit jaar gewonnen door een onbekende Derek Kaczmarchky. De naam van de winnares bij de dames klonk meer vertrouwd in de oren: Petra Delove, dezelfde van t vorig jaar. De 21 km. was voor Didier Knockaert en bij de dames Martine Van de Gehuchte. In de 3 km. voor jongeren hernieuwde Dimitri Laga zijn zege van 1992; het eerste meisje was Delphine Mattelaer. De aandacht bleek dit jaar echter meer uit te gaan naar de marathon. Weer was Lucien Taelman almachtig en in een veel betere tijd dan vorig jaar: 2.36.42, een geweldige tijd als we rekening houden met de fenomenale zwaarte van het parcours. De eerste bij de vrouwen was Viviane Vanderhaeghen. Het merkwaardige is dat beiden zes dagen tevoren hadden deelgenomen aan de gerenommeerde marathon van Middelkerke, en daar tweede waren geworden in hun respectievelijke categorie. Zeer sterke prestaties werden in die marathon neergezet door twee leden van onze club. Marc Waelkens, de gentleman-bokser die Benelux-kampioen is geweest en slecht op een haar na een Europese titel heeft gemist, werd vijfde in 2.49.39 en onze 53-jarige veteraan Jan Deseyn eindigde met 2.54.15 op de zevende plaats.
t Was het jaar van Apollo, van de zonnegod, de god van de muziekkunst en van de geneeskunst, de gelukbrengende god, die echter met zijn pijlen ook dood en vernieling kon zaaien! Wij, organisatoren van Vlaanderens mooiste loopkoers zweefden die dag op wolkjes. Geen vuiltje bleek er aan de lucht Tot de hulpdiensten van het rode kruis de melding kregen dat er een man gevonden was, bewusteloos, achter een haagje. De man diende gereanimeerd te worden en men slaagde erin zijn hart weer te laten kloppen. Helaas, men had de man te laat opgemerkt, zijn hart had te lang stilgestaan, zijn hersenen waren te lang zonder zuurstof gebleven. Hij werd afgevoerd naar de kliniek alwaar hij nog slechts enkele dagen in leven kon worden gehouden: een flinke atleet van rond de veertig, een goede loper wiens naam op de voorste pagina van uitslagenlijst van de 7 km prijkt. De behandelende cardioloog was Jean-Marie Bergen, die zelf een trouwe deelnemer was geweest aan vorige afleveringen van Dwars door Grijsloke, maar er dat jaar niet kon bijzijn vanwege zijn wachtdienst in de kliniek. En hoe grillig en hoe grimmig kan het noodlot toeslaan: bij het schrijven van deze regels verneem ik het overlijden van dokter Bergen, amper 62 jaar oud!
Maar het leven gaat verder, natuurlijk. Ook in Grijsloke. De Course des Terrils in september bijvoorbeeld. En in de killige herfstmaanden, van oktober tot december, vijf gezellige vrijdagavonden in het (nu verdwenen) atelier van Charles Bockland: diavoorstellingen ter voorbereiding van de grote Griekenlandreis, met de laatste avond een Grieks feest (Griekse maaltijd, Griekse dranken, Griekse dansen )
Een historische foto
(hij verscheen in een aantal dagbladen, in kleur!) van Didier en Gilbert in het
antieke stadion van Delphi, alwaar zij een toerist (een chirurg uit Besançon)
de techniek van het discuswerpen bijbrachten.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (22)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub
Grijsloke.
Deel 22: Het jaar van Poseidon, de
marathon en... de Engelsen.
Het jaar van Poseidon (1992) was er voor de loopclub één dat
bomvol activiteiten zat. Om er enkele te noemen: het weekend in Viroinval, de
marathon van Rotterdam, de bedevaartloop van en naar Kerselare, de 50
km-ultraloop in Kluisbergen, de Course des Terrils, de Kerstcorrida te Deerlijk
en de Gapersstoet in Anzegem. Ha, die Gapersstoet op 28 juni! De bijdrage van
Loopclub Grijsloke aan de stoet stond helemaal in het teken van Grijslokes
Olympiade en van de Spelen op Griekse bodem die de club gepland had voor 1994.
Voor een kleine impressie laat ik hier even Johan Steeland aan het woord (uit
het clubblad van juli-augustus 1992):
Reeds
kort na de middag heerste er een ongewone drukte in het zaaltje van Grijsloke.
Men waande er zich achter de schermen van een toneelgezelschap. Kostuums werden
gepast, mannen tooiden zich met vervaarlijk uitziende baarden. Jonge meisjes,
in het dagelijkse leven dromend van een zonverbrande teint, lieten zich nu
gedwee met talk omtoveren tot melkwitte maagden
Een laatste kiekje, nog snel de Olympische fakkel aangestoken, en dan ging het
richting station, waar de stoet van start ging. Oppergod Zeus was van de partij
samen met een paar collegas, waaronder natuurlijk Poseidon, diegene waarrond
het dit jaar allemaal te doen is. Een paar Griekse atleten uit de oude doos
zorgden voor het sportieve element. Onder een stralende hemel (de goden waren
ons natuurlijk goed gezind) en grote belangstelling trok de stoet voorbij. En
dat we niet onopgemerkt voorbijtrokken, was te horen aan de reacties van het
publiek
Aan het eind van het traject stak Aphrodite met haar fakkel
het Olympisch vuur aan; ze werd hierbij geholpen door onze fiere burgemeester.
Daarna werd de stoet ontbonden in de tuin van Gilbert. De goden en de atleten
waren op slag weer zware jongens, de maagden veranderden zienderogen weer in
frisse 20ste eeuwse verschijningen.
Vooraan Aphrodite; daarachter 16 maagden met een zelfgeweven kleed voor de godin Hera; voorlaatste rij v.l.n.r. Zeus, Poseidon, Apollo, Herakles, Athena; op de achterste rij de atleten.
De vier Olympische disciplines: v.l.n.r. discuswerpen, verspringen, speerwerpen, hardlopen.
Het was ondertussen wel duidelijk dat de Olympische gedachte die Grijsloke uitdroeg, was aangeslagen bij het publiek, bij de lopers en bij de pers. Terloops gezegd, in 1991 hadden we reeds een groot succes gekend met onze eerste medaille uit de reeks Grijslokes Olympiade: de medaille had een plaats gekregen in het paleis voor Schone Kunsten in Brussel ter gelegenheid van de tentoonstelling Sport in Hellas aldaar. De medaille anno 1992 met de beeltenis van Poseidon moest voor de eerste niet onderdoen
Op 29 augustus 1992 kwamen de Engelsen, de Hasting Runners voor t eerst in groten getale naar Grijsloke. Zeven onder hen hadden reeds onopvallend deelgenomen aan onze loopkoers in 1991, ter gelegenheid van een bezoek aan Oudenaarde, één van Hastings zustersteden: Stan Milton, Bill Bailey, Ted Weeks, Rod King, Tim Hardwick, Paul Cabban en Roger Mandry (de laatste vier komen nog steeds telkenjare met de Hastings Runners naar Grijsloke afgezakt). Die eerste kennismaking zal ongetwijfeld erg in de smaak gevallen zijn bij onze Engelse vrienden: de omloop, de ambiance, de organisatie, het publiek, de Zeus-medaille. Roger Mandry schreef in een uitgebreid artikel voor ons clubblad d.d. januari/februari 1992 (vertaling door Joost Vinckier) o.a. dit:
Een fantastische medaille; er komen er nu nog vier tot 1995 om het honderdjarig bestaan van de moderne Olympische Spelen te vieren. De achtergrond van de Griekse mythologie zorgde voor een interessante en enige gebeurtenis
In dat artikel drukt Roger Mandry de hoop uit dat Dwars door Grijsloke één van de jaarlijkse uitstappen van de Hastings club zou worden. En die hoop is bewaarheid: van 1992 tot heden (we schrijven 2014) hebben de runners van over t Kanaal geen enkele keer op t appel ontbroken. Met zijn zeventienen stonden ze in 1992 aan de start (of waren het er achttien? Rod King liep zowel de 7 als de 20 km). Onder hen: Jamie Hernon, één van Engelands beste afstandslopers. Dat Hernon iedereen het nakijken zou geven in de 20 km. race, daar waren de Hastings runners van overtuigd. Maar Jamie beet zijn tanden stuk op de Grijslookse bergen en hij eindigde uiteindelijk slechts zesde. Een vooraanstaande Engelse krant blokletterde:
Jamie Hernon, winner of the Battle of Hastings Road Race in 1990, clocked 61 min 42 sec to finish sixth in the Festival of Running at Grijsloke, near twin town Oudenaarde.
De eerste drie plaatsen in de marathon de eerste marathon van Grijsloke en Belgiums toughest marathon zoals een Engelse sportkrant schreef! werden ingenomen door ultralopers, lopers voor wie een marathon maar een korte afstand is. Winnaar werd onze eigen Lucien Taelman. De tweede, Paul Beckers, die in Torhout 264 km had gelopen in 24 uur, had tot bij het ingaan van de laatste van de zeven ronden, gelijke tred gehouden met Lucien, maar moest in de laatste ronde nog drie en een halve minuut prijsgeven. De derde was Lucas De Groote, wereldkampioen 100 km. bij de veteranen. Amper acht deelnemers bereikten de finish binnen de drie uur en dat heeft alles te maken met de zwaarte van het parcours: 22 serieuze hellingen, waaronder zeven maal de Pikkelstraat! Eén van die acht: onze dorpsgenoot, en net als de winnaar lid van onze club, Jan Deseyn. Jan telt heden ten dage 74 lentes en is nog steeds actief als loper. Prachtige prestatie van de Engelse triatleet Gordon Merfield (15e in 3u0639): samen met zijn echtgenote Wendy was deze knappe veteraan per fiets overgekomen uit Hastings. Twee Engelse dametjes ernstige Jeanette Hardwick en frivole Julie Stoddart finishten vlotjes binnen de 3u30. Van de 64 aangekomenen hadden er amper drie meer dan vier uur nodig.
Was de marathon een opzienbarende nieuwigheid in Grijsloke, de meeste aandacht ging toch nog steeds naar de klassieke afstanden. Op het hoogste schavot bij de mannen stond weer Geert Deruddere. Dat jaar was Geert wellicht de absolute top in het stratenlopen: had hij immers ook niet de 20 km. van Brussel op zijn naam geschreven? Tweede was een andere topper: Gino Deleu, voor wie in de komende jaren die hoogste podiumplaats ook nog zou weggelegd zijn. De winnaar van de 7 km. was eveneens dezelfde als het jaar tevoren: de sterke Chileen Angel Aguilar. En dat was ook het geval voor de 20 km. vrouwen: hier triomfeerde Carine Verhaeghe, voor het derde jaar op rij. Alleen op de erelijst van de 7 km. vrouwen kregen we een nieuwe naam: Petra Delove. Winnaar van de jongerenloop over 3 km. was Dimitri Laga. Vierde en eerste meisje: Sara Platteau. Twee deelnemers-veteranen verdienen hier nog een speciale vermelding: Henri Bastien en René Marckx. Bastien, 83 jaar en nog een gemiddelde snelheid van 10,567 km. per uur over de 7 km.: fenomenaal! Henri, die pas op zijn drieënzestigste was beginnen joggen had twintig jaar later eenenvijftig marathons en zevenentwintig 100 km-wedstrijden op zijn actief En René Marckx: één van s lands allerbeste veteraan-lopers over de middenafstand geweest. Waagde zich, net als het vorig jaar, aan de 7 km in Grijsloke en kwam als eerste in zijn leeftijdscategorie over de streep, om daarnaast als een volleerde speaker de andere wedstrijden te verslaan. René was een innemende persoonlijkheid, flink van de tongriem gesneden, vertrouwd met de loopsport, en die in de jaren die volgden met zijn vlotte enthousiaste commentaar de toeschouwersmassa kon opzwepen en aldus ongetwijfeld in belangrijke mate bijgedragen heeft tot het succes van onze loopkoers. Henri en René: ze zijn Grijsloke trouw gebleven tot hun laatste snik.
De twaalfde Dwars door Grijsloke was dus weer een formidabel succes geweest, vlekkeloos over de hele lijn. Zou er iemand op dat ogenblik zó dekatriafoob geweest zijn dat hij had kunnen vermoeden dat de volgende editie zou overschaduwd worden door een dramatisch incident?
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (21)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 21: DDG 1991, een groots decennium ingeluid.
Met de elfde editie was dus een tweede decennium gestart, het Olympisch decennium. Ongetwijfeld de grootste, de roemrijkste en meest bewogen periode uit de geschiedenis van onze loopkoers, ondanks het feit dat het record van het vorig jaar, nl. tweeduizend deelnemers, nooit meer werd geëvenaard (was het de afwezigheid van Lucien Van Lancker die zich dan toch liet voelen?). De meeste kranten gewaagden niettemin van meer dan tweeduizend en zelfs van enkele duizenden deelnemers, hetgeen dus lichtjes overdreven was. De publieke belangstelling in dit jaar van Zeus was bijzonder groot en het sportief niveau lag hoog. Winnaar van de 7 km werd de Chileen (!) Angel Aguillar. Dat hij geen ééndagsvlieg was zou hij nog bewijzen in de toekomst. De winnares bij de vrouwen heette Sophie Vandezande. De 20 km was voor Geert De-ruddere, toentertijd één van s lands beste stratenlopers. Hij zou het niet bij deze ene overwinning in DDG laten. Op het hoogste schavotje bij de dames: Carine Verhaeghe. Met 114 aangekomenen was de 3 km voor de -12 jarigen een bevredigend experiment: winnaar was ene Bjorn Vandriessche. Kortom: Claudine (Mevrouw Dejonghe-Speleers), de nieuwe voorzitter van DDG, had reden te over om tevreden te zijn over deze elfde editie.
De eerste medaille van Grijslokes Olympiade viel bij de meeste deelnemers in goede aarde. Een origineel werk van de Kortrijkse kunstenaar Jaak Vanneste (de schoonbroer van ex-premier Leo Tindemans): gestanst bas-reliëf in rood koper, diameter 6,3 cm, voorstellende de oppergod Zeus, met in de rand uitbeeldingen van verhalen die verwijzen naar de mythologische oorsprong van de Olympische Spelen in het Oude Griekenland.
1991 is ook het jaar waarin Loopclub Grijsloke een eigen achtkoppig bestuur kreeg, dat los stond van het bestuur van de loopkoers. Voorzitter was Marc Antoin. In later jaren zou Marc de loopsport vaarwel zeggen en de fakkel overgeven aan Daniël Malfait. De loopclub was nu tot volle bloei gekomen. De activiteiten waren legio. Er waren natuurlijk de wekelijkse trainingen op zondagmorgen, dewelke ook al eens doorgingen op verpaatsing: het Beukenhof in Vichte, het domein de Ghellinck in Elsegem, de Gavers in Deerlijk, de Kluisberg De bedevaartloop Kerselare-Grijsloke was reeds een traditie aan t worden: iedere eerste of tweede zondag van mei. Op 1,2 en 3 maart trok de club naar een vakantiedorp in Viroinval (bij Couvin in de provincie Namen) voor een sportief verlengd week-end. Het was een schot in de roos. Ook dát is een traditie geworden: telkenjare rond dat tijdstip een verlengd week-end met meer dan honderd leden, zij het dat de locatie in later jaren verschoven werd van Wallonië naar de eigen kust.
Meer en meer lopers van de club gingen de eer van Grijsloke verdedigen tot ver in het buitenland. Steeds vaker ging de loopclub in groep deelnemen: de Course des Terrils in Raimes (F) bijvoorbeeld zou nog jaren lang een vaste plaats bekleden in veler agenda. Opvallende prestaties kwamen van de Anzegemnaren Jaak Demeulemeester (marathon in 2u29) en Jan Deseyn (eerste veteraan in de marathon van Athene) en van ons oudste clublid André Osselaer die in zijn categorie (75+) wereldkampioen marathon werd en Europees kampioen 10 en 25 km. Christine De Schamp, Carine De Bosscher en Jos David ontpopten zich tot echte ultralopers in het Belgisch kampioenschap 50 mijl (80 km!) in Oostakker. Onze eigen Lucien Taelman, die reeds zijn strepen als ultraloper had verdiend, moest in deze koers slechts de duimen leggen voor Jean-Paul Praet die toen absolute wereldtop was. Christine De Schamp en Carine De Bosscher waren in die tijd hét vrouwelijk uithangbord van Loopclub Grijsloke, hét bewijs dat het lopen van ultralange afstanden echt iets voor vrouwen is. Spijtig genoeg heeft Carine ondertussen de loopschoenen aan de wilgen gehangen. Christine is nog steeds een trouw clublid en nog steeds maalt ze haar kilometertjes af langs velden en wegen, al zijn de wekelijkse trainingen op zondagmorgen aan haar blijkbaar niet meer besteed.
Een hoogtepunt, dat een enorme invloed zou blijken te hebben op de verdere geschiedenis van DDG en de loopclub, was de verbroederingsloop in 1991, tussen de gejumeleerde steden Oudenaarde en het Engelse Hastings. Een aflossingsloop waarvan de organisatie door onze club in handen werd genomen. Op 9 mei werd er gelopen van Hastings naar Dover, op 10 mei van Oostende naar Oudenaarde. Voor Grijsloke namen de volgende lopers deel: Maurice Adams (zaliger), Luc Desmet, Gilbert Terras, Carlo Verleyen en Joost Vinckier. Het was het begin van een hechte band tussen onze loopclub en die van Hastings. Vanaf 1992 zou Loopclub Grijsloke telkenjare in maart een flinke delegatie afvaardigen naar de halve marathon van Hastings, en even trouw zouden de lopers van Hastings eind augustus deelnemen aan DDG, Vlaanderens mooiste. Tot op de dag van heden is daar geen verandering in gekomen.
100 pag., hardcover (rood) of paperback (geel). Klassieke tragedie in een nieuw kleedje. Het is een verhaal van liefde en hartstocht, gebaseerd op het eeuwenoude verhaal van de omzwervingen van Odysseus na de oorlog van Troje.
Over de aanleiding tot de Trojaanse oorlog. Een dolle klucht die echter geen afbreuk doet aan de "mythologische realiteit.In winkelmandje
Strijdtoneel Troje, 93 pag., hardcover.
Toneelstuk in drie bedrijven, waarin het laatste en beslissende jaar van de Trojaanse oorlog wordt behandeld, op een boeiende en bijwijlen grappige manier. Met "De Twistappel" en "Odysseus op Aiaia" vormt het een trilogie.
Eerste blogboek, 425 pag., paperback. In dit boek bundelt de auteur zijn cursieve schrijvelarij van de jaren 2006-8. Geen onderwerp gaat hij uit de weg, geen item is hem te gek. Vaak niet zonder een vleugje ironie.
Tweede blogboek, 350 pag., hardcover. Na het uitzonderlijk succes van BLOGBOEK 1, kon het niet anders of er moest een BLOGBOEK 2 volgen... Op de omslag: Brownie en Blanche, de schaapjes waarvan sprake op de pagina's 202/3 en 272/3.
Bovenstaande boeken (alle verschenen in 2013) zijn te verkrijgen bij de uitgever:
voor Odysseus
op Aiaia:
surf
naar www.shopmybooks.com/BE/nl/book/kris-vansteenbrugge-4/odysseus-op-aiaia
voor Strijdtoneel
Troje:
surf
naar www.shopmybooks.com/BE/nl/book/kris-vansteenbrugge-3/strijdtoneel-troje
voor De
Twistappel:
surf
naar www.shopmybooks.com/BE/nl/book/kris-vansteenbrugge-5/de-twistappel
voor Eerste
Blogboek:
surf
naar www.shopmybooks.com/BE/nl/book/kris-vansteenbrugge/eerste-logboek-schrijvelarij
voor Tweede
Blogboek:
surf
naar www.shopmybooks.com/BE/nl/book/kris-vansteenbrugge-2/tweede-logboek-zeverarij-1
De twee onderstaande boeken (0 jerum jerum jerum en Uit het schuim van de zee) zijn nog enkel bij de auteur te verkrijgen. Beide boeken kenden reeds een buitengewoon succes en werden voorgedragen voor de Gomio-prijs. Ze kunnen ook ontleend worden in de openbare bibliotheken.
De boeken over Grijsloke (Dwars door Grijsloke, Grijslokes Olympiade, De heksen van Grijsloke, Grijsloke 2000) zijn niet meer te koop. De eerste twee kunnen geraadpleegd worden in sommige openbare bibliotheken en een aantal exemplaren zijn nog gratis te verkrijgen door de leden van de Loopclub Grijsloke, op zondagmorgen in de kantine van de club.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (20)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 20: Grijslokes Olympiade.
1991: het tweede decennium is ingetreden. Het
organisatiecomité kent nu dertien bestuursleden (waarvan er anno 2014 nog amper
een paar actief zijn) en het ontslag van Lucien Van Lancker blijkt geen al te
diepe sporen te hebben nagelaten. Enkele weken vóór de elfde Dwars door
Grijsloke wordt een luisterrijke persconferentie gehouden in het gemeentehuis
van Anzegem in aanwezigheid van talrijke personaliteiten: de plaatselijke
autoriteiten alsook een aantal fameuze sportlui. Mark Smet is er: de eerste
Belg die erin geslaagd is de marathon te lopen in 2u1000. En dan is er René
Marckx zaliger, één van onze beste veteranen-lopers en die jarenlang de
microreportage zal verzorgen tijdens de komende Dwars door Grijslokes. René
heeft Gerard Van Nuffelen meegenomen, een 56-jarige Antwerpenaar die vele malen
Belgisch en ook Europees kampioen is geweest op alle langeafstandsnummers en
zopas zelfs de wereldtitel heeft veroverd op de 10 km. Niet te verwonderen dat
Gerard verkozen is tot de veteraan van het jaar. Gerard Van Nuffelen heeft
overigens al een paar keer deelgenomen aan DDG, waarin hij zich telkens als
eerste veteraan heeft geklasseerd.
Zijn er belangrijke mededelingen te doen aan de pers? En of!
Naar analogie met De Levensloop van de voorbije jaren, zal de loopkoers in de
komende vijf jaar een thema meekrijgen: de Spelen in het Oude Griekenland. In
1985 heb ik dit idee reeds naar voor gebracht. Een jaar eerder immers had onze
loopclub veel succes gekend tijdens de Gapersstoet met een praalwagen die het
Griekse thema bespeelde (zie deel 11). Voor dat vijfjarenplan heb ik toen de
naam Grijslokes Olympiade bedacht, maar omdat Lucien Van Lancker met een gelijkaardig
idee op de proppen kwam (De Levensloop) werd mijn voorstel toen voor enkele
jaren in de ijskast gestopt. Maar in 1991 is de tijd rijp voor Grijslokes
Olympiade. De Olympische folder van het vorig jaar is daarvan de voorbode
geweest (zie deel 17). Weer zal er een serie van vijf medailles zijn. Elke medaille
zal de mythologische oorsprong van één van de Panhelleense Spelen (waarvan de Olympische
er één waren) behandelen en zal vergezeld zijn van een brochure (van 16
paginas) met tekst en uitleg. De journalisten hebben er een vette kluif aan:
sport in combinatie met cultuur (de Griekse mythologie)! Geen wonder dat er in de
loop van de maand augustus (de 11e DDG is op 31.8) ellenlange artikels verschijnen
over Grijslokes Olympiade, over Vlaanderens mooiste stratenloop, in alle dagbladen
en in verscheidene weekbladen, met fotos van het 13-koppig bestuur.
En dan is er nóg een nieuwigheid. Voor t eerst staat er een
loopkoers voor jongeren onder de twaalf jaar op het programma. Afstand: drie
kilometer.
De verwachtingen zijn hoog gespannen. Sommigen verwachten
2500 deelnemers en twee kranten blokletteren: Met meer dan tweeduizend
deelnemers behoort deze joggingklassieker bij de top-vijf in België".
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (19)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 19: Een droom die maar half uitkwam.
En Lucien Van Lancker vertelt verder:
In
1987 bij de voorbereidingen van de 7de
Dwars door Grijsloke moest er gezocht worden om Dwars door Grijsloke een nog
grotere uitstraling te geven en te laten uitgroeien tot een internationale
massajogging.
Grijsloke-Levensloop
was aan haar derde editie toe en stevende af op een nog groter succes. We waren
ervan overtuigd dat alle deelnemers aan de massaloop, doordrongen waren van de
gedachte dat afstandslopen hun levensritme bepaalde en dat uithoudingstraining
de gezondheid verbetert en de conditie op peil houdt.
Deze
gedachte wilden we verder blijven uitstralen, ver over onze grenzen heen.
Daarom keken we uit naar buitenlandse organisaties die er dezelfde idealen op
na hielden, organisaties die lopen zagen als vrijetijdsbesteding,
recreatiesport waar men beter en gezonder van wordt.
De
organisatoren van La Course des
Terrils uit Raismes Frankrijk, de Dr. Ernst Van Aaken Gedachtnislauf
uit Waldniel, Duitsland en Terneuzen
Graauw uit Graauw, Nederland, vonden we bereid om samen met Dwars door
Grijsloke de koppen bij elkaar te steken om voor het eerst in Europa een
Europajoggingcup in het leven te roepen.
Deze
cup zagen we niet als een tornooi waar er met miljoenen gesmeten werd, maar een
organisatie waar sport in de reinste zin van het woord beleefd wordt. We wilden
laten zien dat er nog sport was om de sport en niet om het geld. Aantonen dat elke deelnemer een overwinnaar is, zoals de Amerikaanse
dokter Sheehan ooit schreef. We wilden laten zien dat ons lichaam en geest een
wonderbaar instrument vormen in dienst van onze samenleving, in een streven
naar vrede en liefdevolle samenwerking.
Niet
minder dan 148 langeafstandslopers, uit de 4 landen, namen deel aan dit tornooi
van vier wedstrijden. Door optelling van de punten, behaald in elke wedstrijd,
werd een klassement opgemaakt. Jacques De Meulemeester uit Anzegem won deze
eerste Europajoggingcup.
In
1988 werden de organisatoren van de Grand Prix R. Schuman uit Luxemburg
(Centre Europeën) bereid gevonden om als vijfde land onze rangen te komen
versterken.
De
Dr. Ernst Van Aaken Gedachtnislauf werd vervangen door de 2de
Rheydter Citylauf uit Mönchengladbach, Duitsland. Deze tweede Europajoggingcup
kreeg 152 deelnemers.
Door
innerlijke spanningen tussen de organisatoren van Dwars door Grijsloke werd
de 3de editie enigszins
afgezwakt, maar kreeg toch nog 98 deelnemers aan de start van de 5 wedstrijden,
die dezelfde waren van 1988.
Bij de
organisatie van de 4de editie in 1990, had ik de bedoeling om elk
jaar een land meer te betrekken bij de organisatie, om tegen het jaar 2000 alle
landen van Europa, toen nog 12, aan de
start te krijgen van de 20ste Dwars door Grijsloke.
Dwars
door Grijsloke was echter niet langer bereid om aan de organisatie mee te
werken, dit om budgettaire redenen. Ik trok me terug uit de organisatie van
Dwars door Grijsloke en kreeg als steun voor de Europa-joggingcup de Grote Prijs 25 km. Veteranen uit Brugge.
Ook deze editie was een succes en kreeg een 90-tal deelnemers.
In
1991 werd de organisatie opgedoekt. Omdat ikzelf niet kapitaalkrachtig genoeg
was zag ik het niet meer zitten.
Nu, in
2013, blijf ik erbij dat met de steun van Dwars door Grijsloke, Terneuzen - Graauw, en veel sponsoring, in
het jaar 2000, Grijsloke het toneel zou geworden zijn van een massajogging, met
als deelnemers een vertegenwoordiging van alle lidstaten van Europa. Meer
zelfs: in 1990 was de idee inmiddels gerijpt om in het jaar 2000 alle grenzen
van Europa symbolisch open te lopen, met als sluitstuk de grenzen Frankrijk -
België in de 20 km.van Grijsloke.
Europa
naar Grijsloke brengen was mijn droom. Door omstandigheden een droom gebleven.
En
nochtans
Lucien
Van Lancker
Tot zover de man die Grijsloke groot gemaakt heeft. Na tien edities "Dwars door Grijsloke" haakte hij af en bleef ontgoocheld achter, zij het niet verbitterd. Een delegatie van alle landen van het verenigd Europa telkenjare naar Grijsloke brengen, op de laatste zaterdag van augustus, was zijn levensdroom geweest. Een droom die niet is uitgekomen. Zoals de meeste dromen...
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (18)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 18: Dwars door Grijsloke en Lucien Van Lancker.
Wat heeft Lucien Van Lancker, de grootste Grijslokenaar aller
tijden, bezield om af te haken in 1990, het jaar dat Dwars door Grijsloke zijn
grootste succes heeft gekend? We hebben het hem met zijn eigen woorden laten
vertellen. Lucien maakt van de gelegenheid gebruik om eerst nog in t kort een
eigen visie te brengen over de eerste jaren van ons aller loopevenement dat hem
zo nauw aan het hart lag en nog steeds ligt:
In 1981 werd ik gevraagd door dokter Kris Vansteenbugge en
dokter Albert De Beurme om de organisatie van Dwars door Grijsloke op gang te
trekken. Hun grote idool Jacques Serruys van Fit-Veteraan had zopas Dwars
door Brugge in het leven geroepen.
Er werd een bestuur opgericht waarbij mijn schoonbroer,
Robert Forêt, tot voorzitter werd gebombardeerd. Dit was een terechte keuze.
Met Robert en Christiane werd organiseren een feest. De vergaderingen, en er waren er zeer veel,
verliepen altijd bij hen thuis en steeds was er koffie, taart en nog veel meer.
Dit betekende dat zelden een bestuurslid ontbrak want taart, koffie en een
druppel waren in die periode een lust voor iedereen. De vergaderingen gingen
toen over koetjes en kalfjes en soms was men zelfs vergeten om over DDG te
spreken op het einde van de vergadering.
Geen probleem want ikzelf had een enorme ervaring met Omloop
Kluisbergen een organisatie die parallel loopt met DDG en wat praktische zaken
betreft nagenoeg dezelfde noden had als onze organisatie. Met Jacques Dejonghe,
voorzitter Omloop Kluisbergen, hebben we dan ook uren, dagen en maanden zitten
babbelen over onze organisaties. U moet weten dat Jacques toen een collega
was in de Centrale van Ruien en er s
nachts tijd zat was om onze problemen op tafel te leggen, problemen waarvan wij
beiden veel hebben geleerd.
Op de laatste zaterdag van augustus 1981 kwam dan de 1ste
DDG. Was me dat een dag. Hoewel alles perfect voorbereid was, liepen vele zaken
in het honderd. Murphy achterna: alles wat kón misgaan liep ook mis. Daniël
Lesenne, computerman en programmeur van dienst, trok zich de haren uit het
hoofd: ik was namelijk vergeten het uur te noteren waarop de lopers gestart
waren halverwege de Grijslokeberg. GSMs bestonden toen nog niet en ik had de
taak om het uur van vertrek te noteren van de zeven km. Buiten adem, komende
aan de aankomst, wist ik niet meer wanneer de lopers vertrokken waren. Hoelang
zijn ze al vertrokken riep Daniël me toe? Laten we zeggen een tiental
minuten, denk ik en voilà de computer kon beginnen lopen. Wonder boven wonder zaten we niet ver van de
reële tijd en kreeg iedereen een nogal mooie tijd toegerekend. Ramp bij de
aankomst rechtover het huis van Gilbert Pannecoucke in de Bouvelostraat nummer
4. Daniël had zijn camionette verkeerd opgesteld zodat hij de lopers niet zag
aankomen. Met drie, vier man werden dan
de nummers van de lopers naar de camionette doorgeschreeuwd. U kunt zich
indenken hoeveel deelnemers er kwamen reclameren dat ze verkeerd in de uitslag
stonden. Maar dankzij een perfecte video-opname van Hubert Algoet werd s
anderendaags een correcte uitslag gemaakt en naar iedereen opgestuurd. Nog vele
andere anekdotes zou ik kunnen vertellen over deze eerste Dwars door
Grijsloke. Het resultaat was schitterend:
ongeveer 600 deelnemers en allen keerden voldaan terug naar huis. Want ze
hadden een gedrukte uitslag en dat gebeurde nergens, tenzij in Dwars door
Brugge, waar Siemens hun schouders onder de computer hadden gestoken. De prijzenpot was ook tamelijk groot en
wonder boven wonder, de lopers kregen een medaille, de mooiste die ze ooit
gekregen hadden met daarbovenop nog een uitslag en prachtig diploma met de
handtekening van de voorzitter, iets enigs in die periode.
Het volgend jaar moest alles beter, grootser en mooier. De
omloop werd gewijzigd, we hadden een paar goede sponsors waaronder de
Kredietbank, Becel, garage Toyota-Marc Messiaen en Datakor, computerfirma uit
Kortrijk. Nu nog loopt Remi Parmentier met het truitje van Datakor en dit na 32
jaar. Een heuse vierkleurenfolder werd opgemaakt, geen enkele organisator kon
zich dat toen veroorloven. De prijzenpot werd opgevoerd en de deelnemers konden
weer genieten van een diploma en een schitterende medaille, de eerste van een
serie van drie: de bronzen, de zilveren en de gouden medaille. De eerste drie
lopers van elke categorie kregen een prachtige beker en een podiumfoto die
thuis werd opgestuurd. En of ze er blij mee waren! We kregen een twaalfhonderd
deelnemers aan de start, ongeveer 600 voor de zeven km. en 600 voor de halve
marathon. Een heuse tent van vijftig op twintig meter, in de weide van boer
Marc achter de kerk zorgde voor een unieke sfeer tijdens en na de wedstrijden.
36 vaten bier werden er toen getapt. Helaas we hadden het te groot gezien na
de wedstrijd einde september keken we op tegen een berg schulden van 300.000
BF. Drukkerij Arijs uit Kluisbergen zat met de gebakken peren: ons drukwerk
konden we niet betalen .
En nu derde Dwars door Grijsloke?
Geen geld, enkel en berg schulden . gedaan met Dwars door
Grijsloke?? Niemand wist van onze
problemen en financiële moeilijkheden, enkel een fantastische naam en een
enorme bekendheid hadden we overgehouden van onze tweede editie.
Begin februari besloot het bestuur de schulden te vereffenen
uit eigen zak. Alle bestuursleden, behalve één, stortten 15.000 BF in de
clubkas. Hiermee waren de schulden betaald en konden we terug van meet af
beginnen.
De laatste zaterdag van augustus 1983 werd een succes met
ongeveer 1600 deelnemers.
En zo ging het verder, bij elk volgend jaar wat deelnemers
meer om in 1988 en 1989 zon 2000 lopers aan de start te krijgen. In 1987
werden de geleende gelden aan de
bestuursleden terugbetaald.
1989 was het sluitstuk van Grijsloke Levensloop, een programma dat gestart was in 1985 en waarbij
5 prachtige medailles werden uitgereikt.
Levenslicht 1985 - Jeugddromen 1986 Levensleed 1987
Levenslied 1988 en Avondschemeringen
1989, waren de themas. Deze medailles ontstonden uit de gedachte dat in
beweging zijn en lopen noodzakelijk zijn om een gans leven gezond en levendig
te blijven.
Vanaf 1998-1999 was Dwars door Grijsloke dus aan de top van
zijn kunnen gekomen: 2000 deelnemers en 10.000 toeschouwers. Met Avondschemeringen,
het einde van de Levensloop, was Dwars door Grijsloke voor mij genoeg
geweest. Ik keek uit naar een nieuwe uitdaging.
* Omdat dit verhaal te lang dreigt te worden, volgt de ontknoping pas in het volgend nummer
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (17)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 17: Hét recordjaar!
De tiende Dwars door Grijsloke was er één om niet te vergeten.
In de allereerste plaats vanwege het aantal deelnemers: 2008 (sommige bronnen
gewagen van 2028). Wat er ook van zij, de kaap van de tweeduizend was bereikt
en het had er de schijn van dat onze massaloop uit zijn voegen ging barsten.
Dat groot aantal deelnemers - en een navenante toeschouwersmassa - werd in de jaren die volgden nooit meer geëvenaard.
Ter gelegenheid van dit jubileumjaar waren er weer heel wat
vernieuwingen. Voor t eerst waren er geen medailles en ook geen diplomas.
Daarentegen werd een schitterend zilveren juweeltje (een lopertje voorstellend)
aan een dito halskettinkje ontworpen voor de deelnemers (zie www.bloggen.be/kris).
Heden ten dage wordt dit kleinood nog met fierheid gedragen door deelnemers
van toen.
Jongeren tot 12 jaar kregen hun eigen loopkoers over 3 kilometer. Voor t eerst werd een klassement voor clubs opgemaakt, iets wat ook de tand des tijds zou doorstaan. En Dwars door Grijsloke had zich geëngageerd als startlocatie voor de Belgium runnerscup 1990, de (nationale) ersatz voor de ter ziele gegane (internationale) Europajoggingcup.
Met Joos Casteele kreeg de 20 km-wedstrijd een schitterende winaar. Tussen nooit geziene hagen van toeschouwers bereikte hij de aankomst in 1u0036, een tijd die gezien de drukkende hitte van die dag ronduit schitterend kon genoemd worden. Joos Casteele, mister Grijsloke blokletterden de kranten. Terecht, want dit was zijn derde overwinning in de 20 km, en in die tien jaar was trouwe deelnemer Joos niet van het podium weg te denken geweest. Carine Verbeke uit Wervik finishte als eerste dame in de 20 km. Op de korte afstand zegevierden Geert Bekaert en Myriam Dumont. Een heel bijzondere vermelding verdient ouderdomsdeken Henri Bastien. De 82-jarige uit Silly, bij Charleroi, die sedert het ontstaan van de koers in 1981 geen enkele maal op het appel had ontbroken, liep dit jaar, gezien de hitte, enkel de 7 km. In tegenstelling tot vorige jaren wanneer hij telkens naast de 7 km. ook de 20 km. voor zijn rekening had genomen! Een krachttoer die hij bij latere edities nog zou herhalen Het warme weer was overigens de oorzaak van een ongezien aantal opgaven: in de 20 km. alleen al honderdzevenenzestig!
In ons landeke eindigt een warme zomerse dag vaak met een donderslag bij heldere hemel. Die donderslag kwam er die avond. Lucien Van Lancker, de geniale motor van Dwars door Grijsloke, kondigde tijdens de feestelijke viering van de laureaten van de koers en in een bomvolle tent af, dat hij afzag van verdere deelname aan de organisatie. Grijsloke stond perplex: was dit de doodsteek voor DDG en dat op het hoogtepunt van zijn roem? Was DDG denkbaar zónder Lucien? Zouden we die klap te boven komen?
En we kwámen de klap te boven. Binnen de kortste keren werd een vergadering belegd onder de bestuursleden, wier aantal onder de leiding van voorzitter Claudine Dejonghe-Spileers ondertussen tot veertien was opgelopen: Joseph Beel, Gilbert Terras, Tom Ampe, Albert Debeurme, Octaaf Decandt, Didier Lib-brecht, Paul Vandenberghe, Ronny Vandendriessche, Jules waelkens, Hubert Algoet, Marc Devloo, Marc Messiaen en ikzelf. Een decennium was afgerond, het decennium van de Levensloop. Een tweede decennium zou volgen en het zou in het teken staan van de Olympische gedachte. De folder van de 10e DDG waar de fotos van alle winnaars van de voorbije wedstrijden verenigd stonden op een Olympische lauwerkrans (zie www.bloggen.be/kris), had reeds aangegeven welke richting de komende jaren zou worden ingeslagen.
Mijn laatste drie boeken (alle gegevens in de marge links), zijn ook "elektronisch" te verkrijgen, op aanvraag via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via de "reageer-knop". Dat kost u uiteraard niets.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (16)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 16: Levenslied, avondschemering en generatieloop.
In
1988 werd er gelopen voor de medaille Levenslied. Dat jaar zegevierde Carlo
Desaever uit Koksijde op de korte afstand en Gino Braekeveldt uit Deinze op de
lange afstand. Dat jaar ging misschien nog meer aandacht uit naar de
vrouwelijke winnaars. De flamboyante Zeelse Katja Merlin wekte met haar 2651
op de 7km en niet alleen dáármee aller bewondering, en deed menig
mannenhart sneller kloppen. Absolute topper was Francine Peeters uit Borgloon,
die toen zowat de beste afstandloopster van het land was en een fenomenale tijd
neerzette op de 20 km, die later nooit meer benaderd werd: 1.09.45.
Het
jaar 1989 (t jaar van de laatste Levensloopmedaille Avondschemering) was er
een van vernieuwingen.
Er
waren belangrijke wijzigingen in het bestuurscomité: een aantal
waardevolle elementen waren de ploeg komen versterken en er werd een nieuwe
voorzitter aangesteld, mevrouw Dejonghe, zijnde ons aller Claudine, die het
bijna twee decennia zou uitzingen en wier naam onlosmakelijk verbonden blijft
met Dwars door Grijsloke. Zij volgde Robert Forêt op die zich in alle stilte
teruggetrokken had in Kerkhove, alwaar voor hem een grote carrière als café-baas lag
weggelegd.
Er
werd voor steeds meer variatie gezorgd in de wekelijkse trainingen. Zo
lees ik in het infoblad van de Loopclub dat de wintertrainingen van januari tot
maart telkens plaatsgrepen op een andere locatie: Kluisberg, domein de
Ghellinck, Wortegem-bos, Ronse (deel van de WK-omloop), Beukenhof Vichte,
Gaverdomein Harelbeke, Heirweg (oriëntatietocht), Vichtsesteenweg
(voetbalvelden), Lozer-bos De motor
van die trainingen, Gilbert Terras, tevens verantwoordelijk uitgever van het
clubblad, werd dat jaar overigens weer laureaat van de Sportverdienste in
Anzegem.
En
er was de eerste bedevaartloop naar Kerselare. Wie op t idee is gekomen
is mij ontgaan, maar een succes was het zeker en het werd een blijvertje, een
jaarlijkse traditie (dit jaar dus reeds de vijfentwintigste keer!). Willy
Depraeter schrijft daarover in Het Nieuwsblad, anno 1989: Als de zon in het land is krijgen de sportievelingen van Dwars door
Grijsloke telkens de kriebels en voelen ze zich verplicht om te stunten. Deze
keer trokken ze met zeventig man lopend op bedevaart naar Kerselare
Zondagochtend om acht uur woonde men daar de mis bij die opgedragen werd door
deken Jozef Beel, die samen met zijn parochianen terugliep naar Grijsloke. Voor
een goed begrip: Jozef Beel was recentelijk lid geworden van het bestuurscomité
van Dwars door Grijsloke, maar deken was iets te hoog gegrepen er diende te
staan diaken
Een
andere innovatie dat idee kwam weer van Lucien Vanlancker was de Generatieloop.
Ziehier wat daarover te lezen staat in de folder van dat jaar: Met de medaille AVONDSCHEMERING bereiken we
de laatste episode van de LEVENSLOOP, waarbij de oudere mens het moment gekomen
acht om de levenstaak en levensboodschap door te geven aan een nieuwe, prille
generatie. Om dit op een aanschouwelijke manier voor te stellen, hebben we
gekozen voor een Generatieloop, bestaande uit een trajekt van 900 m, dat de
ouderen (vanaf 40j.) in gesloten groep afleggen om dan te worden afgelost door
hun opvolgers, de nieuwe, jeugdige generatie (tot en met 12j.) die een
afstand van 3 km (de eerste 2 km in groepsverband, de rest in hun eigen gewenst
tempo) dienen te overbruggen. Die Generatieloop zou de daaropvolgende
jaren vervangen worden door een heuse wedstrijd over 3 km (voor jongeren tot 12
jaar) en later door de verschillende jeugdreeksen over 500, 1000 en 1500 meter,
zoals we ze nu nog steeds kennen.
Het
aantal inschrijvingen bleef gestaag stijgen, mede dank zij de buitenlandse
deelneming, hetgeen we te danken hadden aan de Europajoggingcup, dewelke ook in
1989 op het programma stond. Maar nog werd het streefcijfer van 2000 deelnemers
niet gehaald: dat zou pas het volgend jaar bereikt worden .
De
20 km-wedstrijd werd gewonnen door de tamelijk onbekende Dendermondenaar Leo
Brusselmans in de nochtans uitstekende tijd van 1.00.58. De 7 km was voor Gerdy
Roose uit Wevelgem in 2015, vóór Carlo Desaever, de winnaar van t vorig
jaar. De nummers één bij de vrouwen, Marleen Triest uit Vilvoorde (20 km in
1.19.08) en Kathy Declerck uit Waregem (7 km in 27.20) konden de vrouwelijke
prestaties van t vorig jaar niet doen vergeten. Een grootse prestatie werd
geleverd door Henri Bastien (uit Tilly bij Charleroi): na eerst de 7 km gelopen
te hebben, liep hij ook nog de 20 km, dewelke hij beëindigde in 2u1034. Niet
slecht voor een 80-jarige!
Voor
de negende en laatste keer werd er in 1989 een diploma uitgereikt aan iedere
loper die de zware Dwars door Grijsloke onder de knie had gekregen. Slechts
enkelen (waaronder ikzelf) hebben daarom getreurd. Hoe die diplomas uit de
pionierstijd eruitzagen kunt u zien op www.bloggen.be/kris.
En de Europajoggingcup? Die leek wind in de zeilen te hebben. Die zomer stond in het Wekelijks Nieuws te lezen: De bedoeling van de Europajogging is namelijk tegen 1992 alle landen van de EG erbij te betrekken zodat het aantal wedstrijden opgevoerd wordt tot maar liefst 12. Het zou helaas anders lopen. In 1989 kende de Europajoggingcup reeds zijn zwanenzang.
In mijn boek Uit het schuim van de zee (de Griekse mythologie in 136 boeiende verhalen, 404 pag., uitg. 2011) kunt u het verhaal lezen van Europa, de prinses die door de Griekse oppergod Zeus, in de gedaante van een stier, werd ontvoerd. Haar beeltenis prijkt op de nieuwste bankbiljetten van 5 euro, nl. het kopje aan de rechterkant, alsook het watermerk hetwelk u ziet onder de handtekening van Mario Draghi als u het briefje voor een lichtbron houdt.
Het beeld is afkomstig van een schilderij op een meer dan tweeduizend jaar oude Romeinse vaas (een mengvat) die zich bevindt in het Louvre in Parijs. Ook de stier is afgebeeld op de vaas.
Hierna volgt een uittreksel uit het boek:
Poseidon, de god die heerste over de zeeën, was de broer van de oppergod Zeus. Net als zijn broer was hij zeer gevoelig voor vrouwelijk schoon. Libya, een kleindochter van Zeus en Io, zoals we in het vorig verhaal gezien hebben, was een van de velen die door Poseidon bemind werden. Dat resulteerde in een tweeling: Agenor en Belos. Agenor trok vanuit zijn geboorteplaats in Egypte naar Tyrus in Kanaän, waar hij koning werd. Hij kreeg zes nakomelingen: één dochter en vijf zonen. De dochter heette Europa. En wie ontbrandde in liefde voor deze schone maagd? Zeus! Om haar te versieren had hij een ingenieus plan bedacht. Hij gaf zijn zoon Hermes de opdracht het vee van Agenor naar de zeekust van Tyrus te drijven, alwaar Europa vaak vertoefde. Hij veranderde zichzelf in een stier en begaf zich tussen het vee. Europa merkte het dier op en raakte in vervoering door de indrukwekkende gestalte, de schitterende witte vacht en de grote trouwe ogen.De stier liet zich gewillig strelen door het meisje en nodigde haar uit op zijn rug plaats te nemen.Pas was dit geschied, of hij zette het op een lopen, recht de zee in, en waar het water te diep werd begon hij te zwemmen. Europa was niet weinig geschrokken, ze schreeuwde het uit van angst en ze riep de goden ter hulp. Maar de stier had geen oren naar haar smeekbeden en in een razend tempo zwom hij alover de Middellandse Zee tot hij het eiland Kreta bereikte. Aan de zuidelijke kust van het eiland ging hij aan land, op een plaats waar nu de stad Gortyna ligt. Hier nam hij weer zijn normale gedaante aan. Onder de schaduw van een reusachtige olijfboom had hij betrekking met Europa. De boom staat daar nog: ik heb hem met eigen ogen gezien. In een nabijgelegen grot schonk Europa het leven aan een zoon, de latere koning Minos, legendarisch heerser in de machtige burcht van Knossos, en naar wie de Minoïsche cultuur zou genoemd worden. In diezelfde grot kreeg Europa nog meerdere malen het bezoek van Zeus en ze schonk hem later nog twee zonen: Rhadamanthys en Sarpedon.
Op het thuisfront in Tyrus was men ondertussen zeer bezorgd en bedroefd vanwege de verdwijning van Europa. Vader Agenor stuurde uiteindelijk zijn vijf zonen uit naar alle windstreken om hun zuster te zoeken. Hij legde hun meteen het verbod op het ouderlijk paleis nog te betreden zolang Europa niet teruggevonden was
Het vervolg van t verhaal kunt u verder lezen op pag. 47-49 van het boek of door te surfen naar www.bloggen.be/dzeus/archief.php?ID=14 en scrollen naar nr.10 Europa en Kadmos. U vindt er ook een tekening van Europa op de stier, door J. Bauwens.
Daantje Vlaemynck leest mijn cursiefjes op deze blog niet, of
nauwelijks. En ik kan hem geen ongelijk geven: het is allemaal baarlijke onzin.
En dat zal Daantje er ook wel van vinden. Maar het takvolle Daantje kleedt het
wel anders in: Dat lezen op het computerscherm is erg vermoeiend voor de ogen
en men krijgt er pijn van in de rug en de nek. Helemaal anders dan een boek lezen,
bijvoorbeeld. De verhaaltjes uitprinten is evenmin een optie, want Daantje
beschikt niet over een printer. En wat doe je dan, als schrijver: je laat al
die onzin uitgeven in een lijvig, keurig boek van 426 paginas, prijs 27,09
euro. OK zegt Daantje, ik koop het boek wel als het, over afzienbare tijd
verramsjt wordt en tegen een paar euro te koop aangeboden wordt bij De
Slegte, zoals de boeken van Brusselmans, of als ik het gratis kan krijgen bij
een of ander weekblad zoals het boek Godverdomse dagen op een godverdomse bol
van Dimitri Verhulst. Wat Daantje niet weet is dat mijn boeken alleen print-on-demand
uitgegeven worden, waardoor ze nooit in boekenwinkels zullen terecht komen (ook
niet bij De Slegte) en waardoor er dus nooit één boek teveel zal gedrukt worden
en er dus niets zal te verramsjen vallen. Laat ze nu maar komen, de grote
uitgeverijen - en nu ik een succesrijk schrijver aan t worden ben zit dat er
dik in - ze zullen allemaal bot vangen: ik blijf zweren bij print-on-demand.
Het boek zal vermoedelijk verschijnen na de grote vakantie.
Meteen verdwijnen dan alle cursiefjes (van eind 2005 tot en met 2008) van deze
blog. Daantje staat meteen voor de keuze. Ofwel nog snel alles nalezen op het
scherm, ten koste van ogen en rug en nek. Ofwel zich een printer aanschaffen. Ofwel
27,09 euro neertellen. Ofwel het hele zootje negeren. Ik denk dat hij voor het
laatste zal kiezen tenzij ik hem toch nog kan overtuigen met het voorwoord
van mijn Eerste BLOGBOEK:
schrijvelarij.
In dit
boek is mijn cursieve schrijvelarij van
de jaren 2006 tot en met 2008 gebundeld. Geen onderwerp ben ik uit de weg
gegaan, geen item was mij te gek.
De kunst is het eerste item. Vooreerst zijn er
Herman Brusselmans en Piet Huysentruyt, de twee grootsten, dé paradepaardjes
van de Nederlanstalige literatuur in Vlaanderen. Dan volgen op respectabele
afstand en in alfabetische volgorde: Albert Anckaert, Hugo Claus, Albert
Debeurme, Guido Gezelle, Gerrit Komrij, Constant Permeke, Edith Piaf, Roger
Raveel, Rembrandt van Rijn, Stijn Streuvels, Theo Thijssen, Vincent Van Gogh, José Van
Laere, Paul Van Ostaijen, Dimitri Verhulst en das nog maar een greep uit de
velen die gewogen en gewikt worden. De moderne literatuur, de haiku-achtige
en de scabreuze, worden op de korrel genomen en u maakt kennis met de allernieuwste
literaire kunststroming: de plagiaiku.
Een heel
bijzondere plaats is voorbehouden voor Buth (Leo Debuth) die de link vormt naar
een tweede item: Gent, het heerlijke
studentenleven en de Gravensteenfeesten. Passeren de revue: de
studentenjaren van weleer (in alle toonaarden bezongen in O jerum jerum
jerum , anno 2006), moeder Laetitia, het seniorenkonvent, Etienne Planchon,
Mico Claeys, Freddy Strumane, de friture Njora, de brievenbus van Theo Lefèvre,
de dubbele moord in de Bennesteeg, de lichting 65, de professoren, Raymond
Creus, de hedendaagse symposia, de Gentse gemeentepolitiek en teveel om op te
noemen.
Omdat de Griekse mythologie mijn stokpaardje is komt ook Hellas aan bod:
zowel het nieuwe als het oude Hellas. Ik noem enkel Socrates, Rhodos, mevrouw
Korevaar van de Montessori-school in Rotterdam en Grijslokes Olympiade, hetgeen
mij naadloos brengt tot de sport en meer in t bijzonder tot
Vlaanderens
mooiste stratenloop Dwars door
Grijsloke, de loopclub, de machos, de bedevaartloop, Ted Weeks, Rodney
King, de Heuvelenloop in Kooigem, Johan Morreel, Dirk vanneste en Louis
Glorieux (brother Louis). En om andere sporten niet te kort te doen: Jean-Marie
Pfaff, Kim Gevaert, Tia Hellebaut, Briek Schotte, de Ronde van Frankrijk.
Een aantal
paginas wordt ingenomen door brieven
aan BVs: Jan Bauwens, Jack Vanlichtervelde, Marc Vanhoye, Willy
Debyser en de raadselachtige, maar o zo geleerde, professor Omsk van
Togenbirger de Waelekens.
En dan zijn
er de grote wereldproblemen:
de opwarming van de aarde, de overbevolking, dementie, euthanasie, het probleem
België, de politiekers en de CEOs, om er maar enkele te noemen
Tevens komen
talrijke beroemdheden aan
bod: dokter Deberdt, professor Strüben, Fernand Devuyst, Jean-Luc Dehaene,
Mahatma Ghandi, en vele anderen. Enkelen worden over de hekel gehaald, zij het
op een beschaafde manier. Hetzelfde geldt overigens voor mijn eerbare familieleden: van mijn verre voorouders peetje
en meetje Craeyenest tot Georges, de genealoog, en Hendrik Maveau.
Hartverwarmende gebeurtenissen worden
beschreven, zoals daar zijn: de miss-verkiezingen, de songfestivals, het
Steenbrugge-bier, de straatliedjes van weleer en mijn Tony, Ameland, Leeuwarden
en tax-free Monaco.
Droevige gebeurtenissen ga ik
evenmin uit de weg: mijn zwanenzang als dokter, de dood van Bobby, de
vliegtuigramp van Bellegem, de drie jaar ellende in Oostende.
Dit alles is
nog maar een greep uit het aanbod, beste lezer. Ik wens u veel leesgenot en
ongetwijfeld steekt u er ook nog wat van op.
Kris.
Voorontwerp: de cover van het boek zal er ongeveer zó uitzien, maar dan véél mooier!
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (15).
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 15: De Europajoggingcup.
Op 22 juni 1987 kregen de mensen van de geschreven pers
toentertijd zaten ze in Grijsloke niet om een persconferentie verlegen en een
aantal Grijsloke-VIPs deze uitnodiging in de bus (namens het bestuur van
Dwars door Grijsloke):
Betreft: Persconferentie 7e
massaloop Dwars door Grijsloke op 29 augustus 1987.
U wordt vriendelijk uitgenodigd tot het
bijwonen van onze bijzondere persconferentie die doorgaat op maandag 6 juli
1987 om 19 uur stipt in het parochiezaaltje aan de kerk van Grijsloke,
Gijzelbrechtegemsteenweg te Anzegem. Ditmaal zal de persconferentie internationale
belangstelling genieten. Wij zijn er immers in geslaagd om, voor het eerst in
België en in samenwerking met de organisatoren van de loopwedstrijden uit SCHWALMTAL-WALDNIEL
(Duitsland), RAISMES (Frankrijk) en GRAAUW (Nederland), de EUROPA JOGGING CUP
in het leven te roepen. Elke organisatie zal door een afvaardiging worden
vertegenwoordigd op deze bijeenkomst. Videobeelden over de omloop en de
omgeving van de buitenlandse wedstrijden zullen worden vertoond. Het wordt een
bijzonder interessante ontmoeting. Daarom durven wij ten stelligste op uw
aanwezigheid rekenen.
De eerste europajoggingcup kon niet anders dan een succes
worden. Lucien Van Lancker had er zich de ziel uit het lijf voor gewerkt. In
1987 werd er gestart met vier deelnemende landen:
1° België met Dwars door Grijsloke op 29 augustus.
2°Frankrijk met La course des Terrils in Raismes, bij
Valenciennes op 4 oktober. Een buitengewoon zware loopwedstrijd alover de terrils
(reusachtige hopen steenafval uit de mijnbouw) die in Noord-Frankrijk en in
andere voormalige mijnbouwgebieden het landschap (ont)sieren. Deze koers was in
Grijsloke geen onbekende: ze was aan haar vierde editie toe en verscheidene
leden van de loopclub hadden er minstens één keer aan deelgenomen.
3° Duitsland met de achtste Internationaler Straszenlauf Rund
um Waldniel (10 oktober), die door dokter van Aaken in t leven was geroepen en
die sinds de dood van deze joggingpaus, die Grijsloke zo genegen was (hij
overleed in 1984), de naam Dr. Ernst
van Aaken Gedächtnislauf had meegkregen. Ik herinner mij nog dat wij
met een delegatie van Loopclub Grijsloke in alle piëteit het graf van de
wereldberoemde sportdokter hebben bezocht. Daar bestaat een foto van, dewelke
vroeg of laat nog wel eens op mijn blog (www.bloggen.be/kris) terechtkomt.
4° Nederland, met de afsluitende stratenloop Terneuzen-Graauw
op 28 november: hossen en crossen over, langs en onder de steile Zeelandse
afsluitdijken zoals we konden lezen in Het Nieuwsblad van 30 november.
Niet minder dan 248 deelnemers hebben aan de vier wedstrijden
deelgenomen. Het was de beloning voor een puike organisatie: bussen waren
ingelegd om de deelnemers op te halen op verscheidene plaatsen in Vlaanderen,
voor alle 248 deelnemers was er een prachtig souvenir (de Europajoggingcup)
en voor degene die zich bij optelling van punten het best had geklasseerd over
de vier wedstrijden was, zowel voor de mannen als voor de vrouwen, de
Super-Europajoggingcup. Die supercup werd in de wacht gesleept door de man
die toen het paradepaard van onze loopclub was: Jaak Demeulemeester. Geen
wonder dat Jaak dat jaar in Anzegem verkozen werd tot sportman van het jaar
1987. Over gebrek aan erkenning kon men in Grijsloke dat jaar overigens niet
klagen: zoals eerder gezegd kreeg Lucien Van Lancker de prijs van de
sportverdienste.
Voor de tweede europajoggingcup, in 1988 (cf. www.bloggen.be/kris) kwam
Luxemburg als vijfde land de rangen vervoegen met de Grand prix Robert
Schuman. Wat Duitsland betreft viel de keuze nu op de Rheydter Citylauf in
Münchengladbach-Rheydt. Dat de Dr. Ernst van Aaken Gedächtnislauf uit de boot
viel was vooral te wijten aan de eerder geringe belangstelling in Waldniel.
Dokter van Aaken zou het betreurd hebben
Over hoe het de Europajoggingcup verder vergaan is hoop ik
Lucien Van Lancker zelf aan het woord te kunnen laten in één van de volgende
afleveringen.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (14)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 14: Jeugddromen en Levensleed.
Het jaar daarop (1986) stond Nadine Sadones weer op het
hoogste schavotje bij de dames 20 km, maar Joos Casteele moest net als in 1994
zijn meerdere erkennen in een Belgische marathonkampioen: dat jaar was het
Danny Pauwelijn, die eindigde in 2917, een verbetering van het record van
Frans Schiettecatte met éénentwintig seconden. Op het uitslagenblad stond zijn
gemiddelde snelheid: slechts 19.533 km/u. Dat komt omdat het gemiddelde
berekend werd op de werkelijke afstand, die beduidend onder de 20 km lag.
Niettemin een fenomenale prestatie die nooit meer zou verbeterd worden. Carlo
Desaever en Claudine Baert triomfeerden op de kortste afstand.
In 1987 werd Joos Casteele wél weer winnaar en nu was het Nadine
Sadones die de duimen moest leggen (winnares Andrea Van Bost). De 7 km ging
naar Gerdy Roose en bij de vrouwen viel de grootste eer te beurt aan Mia
Deprez, zijnde het piepjonge nichtje van Gilbert Terras. Gilbert voorspelde
haar een grote loopcarrière Voor deze zevende editie waren 1908
sportievelingen ingeschreven. Tweeduizend deelnemers? We waren er bijna, maar
nog niet helemaal.
Jeugddromen was de medaille van de 6e DDG:
lopende en spelende kinderen op de weg naar het Bouvelobos. Daar hoorde de
volgende tekst bij: Lopen als fysieke en
mentale ontwikkelingstherapie bij de jeugd, in functie van hun toekomst. Sport
lopen vooral leidt niet alleen naar een betere fysieke conditie, maar heeft
ook een grote positieve invloed op de mentale ontwikkeling. Het is dé weg naar
een aangename en zinvolle levensstijl.
En voor de 7e DDG was er de medaille Levensleed: een jonge knaap en een jong meisje lopen de
steile Bouvelostraat op, naar de kapel van Grijsloke, met op de voorgrond een
door leed getekende moeder die een zwaar kruis torst. De bijhorende tekst: Lopen als revalidatietherapie voor
lichamelijke en geestelijke kwalen zoals oorlog, invaliditeit, ziekte, stress,
wanhoop en ellende.
Parallel met de steile opmars van de loopkoers liep in de
jaren 86 en 87 de groei van de loopclub. In groten getale kwamen ze iedere
zondagmorgen naar Grijsloke afgezakt (of liever: opgeklommen) naar de
Grijslookse heuvelrug voor de wekelijkse looptraining, gevolgd door een
gezellige après-jogging in de kantine. Ze kwamen niet alleen uit de streek
van groot-Anzegem, maar ook uit Wortegem-Petegem, Oudenaarde, Waregem, Ronse,
Kluisbergen, Avelgem, Zwevegem, Kortrijk, Kruishoutem, Deerlijk, Harelbeke,
Kuurne, Wevelgem Het tweemaandelijks clubblaadje van Loopclub Grijsloke kreeg
zijn definitieve vorm. De samenstelling ervan is tot op de dag van heden min of
meer onveranderd gebleven: dezelfde rubrieken (loopkalender, uitslagen van de
clubleden in de belangrijkste wedstrijden, tips i.v.m. voeding, training,
gezondheid, portret van een jogger, weetjes, nieuwtjes, filosofische
beschouwingen) en dezelfde verantwoordelijk uitgever (Gilbert Terras). Opa
Gilbert, zoals hij zich op heden graag noemt, viel in die jaren de eer te beurt
die hij ruimschoots verdiende vanwege een ruim twintigjarige carrière als
sportmonitor, als voorzitter van de Anzegemse sportraad en als de man die de
sportieve touwtjes van de massaloop Dwars door Grijsloke in handen heeft: in
het Astoria-hotel in Brussel werd hij in 1986, samen met nog enkele anderen,
door de toenmalige minister van cultuur gehuldigd en in Anzegem werd hij
laureaat van de sportverdienste.
In de jaren 86-87 was het stratenlopen in Grijsloke dus in
volle opgang: het was de tijd van de grote persconferenties, de talrijke
krantenartikels, de originele medailles en het druk bijgewoonde avondfeest op
die laatste zaterdag van augustus. Grijsloke had een loopkoers met een
filosofie. De leden van de loopclub namen deel aan loopwedstrijden in alle
uithoeken van het land en ook buiten de landsgrenzen. Om er maar enkele te
noemen: de kerstcorrida van Deerlijk, de internationale veteranenloop in
Brugge, de Gulden Sporen marathon, de Course des Terrils in Noord-Frankrijk,
Dwars door Brugge, de midwintermarathon in Apeldoorn, de Sirenejogging in
Middelkerke tot het wereldkampioenschap op de weg voor
veteranen in Netanya (Israël!). Hoeveel kilometers Albert Debeurme en ikzelf
niet getraind hebben voor dat wereldkampioenschap, in de Kortrijkse parken (zie
foto uit een krantenknipsel van 9/3/1978 op www.bloggen.be/kris)!
Was Gilbert Terras de sportieve motor van de club, Lucien Van
Lancker, de bedenker van het begrip Levensloop, was het brein van de organisatie. In 1986
verschenen door zijn toedoen in de kranten allerhande artikels over Grijsloke,
zijn geschiedenis en zijn bewoners. Grijsloke stond nu definitief op de kaart
in Vlaanderen. Maar Lucien wilde de faam van Grijsloke en zijn koers (waaraan
in 1987 reeds een paar honderd buitenlanders deelnamen) uitdragen tot ver
buiten de grenzen, met de Europajoggingcup. In 1987 kreeg hij daarvoor de prijs
van de sportverdienste van de stad Anzegem. Over de Europajoggingcup zal ik het
hebben in een volgende aflevering.
Op de folder van 1987: de tweede en de derde medaille van de "Levensloop", met daaronder een verwijzing naar de boeken van "Dwars door Grijsloke" (in 1997 zou nog een derde boek verschijnen, nl. "Grijslokes Olympiade" en in 2000 werden de drie boeken gebundeld tot "Grijsloke 2000").
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (13).
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 13: Levenslicht.
De marathon van Moskou van 8 augustus 1985 werd gelopen bij een temperatuur van 38° Celsius in de schaduw, langs de oevers van de Moskwa-rivier. Geen hellingen dus, maar evenmin schaduw. Het smeltend asfalt kleefde aan de schoenzolen. Een paar hebben er dit onmenselijk avontuur niet overleefd. Zowat de helft van de lopers kwamen na de aankomst in een veldhospitaal terecht. Onder hen drie van de vier die de kleuren van Grijsloke hadden verdedigd: Erwin Verheyde, Frank Veldeman en schrijver dezes. Erwin Verheyde was de enige die onder de vier uur was gefinisht: onder de gegeven omstandigheden een mooie prestatie. Eén was er ongeschonden uit het avontuur gekomen: Frans Veldeman, de vader van Frank, zestig jaar oud en aan zijn eerste marathon toe! s Anderendaags werden de vier Grijslookse lopers, samen met de andere buitenlandse deelnemers,door de organisatoren getrakteerd op een uitgebreid diner. Veldeman junior kon er niet bij zijn: hij lag nog steeds in de kliniek We hadden hem vervangen door een corpulente ingenieur uit Zwevegem die als niet-loper de reis met Grijsloke had meegemaakt. Een afgevaardigde van de president van de toenmalige Sovjetrepubliek kwam ons alle vier persoonlijk gelukwensen met de formidabele prestatie, en een trofee overhandigen, zonder zich blijkbaar af te vragen hoe die dikke ingenieur uit Zwevegem dat in godsnaam had klaargespeeld.
Vier Grijslokenaren slechts aan de start (én aan de aankomst). In dat opzicht geen groot succes dus. Een man die we zeker ook aan de start hadden verwacht - maar die het om onduidelijke redenen had laten afweten - is Didier Libbrecht, als wij mogen afgaan op een krantenartikel (met foto), verschenen in de week vóór de vierde Dwars door Grijsloke (cf. www.bloggen.be/kris). Hij zat toen nog niet in het bestuur van DDG, maar daar zou weldra verandering in komen. Didier zou in de jaren die volgden één van de belangrijkste pionnen worden, zowel van het organisatiecomité van de koers als van de loopclub: een ware duivel-doet-al.
Een paar weken later was er de vijfde Dwars door Grijsloke. Het thema van de medaille: LEVENSLICHT (foto van de medaille op www.bloggen.be/kris).
Lopen in het teken van jonge vrouwen, aanstaande moeders. Bij deze gelegenheid zal de nadruk gelegd worden op het gezondheidsaspekt van het lopen als voorbereiding tot een nieuw leven. Deze medaille krijgt de symbolen van gezondheid, eenheid, hoop, natuur, dankbaarheid, geboorte en nieuw leven. Plaats op de omloop is de dorpskom, met als centraal punt de kerk waarrond Dwars door Grijsloke draait.
Deze tekst staat te lezen op de folder. Hij is van Lucien Van Lancker. Bij aanstaande moeders had Lucien voorzeker Marianne Demeulemeester in gedachten, het nichtje van onze pionier, wijlen dokter Albert Debeurme.In 1982 had Marianne, vijf maanden zwanger zijnde, in Grijsloke de 20 km-wedstrijd gelopen in de mooie tijd van 1.54.36 (cf. foto van Marianne na haar aankomst: www.bloggen.be/kris).
En zou er iemand wezen die meer van die dorpskom en van die kerk houdt dan Lucien? Als over acht maanden de 33e Dwars door Grijsloke van start gaat zal Luciens vernieuwde dorpskern er ongetwijfeld florissanter dan ooit bijliggen.
Er waren weer meer deelnemers dan het vorig jaar, al was de 2000 nog lang niet gehaald; wat niet wegneemt dat de journalisten van de meeste kranten er wel degelijk tweeduizend hadden geteld. De 7 km-wedstrijd werd gewonnen door Stefaan Seynhave die ook al in 1982 had gewonnen. De 20-km wedstrijd werd op naam geschreven van Joos Casteele, die in de vier vorige edities eveneens het erepodium had gehaald. Bij deze eerste overwinning zou het voor Joost niet blijven. Tegen t einde van het decennium zou hij de titel van mister Dwars door Grijsloke krijgen. Bij de vrouwen triomfeerden Winnie Vuylsteke (7 km) en de bloedmooie Nadine Sadones (20 km).
Dit wordt dus meer dan waarschijnlijk het woord van het jaar: Epocriet. Ik heb meer dan één reden om dat te geloven.
Ten eerste. Epocriet klinkt als hypocriet. Doe zelf de proef en zeg eens van iemand dat hij of zij epocriet is: iedereen zal hypocriet verstaan. En waardoor werd de wereld in 2012 het meest beroerd? Precies: de val van Lance Armstrong. De wielrenner die wereldkampioen werd, de strijd tegen kanker won en daarna nog zevenmaal op rij de Ronde van Frankrijk , de man dieLIVESTRONG in t leven riep, de stichting die voor talloze lijders aan kanker over de hele wereld een enorme steun was bij het overwinnen van hun ziekte. Een sportman met een image nog groter dan de Eiffeltoren: van zijn voetstuk gevallen, verguisd en ontdaan van al zijn eretitels en van zijn zeven overwinningen in de Tour de France. De man die het gezond leven gepromoot heeft en zelf doping nam bij t leven! De hypocriet
Ten tweede. Erytropoietine, kortweg epo. Lance Armstrong was bijlange niet de enige die het nam. In de Tour de France van 1999 bijvoorbeeld was onze landgenoot Kurt van de Wouwer met zijn elfde plaats de best geklasseerde van degenen die geen doping hadden genomen. En vóór de term epo zijn intrede deed in de wielermilieus was er al een tourwinnaar van wie ik met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid durf beweren dat hij een of andere vorm van bloeddoping nam: een grotere hypocriet dan Armstrong, een epocriet wiens boekje ik niet wens open te doen. Hoewel, als t woord eenmaal officieel gekozen is als hét woord van t jaar, ik wel een tipje van de sluier zal oplichten, opwww.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2061164 .
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (12).
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 12: De Levensloop.
Over de prestaties van Loopclub Grijsloke in de marathon van Moskou zullen we het hebben in het eerstvolgend nummer. En de loop van Grijsloke naar Athene? Dat werd in de diepvries gestopt tot in 1994. In de negen jaar die volgden zou dat idee uitgroeien tot een absoluut hoogtepunt van sport en cultuur. Maar in 1985 was de loopclub duidelijk nog niet rijp voor het Grieks avontuur.
Lucien Van Lancker, die toen op het toppunt van zijn creativiteit was, kwam met een schitterend project op de proppen. Het was voor eenieder duidelijk dat de serie medailles van de voorbije drie jaar (goud-zilver-brons) het doel niet had gemist. Wie de bronzen medaille had behaald kwam geheid het jaar daarop terug voor zilver en t jaar dáárop voor goud. Lucien stelde daarom een nieuwe serie medailles voor, ditmaal over vijf jaar. Voor de periode 1985-1989 bedacht hij de naam GRIJSLOKE-LEVENSLOOP. Elk van de vijf medailles kreeg een plaats toegewezen op de medaillehouder die voor de gelegenheid werd vervaardigd. En elke medaille kreeg een naam toebedeeld die zó geplukt kon zijn uit het werk van Vlaanderens roemrijkste prozaschrijver, tevens onze dorpsgenoot: Stijn Streuvels. Levensloop had een dubbele betekenis. Ten eerste, de loop in Grijsloke, waar het thema nog steeds was: gezond leven door uithoudingstraining, d.i. lopen voor het leven. Ten tweede, de levensloop van de mens, van de wieg tot het graf, gesymboliseerd door de afbeeldingen en de Streuveliaanse namen op de medailles: Levenslicht (1985), Jeugddromen (1986), Levensleed (1987), Levenslied (1988), Avondschemering (1989).
Dat de formule aansloeg bewijst het feit dat in de komende vijf jaar het aantal deelnemers gestaag bleef stijgen. De kaap van de tweeduizend deelnemers kwam nu echt in zicht. Het aantal leden van de loopclub bleef ook aangroeien en hetzelfde kan gezegd worden van het aantal bestuursleden dat nu aangegroeid was tot dertien. Twee pioniers van het eerste uur hadden er de brui aan gegeven: Gaston Depoorter (+) en Jean-Pierre Clement. Zes waren er bij gekomen. De totale ploeg bestond nu uit: Robert Forêt, Marc Messiaen, Lucien Van Lancker, Jules Waelkens, Octaaf De Candt (+), Roger De Jonghe (+), Kris Vansteenbrugge, Tom Ampe, Jozef Beel, Albert Debeurme(+), Gilbert Terras, Paul Vandenberghe en Hubert Algoet (de laatste drie maken in 2012 nog steeds deel uit van het bestuur). In die tijd was Lucien Van Lancker het brein van de koers en de onbetwiste voorman. Hij koesterde grootse grensoverschrijdende plannen voor Dwars door Grijsloke. Waarover later
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (11)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 11: 1984, een groot jaar met (té) grootse verwachtingen.
In het najaar van 1983 had ik mijn eerste marathon gelopen en niet de eesrste de beste: de enige echte authentieke marathon, in Griekenland, van Marathon naar Athene! Op een zwaar bergachtig parcours en in een verzengende hitte. Anders dan Pheidippides, een vijftal eeuwen vóór Christus, had ik die race overleefd, al heeft het aan een zijden draadje gehangen. Desalniettemin raakte ik meer en meer in de ban van het afstandlopen en van de Griekse mythologie. Ik stelde mij tot doel de Olympische gedachte te laten doordringen in Grijsloke. Dat resulteerde in een tweede boek over Grijsloke (De mens een loopdier), in verscheidene voordrachten die ik t allen kante ging houden (over het langeafstandlopen en over de Griekse mythologie) en in een Grijslookse deelname aan de Anzegemse Gapersstoet met als thema Van Marathon tot Grijsloke (zie foto van onze praalwagen op www.bloggen.be/kris).
Ondertussen hadden de leden van de Loopclub niet stil gezeten. Zij waren present op alle mogelijke joggings in het Vlaamse land en ze hadden hopen folders en affiches bij met als doel: zoveel mogelijk deelnemers en toeschouwers te lokken naar de vierde Dwars door Grijsloke op 25 augustus 1984. De jaarlijkse persconferentie ontbrak natuurlijk niet en dat resulteerde in een paar dozijn artikels (soms ter grootte van een volle pagina) in dag- en weekbladen. Om u een idee te geven van wat er medegedeeld werd, volgt hier een kort uittreksel uit hetgeen op 23/8 in het Nieuwsblad te lezen stond onder de titel Grijsloke loopt storm voor massaloop:
Zaterdag beleeft het kleinste dorpje van België inzake oppervlakte opnieuw zijn hoogdag en groeit het voor één dag uit tot het mekka van de loopsport in ons land. Niet minder dan 2.500 deelnemers worden er verwacht voor Dwars door Grijsloke, de massaloop die eigenlijk veel meer inhoud heeft dan veel andere joggings. Daarvoor tekent het organiserend komitee met dokter Kris Vansteenbrugge op kop. Hij is de man die een volledige theorie opbouwde rond het joggen en dit als een perfekt antwoord ziet op de gevaren van de moderne welvaartsziekten als kanker en hartinfarkt. Onder het motto aan de eigen gezondheid te werken komen sportievelingen uit geheel Vlaanderen en van ver daarbuiten naar Grijsloke. Ook het parkoers, maar vooral de perfekte organisatie zorgen voor het succes. Aan ideeën in Grijsloke ook geen gebrek: volgend jaar neemt men deel aan de maraton van Moskou en in 1986 loopt men van Grijsloke naar Athene.
Achteraf zou blijken dat het allemaal iets te hoog gegrepen was. Wat niet wil zeggen dat de 4e DDG geen groot succes was. Wel integendeel. Het record qua aantal deelnemers en toeschouwers was weer fel verbeterd en op de erelijst van deze gouden Dwars door Grijsloke mochten we winnaars van het allerhoogste gehalte bijschrijven: de 20 km werd gewonnen door de gewezen Belgisch maratonkampioen Jan Van Leirsberghe, de 7 km door Peter Daenens die enkele weken eerder nog de halve finale in de 3000 m steeple had bereikt tijdens de Olympische Spelen in Los Angeles en de avond voordien nog had deelgenomen aan de Memorial Vandamme Peter Daenens heeft het later ook nog tot Belgisch marathonkampioen gebracht. Na de koers was er een geslaagd en druk bijgewoond dansfeest in de feesttent. De feestvreugde kon niet op. Maar de 2.500 deelnemers werden bijlange niet gehaald. Na het weekend varieerden de cijfers in de kranten van 1700 tot 2000 en ook dat was nog een beetje overschat. Een realistisch cijfer was te lezen in het gemeentelijk infoblad:
De 4e uitgave overtrof nog eens alle voorgaande. Deze keer waren er ongeveer 1600 deelnemers aan de twee wedstrijden. Die deelnemers kwamen uit alle hoeken van het land; er was zelfs een internationale belangstelling want er waren Italianen en heel wat Nederlanders aan de start. Ook de publieke belangstelling was reuze, zoveel volk heeft men in Grijsloke nog nooit gezien.
Het zou nog zes jaar duren voor de kaap van de 2000 deelnemers werd bereikt. En de marathon van Moskou en de loop van Grijsloke naar Athene? Ook te hoog gegrepen? Dat zal blijken in een volgende aflevering.
. De praalwagen van Loopclub Grijsloke in de Gapersstoet. V.l.n.r. Jules Waelkens (secretaris DDG), Robert Forêt (voorzitter DDG), Martine Vandenheede (clubdokter), Lucien Van Lancker (hoofdorganisator DDG), Kris Vansteenbrugge (stichter DDG), Remi Ervin (sponsor en lid van de loopclub).
de Griekse mythologie in 136 verhalen (geïllustreerd)
Een perfect cadeau voor uw cultuurminnendefamilieleden, vrienden en kennissen.
Vanaf 1.1.2012 is het boek enkel nog te verkrijgen bij de auteur (prijs 18,95 euro). Bestellen via tel. 056.215944 of via mail kvansteenbrugge@gmail.com. Voor leveringen in België worden geen verzendkosten aangerekend. Vermelden indien u een gesigneerd exemplaar wenst. Levering binnen de drie dagen.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (10).
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 10: Zes proefkonijnen in de aanloop naar de derde editie.
Vanaf 8 mei 1983 was er iedere zondagmorgen looptraining in Grijsloke en dat zou nimmer veranderen tot op de dag van heden. Voortaan zou er slecht één enkele zondag in t jaar geen training zijn: de dag ná de koers, d.i. de dag ná de laatste zaterdag van augustus. We hadden ons al van in den beginne opgesteld als gezondheidspredikers, en als trouwe volgelingen van dokter van Aaken wilden we nu ook het bewijs leveren dat lopen geschikt is voor iedereen ongeacht leeftijd en geslacht en dat het de gezondheid ten goede komt. We zochten en vonden zes proefkonijnen : (nu citeer ik uit Grijsloke 2000, pag.128) een groep van zes vrouwen, allen met gezondheidproblemen allerhande, zwaarlijvigheid, hoge bloeddruk, hartkloppingen, psychische en psychosomatische klachten, moeheid, e.d. De zwaarste onder hen woog 104 kg. Géén van de zes was in staat meer dan honderd meter achtereen te lopen. Wij beloven hun dat ze na één jaar training de 20 km lange Dwars door Grijsloke vlot zullen uitlopen. In de loop van dat ene jaar wordt wekelijks (voor sommige zaken maandelijks) nagegaan wat de invloed van de uithoudingstraining is op het hart (polsfrekwentie, polsrecuperatie, bloeddruk, electrocardiogram), de vetsamenstelling van het bloed, het lichaamsgewicht, enz. Op heden, na enkele maanden, zijn de zes lopende Evas (Carine, Evelyne, Marie-Jozef, Martine, Rosanne en Rosi) goed op weg om het gestelde doel, de 20 km te bereiken. Ze zijn er zelf van overtuigd dat het zal lukken. Vriendschap, kennismaking met anderen, een nieuwe vorm van ontspanning, prestatiedrang, zichtbare en meetbare verbetering van de lichaamsfysiek, zich fitter voelen: de zes lopende vrouwen van Grijsloke hebben hun Mekka ontdekt (fotos van die zes lopende vrouwen kunt u vinden in het boek op pag. 143).
Dat gezondheidsthema kwamnatuurlijk weer uitgebreid aan bod in de persconferentie, die zo stilletjesaan eenjaarlijkse traditie aan t worden was in de maand die de koers vooraf ging. Drie fotos van die persconferentie staan op pagina 136 van het boek. Een heel bijzondere persconferentie door de aanwezigheid van een drietal memorabele genodigden. Eerst was er onze eigen legendarische Aureel Vandendriessche, de grootste marathonkanmioen die ons land ooit gekend heeft. Dan was er Mark Smet, de eerste Belg die de marathon liep in 2.10. En tenslotte, in het hoekje, uiterst rechts op bovenste foto, Jan Bauwens, de onvolprezen filosoof, die jaren lang en tot op heden nog, in vaak lyrische bewoordingen de lof heeft gezongen van Dwars door Grijsloke. Ook de kranten zongen de lof van Dwars door Grijsloke met talloze artikels en fotos.
Het bleek allemaal zijn vruchten af te werpen. Vijftienhonderd deelnemers, dat was zowat de helft meer dan t jaar ervoor, stonden aan de start op 27 augustus 1983. Voor de meesten was het hem te doen om de sport, om de eer, om de prestatie op het lastigste en tegelijk het mooiste loopkoerstraject van Vlaanderen, om het diploma en om de medaille, weliswaar identiek aan die van t vorig jaar, doch ditmaal in zilver. Maar er was niet alleen de kwantiteit. Met Peter Daenens, die de 7 km-wedstrijd won, hadden we zowat de beste Belgische atleet van t ogenblik in huis gehaald. En toch moest onze eigen Filip Steelandt maar weinig voor hem onderdoen. In de 20 km-wedstrijd won Paul Pieters voor de tweede maal vóór één van s lands beste veldlopers van die tijd, Walter Wackenier. Bij de vrouwen won de nationale belofte Anja Debrabant in de 7 km, terwijl de wereldberoemde Brugse veterane Denise Alfvoet de plak zwaaide in de 20 km vóór de bloedmooie Ronsische Nadine Sadones.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (9).
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 9: De loopclub steekt definitief van wal.
Na twee uiterst geslaagde edities van Dwars door Grijsloke en met een sprankelende toekomst in t verschiet, was de tijd rijp om het bestuur met enkele eenheden uit te breiden. Eerst was er Gilbert Terras, die nu ook officieel dé trainer van de club werd: bestuurslid en trainer, twee functies die hij op heden nog steeds bekleedt. Dan was er Pol Vandenberghe, een stevig uit de kluiten gewassen Grijslokenaar en verdienstelijke afstandloper, die nog steeds de duivel-doet-al is van het bestuurscomité. En tenslotte: de flamboyante Marc Messiaen, geboren en getogen in Grijsloke, en geslaagd zakenman (als concessiehouder van Toyota in Kortrijk). Marc heeft DDG reeds verscheidene jaren vaarwel gezegd, maar de jaren dat hij hier actief was heeft hij in hoge mate bijgedragen tot de groei en de bloei van onze loopkoers. Zijn eerste grote verwezenlijking was het organiseren van een tweedaagse busreis naar deloopkoers op de Nürburgring, de koers van dokter Ernst van Aaken. Na dezes vereerd bezoek van enkele maanden tevoren waren we hem dat verschuldigd. De koers was, zoals ik reeds het vorig jaar had kunnen ervaren, bijzonder zwaar, vanwege de zware hellingen, minstens zo lastig als Dwars door Grijsloke of de have marathon van Hastings. De verwezenlijkte tijden moeten volgens dokter van Aaken vergeleken worden met die van een 25 km-loop op een vlak parcours. Onze beste man, Willy Vanmeerhaeghe behaalde een schitterende 45e plaats op zesduizend deelnemers, in een tijd van 1u17. Onze drie nieuwe bestuursleden waren allen van de partij: ze zetten tijden neer van 1u41 (Gilbert Terras), 1u49 (Pol Vandenberghe) en 2u12 (Marc Messiaen). Zelf finishte ik in 1u54 en dat leek mij lang niet slecht. In totaal bereikten veertien Grijslokenaren de finish. Er waren achtentwintig supporters meegereisd: voor elke loper twee
In het voorjaar van 1982 waren er al gezamenlijke looptrainingen geweest in Grijsloke, maar van een echte loopclub was er toen nog geen sprake. Die kwam er pas in het najaar, met het verschijnen van de eerste lidkaarten (prijs: 100 frank). Op de lidkaarten stonden de data van de geplande activiteiten: telkens om 9 uur de zondagmorgen verzamelen aan de kerk van Grijsloke. De eerste activiteit was op 14 november en misschien kunnen we die datum (14.11.1982) weerhouden als de dag waarop Loopclub Grijsloke écht van de grond kwam. Van november tot en met april waren er 12 trainingen, d.i. twee in de maand, en het was multidisciplinair opgevat, want op de kaart staan o.a. vermeld: balspelen, turnoefeningen en een fietstocht van 25 km. Vanaf de maand mei waren de trainingen iedere zondag, op de omloop van Dwars door Grijsloke: verzamelen aan de kerk om 8.45 uur. Waarom dat kwartiertje vroeger? U verneemt het, waarde lezer, in de volgende aflevering. Het heeft te maken met eens groots opgezet wetenschappelijk onderzoek van onze pas aangestelde (toen nog) piepjonge clubdokter Luc Termote in samenwerking met onze trainer Gilbert Terras, nu beter gekend als opa Gilbert.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (8).
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 8: De tweede Dwars door Grijsloke.
Dwars door Grijsloke had nu volop wind in de zeilen. De sympathie van zovele grote sportnamen die wij hadden mogen ervaren tijdens de sportavond van 13 maart, de voordracht van dokter Ernst van Aaken, het boek Dwars door Grijsloke, de grote artikels in dag- en weekbladen (ook in de nationale edities), de zondagochtendtrainingen in Grijsloke, de onverdroten inzet van de organisatoren die present waren om de loopkoers te promoten op alle grote en minder grote stratenloopwedstrijden van het land: al die zaken droegen er toe bij om van de tweede Dwars door Grijsloke tot een in de streek ongekend niveau te tillen.
Enkele nieuwigheden werden ingelast. Er werden veranderingen aan de omloop aangebracht (van 1982 tot op heden werd er overigens vrijwel niet meer aan de omloop gesleuteld), in de 20 km-wedstrijd zou de Pikkelstraat niet meer dan driemaal beklommen worden en de 5 km-wedstrijd werd verlengd tot 7 km. Er werd een nieuwe medaille ontworpen, maar het hoofdmotief (de twee jonge lopers met de kapel) werd behouden. Het was een bronzen medaille. De bedoeling was in 1983 met een gelijkaardige zilveren medaille voor de dag te komen en in 1984 met een gouden. Dat zou ongetwijfeld de lopers motiveren om de komende jaren weer deel te nemen. Dat het een goed idee was, zou blijken Kleedkamers, inschrijvingen, podium, prijsuitdelingen, etc., verhuisden van de zaal Lugano naar een grote tent in een weide die dicht bij de start- en aankomstplaats was gelegen: veel practischer.
We werden beloond met duizend deelnemers en grote koppen en superlatieven in de pers. In hun enthousiasme vergaloppeerden sommigen zich: zo blokletterde het toen erg populaire Fit Veteraan (het latere Loopmagazine): Duizendendeelnemers aan de 2e Dwars door Grijsloke. En de ondertitel luidde: Nooit voorheen bracht een
stratenloop in Vlaanderen zon massa op de been. Dat laatste was niet eens fel overdreven. En zeggen dat acht jaar later dat deelnemersaantal nog zou verdubbeld worden
Winnaar van de 7-km race werd de Wevelgemnaar Stefaan Seynaeve, die t vorig jaar derde werd en dus nu voor de tweede (en niet voor de laatste!) maal op het podium stond. De winnaar van de grote wedstrijd (de 20 km)van vorig jaar nam toch deel, in tegenstelling tot wat wij in deel 4 verkeerdelijk lieten uitschijnen. Maar Paul had op dat ogenblik niet de grote conditie te pakken; hij werd toch nog vijfde. De tweede (Joos Casteele) en derde (Johan Demeyer) van t vorig jaar waren nu respectievelijk derde en vierde. Winnaar met overdonderend meesterschap (méér dan drie minuten voorsprong op de tweede en zelfs meer dan vijf minuten op Paul Pieters!) werd onze dorpsgenoot, de Anzegemnaar Frans Schiettecatte. Frans was op dat ogenblik amper twintig jaar en behoorde reeds tot de allerbeste 5 km-lopers van het land. Hij was in de wieg gelegd om in de voetsporen te treden van het roemrijke en wereldbekende trio Anzegemse afstandlopers Frans Herman, Aureel Vandendriessche en Roger Deweer. Eilaas, Frans had een foutieve loopstijl: de afrol van zijn voeten was niet goed, in de plaats van op zijn hielen kwam hij bij iedere pas op zijn tenen terecht en dat bracht allerlei ortopedische kwetsuren met zich mee, waardoor zijn ster zo snel uitdoofde als ze gerezen was. Van latere deelnames was er voor Frans Schiettecatte geen sprake meer. Zijn tijd werd nooit meer geëvenaard: 59 min. 38 sec. over 20 km, een tijd om van te duizelen, en dat op een dergelijk onmenselijk lastig parcours! Er dient eerlijkheidshalve gezegd dat die twintig kilometer naderhand amper 19 km bleken te zijn. Al hebben wij, organisatoren, dat nooit openlijk willen toegeven. Wij waren er overigens van overtuigd dat die 19 km. in Grijsloke er op zijn minst twintig waard waren. Tweede was dat jaar ene Gary Peace uit het Antwerpse. We hebben die vreemde eend later nooit meer terug gezien
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (7).
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 7: Dokter van Aaken.
Kort na de tweede wereldoorlog begon de Duitse dokter Ernst van Aaken zijn theorieën over het belang van uithoudingstraining te verkondigen, via talloze artikelen en voordrachten overal ter wereld: uithoudingstraining als middel om gezondheid te behouden en gezondheid te herwinnen. Met zijn glasheldere argumenten en wetenschappelijk gefundeerde theorieën slaagde hij erin, veel tegenstand vanwege vastgeroeste opvattingen ten spijt, om vrouwen, kinderen en hoogbejaarden tot het langeafstandslopen te bewegen. Aldus had deze geniale gezondheidswerker en zelf langeafstandsloper de basis gelegd voor wat, eerst in Amerika en later in Europa, zou uitgroeien tot een ware joggingrage.
Ik had de paus van het langeafstandslopen leren kennen in september 1981, kort na de eerste Dwars door Grijsloke dus. Ikzelf had toen de loopmicrobe al helemaal te pakken en ik had mij ingeschreven voor de Nürburgringloop (op het 23 km. lange en bijzonder lastige autocircuit) waarvan dokter van Aaken de stichter en mede-organisator was. Tot mijn stomme verbazing vernam ik daar dat deze beroemde wetenschapper en sportman door het leven ging met twee kunstbenen: jaren tevoren had men zijn beide benen moeten amputeren, na een zware aanrijding tijdens het joggen Naar aanleiding van deze eerste kennismaking stuurde hij mij op 30 september een brief en een geschenk. De brief was een pleidooi voor het langeafstandslopen, het geschenk was een exemplaar van zijn laatste boek Zivilisationskrankheiten und ihre Verhütung met als ondertitel Krebs und Herzinfarkt müssen nicht sein. Dat was het begin van een zeer vruchtbare correspondentie die ik met dr. Van Aaken heb gevoerd tot aan zijn dood in 1984. Hoewel we elkaar amper drie keer ontmoet hebben, rekende ik hem tot mijn vrienden, en misschien was dat wel wederkerig, rekening houdend met het feit dat hij mij met regelmatige tussenpozen één van zijn boeken opstuurde. Het mooiste was misschien nog wel dat hij mij toestemming gaf tot het vertalen van een deel uit het boek dat hij mij ter kennismaking had gestuurd. Ik was toch al van plan geweest een (niet al te lijvig) boek te schrijven over Dwars door Grijsloke. Het zou een boek van 120 bladzijden worden en ik gaf het de dubbele titel Dwars door Grijsloke Kanker en hartinfarct moeten niet zijn. En het allermooiste: hij zou in hoogsteigen persoon naar Grijsloke komen om daar een voordracht te houden over uithoudingstraining (zijn eerste in Vlaanderen) en tezelfdertijd het boek met zijn vertaalde tekst te signeren!
26 juni 1982 is een onvergetelijke dag geweest voor Dwars door Grijsloke. s Werelds beroemdste sportarts kwam in de ruime raadzaal van het voor de gelegenheid zwaar bevlagde gemeentehuis, een voordracht geven. De zaal zat afgeladen vol en er waren talrijke prominenten aanwezig. De titel van de voordracht luidde: Vogel fliegt, Fisch schwimmt, Mensch läuft und bleibt dadurch gesund. De voordracht was in het Duits, maar van Aaken had een tolk meegebracht die alles netjes in het Nederlands umzetste. Bijna drie uur duurde de uiteenzetting, maar de ideeën die de grote geleerde naar voor bracht, waren dermate revolutionair en gefundeerd en zijn spreekstijl was zo aangenaam dat de aandacht geen ogenblik verslapte. Na de voordracht werden er geschenken en eremedailles uitgewisseld en wie een boek gekocht had kon het laten tekenen. Dokter van Aaken beantwoordde ook nog allerhande vragen van journalisten en andere aanwezigen, lopers en toekomstige lopers. Achteraf onderhield hij zich nog met verscheidene aanwezigen die om raad kwamen vragen in verband met hun gezondheidstoestand. Tot een gezellig onderonsje kwam het nog met enkele bestuursleden van Dwars door Grijsloke en in t bijzonder met dokter Albert Debeurme voor wie van Aaken een bijzondere sympathie had opgevat. Zijn sympathie ging overigens uit naar alle aanwezigen. Ontroerd dankte hij bij het afscheid voor het warme onthaal dat hem te beurt was gevallen. Zijn afscheidswoorden So etwas habe ich noch nie erlebt (zoiets heb ik nog nooit beleefd) waren spontaan en gemeend. Tot zijn auto uit het zicht verdween wuifde dokter van Aaken tot afscheid.
We hadden een hoogdag beleefd in de geschiedenis van Dwars door Grijsloke, één die waarschijnlijk nooit meer zou overtroffen worden. De faam van onze loopkoers was nu definitief gevestigd. Meer dan ooit waren wij, bestuursleden, ervan overtuigd dat wij goed bezig waren.
De kranten, ook in de nationale edities, wijdden grote artikels aan het gebeuren. Alles werd op video opgenomen. De video-opname bestaat nog steeds en wie er een kopie van wil kan die ongetwijfeld bekomen bij TV Hubert Algoet, Anzegem.
Ik had de eer dokter van Aaken voor te stellen. Vlnr: Raf d'Hollander (tolk), dr. van Aaken, ikzelf, Albert Debeurme.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (6).
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 6: De basis voor de Loopclub wordt gelegd.
Het groot sportfeest van 13 maart had de aanwezigen extra gemotiveerd voor het lange-afstandslopen. Velen die nooit aan hardlopen hadden gedaan, begonnen goesting te krijgen. Die goesting moest gevoed en in goede banen geleid worden, zo dacht ik, en velen met mij. Het lag voor de hand dat het houden van gezamenlijke looptrainingen daartoe het geëigend middel. Waar konden die trainingen het best plaats grijpen? In Grijsloke zelf, natuurlijk. Bijeenkomst aan de kerk, de zondagmorgen, op een nader te bepalen uur, en onder leiding van een bekwame trainer. We hadden er één in ons organisatiecomité: Tom Ampe, kinesist én regent lichamelijke opvoeding. Het kon niet beter treffen! Tom verklaarde zich bereid
En op 25 april 1982 was het dan zover: de eerste gezamenlijke looptraining. De pers en de lokale radio hadden veel aandacht besteed aan deze primeur en zo kwam het dat er zovelen waren komen opdagen dat de fotograaf ter plaatse een breedhoeklens diende te gebruiken om alle opgekomen sporters op één beeld te vereeuwigen (zie foto op pag. 32 van het boek Grijsloke 2000). Een uitgebreide video-opname van deze allereerste training heb ik nog steeds in mijn bezit. Onze toplopertjes van heden waren toen nog lang niet geboren, de kinderen van toen hebben de middelbare leeftijd bereikt, de knappe veertigers zijn nu de bejaarde machos die nu alleszins beter zijn in t zwanzen en in t pinten pakken dan in t lopen, en van de ietwat ouderen van toen zijn er helaas verscheidenen reeds ter ziele gegaan. Tempus fugit, of, anders gezegd, de tijd vliegt snel! O jerum jerum jerum
Achttien weken scheidden ons nog van de grote dag, zijnde de tweede Dwars door Grijsloke. Er werd een loopprogramma opgesteld dat het voor iedereen, man of vrouw, jong of oud, dik of dun, mogelijk moest maken een Dwars door Grijsloke te lopen, zonder al te veel moeite of pijn. Tom Ampe deed zijn best om zich als trainer zo goed mogelijk van zijn taak te kwijten. Aan capaciteiten ontbrak het hem allerminst, wel aan tijd. Tom was immers en is nog steeds een uitstekend kinesist, en uitstekende kinesisten hebben doorgaans veel werk, ook op zondagochtend. Er moest dus uitgekeken worden naar versterking. En daar was Gilbert Terras. Net als Lucien Vanlancker een jaar eerder, kwam Gilbert ons in de schoot vallen, als een geschenk uit de hemel. Gilbert was er één van de fameuze Anzegemse lopersschool van het midden van de twintigste eeuw, waartoe grote namen behoren als Frans Herman, Aureel Vandendriessche en Roger Deweer. Het was sommigen van het organiserend comité bekend dat Gilbert in t verleden verscheidene sportieve activiteiten had georganiseerd en begeleid. En Gilbert liet het hem geen tweemaal vragen: samen met Tom Ampe zou hij de sportievelingen van Grijsloke en omstreken klaarstomen voor de tweede Dwars door Grijsloke.
Vier maanden werd er dus getraind op de fameuze omloop van Grijsloke. En er waren er die gingen deelnemen aan joggings in de buurt. Ze waren present in Nieuwenhove, in Vijve en in Elzele, alwaar ze een trofee behaalden voor de club met het grootste aantal deelnemers: ze hadden zich namelijk ingeschreven als leden van joggingclub Grijsloke. De kiem van Loopclub Grijsloke was gelegd. Dé extra stimulans kwam er in t midden van die vier maanden. Op 26 juni kwam de paus van het lange-afstandslopen naar Grijsloke, de wereldberoemde Duitse dokter Ernst van Aaken. Hoe dat tot stand gekomen is en hoe het allemaal verlopen is, verneemt u een volgende keer.
(de eerste gezamenlijke looptraining op 25 april 1982)
Dwars door Grijsloke is qua aantal deelnemers weliswaar niet meer wat het een kwarteeuw geleden geweest is, maar qua belangstelling, organisatie en ambiance is het ongetwijfeld nog steeds de meest tot de verbeelding sprekende stratenloop van Vlaanderen. Kortom: Vlaanderens mooiste.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (5).
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 5: Meer dan alleen maar de loopkoers.
Tijdens de maanden die volgden op deze eerste, zó geslaagde, Dwars door Grijsloke bleef het organisatiecomité allesbehalve op zijn lauweren rusten: er moest méér komen dan alleen maar die loopkoers op de laatste zaterdag van augustus. En er kwam meer. Eerst was er de groots opgezette FEESTAVOND DWARS DOOR GRIJSLOKE op 13 maart 1982 in het ontmoetingscentrum in Kaster. Dan waren er de looptrainingen die vanaf begin mei tot eind augustus gehouden werden in Grijsloke en die aan de basis zouden liggen van de latere Loopclub Grijsloke. En last but alleszins not least was er op 26 juni 1982 een evenement in de grote zaal van het gemeentehuis in Anzegem, waarover grote artikels gepubliceerd werden in de nationale pers en waardoor Grijsloke plots bekend werd tot buiten de landsgrenzen.
De feestavond bestond uit: 1° een geanimeerde causerie met drie van de grootste gewezen afstandslopers van ons land, zijnde John Doms, Marcel Vandewattijne en onze lokale vedette Aureel Vandendriessche; 2° een film overVlaanderens grootste loopwedstrijd door Hubert Algoet (bedoeld werd wel degelijk Dwars door Grijsloke ); 3° dansfeest onder leiding van WLS Disco-show.
Over die geanimeerde causerie schrijf ik op pagina 25 van Grijsloke 2000:
Op 13 maart 1982 vierde Dwars door Grijsloke feest. Drie groten uit de geschiedenis van de Belgische atletiek waren uitgenodigd. Drie goden naar wieik als knaap, o zo zeer heb opgezien. Had men mij toen verteld dat ik met die drie idolen ooit nog eens gezellig een hele avond pinten zou drinken, ik had het niet kunnen geloven
JOHN DOMS, de eerste Belg die er in slaagde het wereldkampioenschap veldlopen toen nog Landencross op zijn naam te schrijven. t Was in 1948. John was toen 24 jaar en pas anderhalf jaar met lopen begonnen! Een lieve sympathieke man met een zachte stem.
En MARCEL VANDEWATTIJNE, een half dozijn maal Belgisch veldloopkampioen geweest. Zijn naam prijkt in het Guinness Recordboek vanwege de ongelooflijke prestatie twintig jaar opeenvolgend te hebben deelgenomen aan het wereldkampioenschap veldlopen: van 1946 tot en met 1965! Marcel was telkens zenuwachtig in het vooruitzicht van de grote confrontaties en die Landencross die hij toch zo graag eens gewonnen had, heeft hij wellicht dáárdoor nooit op zijn naam kunnen schrijven. Driemaal werd hij tweede
Tenslotte: AUREEL VANDENDRIESSCHE, Anzegemnaar! Van 1956 tot en met 1964 ononderbroken Belgisch marathonkampioen. s Lands grootste marathonloper aller tijden. Ooit zelfs de beste langeafstandsloper ter wereld. Zo in 1960 toen hij favoriet was voor de Olympische marathon in Rome, een wedstrijd die hij niet had mogen verliezen maar tóch verloor. De oorzaak? Het heeft te maken met dokter Albert Debeurme en met soep van beendermerg. Een opzienbarend verhaal, door Aureel op 13 maart 1982 uit de doeken gedaan in aanwezigheid van diezelfde dokter Albert Debeurme. De soep ontbrak evenmin: ze kon door alle aanwezigen geproefd worden! En Aureel vertelt op een boeiende manier van die keer dat hij in de marathon van Boston toentertijd het ware wereldkampioenschap de legendarische olympische kampioenen Abebe Bikila en Mamo Wolde in de vernieling liep. Hij is steeds de altijd lachende olijke Aureel gebleven.
John Doms schreef mij enkele weken later: Hartelijk dank voor de fijne avond. Het was een geweldige ontmoeting met Marcel. Enig!
Drie topatleten, die eenmaal de grootste krantenkoppen hebben gehaald, vanaf 1982 aan de start in Dwars door Grijsloke! Laat de berg van Grijsloke dan maar daveren op zijn grondvesten: applaus voor John, voor Marcel en voor Aureel!!!
Geen van de drie heeft zich ingeschreven voor die tweede Dwars door Grijsloke, hoezeer we daar ook hadden op gehoopt. Aureel Vandendriessche zou wél eens aan de start gestaan hebben van een latere editie, maar de finish heeft hij toen niet gehaald Bij zijn brief had John Doms een foto gevoegd van zichzelf met de lauwerkrans na zijn overwinning in de Landencross: de foto staat op pag. 24 van Grijsloke 2000.
(Over de eerste looptrainingen in Grijsloke en over het wereldschokkend gebeuren op 26 juni 1982 zullen we het hebben in de volgende aflevering)
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (4).
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke.
Deel 4: de eerste echte Dwars door Grijsloke.
Er waren weinig minder dan zevenhonderd deelnemers komen opdagen, op zaterdag 29 augustus 1981: voor de eerste échte Dwars door Grijsloke! Ik weet nog goed dat Jules Waelkens het uitschaterde van t lachen tijdens één van de vele vergaderingen, toen iemand zei dat er misschien wel méér dan tweehonderd deelnemers zouden zijn. Méér dan twééhonderd, in Grijsloke? Onmogelijk!...
Maar Lucien was in t geheel niet verwonderd over dit succes: hadden we de loopkoers op een zondag georganiseerd, dan waren er, naar zijn oordeel, wel twee keer zoveel deelnemers geweest. En waarachtig, dat succes was niet zomaar uit de lucht komen vallen. We hadden er met zijn allen hard aan gewerkt: vier maanden lang, van half april tot de week vóór de koers, hadden wij het land doorkruist, alle stratenlopen afgeschuimd. Hubert Algoet legde al die koersen vast op video-tape en na de wedstrijd kwamen de deelnemers elkaar verdringen rond de stand van Dwars door Grijsloke alwaar ze zichzelf konden zien lopen op het scherm video stond toen nog in de kinderschoenen. Hubert liet tussendoor ook videobeelden zien van het parcours van Dwars door Grijsloke en Lucien vond het een goed idee om de oudere lopers gratis een borreltje oude klare te schenken. Dat schept een band, zei Lucien, en hij wist wie er zéker ging komen. Wat wij de deelnemers te bieden hadden was ook niet mis: vooreerst was er de prachtige originele medaille (waarover eerder sprake, zie ook www.bloggen.be/kris1.7.2011), en verder voor elke deelnemer een diploma, een lunchpakket en een prijs, plus een dertigtal trofeeën, waaronder één van het gemeentebestuur en één van het ministerie.
De publiciteit bleef overigens niet beperkt tot representatie op joggings overal te lande: er werden stickers gedrukt (cf. www.bloggen.be/kris 1.7.2011; zou iemand nog in het bezit zijn van zon sticker?) en folders, reclameboekjes en twee soorten affiches (zéér grote van de sponsorende sportschoenen New Balance en kleine knalrode met zwarte opdruk). Maar t mooiste van al, en t bewijs dat we t groots wilden aanpakken, was zeker wel de persconferentie in t gemeentehuis van Anzegem. Naast de organisatoren van de koers, waren al de notabelen van de gemeente uitgenodigd en vertegenwoordigers van alle belangrijke dag- en weekbladen. Er was royaal spijs en drank en er waren er maar weinigen die hun kat hadden gestuurd. En er waren ook twee vertegenwoordigers van de legendarische Anzegemse lopersschool uit de jaren 50 (twee ervan, Frans Herman en Aureel Vandendriessche behoorden tot de absolute wereldtop): Roger Deweer en Gilbert Terras. De eerste is jaren lang een grote steun geweest voor de organisatie van onze loopkoers en de tweede heeft in 1982 het organisatiecomité vervoegd en is in geen tijd uitgegroeid tot de legendarische trainer van de loopclub. Speeches werden gehouden door Lucien Van Lancker, die vooral de praktische kant belichtte van het groot sportgebeuren dat het piepkleine Grijsloke (0,78 km²!) te wachten stond, en door de twee dokters die in het comité zaten, zijnde Albert Debeurme en ikzelf. We legden de nadruk op het belang van uithoudingstraining lopen in t bijzonder voor de gezondheid en we deden het met zoveel vuur dat de dagen erna grote artikelen verschenen in wel een dozijn kranten met titels als: Dwars door Grijsloke: lopen voor de gezondheid, Genezen zonder dokter in Grijsloke en Twee Kortrijkse geneesheren organiseren stratenloop in Grijsloke.
Er waren 430 deelnemers aan de start van de 20 km. Ook de Anzegemse reus Ansold bevond zich tussen de deelnemers. De burgemeester (O. Bekaert), twee gewezen burgemeesters (H. Vindevogel en G. Vandemeulebroucke) en een toekomstig burgemeester (de huidige, V. Gerniers) poseerden mee voor de indrukwekkende foto, dewelke de maandag daarop in verscheidene kranten verscheen. De wedstrijd kende een spannend verloop. De winnaar was Paul Pieters, wonende in Waregem, maar afkomstig van het zeer nabije Elsegem. Zijn broer Filip was tweede in de 5 km-wedstrijd. Paul zou later nog éénmaal deelnemen, in 1983, en wéér winnen. Filip werd een zeer trouwe deelnemer en in de jaren die volgden heeft hij de ereplaatsen opgestapeld. Tweede in de 20 km-loop was ene Joos Casteele. Joos zou de koers driemaal op zijn naam schrijven en in de jaren die volgden heeft hij in Grijsloke een erelijst bijeengelopen die tot op heden waarschijnlijk nog niet geëvenaard werd.
Nog dit. De inschrijvingen en de prijsuitreiking hadden plaats in zaal Lugano (afgebroken begin 2011!), in Elsegem. Dat was onpraktisch en niet voor herhaling vatbaar. Maar al bij al: die eerste echte Dwars door Grijsloke was méér dan geslaagd. Er wachtte DDG een roemrijke toekomst.
o jerum jerum jerum is een zuiver autobiografisch werk. Kris beschrijft de gelukkige na-oorlogse kindertijd en de ellendige kostschooljaren, waarna de glorierijke studententijd in het geliefde Gent aanbrak, de gelukkigste periode in Kris bestaan. Het verdere leven als keel-neus-oorarts dat erop volgde was enkel maar om den brode, en in dit boek kijkt Kris vol heimwee terug op het bruisende, baldadige studentenleven met al zijn emoties en zijn romantiek. In zijn verhaal over die mooie jaren die nimmer meer terugkeren legt Kris zijn diepste zieleroerselen bloot op een ontwapenende en humoristische wijze, vaak echter met een cynische en pessimistische ondertoon, niemand ontziend, ook zichzelf niet.
Er is de laatste weken hard gewerkt aan het boek "Uit het schuim van de zee" (de Griekse mythologie in 136 verhalen). Hier een ontwerp voor de cover (voor- en achterkant) van het boek, dat waarschijnlijk zal verschijnen tijdens de grote vakantie. Hierbij ook één van de 17 verhalen uit het boek, die op een ludieke manier geïllustreerd zijn door de talentrijke Vlaamse illustrator-cartoonist Kurt Vangheluwe.
8. Arachne.
Athena, godin van de wijsheid en de wetenschappen, was een bijna perfecte godheid. Zij schonk de mensheid allerlei nuttige werktuigen: de ploeg is er één van, en het weefgetouw. En zij leerde de mensen de kunst van het weven. Toch had ze ook haar kleine kantjes...
Nooit is Athena verliefd geweest, nimmer heeft zij kinderen gebaard. Wie haar naaktheid aanschouwd had, hetzij met opzet, hetzij per ongeluk, strafte ze met blindheid. Dat ervaarde een sterveling, Teiresias, die haar verraste terwijl ze zich baadde. Ze ontnam hem het licht uit zijn ogen. Doch achteraf kreeg ze daar spijt van en ter compensatie schonk zij hem de gave van de helderziendheid en de voorspelling, een gave die hij ook na zijn dood mocht behouden in de onderwereld. Er is evenwel een ander verhaal over de beroemde ziener Teiresias, hoe hij blind werd en de gave van de profetie kreeg, maar dat vertel ik een andere keer.
Zoals alle goden wenste ook Athena naar waarde geëerd te worden. Als ze zich op dat gebied te kort gedaan voelde, kon ze vaak meedogenloos uit de hoek komen. Ziehier wat Arachne is overkomen. Zij was een meisje uit de streek van Miletos in Klein-Azië. Als kind reeds had Arachne een buitengewone aanleg voor kunst. Athena zelf bemoeide zich met haar opvoeding en leerde haar de fijnste knepen van de weefkunst. Weldra was het meisje in staat, naar sommigen beweren, om mooiere stukken te weven dan Athena zelf, en alom werd zij geprezen vanwege haar kunst. Maar de roem steeg haar naar het hoofd en ze begon hoogmoedig te worden: menselijke hybris, die de goden verafschuwen. Aan al wie het horen wilde, vertelde ze dat ze Athena ver overtrof in de kunst van het weven. Ze ontkende daarenboven dat ze ook maar iets van de godin geleerd had. Ze beweerde dat ze alles uit zichzelf kon. Toen Athena dat vernam, ging ze bij Arachne op bezoek, vermomd als een oud vrouwtje. Ze probeerde Arachne tot nederigheid te bewegen en haar wat meer eerbied en dankbaarheid te doen betuigen jegens haar leermeesteres en jegens de goden. Maar Arachne riep uit in al haar hoogmoed:
- Laat ze zich dan met mij meten, als ze durft, uw godin. Laten we beiden een weefstuk maken, opdat iedereen kan oordelen hoezeer ik haar overtref.
Daarop legde Athena, uitermate ontstemd, haar vermomming af en zij ging met Arachne de wedstrijd aan om t mooiste weefstuk. Arachne weefde een kunstwerk dat de goden voorstelde op de Olympos. Het bleek van zon perfectie te zijn dat de prestatie onmogelijk kon geëvenaard, laat staan verbeterd worden. En Athena, verre van toe te geven dat het meisje iets onovertrefbaars had gemaakt, beschimpte het werk van Arachne, zeggende dat ze de goden had afgebeeld in onzedige houdingen en dat het werk allerminst getuigde van eerbied voor de goden. Ze scheurde het werk aan flarden en dreigend liep ze op Arachne toe. Deze werd plots bevangen door een panische angst en ze vluchtte naar haar vaders atelier, alwaar ze zich met een touw ophing aan een balk. Toen Athena het levenloze lichaam van het meisje aanschouwde, kreeg ze spijt van haar brutaal optreden: ze veranderde het dode lichaam in een spin en ze droeg haar op verder te weven... tot in eeuwigheid.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (3).
Deel 3: in 1981 wordt het menens.
Na de fameuze ontmoeting met Albert Debeurme injanuari 1981 (cf. deel 1) ging het allemaal zeer snel. We belegden een vergadering met het organisatiecomité van t vorig jaar (cf. deel 2), weer ten huize van Robert Forêt. Het comité had toen nog geen voorzitter en omdat Robert, naast zijn woonkamer, ook zijn bierkelder ter beschikking stelde, kon het voorzitterschap hem niet geweigerd worden. Veel beslissingen werden er die eerste dag verder niet getroffen. Alleen deze: dat de koers het best kon doorgaan op de laatste zaterdag van augustus, zijnde tevens de laatste zaterdag van de grote vakantie. Onthutsende vaststelling: niemand van de zeven aanwezigen bleek over voldoende organisatorische kwaliteiten te beschikken.
- Ik ken iemand, zei Robert, die verstand heeft van organiseren. t Is mijn schoonbroer, Lucien Van Lancker. Als we die erbij kunnen betrekken, zitten we op rozen. Maar de man heeft een druk leven, en het is niet eens zeker of het idee van een loopkoers in Grijsloke hem zal aanstaan. Iemand zal het hem moeten vragen: ík durf het alvast niet
Lucien was een multi-getalenteerd man en een duivel-doet-al: voorzitter van de Kerkfabriek, bestuurslid van allerlei verenigingen, organisator van de legendarische Nachten van Grijsloke
Ík was degene die het durfde vragen. Weinigen kenden Lucien beter dan ik. Was ik niet een jaar lang samen met hem op kot geweest in Gent? En of hij het initiatief genegen zou zijn? t Vorig jaar had hij de hoofdprijs geschonken (cf. deel 2)! Daarenboven was ik ervan overtuigd dat Lucien niets beter vroeg dan zijn geliefd Grijsloke een evenement te bezorgen dat het kleinste dorp van het land (0,78 km²) weer op de kaart zou zetten, nu de Nachten van Grijsloke ter ziele waren gegaan.
Lucien zei noch ja noch neen. Hij vroeg twee weken bedenktijd. Want, zo zei hij, zon organisatie vraagt een grote inzet, en als ik mij daarvoor engageer, wil ik het goéd doen. Ik was er vrijwel zeker van dat het antwoord ja zou zijn
En het wás ja. Dwars door Grijsloke was gered. En wát er tijdens die eerstvolgende vergadering ten huize van voorzitter Robert Forêt al niet beslist werd!...
Er zouden twee koersen gelopen worden: één over 5 en één over 20 km. Ik mocht het parcours uitstippelen. Dat was toen nog flink afwijkend van het huidig parcours (cf. boek Grijsloke 2000, p. 9 en p. 180). Een jaar later zou het in een andere vorm gegoten worden, waaraan tot op de dag van heden nog maar weinig gesleuteld werd.
Er werd beslist dat iedere deelnemer die zijn koers zou uitlopen (net zoals in Dwars door Brugge) een medaille moest krijgen, een diploma en een lunchpakket. Daarenboven zouden er trofeeën zijn voor verschillende laureaten + een aantal prijzen (giften van milde sponsors en sympathisanten),via een tombola onder de deelnemers te verdelen. De medaille werd ontworpen door Ludwine Debeurme, dochter van Albert. In ongelooflijk lyrische bewoordingen bezingt Jan Bauwens deze eerste medaille (cf. Grijsloke 2000, p. 146-147). Het kapelletje met de twee jeugdige lopers die erop afgebeeld staan, is hét logo geworden van onze loopkoers. De medailles van Dwars door Grijsloke bleken zeer gegeerd te zijn. Tijdens latere edities zou er nog dertien keer een medaille zijn: telkens een origineel ontwerp. Diplomas zijn er slechts een achttal keer geweest. En van het lunchpakket werd reeds het volgend jaar afgestapt wegens nergens voor nodig en té arbeidsintensief
En er kwam nog zoveel meer bij kijken: de zorg voor de inschrijvingen (voorafinschrijvingen én op de dag van de koers), de borstnummers (die moesten we toen nog zélf maken!), de bevoorradings- en verfrissingsposten, de tijdopname en de uitslagenlijsten en een multifunctionele zaal waar de inschrijvingen, de prijsuitreikingen en de cérémonies protocolaires zouden kunnen plaatsgrijpen. Moeilijkheid: in heel Grijsloke was geen zaal te vinden
En bovenal: sponsors vinden en publiciteit maken, de wereld kond doen dat in Grijsloke iets heel groots te gebeuren stond. Er zou nog veel moeten vergaderd worden en er was veel werk voor de boeg. Lucien zou alles in goede banen leiden.
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (2).
Deel 2: de állereerste Dwars door Grijsloke.
Grijsloke is met voorsprong de allerkleinste zelfstandige gemeente (ik bedoel: met burgemeester en schepenen en gemeenteraadsleden en zo) die ons land ooit gehad heeft. Niet wat het aantal inwoners betreft, wel qua oppervlakte: mijn zijn 78 hectare is het welgeteld drie keer zo groot als de Place de la Concorde in Parijs. Loop daar maar eens dwars door en je hebt al lang de aankomst bereikt vóór er nog maar sprake kan zijn van een tweede adem. En toch vonden we voor onze eerste langeafstandsloop in Grijsloke geen betere naam dan Dwars door Grijsloke. In het voorjaar had ik deelgenomen aan Dwars door Brugge, een loopkoers van 15 km doorheen de stad Brugge,
die toen aan zijn eerste editie was, als ik mij niet vergis, en die op heden nog steeds bestaat, als ik mij niet wéér vergis. Naar analogie met de koers in Brugge leek Dwars door Grijsloke mij een erg geschikte naam
t Was dus op t einde van de grote vakantie (de laatste zaterdag) van t jaar 1980. In Grijsloke, ten huize van Robert Forêt, zou het allemaal wat professioneler aangepakt worden. De auto werd uit de garage gehaald, zodat deze dienst kon doen als inschrijvingslokaal. En er werd een heus organisatiecomité gevormd. Dat bestond, naast Robert Forêt en ikzelf, uit Hubert Algoet (de enige nog steeds in functie zijnde), Jules Waelkens, Tom Ampe en Gaston Depoorter zaliger. Het zijn respectievelijk de 1e, 2e, 5e en 6e v.l.n.r. op de foto in het boek Grijsloke 2000 (verschenen in 2000, 336 p.) op pagina 26 nieuwe clubleden die het boek nog niet in hun bezit hebben kunnen het verkrijgen (gratis!) op simpele aanvraag, zolang de voorraad strekt!
Robert had een met de hand geschreven briefje aan de kerkdeur gehangen (vandaag grote loopkoers Dwars door Grijsloke; iedereen mag deelnemen; prachtige prijzen ). Er was geen inschrijvingsgeld te betalen en er waren twintig prijzen, door het comité inderhaast bijeen gescharreld. Er ontstond een lichte paniek toen bleek dat éénentwintig deelnemers zich aan de inschrijvingstafel meldden. We konden er toch niet één met lege handen huiswaarts sturen Maar de vrouw van Robert loste dit probleem gezwind op door een koekebrood, vers van de bakker, te voorschijn te toveren: dát was dus de prijs voor de éénentwintigste.
De start was aan de woning van Robert. Via de Dwarsstraat en de letterlijk! adembenemende en later wereldberoemd geworden Pikkelstraat naar t Kruiske, en dan via de kapel naar de kerk. Twee kilometer: twee keer dwars door Grijsloke, een kéér heen, een kéér terug. Peter Vansteenbrugge, die de twee vorige edities in de Broekstraat ook al op zijn naam had geschreven, won de koers. Jules, die relaties had bij De Weekbode zorgde ervoor dat de uitslag van de Eerste Dwars door Grijsloke in de krant prijkte: een weliswaar piepklein artikeltje, maar toch de volledige uitslag. De winnaar kreeg de prijs die geschonken werd door Lucien Vanlancker: een kunstig uit ivoor gesneden beeld! Hoe weinig kon Lucien toen bevroeden dat hij degene zou zijn die Dwars door Grijsloke naar ongekende hoogten zou leiden Wie het koekebrood ten deel is gevallen is mij onbekend. Jammer voor de winnaar dat de koers t jaar nadien in één klap ging postvatten onder de allergrootste stratenlopen: de spons werd geveegd over al het strovuur van de voorbijgaande jaren en in 1981 zou de échte eerste Dwars door Grijsloke gelopen worden, met kleppers waartegen Peter ten enenmale tekort schoot.
(We zijn nu al twee afleveringen ver en we zijn nog niet eens aan de eerste échte Dwars door Grijsloke, maar geen nood: de loopkoers, de club en dit blad gaan nog een eeuwigheid mee )
De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (1).
Deel 1: de voorgeschiedenis.
Er was eens een groep joggers die er een paar maal in de week op uit trokken voor een gezond looptochtje door de velden. Na het lopen dronken ze een pintje en ze bleven nog wat napraten. En stilaan groeide het idee om een stratenloopkoers te organiseren. En zo geschiedde. En het werd een succes
Maar zo is het in Grijsloke niet gegaan. Toen in 1981, op de laatste zaterdag van augustus, zeshonderd deelnemers aan de start stonden van de eerste Dwars door Grijsloke, was er nog geen sprake van een joggingclub. Het idee van een grote Dwars door Grijsloke werd geboren begin januari 1981 in een feestzaal in Marke tijdens een Nieuwjaarsreceptie van de Kortrijkse atletiekclub. Mijn collega Albert Debeurme zaliger,een fervent afstandloper, en ikzelf leerden elkaar dáár pas goed kennen en dat ondanks het feit dat we beiden geboren en getogen Anzegemnaren waren en onze kinderbroekjes versleten hadden in hetzelfde schooltje in Grijsloke (in het boek Grijsloke 2000 staat een foto van ons beiden, naast elkaar poserend op een schoolbank, onder het goedkeurend oog van zuster Mariette).
Uit "Grijsloke 2000", pagina 14.
En is dát nu de échte oorsprong van Dwars door Grijsloke? Bijlange niet! Dáárvoor dienen we nóg drie jaar terug te gaan in de geschiedenis, tot de zomervakantie 1978. Robert Forèt, toen woonachtig in Grijsloke en nu een legendarische cafébaas in Kerkhove, en ikzelf, kwamen op het idee, teneinde de verveling te verdrijven, een rondje te lopen met start en aankomst aan mijn geboortehuis in de Broekstraat, via de kerk van Kaster. Met onze respectievelijke kinderen en enkele van hun vriendjes erbij zouden we er een echte wedstrijd van maken. Mijn moeder vond het allemaal prachtig en ze beloofde na de wedstrijd een prijs te schenken aan alle deelnemers. De koers zelf verliep niet helemaal vlekkeloos. Robert was ondergedoken in een maisveld en had een kortere weg genomen, zodat hij diende gediskwalificeerd te worden. En op de negende deelnemer werd tevergeefs gewacht: die was helemaal de weg kwijt geraakt en was dus verdwaald langs de Vlaamse wegen. Pas na een uur zoeken werd hij teruggevonden en kon de plechtige prijsuitreiking plaatsgrijpen: een frisco voor elke deelnemer! Het erepodium bood plaats aan alle negen. Er bestaat een foto van. Ter gelegenheid van de 10e Dwars door Grijsloke is die foto verschenen in de Streekkrant. Een jaar later kreeg de loopkoers van de Broekstraat een tweede editie, maar er waren nog slechts vijf deelnemers, zodat mijn moeder nog slechts vijf friscos diende uit te reiken. En nog een jaar later dreigde de hele koers in t water te zullen vallen. Eén van de redenen was dat moeder had aangekondigd niet meer te zullen sponsoren met friscos, nadat ik had voorspeld en dat was maar om te lachen dat er dat jaar wel twintig deelnemers zouden zijn. Het feit dat haar huis zou gebruikt worden als kleedkamer voor zóveel deelnemers zal haar eveneens afgeschrikt hebben We doen het dan maar in Grijsloke, zei Robert, en ík zal mijn huis wel ter beschikking stellen! En zo geschiedde: t was eind augustus 1980.
(Hoe het verder verlopen is leest u in de volgende edities: de geschiedenis van Dwars door Grijsloke en van Loopclub Grijsloke is er een van vele afleveringen).
Interview met Dimitri Frenkel Frank, één van Nederlands belangrijkste toneelschrijvers (°1928 +1988).
Interviewer : - Toneelschrijven, mijnheer Frenkel Frank, kan men daar goed van leven? Dimitri Frenkel Frank : - Zéér goed! Alleen... financieel gaat het moeilijk.
[Uit "Een bloemlezing aforismen en citaten" door Gerd De Ley, 1969]
Avondvullend blijspel (Kris Vansteenbrugge, 2004) in twee bedrijven voor 6 dames en 7 heren. Uitgegeven door Toneelfonds J. JANSSENS(rechten@toneelfonds.be). Korte inhoud: Alle goden van de Olympos komen naar het huwelijksfeest van koning Peleus met de nimf Thetis. Ook Eris, de godin van de twist, die nochtans niet uitgenodigd is, komt opdagen en gooit flink wat roet in het eten. Voor de mooiste godin aanwezig heeft ze een geschenk bij: een gouden appel. Drie godinnen maken er aanspraak op. Na heel wat gekrakeel duidt Zeus, de oppergod, iemand aan als scheidsrechter: Paris, een prins van Troje. De troubles die daaruit voortvloeien zijn aanleiding tot de beroemde Trojaanse oorlog. Een stuk met veel humor!
Rara: Hoeveel keer werd dit toneelstuk in Vlaanderen opgevoerd? Mooie prijzen te winnen. Tip: een getal van 2 cijfers.
Liefste blogbeest, Wat zoekt u in godsnaam nog op deze blog? Sinds maanden schrijf ik alleen nog verhaaltjes op www.bloggen.be/pierpont Waarom surft u niet eens daarheen? Zéér genegen, Kris.
Vanaf heden kunt u mijn verhaaltjes lezen op een nieuwe blog.
13.02.2009 Oude wijn in een nieuwe zak. 14.02.2009 Valentijngedichten. 22.02.2009 En dát voor een meisje! 23.02.2009 Meetjesland. 27.02.2009 Met dank aan de minister. 06.03.2009 Paris Hilton pimpt haar ride. 12.03.2009 Flauw en puberaal. 17.03.2009 Het gedicht. 23.03.2009 Vroeger waren wij veel jonger. 23.03.2009 De gustibus... 27.03.2009 De roste muis. 03.04.2009 Schamper. 17.04.2009 EQ en chance. 26.04.2009 Goed nieuws voor gedetineerden. 27.04.2009 De krant van 't weekend. 05.05.2009 Het museum Dhondt-Dhaenens. 12.05.2009 De Libris Literatuurprijs. 22.05.2009 Laetitia 80 jaar! 24.05.2009 Philippine. 01.06.2009 Het Liegend Konijn. 05.06.2009 Brief aan een muziekkenner. 09.06.2009 Politiek. 23.06.2009 Van twee socialisten. 26.06.2009 Een slechte koeibok. 06.07.2009 De hedendaagse kunst ontmaskerd. 08.07.2009 Tolardrieheuvelenloop en de Tontekapel. 13.07.2009 Horizon verruimd. 27.07.2009 Het mirakeldorp. 31.07.2009 Aan de mannen van de Kloosterhoek. 02.08.2009 Doutzen. 03.08.2009 De crisis is voorbij. 11.08.2009 Vlaanderens mooiste. 01.09.2009 Brief aan de clubdokter van Loopclub Grijsloke. 02.09.2009 Gezegd blijft gezegd. 18.09.2009 Westkapelle, vrouwentennis en come-backs. 26.09.2009 Lierke plezierke. 07.10.2009 Petronella verkoopt haar Cadillac. 21.10.2009 ...àl mijn heimwee... 29.10.2009 Gapen en scheiten. 02.11.2009 November doet een beetje zeer. 04.11.2009 Hoe zeere vallen ze af. 12.11.2009 De kus op de trein. 16.11.2009 Beloven. 18.11.2009 18 november: een memorabele dag. 03.12.2009 Dokter José Van Laere. 12.12.2009 Preventieve gezondheidszorg. 27.12.2009 Dura lex... 28.12.2009 Mooie poëzie. 01.01.2010 Gelukkig Nieuwjaar. 04.01.2010 Goede voornemens. 18.01.2010 Brief aan Marcel Vanthilt. 29.01.2010 Mensen van eenvoudigen huize. 03.02.2010 What's in a name? 13.02.2010 Voor jou. 28.02.2010 De rollen omgekeerde. 10.03.2010 Vrolijk en minder vrolijk nieuws. 25.03.2010 Bertand en de actualiteit. 30.03.2010 Ergernis en hoge bloeddruk. 15.04.2010 Liefdesgodinnen. 27.04.2010 Het hart van een paard. 01.05.2010 Eén mei. 15.05.2010 Mijnheer Dupont. 21.05.2010 Een klein pietje. 26.05.2010 Adieu Pierre. 12.06.2010 Het mooiste gedicht: drie genomineerden. 27.06.2010 Irmaatje. 29.06.2010 Tsjoep en Lala. 05.07.2010 Over haiku's en Gilbert Terras. 07.07.2010 Marc en de schapen van Herakles. 23.07.2010 Onzin over beroemde en minder beroemde citaten. 26.07.2010 Potjeslatijn. 03.08.2010 Praag.
U zit dus wel niet helemaal fout, beste lezer, maar voor de écht "actuele" verhaaltjes moet ik u toch verwijzen naar mijn nieuwe weblog "ZEVERARIJ". Surf dus onverwijld naar www.bloggen.be/pierpont Met dank, bij voorbaat...
Er gebeurt veel in ons sympathiek landje. Wie de media er niet op naslaat, weet dat niet. Wie het wel doet is weliswaar goed geïnformeerd, maar daarom niet altijd gelukkiger, want nieuws is meestal slecht nieuws, indachtig de oude spreuk géén nieuws, goed nieuws. Maar misschien heb ik dat wel verkeerd voor, want wat voor de ene slecht nieuws is, hoeft dat niet te zijn voor een ander. Zegt het spreekwoord immers niet de een zijn dood is de ander zijn brood? Er is zelfs een Frans spreekwoord dat zegt: Maladie de voisin réconforte et même guérit! Mijn moeder zaliger vond dit een verwerpelijk spreekwoord: geen haar op haar hoofd dat eraan dacht zich te verheugen in het ongeluk van een ander. Zo zat zij niet in elkaar en ze durfde wedden dat niemand van haar vrienden, haar familie, haar buren en kennissen, zo in elkaar zat, boer Michels misschien niet te na gesproken. Maar waarom waren haar troostende woorden dan, tegenover iemand aan wie een ongeluk was overkomen: Troost u, want zoiets, en wie weet nog véél erger, staat ons misschien ook nog te wachten?
Staf Pierrepont kan er van mee spreken. Een dag of tien geleden t was een dag na de slachtpartij in het kinderdagverblijf van Dendermonde hebben dieven zijn voordeur gekraakt en al het geld plus de kostbaarheden van zijn vrouw meegenomen. Die lieve Anna is van de ene dag op de andere depressief geworden. Ze is nu onder psychiatrische behandeling, slikt medicamenten bij de vleet en wil zo snel mogelijk verhuizen. Niet te verwonderen: àl haar dierbare kleinoden en de familiejuwelen, die haar moeder haar geschonken had, de dag voor ze stierf!Anna had haar moeder plechtig beloofd dat ze er op haar beurt zorg voor zou dragen opdat niets voor het nageslacht zou verloren gaan Staf heeft nu alle buitendeuren laten voorzien van veiligheidssloten en hij heeft een alarminstallatie gekocht, plus een pistool. Overreageren, noem ik dat, en onverstandig. Want weet Staf dat hij niet mág schieten op inbrekers? Tenzij de inbreker zelf eerst schiet. En dan nog. En dat, als de inbreker ongewapend is, hij hem enkel met de vuisten mag te lijf gaan? Maar, Staf is oud en in een lijf-aan-lijf moet hij het ongetwijfeld afleggen tegen de bandieten. Staf zal dus schieten. De boeven zijn gewaarschuwd. Hij wil er desnoods de rest van zijn leven voor in den bak. Vier jaar geleden hebben ze zijn auto gestolen. De auto stond voor zijn deur geparkeerd. Staf zat op dat ogenblik in zijn living een partijtje te schaken met de buurman, op een meter of tien afstand van het gebeuren! En als ze nog een keer komen zal Staf schieten, zoveel is zeker. De buren, de vrienden en kennissen hebben goed praten van troost u Staf, want wat in Dendermonde is gebeurd, is toch véél erger, Staf heeft er geen boodschap aan en Staf zal schieten. Ik weet het wel, het is mijn plicht, ik moet het hem uit het hoofd praten, maar ik vrees dat het mij niet lukt en dat Staf zal schieten. En dat is alleszins géén goed nieuws. En dat Staf zijn lidmaatschap bij de groenen opgezegd heeft vind ik al evenmin goed nieuws. De groenen zijn te tolerant voor die boeven, zegt Staf. Groen en veiligheid gaan blijkbaar niet samen. Ja, dat is jammer. Hopelijk wordt Staf nu geen ultra-rechtse rakker. t Zou niet mooi zijn voor een linkshandige!
Het meeste slecht nieuws bereikt ons via de kranten, de radio en de televisie. Eergisteren nog een reportage gezien over een verkeersprobleem in Gent. Daar staat namelijk, aan het begin van een weg die naar de zeehaven leidt, een snelheidsbeperkend verkeersbord: 10 km per uur. Het is een vrij lange weg en het is voor niemand duidelijk waarom daar geen 70 km per uur zou mogen gereden worden. De automobilisten hebben daar alle moeite van de wereld om hun motor draaiende te houden bij die lage snelheid en bij 15 km per uur, zegge vijftig procent boven de maximaal toegelaten snelheid, riskeren ze een zware boete en intrekking van hun rijbewijs. Eén troost: bij die lage snelheden werken de snelheidsmeters van de politie niet. De grootste politieinstantie van Gent verklaart dat het verwijderen van het bord geen optie is, omdat niemand blijkt te weten wààrom dat bord er eigenlijk staat. En als men niet weet waarom het er staat, kan men dus ook geen reden aanvoeren om het te verwijderen. Logisch, toch! En toch zie ik een uitweg uit deze impasse. Hierbij doe ik een oproep tot de talrijke inbrekers die ons landje rijk is. Laat één van jullie nu dat verkeersbord stelen. Dat moet een koud kunstje zijn voor jullie. Verricht eens een goede daad, belangloos, als compensatie voor het leed dat Stafke en zovele andere eerlijke landgenoten aangedaan wordt met het illegaal werk dat jullie in t zwart verrichten en dus zonder ook maar één cent belastingen te betalen.
Op TV zag ik een interview met Christine Van Broeckhoven, professor in de moleculaire genetica aan de universiteit van Antwerpen en één van de grootste autoriteiten op het gebied van onderzoek naar o.a. de ziekte van Alzheimer. Een zware taak, zult u zeggen, want ze is daarenboven ook nog huisvrouw en dito moeder. Maar daar houdt het niet mee op. Ze heeft ook nog een full-time job in de politiek. Het mens moet zich steendood werken. Of ze het doet voor het geld? werd haar in het interview gevraagd. Het antwoord op deze tactloze vraag was verbijsterend: Ik verdien nu precies hetzelfde als toen ik nog niet in de politiek was! Kijk, daar kan ik mij nu zo bijzonder over opwinden: dat mens wordt niet eens betaald voor haar werk in de politiek, ze draait haar k af voor niets, uit puur idealisme. Ook dat vind ik dus geen bijzonder goed nieuws.
Beter nieuws is dat we verlost zijn van de twee die in de Willem Tellstraat in Gent een jongen neergestoken hebben. De rechter heeft hen opgedragen het land te verlaten. En voor één keer zijn ze gehoorzaam geweest. Bravo!
Gaat u, beste lezer, ook soms gebukt onder bergen goed en minder goed nieuws, en duizelt u bij de gedachte dat alles verandert, dat alles in een nooit eindigende beweging is, dan heb ik voor u althans één remedie: surf naar de weblog van O. van Togenbirger, met lengten voorsprong de knapste filosoof van ons land en van vele landen daarbuiten (www. bloggen.be/omskvtdw). Zopas heb ik van Togenbirgers verhaal van 1 februari gelezen: Panta rei. De rust en de vrede zijn weer helemaal teruggekeerd in mijn ziel.
En zo zijn wij, lieve lezer, al voor de vierde maal sedert het ontstaan van mijn weblog, in de maand februari aangeland. In zijn boek De Maanden schrijft Stijn Streuvels over de maand februari dat ze een stuk korter is dan de andere maanden en dat men er, alsof ze nog niet kort genoeg was, om de vier jaar nog een dag van af doet. Een haast onbegrijpelijke fout toch, voor iemand als Streuvels! Maar waar ben ik in s hemelsnaam over aan t zeuren. Wie leest er nu Streuvels nog? Wie weet er heden ten dage of Streuvels een schilder was of een schrijver? Of een koereur misschien uit de gloriejaren van de flandriens, lang nog vóór Briek Schotte? En allicht zullen er maar weinigen meer zijn die de naam Streuvels ooit gehoord hebben. Buiten West-Vlaanderen dan, omdat daar zowat elke gemeente een straat heeft die naar de schrijver genoemd is. Maar ook in West-Vlaanderen neemt zelfs de grootste nerd geen boek van Streuvels meer ter hand. Je zou wel gek moeten zijn, aangezien we in ons Nederlands taalgebied nu over zoveel hoogstaander literatuur beschikken, die ons gebracht wordt door zoveel betere schrijvers! Ik noem er slechts één: Brusselmans
Maar laten we niet afdwalen en bij onze maand blijven. Ze heeft vele bijnamen: de onvolprezen scheurkalender De Druivelaar dicht haar de naam dooimaand toe, maar ze is ongetwijfeld beter gekend als sprokkelmaand, al weten we niet met zekerheid hoe ze aan die naam geraakt is. Het zou alvast niets te maken hebben met hout sprokkelen, maar misschien wel met het oud Nederlands woord spronkelen, dat springen betekent, vanwege het feit dat het aantal dagen in februari verspringt. Vaker horen we nochtans als verklaring dat de naam sprokkelmaand zou verwijzen naar de spurcalia, een soort oud-Germaanse vruchtbaarheidsfeesten, die jaarlijks gehouden werden in februari.
In overeenstemming met dooimaand is de weerspreuk met Lichtmis valt de sneeuw op een hete steen. Met Lichtmis is het vergaan zoals met Streuvels: naar de lappenmand verhuisd! In mijn kinderjaren en dat is vele decennia geleden was Lichtmis een niet onbelangrijke feestdag. Die dag, 2 februari, herdacht men de opdracht van de zes weken oude Jezus in de tempel en wat véél belangrijker was: het was een vrije dag! Maar toen bestond de krokusvakantie nog niet Ook mooi meegenomen was dat ieder rechtgeaarde huismoeder op die dag pannekoeken bakte. Niet voor niets gold de spreuk: Geen vrouwke zo arm, of met Lichtmis maakt ze haar panneke warm.
Andere voor de hand liggende namen voor februari zijn: regenmaand, slijkmaand, schrikkelmaand, korte maand Maar hoe kort is februari nu eigenlijk? Achtentwintig dagen dus, en om de vier jaar, telkens als het jaartal deelbaar is door vier, krijgt ze een dagje méér hoort ge mij daarboven, Stijn? Maar daarmee is de kous niet helemaal af. Als het jaartal immers op twee nulletjes eindigt, dan komt er géén dag bij, tenzij het getal dat overblijft nadat we de twee nulletjes weggeveegd hebben ook nog eens deelbaar is door vier. En zo begrijpt u dus, waarde lezer, waarom de jaren 1800 en 1900 geen schrikkeljaren waren en waarom het jaar 2000 wel een schrikkeljaar was, d.i. een jaar met een dagje meer, een dagje dat ridderlijk toegekend wordt aan het al zo stiefmoederlijk bedeelde februari.
Maar schrikkeljaar of niet, februari blijft de maand met het minste aantal dagen, en daardoor komt het dat februari de maand is waarin de boeren het minste klagen, de pastoors het minste vragen en de vrouwen het minste zagen
En als u mij nu vraagt waar de naam februari zelf vandaan komt, dan moet ik u het antwoord schuldig blijven, al zou ik er een lief ding durven op verwedden dat het komt van een of andere derde-rangs-god uit de klassieke oudheid. Maar genoeg nu: zon kort maandje is niet waard dat we er nog langer over doorbomen.
Dit super-haaikoe-achtig gesprek dat ik op deze laatste dag van de nieuwjaarsmaand opving, kan noch wil ik u onthouden, beste lezer. Hier gaat het:
- Ja? - Nú, Ari!
Hetgeen alweer bewijst dat een goed gesprek niet noodzakelijk lang hoeft te zijn. In dit geval niet méér dan 7 letters... Het doet denken aan de wedstrijd tussen Cats en Vondel, om het kortste puntdicht. Cats was als eerste aan de beurt. Hij maakte een vetvlek op Vondels pak en dichtte: "vet smet". Vondel gaf Cats een oplawaai, met deze tekst erbij:"ik tik". Maar Cats tikte terug en realiseerde meteen het kortste puntdicht dat bekend is in de Nederlandse taal: "u nú".
Het verhaal dat ik nu ga vertellen speelt zich af in lang vervlogen tijden, lang nog voor de geboorte van Christus.
Op een klein eiland in de Middellandse Zee, niet ver van de kust van Klein-Azië, woonde een jongetje, samen met zijn ouders en zijn twee oudere broers in een huisje op de heide. Het eiland had nogal te lijden onder de droogte, omdat het er niet vaak regende. De plantengroei was er dan ook niet weelderig. Rondom het huisje van het jongetje Pietje was zijn naam groeide nochtans heerlijk mals gras en daarin stoeiden allerlei lieve diertjes: hazen, konijnen, eekhoorntjes Men noemde die plek t Hazegras en het jongetje noemde men op school Pietje van t Hazegras.
Pietje was een pienter baasje. Toen hij amper een jaar of acht was, overtroefde hij zijn beide broers in rekenen, alhoewel dezen al in t middelbaar zaten en eigenlijk ook niet van de domsten waren. Op zijn verjaardag kreeg Pietje van zijn ouders, zijn dikke oom Pompidones en zijn drie tantes, telkens nuttig speelgoed, zoals passerdozen, gradenbogen, meetlatten, en dergelijke. Iedereen wist maar al te goed dat Pietje geen boodschap had aan een voetbal of een draaitol of een hoepel, waar andere kinderen van zijn leeftijd zo blij mee waren.
Op een keer had Pietje voor zijn Nieuwjaar niet minder dan vier tekendriehoeken gekregen. Zonde, dacht Pietje, aangezien ik er in feite maar één kan gebruiken. Hij legde de vier driehoeken voor zich op de tafel, zo dat ze twee vierkanten vormden. Een lange tijd zat hij zwaar in gepeinzen verzonken. En plots, als door een wesp gestoken, sprong hij op van zijn stoel, luid roepend:
- Eureka, ik heb het gevonden!
- Wat heb je nu weer gevonden? vroeg zijn moeder.
- Dat in een rechthoekige driehoek de som van de kwadraten van de rechthoekszijden gelijk is aan het kwadraat van de schuine zijde! juichte Pietje triomfantelijk.
Maar moeder toonde niet de minste belangstelling.
- t Zal me wat, zei ze.
De enige die geïnteresseerd was in Pietjes uitvinding was oom Pompidones.
- Kan je ook bewijzen dat je stelling klopt? vroeg oom.
Vlug maakte Pietje toen een tekening op een groot blad papier: (zie tekening bovenaan) - Ziet ge hierin twee vierkanten, oom Pompidones?
- k Zou wel blind moeten zijn om het niet te zien.
- Laten we nu van beide vierkanten de oppervlakte berekenen.
- Doodsimpel: zijde maal zijde. Het buitenste vierkant heeft dus als oppervlakte (a + b)², het binnenste c².
- En als we het binnenste van het buitenste aftrekken, oom Pompidones?
- Dat is dan (a + b)² - c², mijn dierbare neef, al zou ik begot niet weten waar jij heen wilt.
- En is dat verschil dan niet eveneens gelijk aan de som van de oppervlakten van de vier driehoeken?
- Voorwaar en wis, daar is geen speld tussen te krijgen.
- En wat is de oppervlakte van één zon driehoek?
- Dat is a maal b, gedeeld door twee. Maar zijn dat zaken die jullie al leren op school?
- Bijlange niet: ik heb dat geleerd in de boeken van mijn broers Euristides en Polyphrastos. En de oppervlakte van de vier driehoeken samen, oom Pompidones?
- Vier keer a maal b, gedeeld door twee, dat is dus twee keer a maal b.
- Betekent dat dan niet dat we kunnen stellen dat (a + b)² - c² gelijk is aan 2 ab?
- Zeer zeker, mijn jongen, en ik voel dat we de ontknoping nabij zijn, al snap ik het nog steeds niet helemaal.
- We zijn er inderdaad bijna, oom. Eerst nog even haakjes wegwerken: (a + b)² kunnen we toch ook schrijven als a² + 2ab + b²?
- Dat meen ik mij te herinneren uit de lessen van algebra, ja. Maar dat jij dat al weet, zeg!
- Zodat we kunnen schrijven dat a² + 2ab + b² - c² = 2 ab. Als we nu aan beide zijden van het gelijkteken 2 ab aftrekken en c² optellen, dan krijgen we toch: a² + 2ab + b² - c² - 2 ab + c² = 2 ab - 2 ab + c².
- En waaruit volgt dat a² + b² gelijk is aan c².
- Dat hebt gij goed begrepen, oom Pompidones.
- Jij wordt nog wereldberoemd, mijn jongen. Hiervan moet de pers op de hoogte gebracht worden.
En de pers werd op de hoogte gebracht en Pietje van t Hazegras werd wereldberoemd, als wiskundige, sterrekundige en natuurkundige, en ook als filosoof. Hij werd een van de grootste geleerden zoniet de allergrootste die de wereld ooit gekend heeft. Talloos zijn de ontdekkingen die hij heeft gedaan en nog voor de lente weer in t land is, kom ik zeker nog eens op de proppen met één van zijn uitvindingen. Maar met geen enkele vinding heeft hij de wereld meer kunnen beroeren dan met zijn stelling over de rechthoekige driehoek. Vijfentwintig eeuwen later brengt hij nog steeds jong en oud in vervoering met zijn stelling, de stelling van Pietje van t Hazegras.
Ik mag u, trouwe lezer, niet verhelen dat Pietjes echte naam Pythagoras was. Men heeft dan maar die naam gebezigd voor de mooiste wiskundige stelling: t is algebra, t is meetkunde en t is filosofie, die mij ontroert, tot schreiens toe. De stelling van Pythagoras, bijgenaamd Pietje van t Hazegras!
Nieuwsberichten allerlei hebben mij overvallen in deze eerste helft van de nieuwjaarsmaand. De meeste heb ik over mij heen laten gaan. Laat de groten der aarde zich er maar over buigen, heb ik zo bij mezelf gedacht. Drie heb ik er weerhouden. Het zijn er drie van zeer verschillend niveau: internationaal, nationaal en regionaal.
Het eerste dat van het internationale niveau, weet je wel betreft de Britse prins Harry. Onlangs is namelijk uitgelekt dat deze belangrijke jongeman, derde in de rij voor de troonopvolging in Groot-Britannië, een inwoner van Pakistan zou bestempeld hebben als een Paki. Dit onoorbaar feit heeft zich voorgedaan in 2006. Men heeft het ongetwijfeld al die tijd pogen stil te houden, maar nu is het dan, ten langen leste, toch uitgelekt. Als daar maar geen conflict uit voortvloeit dat de hele wereld in vuur en vlam zet! Je zal maar inwoner zijn van Pakistan en dan Paki genoemd worden. Of je zal maar Beloetsji genoemd worden of Portu, als je inwoner bent van respectievelijk Beloetsjistan of Portugal
Het tweede betreft een buitenlandse klepper die sedert enkele maanden in ons land in de gevangenis zit voor moord. In feite moest hij al op vrije voeten zijn, want er zijn procedurefouten gebeurd, maar via allerlei slinkse knepen is men er tot op heden in geslaagd hem toch nog vast te houden. De man heeft een moord bedreven, zo zegt men. So what? vrij vertaald: et alors? Wat telt is dat er procedurefouten gebeurd zijn en dus hoort die man vrijgelaten te worden: dat zegt de wet. We leven immers in een rechtstaat en wat de wet zegt, moet nageleefd worden. Anders gaat onze samenleving toch naar de verdoemenis. Of niet soms? Dura lex, sed lex! En plots gaan mijn gedachten nu uit naar wat Rik Demonts, een verre kennis van mij, enkele jaren geleden is overkomen in een Aziatisch land. Hij was er betrokken geraakt in een dodelijk verkeersongeval. Hém trof geen schuld en daar zijn ze ook achter gekomen drie maanden na het ongeval. Maar zo lang heeft de man opgesloten gezeten, in dat verre land, in een cel van twee op drie, op water en brood, en een paar ratten als enig gezelschap. Immers, daar maalt de molen van de wet langzaam. Net als in ons land overigens. En het weze nogmaals gezegd: de wet dient nageleefd te worden. Dura lex, sed lex!
Het derde feit is van zeer plaatselijk niveau: regionaal nieuws dus. Een geval van negationisme, dat zich heeft voorgedaan in de kantine van Loopclub Grijsloke. Iemand, wiens naam en geslacht ik hier niet wens te vermelden, heeft het aangedurfd openlijk te verklaren dat Tanja Dexters nimmer miss België is geweest! Als dat geen geval van negationisme is! Laten we het woord even opzoeken in de dikke Van Dale, editie 1992: woord onbekend. Ook in 1999 was het woord nog onbekend bij de dikke. De laatste editie heb ik mij niet meer aangeschaft, want ik beschik nu over wikipedia en daar wordt negationisme gedefinieerd als het ontkennen of extreem minimaliseren van in het algemeen aanvaarde historische gebeurtenissen. Ontkennen doe je door bijvoorbeeld te beweren dat Merckx nóóit de Ronde van Frankrijk gewonnen heeft, dat de uitroeiing van de joden tijdens de tweede wereldoorlog niet heeft plaatsgegrepen, dat Napoleon de slag bij Waterloo niet heeft verloren, dat Tanja Dexters nooit miss België is geweest. Minimaliseren doe je door te beweren dat Merckx bijvoorbeeld maar éénmaal de Ronde van Frankrijk heeft gewonnen of dat Adolf er destijds niet zes doch slechts één miljoen om zeep heeft geholpen. Wat er ook van zij: negationisme moet streng aangepakt worden. Wat algemeen aanvaard en historisch bewezen is, dient iedereen te weten. Té veel domheid dient gestraft te worden. En toch wens ik de persoon die zich zo foutief heeft uitgelaten over Tanja Dexters nog een kans te geven. De reden waarom ik zijn naam niet vermeld. En hierbij had ik het bewijs willen brengen van wat toch als een algemeen aanvaarde historische gebeurtenis moet beschouwd worden: een foto van Tanja Dexters als miss Belgique 1998. Maar nog net op tijd zie ik dat het hier om auteursrechtelijk beschermd materiaal gaat. Spijtig voor u beste lezer, maar voor hij 't weet wordt een mens voor de rechter gesleept en dan hangt hij, tenminste... als er geen procedurefouten gevonden worden.
En ja, k zou het haast vergeten, er is nog nieuws gekomen, zij het van een zéér beperkt niveau. Laten we het familiaal nieuws noemen. Mijn kleindochter heeft het mij laten weten, telefonisch. In de school hebben ze geleerd over de stelling van Pythagoras Pietje van t Hazegras, zoals ze in Oostende zeggen: van een rechthoekige driehoek is het kwadraat van de schuine zijde gelijk aan de som van de kwadraten van de beide rechthoekszijden. Als dat geen goed nieuws is! Uitstekend nieuws!
U, die ongetwijfeld de politiek op de voet volgt, hebt het natuurlijk reeds door: de titel slaat op onze lieftallige spiksplinternieuwe minister Veerle Heeren en niet op een veelvoud van de enige ware God, zijnde Onze Lieve Heer.
Het goede nieuws komt dezer dagen dus uit Limburg. Dit lieve snoesje is benoemd tot minister van welzijnszorg. Eergisteren heeft ze verklaard dat ze aan haar man heeft gevraagd of ze die functie mocht aanvaarden. Ziehier hoe dat ongeveer in zijn werk is gegaan:
Ze ging alvoor haar echtgenoot staan:
"Ach, lieve man, mag ik naar de regering gaan?"
"t Is mij al eens waar dat gij gaat,
als gij maar voor ieders welzijn zorgt
... en als gij uw eer maar wel bewaart!"
Kan men zon snoezepoes iets weigeren? De echtgenoot heeft dus "ja" gezegd. En als al die Vlaamse eega's er nu eens een goede gewoonte van zouden maken om manlief te vragen "mag ik die jurk kopen?" of die hoed, die handtas, die schoenen... 't Resultaat zou 't zelfde zijn, maar 't leven zou er een stuk rooskleuriger uitzien. De nieuwe minister heeft alvast de toon gezet. Ze heeft nu vijf maand de tijd om voor ons aller welzijn te zorgen. Ik twijfel er niet aan dat ze er zal in slagen: ik voel mij trouwens al veel beter, alleen maar door het bekijken van dat poezelig lachebekje.
En toch is er iets wat mij een heel klein beetje onzeker maakt. Heeft onze nieuwe minister eergisteren niet verklaard dat Vlaanderen voor tweehonderd procent op haar kon rekenen? En heeft ze gisteren niet verklaard dat ze zich voor driehonderd procent zou inzetten voor haar job? Kijk eens aan, beste lezer - en laat het mij weten als het er op lijkt dat ik tegendraads ben -, maar het moet mij van het hart dat ik een beetje ongerust ben wat die procenten betreft. Tot waar reiken de mogelijkheden van onze gelukbrengster? Hoe hoog ligt haar lat? Klaarblijkelijk niet op de normale honderd procent. Maar hoe hoog dan wel? Op vierhonderd procent? Dat zou dan betekenen dat we voor de helft op haar kunnen rekenen en dat ze zich voor drie vierden voor haar job zal geven. Dat andere vierde zal dan wel voor haar echtgenoot bestemd zijn en dat is naar mijn gevoel niet eens overdreven. Heeft hij per slot van rekening niet - zij het met een simpele "ja" - mede beslist over het welzijn van alle Vlamingen? Ach, uiteindelijk denk ik niet dat we ons zorgen moeten maken. Het zou mij niet verwonderen dat het schattige lieveheersbeestje er voor zorgt dat in ons Vlaanderland het welzijnsniveau in de komende vijf maanden stijgt tot een duizelingwekkende hoogte.
En nu we het toch over Onze Lieve Heer hebben... Is het u opgevallen, beste lezer dat ik in mijn nieuwjaarswens de religieuze toer ben opgegaan? Iemand heeft er op gereageerd met de vraag "of het door gods zegen komt dat er om de vijf seconden een kind sterft van de honger". Laten we eerst de vraag beantwoorden of God wel degelijk bestaat. Wie die vraag, zoals professor Etienne Vermeersch, negatief beantwoordt, moet Hém dus niet de schuld geven van al die ellende. Maar als hij wél bestaat? Dan wéét ik het niet al ben ik geneigd aan te nemen dat Hij dan wel oneindig goed moet zijn en niet in staat om kindertjes te laten verhongeren. Bij wie ligt dan wél die schuld? In mijn vorig verhaaltje, over "Kerstmis, de paus en Zeyneppek" heb ik een tipje van de sluier opgelicht, van hoe ik er over denk. Maar til daar maar niet te zwaar aan. Het staat u natuurlijk vrij er anders over te denken. Ik ben immers de goede, alwetende, wijze God niet. Met andere woorden: ík ben Onze Lieve Heer niet.
Oef, de kerstdagen zijn voorbij! Ik ben er niet kwaad om. Maar nu moet u niet denken, beste lezer, dat ik niet blij ben met Kerstdag. Ik zou het voor geen geld willen missen: de kerstsfeer, de kerstmuziek, de kerstboom en het stalletje, het kerstdiner, de cadeautjes van de kerstman, het gezellig samenzijn met de familie en last but not least de kerst-mis in Grijsloke. Amper drie- of vierhonderd inwoners telt Grijsloke, maar het schooltje De Verrekijker behoort tot de absolute topklasse. De vertolking van het kerstverhaal door de kleutertjes (!) was fenomenaal. Ze hebben dan ook een applaus gekregen zoals ik het nog nooit in een kerk heb gehoord. De grotere kinderen zongen zich de ziel uit het lijf en er waren er ook die gitaar speelden. Alles ter ere van het kindeke Jezus. De kerk zat en stond stampvol en tot tweemaal toe wensten de mensen elkaar de vrede en ik ben er zeker van dat velen het écht meenden. Bij het verlaten van de kerk kreeg iedereen snoep en een gedachtenisprentje. Wat kan godsdienst toch mooi zijn
Maar t moet niet alle dagen Kerstmis zijn. t Zijn immers drukke en vermoeiende dagen, zeker als men al een jaartje ouder wordt. En al dat lekker eten en drinken komt een mens zijn gezondheid niet ten goede, weeral, als hij al een jaartje ouder wordt. Laten we het nu maar even wat kalmer aan doen en rustig nagenieten tot Nieuwjaar. Dan wordt het feest nog eens overgedaan hopelijk zullen we ook dat overleven.
In al die kerstdrukte heb ik niet eens de tijd gevonden om de krant te lezen. Ik neem dus vandaag de kersteditie van Het Laatste Nieuws ter hand. In Australië zitten ze opgescheept met een miljoen dromedarissen en dat is veel te veel: het wordt een echte plaag, zoals ze daar de konijnenplaag gekend hebben en de kangoeroeplaag. Vierhonderdduizend van die dieren gaan ze nu afmaken. Vierhonderdduizend van die grote mooie sympathieke dieren! Die hadden toch beter nooit kunnen geboren worden. Geboortebeperking hadden ze moeten toepassen, wat de paus van Rome daar ook moge over denken.
In dezelfde krant lees ik dat de wereldbevolking het laatste jaar weer met 82 miljoen is toegenomen en dat we nu exact met 6,75 miljard zijn op aarde nu ja, exact, tot op één na heeft men ze niet geteld natuurlijk. In België is de bevolking eveneens gestegen, ondanks het dalende geboortecijfer maar dank zij de immigratie. In Vlaanderen, Wallonië en Brussel samen zijn er nu 10.666.865 hier heeft men ze dus wél tot op één na geteld.
Een paar honderd jaar geleden heeft Malthus de wereld voorgehouden dat de mensheid zou afstevenen op een catastrofe als er niets zou gedaan worden om de wereldbevolking binnen de perken te houden. Weinigen hadden oren naar de theorie van Malthus en daar is ze nu, de catastrofe. Maak u maar geen illusies, beste lezer, nooit meer raakt de wereld nog uit deze economische crisis. Of er dan niets gedaan werd om de bevolkingsaangroei te remmen? Toch wel. Er is wat aan geboortebeperking gedaan, maar lang niet genoeg. En in Afrika geen Bush die zich daar zorgen over maakt worden mensen dagelijks bij bosjes afgemaakt, maar (door de lezer zelf in te vullen).
En weer in diezelfde krant komt de paus op de proppen met zijn sexuele moraal. De kerkvader vindt de milieuvervuiling die vanzelfsprekend een gevolg is van de wereldoverbevolking geen groter probleem voor de mensheid, dan de tegennatuurlijke sex, waaronder dan grosso modo verstaan wordt: alle sex die niet leidt tot voortplanting. Wat, in godsnaam, brengt geestelijke leiders ertoe om te verkondigen dat sex in feite verfoeilijke zonde is, tenzij onder zeer strikte voorwaarden, die leiden tot voortplanting? Men zou haast denken dat de Schepper hier een steek heeft laten vallen
Ongebreidelde voortplanting lijkt voor de katholieke kerk wel het hoogste goed. Maar ook andere religies delen dezelfde opvattingen. Omdat hun god het zo wil. De god die spreekt bij monde van de geestelijke leiders, zoals, ten tijde van het oude Hellas, de god sprak bij monde van de orakelpriesters. Ook de Romeinen waren voorstanders van kroostrijke gezinnen en ook bij hen rustte er een taboe op sex. In dat opzicht verschilden ze van de Oude Grieken, die heel tolerant waren op dat gebied. De Grieken waren een relatief vredelievend volk, die Aphrodite, hun godin van de liefde, alle eer bewezen, terwijl ze voor hun oorlogsgod Ares alleen maar afkeer voelden. Ze waren, in tegenstelling tot de Romeinen, niet uit op gebiedsuitbreiding. Deze laatsten brachten grote legers op de been. Iedere mannelijke nieuwgeborene was een potentiële krijger en daarom dus moest de voortplanting op hoog toerental draaien. Voor de katholieken was het doel gelijkaardig: allemaal zieltjes, in de strijd tegen de andersdenkenden.
Heel opwindend en opwarmend in de kerstdagen was de verkiezing van Zeynep Sever (Zeynep is de voornaam) uit Molenbeek, tot Miss België: Zeyneppeke van Meulebeek! Een Turks meisje van negentien jaar dat twee jaar geleden nog zesde was bij de verkiezing van miss Turkije. Tja, in Turkije hebben ze blijkbaar mooier volk dan bij ons Wat er ook van zij, Zeynep Sever is een heel lief ding: een betere keuze had men niet kunnen maken. En wat zo bijzonder knap is aan Zeyneppeke: ze woont nog maar een paar jaar in Molenbeek en ze praat al behoorlijk Frans! Mens sana in corpore pulchro, noemen ze dat. Maar u wil natuurlijk ook gaarne mijn reactie horen op de nederlaag van mijn favoriete, Cassandra dErmione. Ten eerste vind ik het geen echte nederlaag: een tweede plaats is toch mooi, nietwaar? En ten tweede: nu ik Cassandra aan t werk gezien heb, vind ik dat ze met die tweede plaats nog goed wegkomt. Haar foto in de krant van enkele weken geleden had bij mij overdreven verwachtingen gewekt, méér dan ze heeft kunnen inlossen. Misschien zijn haar onortodoxe antwoorden dan toch niet met helderziendheid in verband te brengen En daar komt nog bij dat ze mij niet eens een bedankje heeft gestuurd voor de publiciteit die ik voor haar heb gemaakt. Een kerstkaartje of zo, of een simpel e-mailtje: wat had dat mijn hart verblijd! Laat ik het dus maar houden op Zeyneppeke.
En laten we, nu het Kerstmis is, allen bidden tot de Heer dat hij ons behoede voor dwaze pauselijke uitspraken, die mensen in verwarring brengen, en laten we hopen dat er weldra een paus komt die zich ernstig gaat bezighouden met hetgeen het mensenras het meest bedreigt: de overbevolking. Wij, als dappersten onder alle Galliërs, houden ons bevolkingscijfer ondertussen wel op niveau, dank zij de instroom van Zeyneppekes
In het oktobernummer van de Nieuwsbrief van Klassieke Talen van het Montessori Lyceum van Rotterdam, heeft Anneke Korevaar, lerares klassieke talen, een hoogstmerkwaardige en interessante berekening gemaakt: op 16 april a.s. zal het precies 3187 jaar geleden zijn dat Odysseus, koning van Ithaka, na een afwezigheid van twintig jaar, thuiskwam van de Trojaanse oorlog en de 129 vrijers, die zijn echtgenote omzwermden, doodschoot. Een hele prestatie van Odysseus: hij stond er immers vrijwel alleen voor, alleen tegen 129 man. Maar ook een hele prestatie van Anneke Korevaar. Ze baseert zich op de berekeningen van de wiskundige Constantino Baikouzis en de sterrenkundige Marcelo Magnasco, beiden werkzaam aan de Rockefeller University in New York.
Op 16 april 2009 zal het dus precies 3187 jaar geleden zijn. Bijna niet te geloven toch, dat men dat zo precies kan bepalen. Ik zie u, beste lezer, al het voorhoofd fronsen, in opperste twijfel. U broedt al direct op een kritische vraag, die u Anneke wil stellen. Maar ze is u een stap voor. Ze begint haar artikel met Ja ja, zal wel en op welke dag ontwaakte Doornroosje? Sommige dingen moet een mens helemaal niet willen weten: die behoren tot het rijk van de sprookjes. Dan volgt evenwel een wetenschappelijk gefundeerd betoog, dat leidt tot de exacte datum: 16 april van het jaar 1178 voor Christus. Kritisch blijft ze nochtans wel, die Anneke Korevaar, want ze laat zich nog ontvallen dat de theorie pas opgaat als we er mogen van uitgaan dat die hele oorlog met Odysseus erin, ueberhaupt heeft plaatsgevonden. Dat doet mij denken aan het verhaal van de man die exact berekend had hoe groot het monster van Loch Ness was, maar er voorzichtigheidshalve aan toevoegde: vooropgesteld dat het bestaat Natuurlijk heeft de oorlog van Troje plaatsgevonden: ontneem ons die droom niet, Anneke! En een sprookje is het al zeker niet. Hooguit een legende, of een sage. Het verschil met een sprookje zit hem hierin dat dit laatste totaal niet aan tijd of plaats gebonden is. Sagen zijn het wel
Hoe komt Anneke Korevaar nu tot de conclusie dat we dus weldra de 3187e verjaardag mogen vieren van Odysseus thuiskomst en van de afslachting van de vrijers? Ze maakt simpelweg een sommetje: 1178 + 2009 = 3187! En daarin heeft ze zich deerlijk vergist, want de berekening moet er uitzien als volgt: 1178 + 2009 1 = 3186. Waarachtig! Doodgewoon, omdat het jaar nul nooit bestaan heeft. Trek dat maar eens rustig na, beste lezer.
Maar of ik er goed aan gedaan heb schrijfster van dit allermerkwaardigste artikel op die fout opmerkzaam te maken, of het niet getuigt van een verregaande pietluttigheid? Maakt één jaartje verschil op meer dan drieduizend jaar eigenlijk wat uit? Wat er ook van zij, Anneke heeft mij bedankt voor de acribie (van Daele: uiterste nauwkeurigheid, vnl. m. betr. t. filologische werkzaamheden). Maar misschien heeft ze dat wel ironisch bedoeld, misschien heeft ze wel degelijk pietluttigheid bedoeld alhoewel ik vind, dat als je zon berekening maakt, tot op een dag nauwkeurig, een verschil van een heel jaar wel degelijk iets uitmaakt.
Al bij al ben ik blij dat ik mevrouw Korevaar op die fout gewezen heb. Had ik het niet gedaan, dan had het mooie woord acribie nu nog niet tot mijn vocabularium behoord, want die Dikke van Daele heb ik dus wel degelijk nodig gehad. Ik zal het woord vanaf heden overal gebruiken waar ik anders mugge(n)zifterij of miere(n)neukerij zou geschreven hebben, omdat ik, zoals u ziet, nogal wat last heb met die tussen-n. In de dikke, 12e editie 1992, staan beide woorden zonder die n, maar in de 13e editie 1999, staat de n er wel. Ja, de spellingregels waren tijdens die zeven jaar veranderd, maar zijn ze ondertussen al niet wéér veranderd? Overigens heb ik muggezifterij, zonder n dus, nooit goed gevonden, omdat de regel toen voorhield dat er een n diende te staan als het om meer dan één exemplaar, in casu een mug, ging En meer en meer geraak ik er van overtuigd dat we beter af zouden zijn met mugzifterij en mierneukerij, zoals ik betoog in de inleiding van mijn boek O jerum jerum jerum (2006). Ieder redelijk mens die mijn voorstel tot ultieme wijziging en vereenvoudiging van de Nederlandse taal gelezen heeft, is het daar volkomen mee eens.
Maar laten we het, van de hak op de tak springend, nog maar eens hebben over Odysseus. Ongetwijfeld volgt u de verhalen van deze Griekse held op mijn weblog www.bloggen.be/dzeus en dan weet u dat hij dus net ontsnapt is aan het gevaar van de verleidelijke Sirenen. Normaliter had hij rond eind maart thuis moeten komen, maar het artikel van Anneke Korevaar indachtig, zal ik het verhaal een beetje rekken en ik zal er zorg voor dragen dat hij pas op 16 april thuiskomt, precies 3186 jaar nadat het écht gebeurd is.
En dan die acribie waar ik zo blij mee ben. Al moet het mij van het hart dat ik nog meer in mijn nopjes ben met swaffelen, het Woord van het jaar. Sinds jaar en dag loop ik rond met het idee om een boek te schrijven over iemand die een verwoed beoefenaar is van de edele kunst van het swaffelen, iemand wiens leven als het ware beheerst wordt door het swaffelen, een swaffelaar dus. Merkwaardig toch dat er voor zon interessante bezigheid, zon veralgemeend volksgebruik, dat al beoefend werd in de oudheid en zelfs door Adam in het Aards Paradijs, dat dus in feite zo oud is als de mensheid zelve, dat er daarvoor niet eens een woord bestond. Eindelijk kan ik dus nu mijn boek schrijven: De Zwaffelaar. Tja, begin maar eens een titel te verzinnen voor zon boek als je dat woord niet hebt
Als reactie op het Oostends verhaal van vorige week, kreeg ik de volgende, enigszins laconieke e-mail: "halo ik ben yves campana maar weet niet wie je bent". Een korte vraag dus. Ziehier mijn "bondig" antwoord:
Beste Yves Campana,
Dat jij de echte Yves Campana bent, die ik in mijn jeugdjaren heb gekend, daar zou ik iets kostbaars durven op verwedden. Al ben ik niet helemáál zeker. Ik vraag mij immers af: hoe is het mogelijk dat hij zich mij niet meer herinnert? Wij hebben toch drie jaar lang in eenzelfde klas gezeten en hij heeft mij per slot van rekening van de verdrinkingsdood gered.
Als jij je middelbare studies niet in 1957 beëindigd hebt in de latijn-wetenschappelijke afdeling in het Koninklijk Atheneum van Oostende, dan is deze brief ik heb een voorgevoel dat het een lange wordt niet echt voor jou bestemd. Maar nogmaals: ik acht de kans heel erg klein dat jij het niet bent.
Dat jij je dus niets meer herinnert van mij, staat toch in schril contrast met het feit dat ikzelf mij iedere medeleerling van die klas nog levendig voor de geest kan halen. Maar, het dient gezegd, jij als sportman had een veel bredere horizon, een veel uitgebreidere kennissenkring dan ik. En ikzelf was een erg onopvallend schepsel, een sukkel eigenlijk.
Ik weet nog perfect hoe jij er uitzag: met voorsprong de knapste atleet van de klas. Altijd zeer kortgeknipt haar, gebronzeerde huid, een rijzig en gespierd lichaam. Jij behoorde samen met een oudere broer en ook een jongere broer die heette Roch, als ik mij niet vergis tot de kernploeg van de Oostendse basketbalploeg, die toen ook al één van s lands topploegen was. En sta mij nu toe dat ik nog eens die oude studiemakkers ten tonele voer. Hoevelen zou jij je er nog van herinneren? Op een stuk of drie na ken ik nog al hun familienamen, al ben ik van zowat de helft hun voornamen vergeten. Maar hun aller beelden zijn mij bijgebleven alsof het gisteren was.
Twee van de meest ernstigen waren Roland Calcoen en Werner of was het Walter? Vandezande. Ze waren beiden niet groot van gestalte. Calcoen zag er uit als een wijze professor met zijn bril met zware montuur: hij was zachtaardig en goed. Vandezande had golvend zwart haar en wat verbeten trekken. Een moedige jongen, die flink studeerde.
Twee spichtige leptosome types waren Verschoore en Pira, wier voornamen mij ontgaan zijn. Verschoore had een erg bleke huid en ook zijn haar was wit. Pira leek mij een pietje precies, niet uitbundig genoeg maar wie geeft mij, droogstoppel als ik was, het recht zo over hem te oordelen?
Desplenter was een goedlachse blozende kerel. Ik herinner mij dat hij vaak een bruinlederen jas droeg. Hij was een paar jaar ouder dan ik, maar ik vond hem een uitstekende schoolmakker. Ik had zo het gevoel dat hij niet op zijn plaats zat in de latijnse afdeling: daarvoor zag hij er te praktisch uit en met teveel gezond boerenverstand begaafd. Blomme vond ik ook wel een geschikte knaap. Hij had iets met zijn ogen, loenste een beetje. Hij droeg zijn haar à la brosse. Een paar jaar geleden zag ik in de krant een overlijdensbericht van ene Blomme en ik denk dat het van hem was: de leeftijd en de voornaam, die ik mij toen nog herinnerde, klopten. God hebbe zijn ziel.
Henaut had een weelderige rosse haardos, die goed verzorgd was. Hij was nogal opvallend en chic gekleed en hij sprak met een licht Frans accent. Ik denk overigens dat Frans zijn moedertaal was. Dat hij minder punten kreeg voor Frans dan ikzelf vond ik de on-logica zelve: Henaut beheerste het Frans perfect, terwijl ik nog niet eens vlot de weg kon vragen of boodschappen doen in de taal van Molière. Een goede vriend van Henaut was Remi Fuertes, maar die zat in de latijn-wiskundige afdeling. Ze spraken Frans onder elkaar. Remi was groot en zwaar: een imponerende en autoritaire figuur. Ik kende Remi Fuertes van in de kostschool. Remi leek mij voorbestemd om de allerhoogste functie te bekleden in het leven. Het zou mij verwonderen als hij het niet héél ver heeft gebracht.
Uit veel zachter hout gesneden was Ronny Billiau, de langste slungel van de klas. Hij had een wat verdikte onderlip en hij kon schaapachtig lachen. Ik had sterk de indruk dat Ronny er plezier in schepte om zich sulliger voor te doen dan hij was. Een beetje de risee uithangen, het ging hem goed af.
Een lolbroek was Olav Permentier. Een knappe jongen, die erg in de smaak viel bij de meisjes en die zelf ook niet vies was van het andere geslacht. Omdat ik in den beginne zijn naam niet kon onthouden, noemde ik hem eens Boris wat óók Russisch is en zo ben ik hem blijven noemen. Hij was mijn beste vriend uit de klas, maar dat ik hem Boris noemde zal hij niet geapprecieerd hebben, want hij noemde mij tenslotte eveneens Boris. Ja, dat stond wel gek, twee schoolvrienden die elkaar aanspraken met Boris, terwijl geen van beiden Boris heette s Maandags vertelde Olav, alias Boris, mij van zijn veroveringen in het week-end. Het waren vaak meisjes van onze school, die hij mij aanwees tijdens de speeltijd. Ach, wat was ik vaak jaloers op hem; ik had toen nog lang niet het lef om met meisjes om te gaan. Maar het dient gezegd: Olav was een paar jaar ouder dan ik. Dat hij mij, die toch helemaal zijn tegenpool was, te vriend hield, had ongetwijfeld een praktische reden: ik hielp hem bij zijn schoolwerk en ik liet hem gewillig van mij afschrijven tijdens de schriftelijke ondervragingen. Aan de studie veegde Olav een beetje zijn voeten: onbezorgd ging hij door het leven. Ik herinner mij nog dat hij in zijn opstel schreef: pachtige pijzen: dat krulletje achteraan de p leek zo erg op een r dat hij het overbodig vond om die r er nog eens bij te schrijven
Dan waren er nog twee wier naam ik kwijt ben, twee die dezelfde achternaam hadden. Ze leken helemaal niet op elkaar. Het waren dan ook geen broers, wel neven. Maar zelfs dat vond ik verwonderlijk: de ene was een jong speels baasje met lachend bol aangezicht en drager van een korte broek, de andere leek erg volwassen en wijs. En er was ook nog Daniël Capelle. Hij zat óók in de kostschool. Ik kan mij niet voorstellen dat vrolijke Daniël ooit ruzie gehad heeft met iemand, zelfs niet met de studiemeesters. Behalve Daniël Capelle en ikzelf, waren er in onze klas nog drie kostschoolgangers: Eric Goormachtig, Redgy Verbrugge en Fernand Vandyck. De eerste twee waren op studiegebied geen hoogvliegers en ik denk dat ze allebei een jaar hebben moeten overdoen, zeker Eric Goormachtig. Deze laatste heb ik later nog teruggezien aan de universiteit: hij ging er studeren voor apotheker. Ik vroeg mij af wat hij daar kwam doen, hij die het al zo moeilijk had gehad in de middelbare school. Maar Eric slaagde telkenjare met onderscheiding, iets wat mij nooit gelukt is. En als ik mij niet vergis is hij later aan het hoofd komen te staan van een zeer grote apotheek in Roeselare.
Het verhaal van Fernand Vandyck is allesbehalve leuk. Maar wie weet, misschien is alles achteraf nog goed gekomen met hem. Ik kan er mij nu nog over opwinden als ik bedenk wat Fernand Vandyck tweeënvijftig jaar geleden is overkomen. Laat ik beginnen met te zeggen dat Fernand een keurige jongen was, een jongen met goede manieren, die altijd netjes gekleed ging. Hij droeg een vlinderdasje en had een snorretje. Kortom, een jongen die iedere ouder van jonge dochters zich als schoonzoon zou wensen. Op een dag had een studiemeester zijn kamer doorzocht in de kostschool. Die inbreuk op de privacy was toentertijd niets bijzonders. Die ijverige studiemeester had zelfs zijn portefeuille doorzocht, op zoek naar condooms en liefdesbrieven de liefde zal toen wel taboe geweest zijn. En wat vond de studiemeester: een condoom. Men vroeg Fernand niet om uitleg: op staande voet werd hij uit de school gezet. Laten we hopen van niet, maar misschien heeft zijn leven daardoor een heel slechte wending genomen. En wáárdoor? Door het bezit van een condoom, waarvoor dertien à veertienjarigen heden ten dage met goede punten beloond worden op school. Fernand was bijna negentien!
De oudste van de klas was Ponjaert. Die hield ervan de meisjes van de klas verlegen te maken met schuine moppen. Dat lukte ook wel enigszins, maar niet bij Rosette Huwel. Zíj moest in niets onderdoen voor de jongens. De andere vier de meisjes Aelvoet en Candaele, Vera Deprez en die ene van wie ik de naam vergeten ben waren toch wel van het timide type zoals dat toentertijd voor een jonge vrouw betaamde. Vera Deprez was erg klein van gestalte. Ik weet nog dat ze haar hart verloren had aan de beste student van de school, een zekere Soens of Soenens. Die haalde in t laatste jaar grieks-latijn boven de negentig procent en ging later studeren voor ingenieur! De liefde was wederkerig, als ik mij niet vergis. Opvallend voor de meisjes van onze klas, Rosette Huwel niet te na gesproken, was dat ze erg snel bloosden. Vooral bij het meisje Candaele vond ik het schattig: haar lachend sproetenkopje met hoogopstaand kroezelend donker haar, lichtte op als een vuurtorentje, als ze in verlegenheid gebracht werd of anderszins opgewonden raakte. Het meisje met de vergeten naam had een weemoedig Mona-Lisa-glimlachje: t was pas als ze bloosde dat we ons realiseerden dat er bloed door haar frêle lijfje stroomde.
Als ik zou beweren dat er één van de vijf meisjes uit de klas mij diep beroerde, dan zou ik een onwaarheid vertellen. In de Latijn-Wiskundige klas was er nochtans eentje waar ik s nachts wel eens wakker van lag. Ze heette Pattijn. Ik weet niet eens of ik haar voornaam ooit gekend heb. Ik meen me te herinneren dat wij toen, merkwaardig genoeg, elkaar aanspraken met de familienaam. Wat er ook van zij, Pattijntje zal vele jongensharten sneller hebben doen slaan. Het woord sex-appeal bestond toen nog niet, maar voor háár had het moeten uitgevonden worden. Ik vond dat ze daar niet op haar plaats zat in die latijn-wiskundige afdeling. Ik vond haar te mooi voor de wiskunde. Eigenlijk vond ik haar te mooi voor álles. Voor álles, behalve de liefde. Maar, basta.
Ondertussen is bij mij, mijn beste Yves Campana, de zekerheid gegroeid dat jij wel degelijk dé Yves Campana bent, de enige echte. Anders had je toch geschreven ik héét Yves Campana en niet ik bén Yves Campana. Ik heb een perfect fotografisch beeld van al die leerlingen van toen jij inbegrepen natuurlijk in mijn brein opgeslagen. Alleen weet ik niet goed hoe ikzelf er uitzag in die tijd. En als jij je niets meer herinnert van die grijze vleugellamme mus die ik was, treur daar dan niet om. Het bewijst alleen dat jij ten minste een goed stel hersenen hebt, die in staat zijn onbenullige dingen uit te bannen waardoor er plaats vrijkomt voor nieuwe indrukken. Het bewijst, met andere woorden dat het spook dat Alzheimer heet, nog lang niet in t verschiet is.
Hoe heb jij het overigens gesteld in t leven? Het zal je ongetwijfeld maar matig interesseren, maar toch wil ik je vertellen dat ik na de jaren in Oostende, helemaal veranderd ben. Van die asociale bekrompen onsportieve nerd is nog iets behoorlijks terecht gekomen. Vijf jaar later was ik senior seniorum aan de Gentse universiteit, wat zoveel betekent als de meest studentikoze van alle studenten! En op veertigjarige leeftijd ben ik aan sport beginnen doen: hardlopen. Ik heb marathons gelopen in alle uithoeken van de wereld, van Honolulu tot Zuid-Afrika en van Chicago tot Moskou. Enkele jaren geleden heb ik zelfs de prijs van sportverdienste van de gemeente Anzegem gekregen voor mijn sportieve loopbaan en als organisator van een van Vlaanderens populairste stratenlopen.
Weet je dat jij pas de derde bent van de klas, van wie ik een teken van leven krijg? Na Eric Goormachtig. En na Blomme nu ja, teken van leven
Wat, in godsnaam, heeft mij bezield om dit week-end naar Oostende te trekken. Het mooie herfstweertje? Eénenvijftig jaar en vier maanden geleden had ik nochtans gezworen nooit meer een voet op Oostends grondgebied te zetten...
Of zou het kunnen dat mijn einde nadert, dat een bovenaardse kracht mij drijft naar de plek waar ik nooit meer wilde komen? Men moet zich toch met zijn vijanden verzoenen vooraleer men sterft?
De school in de Leon Spilliaertstraat ziet er verlaten uit. Nogal begrijpelijk voor een zondag, nietwaar? Maar daar staat nog steeds Koninklijk Atheneum op, en misschien wordt hier nog wijsheid bijgebracht, zoals weleer. Kunt u zich voorstellen dat ik nu voor t eerst opmerk dat bovenop de school een beeld prijkt van Athena, de godin van de wijsheid? Het gebouw loopt door tot in de Rogierlaan, aan de andere kant van het huizenblok. De indrukwekkende voorgevel ziet er erg vervallen uit. Hier was de ingang van de kostschool, waar ik de drie ellendigste jaren van mijn leven heb doorgebracht. De zware voordeur is in een erbarmelijke staat: ze lijkt wel duizend jaar oud. Er hangt een soort spandoek naast de deur, waarop staat Leefschool DE VLIEGER. Ik heb het opgezocht op t internet: het is een Ervaringsgerichte basisschool van het Gemeenschapsonderwijs! Tja...
De immense koninklijke gaanderijen maken een al even vervallen en desolate indruk als het Koninklijk Atheneum annex kostschool. Drie keer per week moest ik met de andere kostschoolgangers naar het strand en t was achter de hoge dikke zuilen van die gaanderijen dat ik mij verstopte om niet in het zand te moeten lopen: dat zand bezorgde mij zweetvoeten. Ik heb ze nog, die zweetvoeten
De kursaal maakt nog steeds grote indruk: ik heb er mijn grootste triomfen gevierd. Maar te welken prijze?...
Wat er ook van zij, ik heb me met Oostende verzoend en ik ben er blij om. En om het voor u, beste lezer, allemaal een beetje minder raadselachtig te maken, laat ik hier een uittreksel volgen uit mijn boek O jerum jerum jerum... (*). Een hoofdstukje, waarvan de titel luidt: Oostende, drie jaar ellende
Na drie jaar middelbaar onderwijs stuurde vader mij, op aanraden van mijnheer Hoebeke, naar het Koninklijk Atheneum van Oostende. Die school stond aangeschreven als een van de beste van het land en er was een kostschool. Daar zou ik, per definitie, nette manieren leren...
Er waren een kleine honderd leerlingen in die kostschool. Velen van die kostschoolgangers kwamen uit welgestelde doch vaak ontwortelde gezinnen. Ze kwamen uit Gent, Brussel, Antwerpen. Er was uitschot bij van de ergste soort.
We sliepen in een reusachtig grote slaapzaal, in chambrettes. Studeren gebeurde in één groot lokaal, alle internen samen, onder toezicht van een studiemeester. Er waren drie studiemeesters, die elkaar afwisselden: Pulle, Kuifje en Tarzan. Van deze laatste herinner ik mij ook nog de échte naam: Lingier. Het ontzag dat deze drie heren inboezemden was nihil. Als ze vooraan in de studiezaal zaten werden ze bekogeld met stukjes krijt, papierproppen, sponsen en dies meer. Daarom gingen ze meestal achteraan staan om te surveilleren. Straf geven deden ze enkel aan de brave leerlingen. De "zware jongens" werden ongemoeid gelaten: daar waren de studiemeesters bang van. Ik herinner me dat er op een dag een nieuwe studiemeester kwam, een die het stevig zou aanpakken, ook "het zwaar krapuul" dus. Hij heette Debeuf. De derde dag - Debeuf stond vooraan en had toevallig zijn rug naar de klas gekeerd - zoefde er een dolk rakelings naast zijn hoofd en boordde zich met de punt in het bord. Het mes bleef vervaarlijk lang natrillen. Debeuf verliet de studiezaal en we hebben hem daarna nooit meer teruggezien. Dat er vroeg of laat een dodelijk slachtoffer zou vallen in de kostschool van Oostende, daar twijfelde ik niet aan. In de drie jaar die ik er heb doorgebracht, heb ik het niet meegemaakt, doch enkele jaren later is het wél gebeurd. Een leerling had een medeleerling doodgestoken. Het stond in de krant. Het verbaasde mij niet.
Voor de maaltijden zaten we aan grote tafels, een twaalftal, acht man per tafel. De oudsten en de stoutmoedigsten zaten vooraan, aan de kant waar het eten werd opgediend. De onmondigen, zoals ik, zaten achteraan. Het eten werd op de tafels gezet en de leerlingen moesten het zelf verdelen. Ge ziet van hier hoe er verdeeld werd! De stukken vlees waren van ongelijke grootte. Altijd was er wel een heel klein stukje en dat viel mij dan ten deel. Het gebeurde dat ze mij zelfs dat klein stukje niet gunden. Eén keer ben ik zo vermetel geweest daarover mijn beklag te doen bij de studiemeesters. Het gevolg was dat ik daarna dagen lang vrijwel niets meer te eten kreeg...
's Avonds was er vaak smeerkaas voor op de boterham. Zo goed als niemand vond dat lekker. Ik evenmin. Toch was ik blij als er 's avonds smeerkaas was, want dan kreeg ik meestal de portie van de anderen ter compensatie van het biefstuk dat ze mij 's middags hadden afgepakt en zo kon ik dan mijn hongerige maag nog enigszins stillen. Soms werd ik overladen met smeerkaas: de risee van de school. Ook de studiemeesters leken het allemaal wel grappig te vinden. Tot er besloten werd tot een "smeerkaas-boycot"...
Er werd overeengekomen dat iedereen zijn kaasje na het avondmaal zou meenemen naar buiten en het tijdens het daaropvolgend recreatie-halfuurtje tegen één van de schoolmuren zou plakken. Lafaards als ik, van wie vaststond dat ze dat tóch niet durfden, mochten hun kaas ook aan een ander geven, die dan de klus voor hen zou klaren. Op een afgesproken teken werden de smeerkazen tegen de muren gekwakt, onder luid gejoel van al de kostschoolgangers. Ik joelde mee. Was ik te laf om zelf tot actie over te gaan, ik zou tenminste blijk geven van enige sympathie met de oproermakers. Het huilen stond mij nochtans veel nader dan het lachen. Daar bengelde mijn kaas tegen de muren van het internaat. Ik had er hem zo willen van aflikken. Mijn maag deed pijn van de honger. Maar ik lachte, ik durfde niet anders...
Een studiemeester pakte me bij de kraag en bracht me bij de econoom van het internaat. Waarom ik? Omdat ik zowat de enige was van wie de studiemeesters niets te vrezen hadden. En toch. Wie zegt dat ik hem geen mes tussen de ribben had geduwd als ik daar op dat ogenblik over beschikt had? Een moegetergd dier maakt soms rare sprongen...
Ik was "op heterdaad betrapt". Ik zwoer met zóveel klem dat ik niets gedaan had, dat mij uiteindelijk alleen maar het openlijk sympathiseren met de actie ten laste werd gelegd. En dat was al even subversief als de rest. Ik was de enige die moest boeten voor de smeerkaas-affaire: voor straf één week-end in de kostschool binnenblijven! Mijn ouders werden op de hoogte gebracht van mijn wangedrag. Vader slikte alles wat de kostschoolautoriteiten hem meedeelden. Hij vond het opperbest dat ze mij hardhandig aanpakten. Op zíjn medewerking mochten ze rekenen en ze konden gerust zijn, híj zou er nog wel een straf bovenop doen. Meer dan ooit raakte vader ervan overtuigd dat ik op die kostschool op mijn plaats zat en dat ze mijn misdadige neigingen daar wel in de kiem zouden smoren...
Als ik toen over een revolver had beschikt en het hele zootje, mijn vader inbegrepen, had neergeknald, dan had niemand daar enig begrip voor kunnen opbrengen. Alleen de Almachtige God had immers weet van de verzachtende omstandigheden. Voor hetzelfde geld had ik de grootste massamoordenaar uit de geschiedenis kunnen zijn. Ik was veertien jaar.
En toch ging het allengs beter. Het pesten werd misschien een beetje minder of misschien werd ik er wel een beetje aan gewend - maar went zoiets wel? - Vader en moeder stuurden mij in 't midden van de week een meestal opbeurende brief en dat deed mij wel deugd. Jazeker, zij meenden het goed. Nu zij er al jaren niet meer zijn, ben ik blij dat ik de brieven nog bewaard heb.
Eerlijkheidshalve dien ik te vermelden dat ik enkel gepest werd in het internaat. Op de schoolbanken tijdens de lesuren was er van pesten zo goed als geen sprake. De overgrote meerderheid van de leerlingen in mijn klas waren van Oostende en met hen had ik geen nare ervaringen. In tegenstelling tot de school in Waregem zaten we er in grote klassen met zo'n dertig leerlingen. Maar net als in Waregem ben ik in Oostende steeds de eerste van de klas geweest en dan nog wel met grote voorsprong op de tweede. En dat ondanks het feit dat ik er niet goed kon studeren. We hadden dagelijks één tot anderhalf uur studie en het studeren in die tumultueuze studiezaal ging bijlange niet zo goed als in mijn stille kamer thuis. Studeren buiten de studiezaal was daarenboven verboden. Eenmaal ben ik betrapt op studeren in de chambrette. Ik kreeg er een ernstige waarschuwing voor. Nog één zo'n zware overtreding en ik kon wel buitenvliegen, werd mij gezegd. Naar degene die het mes naar Debeuf geworpen had, werd daarentegen, voor zover mij bekend, nooit gezocht. Ze hadden hem immers toch niet durven straffen...
Een nare ervaring was die keer toen ik bijna verdronk in het zwembad. Zwemmen hoorde bij de lessen lichamelijke opvoeding. Ik was nog nooit in een zwembad geweest, laat staan dat ik kon zwemmen. Ik wist zelfs niet dat er naast een ondiepe ook een diepe kant was. Daarenboven was ik bijziende en had ik voor het zwemmen mijn bril afgezet. Zodoende ging ik te water aan de diepe kant, waar de anderen zich zo goed als allemaal bevonden. Ik gleed in de diepte, kreeg maar geen grond onder de voeten. Een ontzettende paniek maakte zich van mij meester en ik probeerde om hulp te roepen. Het zoutwater versmoorde mijn kreten en verschroeide mijn longen. Ik weet hoe het is, te verdrinken in zoutwater. Afschuwelijk.
Toen ik halvelings bij bewustzijn kwam lag ik aan de rand van het zwembad en mensen waren bezig het water uit mijn lijf te persen. Yves Campana had mijn leven gered door mij nog tijdig uit de diepte op te vissen. Achteraf heb ik vernomen dat ik tweemaal spartelend boven water was gekomen en dat diezelfde Campana mij telkens weer in de diepte had geduwd. Hij had gedacht dat ik maar deed alsóf ik niet kon zwemmen, dat ik maar een grap uithaalde. Ik, die nog nooit een grap had uitgehaald!
Na dit voorval kreeg ik twee jaar dispensatie van zwemmen. Het derde jaar heb ik dan toch een beetje schoolslag geleerd. En toen ik Oostende verliet was ik een "gebrevetteerd" zwemmer: vijfentwintig meter schoolslag! In 't later leven heb ik die prestatie evenwel nooit meer herhaald. De breedte van de zwemkom is voor mij meer dan genoeg. En aan de ondiepe kant! De schrik voor het water zal mij altijd bijblijven.
Het derde en laatste jaar in Oostende had veel draaglijker kunnen zijn, ware er niet de kwestie geweest van de kamertjes. De laatstejaars mochten immers over een eigen kamer beschikken, waar ze alleen en rustig konden studeren. De kamers, die zich op de eerste en tweede verdieping bevonden, waren ten getale van zeventien en dat waren er dat jaar twee meer dan het aantal laatstejaars. Het jaar dáárvoor was er één kamer op overschot geweest en die hadden ze gegeven aan de oudste van de voorlaatstejaars. Die ene kamer was dan ook de minst aantrekkelijke, de zogenaamde "doorgangskamer". De doorgangskamer bevond zich op de tweede verdieping en was eigenlijk gemaakt van een kleine gang die de linker kant van het gebouw verbond met de rechter. Via die kamer kon men dus van de kamers van de tweede verdieping links naar de kamers van de tweede verdieping rechts, en omgekeerd, of anders diende men via de eerste verdieping te gaan, met de trap.
Omdat er dat jaar dus twee kandidaten waren voor de doorgangskamer - de twee voorlaatstejaars - en men moeilijk kon kiezen en niet gaarne een van beiden wilde ontgoochelen, werd de doorgangskamer ... aan mij gegeven.
De kamer, waar ik zo mijn hoop op gesteld had om eindelijk rustig te kunnen studeren, was erger dan de studiezaal. Om de haverklap kwam er iemand door mijn kamer en dat ging meestal gepaard met een "vriendschappelijke klop" op mijn schouder of tegen mijn achterhoofd. Velen voelden zich daarenboven geroepen om een praatje te slaan. Mijn deur vergrendelen had geen zin: ze bleven er op beuken tot ik uiteindelijk toch opendeed.
Studeren deed ik vooral tijdens de luttele uren die ik thuis in Elsegem kon vertoeven, van zaterdagmiddag drie uur tot zondagavond vijf uur en tijdens de Kerst- en Paasvakantie. Al werd het studeren tijdens de Paasvakantie dat jaar op een vreselijke manier verstoord...
De laatstejaars hadden zich in het hoofd gehaald datna het laatste examen de bloemetjes maar eens flink moesten buitengezet worden. Er zou tot in de late uurtjes gefuifd worden in de café's van Oostende, met geld dat in de loop van het jaar moest "verdiend" worden. Iedere laatstejaars intern diende daartoe repen chocolade te verkopen aan de andere internen en aan de externen. De repen waren van het merk "Jacques": fondant, double rhum, fuilleté praliné, enzomeer. Ze werden gekocht in dozen van honderd, tegen twee frank per stuk. Verkoopprijs: vijf frank.
Net als de anderen verkocht ik dus repen chocolade, overigens zeer tegen mijn zin, want ik wist maar al te goed dat ik aan de eindejaarsfuif niet zou deelnemen.
Drie dagen vóór het begin van de Paasvakantie werd ik bij "de stekker" geroepen. De stekker, dat was mijnheer Suys, de studieprefect. Zijn bijnaam ontleende hij aan de vorige studieprefect die in de herfst altijd met een stok met metalen punt rondliep en daarmee de afgevallen bladeren "opstekte". Voortaan was "stekker" dus synoniem van studieprefect: men sprak dus ook van de stekker van Brugge of van de stekker van Veurne...
Iemand had mij aangeklaagd als verkoper van chocolade tegen woekerprijzen. De stekker begon met de mededeling dat ik een vergrijp had gepleegd waarvoor mij normaliter de verdere toegang tot de school diende ontzegd te worden. Omdat ik echter zo'n buitengewoon goede leerling was, en mijn uitsluiting teveel stof zou doen opwaaien, volstond een alternatieve straf. Op mijn rapport van het tweede trimester zou ik nul op dertig krijgen voor het vak "opvoeding en wellevendheid" en ik diende een strafwerk te maken: de "oratio pro Milone" van Cicero in de conjunctief schrijven! Voor die taak kreeg ik precies drie weken tijd. De "oratio pro Milone" is een heus boek: ik zag mijn studieplannen voor de Paasvakantie in duigen vallen...
De stekker voorspelde mij een onzalige toekomst, zeker als ik mijn intelligentie verder zou gebruiken op de manier zoals ik nu bezig was. Geld aftroggelen van medeleerlingen, die dat geld zelf misschien gingen stelen van hun ouders die het vaak ook niet al te breed hadden! Het leek er wel op of ikzelf de oorzaak was van alle honger en ellende in de wereld. Ik had mijzelf kunnen verdedigen door te zeggen dat ik ertoe verplicht werd dit handeltje te drijven en dat al de anderen het ook deden. Maar nog liever duizend oratio's pro Milone in de conjunctief schrijven dan als klikspaan de wraak van de bende laatstejaars te moeten ondergaan!
En tóch studeerde ik in de Paasvakantie, van de morgen tot de avond. 's Nachts schreef ik de oratio pro Milone in de conjunctief...
Toen ik na de vakantie de kostschool betrad, bleek daar heel wat opwinding te zijn. De stekker was er achter gekomen dat alle laatstejaars internen schuldig waren aan de chocolade-verkoop. Ik zwoer dat ik niet geklikt had en, wonder boven wonder, men scheen mij te geloven. Ik had daarbij het geluk dat er sedert enkele weken een soort "hetze" ontstaan was tegen een van de studiemeesters, die de bijnaam Kuifje droeg. Híj kreeg de schuld. Nog diezelfde dag stonden de muren van de kostschool volgeschreven in grote krijtletters: "Kuifje verrader" en "Kuifje Judas". Het was een pak van mijn hart.
De stekker keek heel somber toen ik mijn oratio pro Milone ging afgeven. Ik zei, vermits het toch al bekend was, dat de anderen het dus ook hadden gedaan. Hij werd er alleen maar kwader door. Of ik daarmee misschien mijn eigen wandaad wilde goedpraten? Of wilde ik misschien dat mijn vrienden ook zouden boeten, dat zij dezelfde straf zouden ondergaan als ik? Hij kon toch moeilijk aan vijftien man een dergelijke straf opleggen, vooral nu de eindexamens voor de deur stonden. Of ik misschien mijn punten voor "opvoeding en wellevendheid" kon terugkrijgen? Geen denken aan! Of durfde ik soms beweren dat ik mijn straf niet verdiend had? Naast een geniepige aftroggelaar en woekeraar was ik ook nog een brutaal en arrogant mannetje!
In weerwil van de doorgangskamer, het verlies van de punten voor opvoeding en wellevendheid en het strafwerk in de Paasvakantie, was ik op 't einde van mijn laatste jaar middelbaar de eerste van de klas met achten- tachtig procent, zijnde vijftien procent meer dan de tweede. Bij de prijsuitdeling in het Kursaal van Oostende mocht ik net als de twee vorige jaren het podium betreden onder het spelen van de Brabançonne, om er de gelukwensen te ontvangen van een aantal hoge heren, met voorop de burgemeester van de stad, tevens minister, Van Glabeke. Onder hen ook: de stekker. Er werd mij een medaille overhandigd waarop een gespierde man was afgebeeld die met inzet van al zijn krachten een rotsblok probeerde op te tillen. Het onderschrift luidde: "wilskracht".
Vader en moeder en tante Irma hebben de ceremonie meegemaakt, drie jaar na elkaar, en ze glunderden van fierheid, ieder jaar een beetje meer. Maar zíj noch iemand anders zouden ooit kunnen beseffen hebben hoezeer ik die medaille verdiende. Dat ik in Oostende drie jaar lang het hoofd boven water heb kunnen houden getuigde inderdaad van een bovenmenselijke wilskracht.
Achteraf bekeken ben ik ervan overtuigd dat al die ellende had kunnen vermeden worden. Als ik het mocht herdoen zou ik bij de kennismaking met het studiemeesterscorps een ketel soep nemen en die uitgieten over het hoofd van één van hen. Gevreesd door de studiemeesters en gerespecteerd door mijn medeleerlingen zou ik ongetwijfeld drie aangename jaren tegemoet gegaan zijn. Dat ik dát van die soepketel heb nagelaten beschouw ik als een van de twee grootste fouten die ik in mijn leven heb begaan. De tweede zou weldra volgen: ik ging geneeskunde studeren...
(*) Het boek "O jerum jerum jerum..." kan ontleend worden in de openbare bibliotheken van o.a. Kortrijk, Waregem, Gent, Oostende, Anzegem, Wortegem-Petegem... Het kan ook besteld worden bij de uitgeverij Free Musketeers of via de boekhandel.
Uw brief van vorige week heeft mij verrast, en niet in de alleraangenaamste zin. Neem nu die aanspreektitel: Beste Janzegger. Ik vind het bij de haren getrokken en om het met een Multatuliaanse term te zeggen: buitenissig. Maar ik wil best nog enigszins tolerant zijn en voor één keer met je meegaan. Voor één keer, hoor je. Het moet niet al te gortig worden. Ik weet overigens maar al te goed wat je bezielt. Eén kans op honderd dat ik mij daarin vergis. Maar laten we de gebeurtenissen eerst eens op een rijtje zetten.
Op een kwade herfstdag, t was kort na Allerheiligen, schreef je mij, met wat ik best onverholen fierheid zou willen noemen, dat je een nieuw woord had ontdekt. In een of ander tijdschrift, als ik mij nu niet vergis. Het woord was tantezegger. Wetende hoe vlot jij met taal omgaat, twijfel ik er geen ogenblik aan dat je onmiddellijk moet gesnopen hebben dat neef werd bedoeld. Maar omdat je het woord nooit eerder had gehoord en dus moet gedacht hebben dat het een onbestaand woord was, heb je daar een taalkundige redenering over opgezet. Tantezegger zou een letterlijke vertaling zijn van een woord uit een of andere primitieve taal zeg maar Kiswahili, om maar een voorbeeld te noemen waar ze geen eenvoudig woord hebben voor neef en het dus moeten stellen met genoemde kinderachtige omschrijving.
Ik weet bijna zeker dat je ontgoocheling enorm groot was toen ik je antwoordde dat er voor mij niets vreemds was aan het woord, evenmin als aan oomzegger. Ik heb immers vier jaar boven de Moerdijk gewoond en daar zijn die woorden vrij gewoon of om het iets genuanceerder te zeggen: daar baren ze geen opzien. En waarom zouden ze? Oomzegger en tantezegger zijn héél praktische woorden. Als ik het over mijn oomzegger heb weet je tenminste dat het gaat om het kind van mijn broer of zuster. Als ik het over mijn neef heb, weet je dat niet! Het woord neef zou, als het gaat om een oom- of tantezegger, moeten gebannen worden uit de Nederlandse taal. Weet je, mijn beste Bestekriszegger, dat onze Nederlandse taal zowat de enige ter wereld is voor wie een oomzegger (in t Frans: neveu) over dezelfde kam geschoren wordt als een neef (in t Frans: cousin), zegge een Vlaamse kozijn?
En dan kom jij op de proppen met zoonzegger voor vader en grootvaderzegger voor kleinzoon en dies meer, met als enige bedoeling om kei-practische woorden als tantezegger en oomzegger te ridiculiseren. Of zou ik mij daar weer in vergissen? Dan zeg ik toch dat het mij spijt en vraag ik je ootmoedig om vergiffenis.
Maar hoe dan ook, je moet nu ook niet denken, Bestekriszegger, dat ik geen begrip kan opbrengen voor je reactie. Je steigert gewoon omdat je het woord niet kent en je wenst het niet te kennen omdat het je niet vertrouwd in de oren klinkt. Maar leg eens een beetje goede wil aan de dag en oefen een beetje laten we zeggen gedurende een weekje of twee, drie op tantezegger en oomzegger. Misschien mag ik daarna beweren dat ik van jou een tantezegger-zegger heb gemaakt, terwijl ik er in vier jaar niet in geslaagd ben de Hollanders te leren wat een uurwerk is of een camion. Boven de grote rivieren kennen ze zeker en vast nog steeds enkel het horloge en de vrachtwagen. En van mijn zeker en vast zullen ze vast en zeker raar opkijken, en ze zullen denken dat ik grappig wil zijn. Trouwens, wij zouden wis en zeker eveneens raar opkijken als iemand voor de dag zou komen met zeker en wis. Maar oefen een beetje op zeker en wis en je zal het op den duur, zeker en wis, niet eens meer zo gek vinden.
Maar het dient gezegd, Bestekriszegger, we zijn al niet meer van de jongsten ik zéker niet en dan leert een mens niet meer zo gemakkelijk als in zijn prille kinderjaren. Ik weet nog goed hoe mijn eigen kinderen hun vriendjes leerden dat ze in Vlaanderen kakken en pissen en hoe de hele kleuterschool ermee besmet werd. Het heeft vele moeders rode kaken bezorgd, maar ze hebben die super-smerige woorden er toch uit gekregen. En heden ten dage poepen en plassen ze er weer lustig op los, in dat kleuterschooltje in Capelle aan den IJssel
Ik groet je, mijn beste Bestekriszegger, maar t is dan wel de laatste keer dat ik het doe op deze manier
Gravensteenfeesten met Valeer en Freddy, maar... zonder Mico.
Woensdag 19 november 2008: Gravensteenfeesten. Naar mijn gevoel lag er een domper geen uitstaans met de gelijknamige studentenclub op de 59ste herdenking van de Gravensteenbezetting: de afwezigheid van Mico, de student der studenten, die nog nooit zijn kat had gestuurd
In alle toonaarden heb ik geprobeerd de onrust onder de studenten te bedaren: Mico was ziek, Mico had gastro-enteritis, peritonitis, oesofagitis, salpingitis, meningo-encefalitis, sinusitis, pyelonefritis, cholecystitis, mastoiditis, synovitis, osteochondritis, balanitis en nog een paar dozijn andere itissen , het kon de ongerustheid maar weinig bedaren. Ik mocht nog zo hard betogen dat Mico er t komend jaar weer bij zou zijn, dat hij zelfs beloofd had van t komend jaar drie dagen te blijven, er bleef een zweem van onzekerheid hangen. Niemand durfde het uitspreken, maar ik ben er zeker van dat velen zich angstig afvroegen: Mico zal het studentenleven toch zeker niet de rug toegekeerd hebben? Of anders moet het met zijn gezondheid wel héél erg gesteld zijn
Gelukkig was Freddy Strumane er. Hij was senior seniorum in 1964-65, het jaar ná mij Al die jonge studenten, t zouden onze kleinkinderen kunnen zijn. Maar we hebben bijlange nog niet al onze pluimen verloren: een salamander commanderen kunnen we nog als de besten! Freddy was dus, vierenveertig jaar geleden, mijn opvolger als preses van het Seniorenkonvent. In t begin van dat academisch jaar leende Freddy mijn lint t was maar voor één dag ,maar Freddy trok er mee naar Khartoum in Soedan. Daar heeft hij het lint naar ik uit doorgaans redelijk goed ingelichte bron heb vernomen voor een grote som geld verpatst aan een steenrijke oliesjeik. Nu ligt die sjeik steeds volgens die doorgaans redelijk goed ingelichte bron begraven in een reusachtig mausoleum, met mijn lint over de rechter schouder Telkens als dit verhaal ter tafel komt, lacht Freddy fijntjes: hij vertikt het om dit verhaal te bevestigen, maar ontkennen doet hij het evenmin
Het aantal pro-seniores seniorum, die er op die 59e Gravensteenfeesten van vorige week verder nog aanwezig waren, is niet groter dan vijf! In chronologische volgorde: Peter Spiliers (1993-94, een hiaat van 29 jaar!), Jean de Chaffoy (2001-02), Micha De Ridder (2004-05), Jan-Bart De Muelenaere (2005-06), Jern Vermeiren (2007-08). En dan was er, vanzelfsprekend, de huidige senior seniorum Cedric Dierens. Met hem heeft het Seniorenkonvent het wel getroffen, denk ik.
Een tegenvaller was toch wel dat Jaak Algoed, senior seniorum 1953-54, het liet afweten, voor t eerst sinds jaren
Maar wie er nog steeds bij is: Valeer Van Overwalle, één van de twee nog overgeblevenen van de zes pioniers-initiatiefnemers van de grootste studentengrap aller tijden, de bezetting van het Gravensteen in 1949. Valeer is de bescheidenheid zelve. Hij bedankt dan ook voor de eer als hem voorgesteld wordt deel te namen aan de stoet, als eregast in de praalwagen, naast de senior seniorum himself. Dit jaar doet hij evenmin het herhaal van de Gravensteenslag: zijn stem draagt niet ver genoeg meer. Maar als wij samen het Gravensteen en de feestvierende studentenmassa verlaten, doet Valeer toch zijn verhaal, voor mij alleen. Eerbiedig en met ongeveinsde bewondering luister ik naar zijn objectief relaas, al heb ik het al wel honderd keer gehoord. Ach, telkenjare moet Valeer dit nog eens kunnen vertellen
Ik laat u, beste lezer, meegenieten, middels een uittreksel uit een uitgebreid artikel over de bezetting van het Gravensteen, dat ik lees in het programmaboeje van de 59e Gravensteenfeesten. Het artikel is ook reeds verschenen in Ons Verbond, jaargang 69, nr. 1, oktober 2005 (auteur: Akim Willems).
Plots fietsten twee pandoeren over het Veerleplein. Ze wuifden zelfs vriendelijk terug naar al die jolige studenten op de kantelen van het Gravensteen. De vriendelijkheid veranderde snel toen een van hen door een projectiel geraakt werd. Ze smeten hun fiets aan de kant en begonnen op de poort van het Gravensteen te bonken. Al snel bleek dat de studenten niet echt veel zin hadden om de poort te openen; de pandoeren trommelden versterking op. In een mum van tijd stond het Veerleplein vol agenten en nieuwsgierige Stroppendragers die zagen hoe de machteloze arm der wet door de studenten vanaf de kantelen bestookt werd met rot fruit en spottende slogans.
Dezelfde mensenmassa zag ook hoe even later de brandweer ter plekke kwam en met ladders en waterslangen trachtte de burcht te veroveren op de studenten. Zonder succes weliswaar. De brandweerman die probeerde het gravensteen binnen te dringen werd door de studenten met behulp van een stok van de kantelen weggeduwd. In doodsangst wiebelend op zijn ladder, zo vertelde Hubené, schreeuwde de man om genade omdat hij vader van vijf zonen was.
In zijn onmacht vuurde de politiecommandant enkele pistoolschoten af, maar de knallen gingen verloren in het gejoel en gezang van de studenten en het ontploffen van de voetzoekers die Hubené gemaakt had. Ondertussen was zelfs de rijkswacht van Dendermonde opgetrommeld om versterking te bieden.
Pas rond vijf uur in de vooravond vonden politie, rijkswacht en brandweer hun paard van Troje: voor de eerste maal werd de gloednieuwe Metzladder van de brandweer gebruikt in Gent. Die werd helemaal uitgeschoven tot aan de top van de toren van het Gravensteen die niet door studenten bezet was omdat de deuren op slot zaten. Felix de Hemptinne zag dit gebeuren en zorgde ervoor dat hij, met behulp van een touw, uit het Gravensteen ontsnapte alvorens de burcht onder een regen van matrakslagen door de politie op de studenten werd heroverd.
Valeer Van Overwalle veinsde een epilepsieaanval en liet zich afvoeren om vervolgens met de ziekenwagen naar huis gebracht te worden. Een uur later stond hij terug op het Veerleplein om, samen met de steeds groter wordende mensenmassa, te zien hoe zijn strijdmakkers meegevoerd werden voor verhoor. Pas laat op de avond werden de studenten, per twee en om het kwartier, weer vrijgelaten. De grap haalde de nationale en de internationale kranten en aangezien de publieke opinie de studenten zo goed gezind was, werd uiteindelijk van vervolging afgezien.
En wat lees ik verder in datzelfde programmaboeje? Er is waarachtig een nieuwe Albrecht Rodenbach opgestaan, die, de Gentse student, het Gravensteen en Valeer Van Overwalle ter ere, een ballade geschreven heeft, waarvan hier eveneens een uittreksel:
Huivrend schudt Van Overwalle zijn linker been en valt er door.
Een bloedstraal speerst. Hij zwijmelt op den grond
en een dokter, inmiddels toegesneld, verklaart: Hij is niet meer gezond,
want een vallende ziekte deed hem sneven tegen den grond.
Afgrijselijk schoon! Het bloed plakt tegen zijnen mond,
Bier! smacht hij, o, flikken, laaft mij met dat bier!
O, pompieren, spuit mijn bloed af met dien zoeten drank!
O, dokter, verbind mijn wonden met die zoete medicijn van drie frank
het glas! Bier zucht hij en wanhopig zich rechtend
kwetst hij een pandoer, en in t bliksemen der matrakken vechtend,
bezwijmt en zieltoogt hij, zucht nog eens o, bier, spuigt bloed en sterft.
Afbeeldingen: 1. Programmabrochure; 2. Uit de programmabrochure: foto van de bestorming van het Gravensteen door brandweer, rijkswacht en politie (1949); 3. Fragment van een reuzegrote tekening van de bezetting van het Gravensteen (Leo Debuth, 1949); 4. Idem; 5. Foto 19.11.2008: links Valeer en Freddy, rechts Peter Spiliers en Kris; 6. Idem: Kris, Christiane (mevr. Van Overwalle) en Valeer.
Dit wordt weer eens een stukje naar aanleiding van een krantenartikel, namelijk uit de weekend-editie van Het Nieuwsblad. Ach, als een mens de krant toch niet had!...
Het artikel gaat over een Waals meisje uit Quaregnon: donkerharig, bloedmooi en kandidate Miss België. Ze heet Cassandra dErmilio. De achternaam wijst bijna met zekerheid op een Italiaanse afkomst. De voornaam verwijst naar een figuur uit de Griekse mythologie: prinses Cassandra van Troje. Over deze laatste wil ik het hebben in een inleidende beschouwing. Die inleiding is vanzelfsprekend totaal overbodig voor de trouwe lezers van mijn weblog over de Griekse mythologie (www.bloggen.be/dzeus) waar Cassandra meer dan eens aan bod komt
Men hoort te weten dat Cassandra een van de aantrekkelijkste vrouwelijke wezens was uit de klassieke oudheid. Zij was de dochter van de Trojaanse koning Priamos. Twee van haar broers waren: Hektor, Trojes dapperste krijger, en Paris, die Helena van Sparta schaakte en daardoor de oorlog van Troje veroorzaakte. Cassandra was zo onbeschrijflijk mooi dat de god Apollo niet aan haar charmes kon weerstaan en verlangde met haar het bed te delen. Zij beloofde aan zijn wensen te zullen voldoen als hij haar eerst de gave van de helderziendheid verleende. Daar ging Apollo gewillig op in, maar Cassandra verbrak haar belofte en ze liet de god niet toe in haar bed. Hierdoor ten zeerste ontstemd, had Apollo niets liever gewild dan die gave ongedaan te maken, maar dáár zijn goden nu eenmaal niet toe in staat. Wel bezwoer hij dat niemand ooit enig geloof aan haar voorspellingen zou hechten. Cassandra heeft de Trojaanse oorlog voorspeld en ze heeft de Trojanen gewaarschuwd dat het binnenhalen van het houten paard hen fataal zou worden. Toen koning Agamemnon haar als oorlogsbuit meenam naar Mykene, voorspelde zij dat ze allebei zouden gedood worden door Agamemnons echtgenote. En omdat inderdaad niemand haar wilde geloven, zijn al die rampen uitgekomen.
Maar dat is, beste lezer, meer dan drieduizend jaar geleden gebeurd. Genoeg dus over Cassandra, de mooie profeterende prinses van Troje, die door niemand geloofd werd. Laten we dus maar gauw terugkeren, met onze beide voetjes op de grond, naar de heerlijke realiteit, t is te zeggen naar de al even mooie Cassandra dErmilio. En wat staat er in de krant? Dat Cassandra dErmilio dom zou zijn! So what? Miss België is tot dusver nog altijd een schoonheidswedstrijd, dunkt me. De miss moet in de eerste plaats mooi zijn! Is ze ook nog intelligent dan is dat mooi meegenomen. Zoals het mooi meegenomen was dat de winnares van de slimste mens ter wereld, Annelies Rutten, ook nog leuk om te zien was, leuker dan verscheidene nationale misses van de laatste jaren.
Toch wil ik hier ter discussie stellen, de vraag of mooie Cassandra uit Quaregnon nu werkelijk dom is. Wát is het gegeven? Cassandra schat het aantal bollen van het atomium op tien, het aantal Belgische koningen op vijftien. Zij ziet de nationale feestdag op 21 september en op de vraag in welk jaar expo 58 plaats vond, antwoordt zij met haar lief stemmetje: je ne sais pas. Allemaal diepzinnige en profetische uitspraken. Met die tien bollen bewijst zij toch even dieper na te denken dan de andere kandidates die het aantal op negen taxeren, want elk van die bollen staat voor één van de Belgische provincies, die ten tijde van de bouw van het atomium ten getale van negen waren, maar nu ten getale van tien zijn. En omdat zij, als Walinnetje, ongetwijfeld unitarist is een prachtige eigenschap toch voor een nationale miss! voorziet zij nog een lang leven voor het Belgenland, nog negen koningen lang. Maar t zouden er natuurlijk ook drie keer drie (één voor Brussel, één voor Vlaanderen en één voor Wallonië) kunnen zijn, voor het geval mijn voorstel van september 2007 het toch nog haalt (zie mijn cursiefje gesplitst d.d. 19.9.2007). Tel bij die negen de zes koningen waarmee we al gezegend zijn geweest en wat bekomt u dan? Precies: vijftien! t Moet zijn dat mijn voorstel voor een gezamenlijke nationale feestdag voor de drie koninkrijkjes, op 6 januari, het niet zal gehaald hebben. Onze mooie helderziende heeft het immers over 21 september een schitterend compromis tussen 21 juli en 27 september (Waalse feestdag). Getuigt dat alles niet van een haast bovennatuurlijk verstand?
Blijft natuurlijk de vraag naar het jaar van expo 58. Hoe zou u, gewaardeerde en verstandige lezer, reageren als men u zou vragen wanneer de oorlog 14-18 heeft plaatsgegrepen? Ik durf wedden dat u zou denken dat de vraagsteller u voor de gek houdt en dat u, weemoedig het hoofd schuddend, zou zeggen: ik weet het niet
t Zal toch zeker niet waar zijn dat dit onwezenlijk mooi Waals creatuurtje, Cassandra dErmilio, zo deerlijk zal miskend worden als haar Trojaanse naamgenote, voor wie zij zowel in schoonheid als in wijsheid nauwelijks moet onderdoen. U weet dus, lieve lezer, wat u te doen staat, als het ogenblik daar zal zijn dat uw mening gevraagd wordt: sms Cassandra!
(Na mijn toespraak op 29 oktober l.l. vroeg de senior seniorum, Cedric Dierens, mij of ik hem de inhoud van mijn voordracht kon bezorgen. Ik heb hem beloofd mijn best te doen om alles wat ik daar verteld heb, op papier te zetten en op mijn blog, ten behoeve van mijn trouwe lezers. En omdat belofte schuld maakt, ziehier:)
Mijnheer de rector, senior seniorum, mevrouw de senator, andere hoogwaardigheidsbekleders, commilitones, commilitoneskes en, waarom niet, schachten en schatinnekes,
Toen de senior seniorum mij, enkele dagen geleden, vroeg of ik bereid was een toespraak te houden, ter gelegenheid van de viering van het 75-jarig bestaan van het Gents Seniorenkonvent, popelde mijn hart van vreugde. In de aula nog wel! Dat geluk was mij nog nooit te beurt gevallen. Het onderwerp van mijn uiteenzetting werd helemaal aan mijzelf overgelaten: iets waarover ik het liefst sprak, een onderwerp dat mij goed lag Is er één onderwerp waarover eens mens liéver spreekt, dan over zichzelf? Ik zal het dus over mezelf hebben
Eénenvijftig jaar geleden éénenvijftig jaar en drieëntwintig dagen, om precies te zijn stond ik hier, vóór de aula, aan de overkant van de straat, als bange schacht, met bevende knieën, een schouwspel gade te slaan, dat grote indruk op mij maakte. Een stuk of twintig professoren, in zwarte toga en met zon vierkante pet op van waar ze plots opgedoken waren, was mij niet duidelijk schreden de trappen op die naar de indrukwekkende poort van de aula leidde. Zelf mocht ik de aula niet binnen, net zo min als de meeste anderen die zich buiten het gebouw hadden verzameld. Wat er zich daarbinnen verder heeft afgespeeld heb ik s anderendaags vernomen via de krant: toespraken, en zo Maar zoals ik al zei: het schouwspel had indruk op mij gemaakt en een gevoel van dankbaarheid overviel mij, jegens mijn ouders, die mij in staat stelden om te gaan studeren aan de universiteit. Ik nam mij voor hun vertrouwen niet te beschamen
Tussen de professoren had ik er één gezien die nog iets beter getooid was dan de anderen. Hij droeg een soort bontkraag, een witte met zwarte stippen t kan ook een zwarte met witte stippen geweest zijn: dát was de rector. Het hoogst haalbare aan de universiteit, zo leek het mij toe. Ik dorst er niet aan denken dat ikzelf ooit rector zou worden. Voor alle duidelijkheid: ik bén het ook nooit geworden
Ik was een maand of twee student in Gent, toen een medestudent mij meenam naar een clubavond van het Seniorenkonvent. Er was zeer veel volk. Vooraan zaten de tenoren, de bestuursleden. Mijn vriend vertelde mij wie de cantor cantorum was, de zedenmeester, de schachtentemmer, de secretaris, de penningmeester. Ze hadden een groot lint met de kleuren van t SK, geel en blauw. En dan die man in t midden: die had een nog breder lint, hij droeg een mantel om de schouders en met een stok dirigeerde hij het hele gebeuren. Dat was de senior seniorum. De naam van de toenmalige rector ben ik vergeten, maar de naam van die senior seniorum is mij bijgebleven: Theo Biesemans. Senior seniorum, dát was het hoogst haalbare aan de universiteit. Dát was wat ik wilde worden. Maar een beetje realist was ik, simpele, schuchtere, dwaze,bange schacht toch wel: dat zou ik wel nóóit bereiken
Maar het wonder voltrok zich. Vijf jaar later was ikzelf senior seniorum. Mijn geluk kon niet op. Modelclubavonden leiden, een menigte studenten toespreken van op de kantelen van het Gravensteen, in pitteleer het Gravensteenbal openen met de marraine van Leuven Gent had toen nog geen marraine: het vervulde mij met trots en het maakte mij de koning te rijk. Op alle clubavonden werd ik uitgenodigd en telkens als ik de zaal betrad, hief men te mijner ere het io vivat aan.Maar aan alle liedjes komt een einde. Ik maakte mijn laatste clubavond mee in de schoot van mijn eigen regionale club, Moeder Laetitia, op een avond in mei. t Was in Afsnee, in de Nenufar. Op t einde van de avond werd zoals gewoonlijk de Oude Roldersklacht gezongen. Hoe vaak had ik die Oude Roldersklacht weliswaar ingetogen doch onbekommerd meegezongen! Maar nu was het anders. De mooiste levensperiode werd afgesloten. We waren ons niet bewust geweest dat er ooit een einde zou aan komen. Nu was het einde daar. Vele vrienden zouden we nooit meer terugzien. Dikke tranen bolden over mijn wangen toen die Oude Roldersklacht werd gezongen: O jerum jerum jerum, o quae mutatio rerum. Hoe intens, hoe ontroerend klonk de tweede strofe: Waar zijn zij die voor t Gentsche bier hun laatste cent verdronken? Als wereldbazen op de zwier, met volle potten klonken. Zij gingen, t hoofd gebogen voort, van hier naar t stil geboorteoord.
Ik was afgestudeerd en dus trok ik mij terug in t stil geboorteoord. Legerdienst, enkele jaren buitenland en naar Gent kwam ik niet meer. Geen stad was mij dierbaarder en ik koesterde de jaren die ik in Gent had doorgebracht in mijn binnenste als een kostbaar kleinood. Maar iets onverklaarbaars weerhield er mij van naar Gent terug te keren. Ik was als het ware bang dat die mooie herinneringen erdoor zouden bezoedeld worden. En toen ik het dan toch eens waagde en in de Sint-Pietersnieuwstraat studenten mijn pad kruisten, was er niemand die mij groette. Logisch natuurlijk: niemand kende mij nog. Ik had er één bij de strot willen grijpen en hem toeschreeuwen: Kent ge mij dan niet? Ik ben de senior-seniorum! Ik nam mij voor alleen nog naar Gent te komen als er geen studenten waren: in de week-ends en tijdens de vakanties. Op de Gravensteenfeesten durfde ik mij alleszins niet meer te vertonen. Ik was gewoon bang: ik zou schromelijk uit de toon vallen, het verleden bederven.
Er kwam een kentering, de dag dat mijn oude vriend Mico Claeys mij een jaar of vijftien geleden voorstelde om samen naar de Gravensteenfeesten te gaan. Híj had tenminste het contact met het studentenleven nooit verloren. En weer was het alsof een wonder zich voltrok. Plots kenden ze mij weer, de commilitones, ik was allesbehalve een vuile bourgeois, ik was weer één van hen. Jaar na jaar mocht ik als eerste de grote salamander commanderen in het Gravensteen in dat die eer mij te beurt viel komt alleen doordat ik de oudste was. Ik begon dat op de duur wel een beetje gênant te vinden en ik belde er een stuk of tien op, die in de jaren vóór mij senior seniorum waren geweest. Maar, óf ze hadden het te druk, óf ze waren te oud of te ziek, óf ze waren reeds naar de eeuwige jachtvelden vertrokken wat dus wel een héél serieus alibi was Eén was er die onomwonden verklaarde dat hij gewoonweg niet durfde. En weet ge wie die sukkel was: Theo Biesemans, mijn held, mijn groot voorbeeld! Als ik goed geïnformeerd ben, is hij een paar jaar later gestorven van verdriet, veronderstel ik.
Tot vóór twee jaar, in t jaar 2006, was ik de oudste pro-senior seniorum op die Gravensteenfeesten. Vorig jaar was daar immers Frans Verberckmoes die negen jaar vóór mij preses was en die het gras van vóór mijn voeten kwam wegmaaien. Het was overigens in t jaar 2006 dat ik besloot mijn memoires te schrijven. Te vroeg, naar sommigen beweren. Ik vond van niet. Ten eerste ben ik van mening dat men zijn memoires dient te schrijven als men het eerste stadium van dementie nog niet voorbij is, dat is als de schade nog beperkt is tot het vergeten van namen van bekenden en het dichtritsen van de broek. Het tweede stadium maakt een schrijver te enenmale ongeschikt: ik bedoel wanneer hij de gezichten van bekenden niet meer herkent en vergeet zijn rits ópen te doen En ten tweede: wat zal er in de jaren die mij eventueel nog resten, nog te beleven vallen? Wat is er nog te beleven geweest ná dat afscheid in de Nenuphar? Bitter weinig. Ik heb mijn memoires de titel gegeven O jerum jerum jerum , de klacht van de student die met volle teugen van het studentenleven heeft genoten en die nu sterven gaat. Tachtig procent van het boek gaat over dat studentenleven. Al de rest is bijzaak.
Ik wens aan al de commilitones, de commilitoneskes, de schachten en de schatinnekes een prachtig studententijd toe, zoals ikzelf er één heb gekend. Ik wens hen in hun later leven de nostalgie toe naar die heerlijke studententijd, een nostalgie die pijn doet aan het hart. Maar ik kan u verzekeren: t is een zoete pijn. En aan de afgestudeerden wens ik toe dat zij, net als ik, vroeg of laat de weg terugvinden.
Vooreerst hartelijk dank voor de mooie dag die we bij jullie hebben mogen doorbrengen in de stille Kempen. t Was weer eens een verademing in deze bange tijden van crisis.
Sinds jaar en dag ben jij een fervent lezer van Het Laatste Nieuws. Je hebt dus ongetwijfeld het artikel op pagina 5 van de krant van gisteren 27 oktober gelezen. De schrijver is weer Dietert Bernaers (pseudoniem van Dieter Bernaerts?), dezelfde die enkele dagen geleden het artikel over DCA heeft geschreven, het wondermiddel tegen kanker, waarover we het nog uitgebreid hebben gehad. Een knapperd, die Dietert. Het artikel gaat over een boek van ene Geert Noels, een slimme gast in geldzaken. Het boek is uitgegeven bij Houtekiet en het kost 29,95 euro. De titel van het boek: Econoshock. Er is ook een ondertitel: Hoe zes economische schokken uw leven fundamenteel zullen veranderen. De eerste schok is de zogenaamde demografische schok. Bernaers aan het woord: De wereldbevolking is de vorige 40 jaar verdubbeld. We moeten ons de vraag stellen hoeveel mensen onze aarde eigenlijk aankan. Is dat niet volkomen te rijmen met de leer van Malthus? Weet je nog dat ik je begin vorig jaar op 4 januari 2007 om precies te zijn een brief geschreven heb over het malthusianisme? Weet je nog dat ik toen schreef
Waarover gaat de leer van Malthus, ofte het malthusianisme? Dat de exponentiële groei van de wereldbevolking niet zal bijgehouden worden door de economische groei, waardoor onvermijdelijk afgestevend wordt op een catastrofe, de zogenaamde malthusiaanse catastrofe. Malthus zelf was er niet zeker van hoe de catastrofe van de uiteindelijke totale maatschappelijke ellende kon voorkomen worden en óf dieüberhaupt te voorkomen is. Oorlogen en epidemieën zijn er om de bevolkingstoename in te dijken: als dusdanig zeer nuttig. Maar Malthus zag meer heil in geboortebeperking. Hij noemt abortus en contraceptie. Hij was een voorstander van het gebruik van condooms en hij bracht ze zelf aan de man. Hoe zeer zou hij de moderne waaier van contraceptiemogelijkheden niet toegejuicht hebben, mocht hij in deze tijd geleefd hebben!
en na enige uitweiding over de malthusianisten in mijn eigen familie:
Heeft Malthus ondertussen gelijk gekregen? De totale catastrofe is er na tweehonderd jaar niet gekomen. Nóg niet. Niemand kan ontkennen dat de bevolkingsgroei niet onbeperkt kan doorgaan en dat grotere oorlogen en grotere epidemieën dan degene die we tot op heden gekend hebben, zullen nodig zijn om de wereldbevolking binnen de perken te houden. Onze katholieke kerk draagt, bij monde van de pausen, alvast haar steentje bij door het verbieden van condoomgebruik, waardoor de ziekte aids haar kans geboden krijgt. Anderzijds werkt dat condoomverbod, evenals het verbod van andere anticonceptiva, in tegenovergestelde zin. En dan is het nog maar de vraag naar welke kant de balans doorslaat. Misschien is dat wel een nul-operatie. Zoals dat bij de kikkers gaat: van de duizenden kikkervisjes die één kikker produceert, krijgen er slechts een paarde kans om op te groeien tot een volwassen kikker. De anderen gaan dood. Allemaal zieltjes voor de hemel. Over een mogelijke overbevolking in de hemel heeft Malthus, die nochtans dominee was, zich bij mijn weten niet uitgesproken
En de andere schokken van Noels? Ik denk dat ze alle tot Malthus te herleiden zijn: overbevolking! Voor drie van die schokken is het zelfs voor de volslagen leek duidelijk: de Chinese schok, de energieschok, de groene schok Dat de malthusiaanse catastrofe aangebroken is, wees daar maar zeker van. Jij was er net zo goed als ikzelf van overtuigd dat die er ooit zou komen. Maar omdat ze al een paar honderd jaar op zich liet wachten, hadden we nooit gedacht dat ze er nu zo snel zou komen Anders hadden we ons geld thuis bewaard, in een kluis, diep in de grond, of op spaarboekjes We waren niet ingegaan op de goedbedoelde adviezen van onze fiscale adviseurs en we hadden ons geld niet belegd in goede-huisvader-aandelen en in allerlei fondsen. Ons appeltje tegen de dorst, dat als aanvulling van ons pensioentje moest dienen, is nu nog slechts een hálf appeltje. En wie weet wordt dat half appeltje niet nog eens gehalveerd? Een degelijk rusthuis zit er voor ons wellicht niet meer in. Maar de malthusiaanse catastrofe heeft alvast ook enkele positieve kantjes. We kunnen honderden creatieve besparingen doen. Die heerlijke kostbare gerechten die Bea ons bij ieder bezoek voorzet, kunnen best vervangen worden door frietjes met stoverijsaus en appelmoes, en de uitgelezen wijnen door een eenvoudig biertje. Het zal best lekker zijn, onze gezondheid zal er niet onder lijden en het zal herinneringen oproepen aan onze studentenjaren. Kop omhoog, Jack, en blijf positief denken. Vooral positief denken, Jack.
Groeten voor jou en kusjes voor Bea,
Kris.
P.S. Heb ik je al verteld dat ik morgen een speech mag houden in de aula van de Gentse universiteit, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Seniorenkonvent? En dát in aanwezigheid van de rector en andere hooggeplaatsten. En of ik dáár fier op ben!
Brief aan W.D.: over azijn, kanker en mitochondriën.
Beste Willy,
Op deze kille maar zonnige herfstdag wil ik het met jou, die toch klinisch bioloog en biochemicus bent zij het gepensioneerd , hebben over azijnzuur en een paar derivaten ervan. Bij zon onderwerp voel jij je natuurlijk als een vis in t water. Komaan, hier gaan we dan
Jan met de pet weet dat wijn op den duur azijn wordt, of althans wijnazijn. En wie een beetje organische scheikunde heeft gestudeerd weet dat de gewone azijn die onze lieve echtgenotes in de keuken gebruiken, een oplossing is van azijnzuur in water: één deel azijn voor zon vijfentwintig delen water. Allicht wat minder bekend is dat azijnzuur gemaakt wordt door koolmonoxide (dat populair giftig gas) te laten reageren met methylalkohol. Jou hoef ik natuurlijk niet te wijzen op het verschil tussen dit laatste product en het heerlijk roesbrengend ethylalkohol dat ene lettertje, een emmetje, maakt inderdaad een wereld van verschil. De beide genoemde giftige stoffen laat men dus met elkaar reageren, onder bepaalde voorwaarden van druk en temperatuur en met behulp van een catalysator. En alzo ontstaat azijnzuur. Kun je nog volgen? Jij wél natuurlijk! Om het nog even in t kort samen te vatten: methylalkohol + koolmonoxide à azijnzuur. Of nog korter: CH3OH + CO à CH3COOH. Zo worden er wereldwijd in de chemische industrie jaarlijks vele miljoenen liters of zijn het er miljarden? geproduceerd. Volledigheidshalve moet ik er aan toevoegen dat er nog andere manieren bestaan om azijnzuur te bereiden. Maar dat zou ons misschien te ver leiden. Misschien zitten we nú al te ver. t Zou mij daarenboven niets verwonderen als jij je aan t afvragen bent, waarom ik in godsnaam over azijnzuur aan t lullen ben. Geduld, mijn beste Willy, de verantwoording komt. Maar eerst wil ik nog wijzen op het enorm belang van azijnzuur in de chemische industrie, voornamelijk in de bereiding van allerhande kunststoffen. En verder en dan kom ik helemáál in jouw vak terecht speelt het een belangrijke rol in de biochemie, bijvoorbeeld als bestanddeel van acetylcholine, wat toch één van de belangrijkste neurotransmittors is in ons lichaam. En dan wil ik ook nog wijzen op drie producten die afgeleid zijn van azijnzuur, nl. het (mono)chloorazijnzuur (MCA of CH2ClCOOH), het dichloorazijnzuur (DCA of CHCl2COOH) en het trichloorazijnzuur (TCA of CCl3COOH). Het zijn moleculen waarbij respectievelijk één, twee en drie chlooratomen de waterstof van de methylgroep vervangen hebben. Dit taaltje heeft voor jou natuurlijk geen geheimen. Niettemin kan ik mij voorstellen dat je, nu je rustig van je pensioen aan t genieten bent, daar liever niet al te veel mee geplaagd wordt. Maar even geduld: stilaan komen we dichter bij de ontknoping
Eerst nog even vertellen dat zowel het monochloor- als het trichloorazijnzuur geen onbekenden zijn voor mij. Ik kende ze als producten die caustisch zijn voor huid en slijmvliezen. Het laatste heb ik in mijn praktijk vaak gebruikt bij de behandeling van neusbloedingen, voor het dichtschroeien van bloedvaatjes. Ook allerlei huid- en slijmvliesletsels, granulatieweefsel en kleine gezwelletjes zoals wratjes en poliepjes, kwamen in aanmerking voor een behandeling met trichloorazijnzuur. Het dichloorazijnzuur daarentegen was voor mij nochtans een gesloten boek, tot ik het vier dagen geleden leerde kennen, via een artikel in de week-end editie van Het Laatste Nieuws: DCA, WONDERMIDDEL TEGEN KANKER? (Twee volle paginas, auteur Dietert Bernaers). Er worden voorbeelden aangehaald van terminale kankerpatiënten die genezen zijn door het gebruik van DCA. De werking van het DCA zou, volgens dat artikel,als volgt te verklaren zijn:
DCA schakelt de energiefabriekjes in de cel, de mitochondriën, weer aan. In tumorcellen zijn de mitochondriën uitgeschakeld, waardoor ze kunnen blijven delen en woekeren want de mitochondriën sturen ook de celdoding. Als DCA de mitochondriën weer activeert, dwingt dat de abnormale cel tot zelfmoord. Tegelijk zou DCA op gewone cellen geen invloed hebben.
Een theorie natuurlijk, die door wetenschappelijk onderzoek zou moeten getoetst worden. Maar laat ik nu eerst een persoonlijke opvatting over het ontstaan van kanker uit de doeken doen. Het heeft veel met calorieën te maken Je mag het ook voorleggen aan je zoon, professor Zeger Debyser, die op het gebied van kankeronderzoek toch één van s lands grootste autoriteiten is. Ziehier:
De opgenomen calorieën worden door ons organisme gebruikt om energie te leveren. Het teveel aan calorieën wordt opgestapeld onder de vorm van vet. Wanneer de stapelplaatsen (voornamelijk de onderhuidse vetlaag) vol zitten, d.i. verzadigd zijn, en er steeds méér calorieën aangevoerd worden dan er verbruikt worden, dan heeft het organisme een probleem. Het moet namelijk iets aanvangen met die overtollige calorieën: het moet ze kwijtraken!
De wijze waarop onze voedingsstoffen de nodige energie leveren om ons lichaam in stand te houden en aan onze levensbehoeften te voldoen is de verbranding of oxidatie. Te vergelijken met de wijze waarop de kachel energie (= warmte) levert door de verbranding van brandstoffen. In ons lichaam gebeurt de verbranding in onvoorstelbaar veel kacheltjes, nl. zeer kleinekorreltjes die in onze lichaamscellen aanwezig zijn. Die korreltjes noemt men mitochondriën. De brandstof komt via de darm en het bloed in de lever terecht en wordt daar omgezet in eenkoolhydraat (een suiker) bestaande uit zes koolstofatomen (C6H12O6), zijnde de brandstof waarop de mitochondriën zijn afgesteld. Deze wijze van energielevering is bijzonder zuinig (zeer hoog rendement!) en de afbraakproducten die daarbij ontstaan (de asse) zijn koolzuurgas (kooldioxide of CO2) dat via de longen wordt uitgeademd en water (H2O), niet in het minst vervuilend dus voor het organisme. Dat energieleveringsproces in ons lichaam kan dus schematisch als volgt worden weergegeven: C6H12O6 (de brandstof) + O2 (de zuurstof) à CO2 + H2O + energie. Of om de rekening te doen kloppen: C6H12O6 + 6 O2 à 6 CO2 + 6 H2O + energie. Dat wil dus zeggen dat in het zuinig en milieuvriendelijk mitochondriënkacheltje een suikermolecule wordt verbrand (d.i. verbonden met zuurstof) en dat daarbij een (maximale) hoeveelheid energie vrijkomt, naast de niet-vervuilende afvalstoffen water en koolzuurgas.
Het probleem ontstaat dus wanneer de brandstoftoevoer (zeg maar: calorieëntoevoer) veel groter is dan de energie-eisen die het lichaam stelt, en de stapelplaatsen vol zitten. Hierbij dient opgemerkt dat de ene persoon een veel geringere stapelingscapaciteit heeft dan de andere en bij wijze van spreken al vol zit, zonder dik te zijn Te veel brandstof dus, die het organisme moet zien kwijt te raken, zonder daarom te veel energie te produceren. Om dat doel te bereiken wordt overgeschakeld op vergisting, d.i. de zogenaamde anaërobe (d.i. zonder zuurstof) afbraak. Hierbij wordt een suikermolecule afgebroken tot twee moleculen melkzuur (C3H6O3). Bij dit laatste proces komt maar een héél klein beetje energie vrij. Dus: C6H12O6à 2 C3H6O3 + weinig energie. Het afbraakproduct melkzuur is evenwel niet milieuvriendelijk: de cel wordt te zuur en dreigt te sterven
De cel ziet geen andere mogelijkheid om zich te verdedigen tegen die verzuring dan door zich te delen. Op die manier worden de zure producten over twee cellen verdeeld. Direct na de deling bevatten de dochtercellen maar half zoveel mitochondriën omdat deze laatste zich in eerste instantie gaan verdelen over de nieuwe cellen en zich pas later zelf gaan delen in die nieuwe cellen. Blijft nu de verzuring aanhouden door blijvend overaanbod aan brandstof (en eventueel ook door zuurstoftekort) dan delen die cellen zich opnieuw, vóórdat hun aantal mitochondriën weer op het normale peil gekomen zijn. De kleindochtercellen hebben aldus nóg minder mitochondriën en zo gaat het verder tot bepaalde cellen hun aëroob vermogen totaal verloren hebben en verworden zijn tot cellen die alleen nog over een anaëroob mechanisme beschikken en proberen te overleven door zich voortdurend te delen. Gevolg: ongecontroleerde groei. Kanker!
Zijn de mitochondriën in de kankercel uitgeschakeld? Of zijn ze te gering in aantal? Werkt DCA echt? En hoe werkt het? Onderzoeken maar, zou je zo denken. Edoch, ziehier wat Wikipedia ons daarover leert:
Omdat DCA reeds een bestaande organische verbinding was op het moment dat de eventuele werkzaamheid tegen kanker ontdekt werd, is het juridisch niet mogelijk om deze stof te patenteren. Om die reden is het voor de farmaceutische industrie niet interessant om onderzoek te doen naar DCA: door het ontbreken van een patent is het immers onmogelijk om de zeer hoge onderzoekskosten ooit terug te verdienen. Een eventueel vervolgonderzoek kan dus helaas alleen plaatsvinden als er een geldschieter gevonden kan worden die bereid is te aanvaarden dat hij zijn geld nooit meer terug zal zien.
Ik heb het probleem voorgelegd aan mijn wijze vriend Jack Vanlichtervelde. Zou de staat dat onderzoek niet kunnen financieren? heb ik hem gevraagd. En weet je wat hij geantwoord heeft? Ben je mal? De staat heeft daar geen enkel belang bij. Wel in tegendeel!
Daar moeten we het dus mee doen. Misschien kan Lance Armstrong helpen? Die steunt het kankeronderzoek. Belangeloos. Dat zegt men toch
Gegroet, mijn beste Willy, en bedankt om dit alles te lezen, en wees vooral niet bang om er jouw gedacht over te zeggen. Vergeet vooral niet je lieve vrouwtje Lieve een kusje te geven, in mijn naam.
In een kartonnen doos op zolder staat een bedje van balatum en in dat bedje ligt Tony, mijn dierbaarste vriendje uit mijn kleuterjaren. Een broertje of een zusje heb ik nooit gehad, zelfs geen huisdiertje - de haantjes Peetje en Sugar niet te na gesproken. Er was enkel... Tony. Vandaag ben ik hem weer eens gaan groeten en ik heb hem een kusje gegeven of zijn verhakkeld neusje. Aan hem heb ik het hiernavolgend gedichtje gewijd (uit mijn dichtbundel "Er is geen god voor hondjes" - requiem voor Bobby en drie dozijn kleine tedere liefdesgedichtjes - 2004):
Voor mijn Tony.
Zestig jaar na datum haal ik je weer uit je bedje van balatum.
Je petje staat wat scheef en je neusje is geschaafd.
Je was mijn troost, mijn toeverlaat. Tony mijn, kom hier, kom aan mijn hart, ik ben weer vier.
Ik bid de Heer dat als ik weldra weg ben uit dit leven er nog iemand wezen mag die om jou zal geven.
In mijn vorig verhaal heb ik laten doorschemeren dat ik een boek aan t lezen ben van Dimitri Verhulst, onze meest succesrijke Nederlandstalige schrijver. Tot voor een paar weken moest hij Piet Huysentruyt en Herman Brusselmans laten voorgaan, maar met zijn laatste boek Godverdomse dagen op een godverdomse bol is het dus bingo! Driehonderdduizend exemplaren in één week tijd, dat moet je verdienen! Waarschijnlijk is Dimitri daarmee nu de grootste Nederlandstalige schrijver aller tijden. Vorig jaar was hij met De helaasheid der dingen al de béste, nu is hij dus ook de grootste. En zeggen dat men met duizend exemplaren in Vlaanderen reeds aan een bestseller toe is
Het boek waar ik, beste lezer, mij nu doorheen aan t worstelen ben is inderdaad Godverdomse dagen op een godverdomse bol. Uit doorgaans min of meer redelijk goed ingelichte bron heb ik vernomen dat de oorspronkelijke titel Godverdomse dagen op een godverdomse bol, godverdomme was, maar dat ze de uitgever? om een of andere duistere reden die laatste godverdomme hebben weggelaten. Hetgeen spijtig is, want godverdomme is een woord dat erg goed aanslaat, ook in het buitenland zo heb ik een Engelse vriend die maar één Nederlands woord kent, namelijk godverdomme , want laten we niet vergeten dat een bestseller als Godverdomse dagen op een godverdomse bol binnen de kortste keren in alle talen zal vertaald worden. Spijtig dus van die laatste godverdomme, die ze er afgehaald hebben. Al kunnen ze die er natuurlijk altijd weer aan toevoegen. Kunt u zich voorstellen, waarde lezer, dat er bij onze Oosterburen ook maar iemand zou kunnen weerstaan aan een boek waarvan de titel luidt: Gottverdammte Tage auf einen gottverdammten Ball, godverdomme? Geschreven door de grootste Nederlandstalige schrijver van deze tijd.
Het dient evenwel gezegd dat ik er mij nog niet helemaal doorheen gewerkt heb: hoogstaande literatuur laat zich niet altijd vlot lezen, ligt soms wat zwaar op de maag. Het deed mij denken aan de levertraan, waarvan ik, kort na de oorlog, dagelijks een grote soeplepel moest naar binnen werken. En ofschoon ik toen al besefte, hoe jong ik ook was, dat die levertraan onontbeerlijk was voor mijn lichamelijke gezondheid, toch liet ik telkens hevig protest horen: de smaak van levertraan is afschuwelijk! Een compromis drong zich op en was gauw gevonden. Dezelfde hoeveelheid levertraan werd toegediend in vier porties, vier keer een kleine koffielepel, telkens afgewisseld met een lepeltje honing. Een draaglijke toestand.
De wetenschap dat het werk van Dimitri Verhulst, ondanks de bittere smaak, al even onontbeerlijk is voor mijn geestelijke gezondheid als levertraan indertijd voor mijn lichamelijke gezondheid, en de herinnering aan de levertraan-historie uit mijn prille kinderjaren, in combinatie met het feit dat mijn oog gisteren viel op het boek Spelenderwijs van Albert Debeurme, bracht mij op een lumineus idee, een van de meest lumineuze die de laatste tijd bij mij opgekomen zijn: een lepeltje godverdomme, een lepeltje spelenderwijs, een lepeltje godverdomme, een lepeltje spelenderwijs en ga zo maar door Een voorbeeld moge het héél duidelijk maken:
t Heeft zich, als zovelen die het water ontwijdden en verlieten, verdeeld in houders van kloten en dragers van spleten. Maar t is, met uitzondering van een voor de rest niet ter zake doende bonobo, het enige schepsel en zal ook het enige schepsel blijven waarbij de reu de teef langs de voorkant neemt en volpompt met een nageslacht; zo kan de reu de haat en de angst zien op het ruwe smoelwerk van de teef, de aversie, de walging. t Paart in de stank van elkanders tanden, de ene met de andere en de ander na de één...
(uit: Godverdomse dagen op een godverdomse bol, 2008)
maart 1917. Het vriest nog dat het kraakt en t is nog putje winter. De Schelde is toegevrozen, dat zelfs paarden met kar en al er nog veilig kunnen over rijden.
Grote ellende in het derde oorlogsjaar laat zich overal voelen.
t Zit kavezwart al alle kanten, maar in de Statiestraat 38 bij Irma en Benoni komt een derde kindje ter wereld...
(uit: Spelenderwijs, 1992).
Zie de uitgelatenheid waarmee het paar dagen oude, nog onder de baarmoederslijmen zittende schepsel bij de achterpoten wordt gepakt en met zijn hoofd tegen de stenen gesmakt. Het bloed gutst alle kanten op, de stront pruttelt eruit bij wijze van overlijdensact. Kindje dood
(uit: Godverdomse dagen op een godverdomse bol, 2008)
Bijna overal was de ruige ondergrond bestrooid met scheerlingen van Spaanse hagen en palmstruiken. Hier en daar ook met breed lang lis, doormengd met blaadjes van pioenebloemen. Vóór de kapel lag er een tapijt van geverfd zagemeel, waar alleen de pastoor met het Heilig Sakrament mocht op terten
(uit: Spelenderwijs, 1992).
t Spoelt de vagina met zure melk en loten van de acacia. t Steekt kwintappels en dadels en honing in haar liefdesspier. En als ook dat niet helpt, dan smeert t haar hele warme binnenkant vol met in azijn gedrenkte kamelenmest
(uit: Godverdomse dagen op een godverdomse bol, 2008)
Aan t Veerd werden we de Schelde overgezet, op een bootje, dat reize op t water lag, tot in de meersen van Melden, en dan ging het bergop, door een groot bos. En als ik moe werd, mocht ik op de schouders van grootvader, Leo Vanhoutte, ons moeders vader. Meewiegend had ik van boven goed uitzicht over alles rondom mij. Vlak vóór mij voelde ik de zwetende hals van Leo, die voor de gelegenheid een rode doek met witte bollekes droeg
(uit: Spelenderwijs, 1992).
t Schijt aanvankelijk nog stront maar gaandeweg schijt t ook water. t Schijt maar hele dagen aan doch nooit genoeg opdat t ook zijn ziekte zou mogen mee uitschijten. Slijm en gal en hier en daar nog andere drab loost t langs de bovenkant. t Kan geen lichaamsspleet meer hebben of er moet vettigheid uit sijpelen
(uit: Godverdomse dagen op een godverdomse bol, 2008)
De zware trekpaarden zijn zeer vroeg in ons leven verschenen. Gezeten op de snak van een dokkerende driewielkar, mochten we een stukje van het kordeel vasthouden en in bewonderinge zijn voor hun machtige zwetende achterlijven. Als ze stilvielen aan een mennegat, gingen we ons spiegelen in hun grote donkere ogen. Ze roken altijd zo deugddoende en het was ons grootste contentement ze te strelen in de warme nek en hun namen te fluisteren: Bella, Vos, Sara, Jenny. Of we zagen ze de ploeg sleuren en volgden dan de dikke schellen zwarte aarde, die langs de blinkende riesters naar boven krulden, om dan gekeerd en juist verpasse gedraaid te gaan neerliggen
(uit: Spelenderwijs, 1992).
Mocht iemand de lust bekruipen een van beide boeken te kopen Het boek Godverdomse dagen op een godverdomse bol is overal te koop in alle goede en zelfs in minder goede boekenwinkels, al kan ik mij moeilijk voorstellen dat u het, beste literatuurliefhebber, nog niet in uw bezit hebt. Het boek van mijn vriend Albert Debeurme, die helaas reeds enkele jaren geleden ter ziele is gegaan, kunt u nergens meer kopen en míjn exemplaar leen ik voor geen geld ter wereld uit. Maar troost u, trouwe lezer, u die mijn brief aan Jan Bauwens gelezen hebt, geschreven op 30 september laatstleden: aan Spelenderwijs verliest u geen kunstwerk, om de simpele reden dat Albert geen gerenommeerd kunstenaar was. U verliest er hooguit dat lepeltje honing mee dat een écht kunstwerk als Godverdomse dagen op een godverdomse bol een beetje verteerbaar maakt
t Is crisis en omdat crisis geen leuk onderwerp is om over te schrijven heb ik er tot op heden geen inkt aan verspild en geen papier aan vuil gemaakt. Maar nu vind ik dat ik toch echt niet om Jean-Luc heen kan. De redder des vaderlands! Of liever, de redder van Dexia, want Jean-Luc kan nu eenmaal niet alom tegenwoordig zijn. Had de wereld over meerdere Jean-Lucs beschikt dan was er al lang geen crisis meer. En wat zo bijzonder is: Jean-Luc doet het gratis. Ach, we zijn dat van hem wel gewoon. Zo heb ik u al verteld op 21 maart laatstleden dat Jean-Luc genoegen neemt met een fles wijn als hij ergens een voordracht gaat houden. Mannen van zijn kaliber vragen daar duizenden, ja soms tienduizenden euro voor! Nogal wat anders dan het geval Verwilst. Om Fortis naar de kloten te helpen excuseer mij, ik ben een boek van Dimitri Verhulst aan t lezen krijgt Verwilst een bonusje van vijf miljoen euro. Ja, ze konden er bij Fortis niet buiten, het was contractueel vastgelegd. Ik heb dat voor de lol eens uitgerekend: die vijf miljoen euro brengen op een spaarboekje maandelijks een rente op die tien keer zo groot is als het pensioen van de modale gepensioneerde loontrekker of zelfstandige, zoalsJean-Luc bijvoorbeeld.
U vraagt zich af, trouwe lezer, hoe ik daar zo zeker van ben, dat Jean-Luc het gratis doet. Het antwoord luidt weer: omdat hij het zelf gezegd heeft, gisteren op TV. Men vroeg of hij voor het redden van Dexia net zon grote beloning kreeg als Verwilst. Jean-Luc viel uit de lucht. Een beloning? Neen, daar was écht niet over gepraat. Afwachten dus of hij misschien toch nog iets krijgt van Dexia. Veel zal t allicht niet zijn, misschien een fles wijn. Foei Dexia, om mensen voor u te laten werken zonder voorafgaande loonafspraken.
Maar niets dan lof dus over Jean-Luc. De altruïst. Eén minpuntje misschien. Toen men hem op de TV vroeg of men voor Fortis niet dezelfde gunstige regeling had kunnen treffen als voor Dexia, leek het of Jean-Luc een beetje kribbig werd, een beetje kwaad zelfs. Ach, laten we het er maar op houden dat zelfs het beste paard al eens een kleinmenselijk kantje ten toon spreidt. Quandoque bonus dormitat Homerus, plachten de Romeinen te zeggen. In navolging van Horatius
In de 5e eeuw vóór Christus waren de filosofen de grootste geleerden. Alle menselijk weten en denken behoorde tot hun domein. Ze waren gerenommeerd vanwege hun kennis en de ideeën die ze verspreidden. Heden ten dage bestaan ze nog, de filosofen, al worden ze soms lapzwanzen genoemd. Enkelen zijn nog steeds zeer veelzijdig qua kennis en ideeën. Sommigen zijn zelfs gerenommeerd al hebben ze die gerenommeerdheid vaak enkel aan de TV te danken en in veel mindere mate aan hun wijsheid. De ideeën van deze laatsten worden evenwel hoog aangeslagen. In sommige kringen.
Jan Bauwens, veelzijdig filosoof en kunstenaar, reageert enigszins verontwaardigd al is dat woord veel te sterk op de vraag die ik hem, middels mijn brief van 30 september, in de mond heb gelegd: hoe word ik een gerenommeerd kunstenaar? Ik weet maar al te goed dat die vraag nooit bij hem is opgekomen. U, beste trouwe lezer, die mijn stijl kent, zult best begrijpen dat het niets meer is dan een provocerende kwajongensstreek van mijnentwege, een plagerij als het ware. En is plagen niet een beetje liefde vragen? Liefde of een antwoord op de vraag: is iets kunst omdat de maker ervan een kunstenaar is, of is iemand een kunstenaar omdat zijn werk kunst is?
En dat antwoord is er gekomen, dezelfde dag nog. Ik citeer een passage uit het antwoord van de filosoof:
eigenlijk komt dit neer op de huldiging van het simpele en zeer democratische principe: "Klant is koning".
De hier aan de orde zijnde klant nu, is op zoek naar een specifieke koopwaar, welke niets of niemand minder is dan een leiderfiguur. En hebt gij dat verhaaltje al gehoord van die steeltjesverzamelaars? Dat gaat immers over de leiders en hun volgelingen...
Een kind loopt in een speelbos rond en het begint steeltjes van bladeren te verzamelen. Niemand vraagt waarom het dit doet, maar meer kinderen zien het en zij gaan ineens hetzelfde doen: ook zij verzamelen steeltjes en als ze er een handvol van hebben, brengen ze die naar dat ene kind dat eerst aan het verzamelen is gegaan. Ze weten niet waarom, maar dat deert hen blijkbaar niet: het lijkt voldoende dat zij klakkeloos aannemen dat het eerste kind weet waarom.
Dat 'eerste kind' is dus een leiderfiguur, en een leiderfiguur is een figuur die zin geeft aan wat zijn volgelingen doen. De volgelingen namelijk, kennen de zin niet van wat ze doen. Evenmin trouwens als hun leider. Maar de leider onderscheidt zich van zijn volgelingen in het feit dat hij tenminste een zin voorwendt. Niemand vraagt hem er om: het volstaat dat hij die indruk wekt door gewoon nimmer in twijfel te trekken wat hij doet. Hij wordt gevolgd, en het enige wat hij daarvoor hoeft te doen, bestaat in het verzwijgen van het feit dat hij zelf niet weet waarom of waarheen. Hij bedriegt en zijn bedrog wordt gezocht en gekocht en vaak ook duur betaald. Dat bedrog heet klaarblijkelijk 'zin'.
Of dat een beetje gek is? Ha, is de toestand waarin wij, mensen, ons bevinden, dan ook niet een beetje gek? Het eindeloze universum met daarin, helemaal verloren gedraaid, die aardbol... De tijd die alles verteert en doet verdwijnen... Onze geliefden en tenslotte ook wijzelf die recht in de armen lopen van de dood... Misschien moet de ene gekte met de andere bestreden worden. Alvast zijn redelijke antwoorden op dergelijke absurde vraagstukken sowieso volstrekt ongeloofwaardig, en is bedrog het enige overblijvende soelaas - wie zal het zeggen?
Een dag later is er een tweede brief gekomen. Ook daaruit kan ik niet nalaten te citeren:
Ha, zijn wij intussen niet al te oud geworden om ons nog te ergeren aan deze zaken? Immers, als op zeker moment de eb zich gaat voordoen, het getijde van het zich terugtrekken van het leven, het 'gaan' dat vrijwel naadloos bij het 'komen' aansluit en er derhalve onmiddellijk op volgt: zijn wij dan nog in staat om onszelf nog langer te bedwelmen met de illusies die de jeugdige onwetendheid zo verbazend treffend kentekenen? En zien wij op datzelfde moment niet al die schitterende voordelen van die onwetendheid in, die ons dan voor het eerst voorkomt als een zegen waarvan wij het geluk nooit hebben bevroed? Maar te laat is het dan om nog op onze stappen terug te keren, want wat men weet kan niet meer ongedaan worden gemaakt, dat is een entropiewet, verwant aan de onomkeerbaarheid van de tijd, en het ei dat zij legt en uitbroedt, brengt een reusachtig kuiken voort dat Nostalgie heet en dat luide kreten slaakt die misschien wel de enige geluiden in het ganse universum zijn die het recht hebben om 'kunst' te worden genoemd...
Sta mij toe dat ik deze brief schrijf in de jij-vorm, ofschoon wij in de gewone omgangstaal de gij-vorm gebruiken
Al enige tijd loop ik met het idee rond om het met jou eens over kunst te hebben in een echte brief. De aanleiding tot deze brief is dubbel. Eerst is er je verhaal over Croxhapox. Vanzelfsprekend horen jouw portretten thuis opwww.bloggen.be/portrettenen niet op Croxhapox. Heeft Croxhapox soms iets met moderne kunst te maken? De tweede aanleiding heeft namelijk óók met moderne kunst te maken. Of ten minste met een uitspraak van Flor Bex, vorige week op TV. Flor is, als ik het goed voor heb, directeur van het MUHKA, het museum voor hedendaagse kunst in Antwerpen. Ik heb Flor Bex nog gekend toen wij samen studeerden aan de Gentse Universiteit. Hij was lid van de studentenclub AB (Antwerpen Boven). In het academiejaar 60-61 was hij secretaris en in 61-62 vice-preses van het Gentse SK, ofte seniorenkonvent. In zijn museum waakt hij (weeral als ik mij niet vergis) over een paar kunstwerken die tot de absolute wereldtop mogen gerekend worden, waartoe ook behoren: het Lam Gods, de Mona Lisa, de Venus van Milo, de Hermes van Praxiteles Eén van die kunstwerken is de zogenaamde kakmachine van ene Wim Delvoye. Een veelzijdig kunstenaar alleszins, want hij tatoeëert ook varkens. Maar we dwalen af van de essentie. Iemand was zo vermetel aan Flor Bex de vraag te stellen die al zo lang op mijn lippen brandt: stel dat één van die moderne topkunstwerken zou blijken gemaakt te zijn door het eerste het beste straatkind, zou dat dan nóg kunst zijn?. En waar ik verwacht had dat Flor minstens een halve seconde over zijn antwoord zou nagedacht hebben, bleek dat allerminst het geval te zijn. Het antwoord luidde: dan zou het géén kunst zijn!
Vind je dat een beetje gek, mijn beste Jan? De verklaring is nochtans doodsimpel: een meesterwerk is pas een meesterwerk als het gemaakt is door een gerenommeerd kunstenaar en anders heeft het géén waarde, nul komma nul! En dan vraag je mij: hoe word ik dan een gerenommeerd kunstenaar? Kijk, zon vraag had ik nu van jou niet verwacht. Dat noem ik nu spijkers zoeken op laag water. Die vraag werd overigens evenmin aan Flor Bex gesteld
Maar goed, laten we dan toch maar op je vraag ingaan. Snij je oor af. Al is dat misschien niet origineel genoeg. Of ga naakt viool spelen voor het koninklijk paleis. Of spring van de Eiffeltoren. Een spectaculaire val met de fiets op het jaagpad langs de Dender daarentegen lijkt mij te enenmale onvoldoende. En het kan kwalijke gevolgen hebben Heb jij dat niet aan den lijve ondervonden? Maar goed, je vindt ongetwijfeld wel iets. Daar ben je creatief genoeg voor. Wordt dus maar gauw gerenommeerd en dan ligt de wereld voor je open. Veelzijdig als jij bent kun je dan alle kanten uit: de literatuur, de muziek, de grafische kunsten
Een gerenommeerd kunstenaar is alleszins Dimitri Verhulst. Vorige week heeft hij in één klap driehonderdduizend exemplaren verkocht van zijn laatste boek, waarvan de titel luidt Godverdomse dagen op een godverdomse bol. Al moet hier een kleine kanttekening bij gemaakt worden. Het boek werd eigenlijk niet verkócht: het was gratis, bij aankoop van de Humo. Hoe zou iemand als ik bijvoorbeeld daar kunnen tegen op tornen. Mijn laatste boek kost 17,95 euro en het is slechts via de post te bestellen bij de Nederlandse uitgever. Daar komen dus nog eens een zevental euro verzendingskosten bij. Niet te verwonderen dat er zelfs nog geen driehonderd van aan de man gebracht zijn: nog geen duizendste van Godverdomse dagen op een godverdomse bol. Komt daarbij dat ik geen gerenommeerd schrijver ben en dat, achteraf gezien de titel O jerum jerum jerum slecht gekozen is. Want o jerum jerum jerum betekent in feite niets anders dan godverdomme godverdomme godverdomme. Dát had het dus moeten zijn. De keuze van de titel is héél belangrijk voor een boek. Mijn volgend boek zal naar alle waarschijnlijkheid De kut heten. Ik laat mij in deze inspireren door een boek van een Engelstalige schrijfster, waarvan de naam mij nu ontsnapt en van wie reeds vierhonderdentien miljoen boeken werden verkocht. Dat boek heet De kus. En ik zal vragen aan Het Laatste Nieuws of ze mijn boek niet gratis kunnen geven bij één van hun week-end kranten. Na al de publiciteit die ik voor hen gemaakt heb in mijn cursiefjes kunnen ze mij dat pleziertje moeilijk weigeren. Daar komt nog bij dat ik afzie van mijn ereloon ik schrijf per slot van rekening niet om den brode en dat ze dus enkel de uitgever van het boek zullen hoeven te betalen. Weer honderdvijftigduizend euro uitgespaard voor Het Laatste Nieuws.
En nu komt het, mijn beste Jan. Als we dan allebei gerenommeerd zijn, zullen we niet meer te stuiten zijn. Meesterwerken bij de vleet zullen wij produceren. Te beginnen met de mythologische verhalen: ik schrijf de teksten en jij maakt de tekeningen. We hebben nu al dagelijks tussen de honderd à tweehonderd lezers op het blog. Die driehonderd duizend, dat moet kunnen. We hebben enkel nog een naam voor het boek nodig. Denk daar nog maar eens goed over na: iets met godverdomme in de titel of met kut. Maar, laten we op de feiten niet vooruitlopen: eerst gerenommeerd worden! Dan loopt het vanzelf. Of zoals ze in Nederland zeggen: dan loopt het als een tiet. En laat ik nu maar eindigen zoals jij dat zelf altijd pleegt te doen:
Soms lijkt het levenseinde bezaaid met rozen. Laat dat nu met mij het geval zijn!...
Eenieder, of bijna eenieder, en alleszins de trouwe lezer van mijn cursiefjes, weet dat ik sedert eind 2007 professor ben. Mijn pensioen is dan ook op passende wijze aangepast: een veelvoud van een gewoon werknemerspensioen. Dat ik eind vorige maand in het revalidatiecentrum opgestapt ben, zal u, trouwe lezer, evenmin ontgaan zijn. Nooit eerder had daar iemand tot zijn achtenzestigste gewerkt! Tijdens mijn afscheidsfeest stonden allen en dat zijn er rond de honderd met de tranen in de ogen, de directeur incluis. Ikzelf ben zowat de enige die zich flink gehouden heeft. Geen traantje weggepinkt. En dat om dezelfde reden als Kim Gevaert bij haar afscheid: als ik begin te wenen weet ik van geen ophouden meer en daarom kan ik er dus maar beter niet aan beginnen, dacht ik zo bij mezelf.
Vanzelfsprekend zal ik mijn dagen nu niet in ledigheid slijten. Mijn telefoon staat dezer dagen immers roodgloeiend. Bij manier van spreken, natuurlijk. Patiënten bij de vleet. En omdat ik nu professor ben zou ik een drievoudig tarief moeten aanrekenen, anders gelooft niemand dat ik een échte professor ben. Ik ben er niet slimmer op geworden natuurlijk, maar ik doe wel alsof. Dat ik de laatste tijd wel erg vergeetachtig ben, hindert niet. In tegendeel, dat staat goed voor een professor. Met de patiënten praat ik nu niet meer zoveel als vroeger over hun ziekte. Gewichtig mompelen daarentegen gaat mij steeds beter af en babbelen, over koetjes en kalfjes.
Eén probleem is er wel: ik mag niet méér bijverdienen dan zon dikke duizend euro in de maand. Eén euro méér en ze nemen mij mijn pensioen helemaal af, dat groot pensioen, weet je wel, dat een veelvoud is van het gewoon pensioen. Toch niet te geloven!... Mag ik misschien een suggestie doen aan onze minister van vereenvoudiging, de heer Kwikkelbornee? Laat de gepensioneerde zelfstandige zijn duizend euro in de maand bijverdienen en belasting en sociale bijdrage op dat bedrag betalen en neem hem alles af wat hij daar bovenop verdient. Maar ontneem hem, om de liefde Gods, zijn groot pensioen dat veelvoud niet, omwille van die ene euro.
Er zal dus niets anders op zitten dan mijn kliënteel te beperken en ik zou ook maar beter afzien van het professorale drievoudige ereloon, al zal dat laatste mijn prestige allerminst ten goede komen. En eens de duizend euro binnen, kan ik maar beter gedurende de rest van de maand gratis werken, hetgeen natuurlijk ook weer niet goed zal zijn voor mijn prestige. Of ik zou in t zwart moeten werken. Hé, dat zoiets nog nooit bij mij opgekomen is. Dat zou alvast mijn prestige niét schaden. Ik heb tenminste nog nooit iemand zich laatdunkend horen uitlaten over een professor die in t zwart werkt.
Mij dunkt dat velen genezen alleen al door mijn geleerde blik. Ik leg hun nog zelden uit aan welke ziekte ze precies lijden ook al omdat ik het vaak niet wéét maar ik ben wel in staat zó geleerd te kijken dat ze ervan overtuigd zijn dat ik het wél weet en ze dus in goede handen zijn.
En dan is er nog mijn luxueuze dienstauto, die mijn vorige werkgever die hier niet vermeld wenst te worden mij levenslang gratis ter beschikking stelt, alle kosten inbegrepen. Hetgeen nogmaals gelijkstaat met één werknemerspensioen. Aangezien de onderhandelingen met de autofabrikant zijn afgesprongen, vermeld ik het merk van de auto hier eveneens niét.
Maar mijn ultieme doel blijft natuurlijk: directeur worden! Die grote droom van mij heb ik reeds verwoord in mijn memoires (O jerum jerum jerum anno 2006). Hier volgt een kort fragment uit dat boek:
Maar nu word ik dus lekker tóch directeur. Ik ga de oude bakkamer van het huis in de Broekstraat inrichten tot museum. De oven waarin we tijdens de oorlog zelf ons brood bakten, is er nog. De inkom zal gratis zijn, consumptie inbegrepen. En ik zal de directeur zijn van het museum. Het ontwerp van mijn visitekaartje is al klaar...
U wil natuurlijk gaarne weten hoe dat visitekaartje er precies zal uitzien. In het boek staat het afgebeeld. Mocht u er geen meer kunnen bemachtigen omdat het uitverkocht is bijvoorbeeld dan kan ík er misschien nog wel een versieren voor u, mijn waarde lezer. Aarzel niet met mij contact op te nemen. Het visitekaartje bevindt zich op pagina 203, de op één na laatste pagina. De teneur van die laatste pagina is somber. Pessimistisch. Maar toen wist ik nog niets van mijn bevordering tot professor, noch van mijn groot pensioen, noch van het feit dat ik zo gemakkelijk iets zou kunnen bijverdienen, noch van mijn dienstauto Ik moet er eens over nadenken om mijn memoires te herschrijven. Als directeur
En wat mij daar nu opeens te binnen schiet: ik moet dringend weer eens contact opnemen met professor Omsk van Togenbirger de Waelekens. We zijn nu immers collegas. Ik noem hem nu doodgewoon en ongecomplexeerd Omsk!
Er is groot nieuws van de culinaire wereld. De nouvelle cuisine was een grapje. Dat heeft de grote Franse kok Bocuse verklaard. Ik heb het uit Het Laatste Nieuws van enkele dagen geleden. Lees zelf maar:
Bocuse: Nouvelle cuisine was een grapje
Culinaire smulpapen zijn met nouvelle cuisine jarenlang in het ootje genomen. Het was inderdaad weinig eten op een veel te groot bord, geeft de Franse driesterrenkok Paul Bocuse toe. Mensen riepen wel eens niks op het bord, veel op de rekening of hoe groter het bord, hoe kleiner de gerechtjes. Wel, ze hadden gelijk. Nouvelle cuisine was een grapje onder meesterkoks. Maar het concept sloeg aan omdat iedereen in de jaren 60 slank wilde zijn. (SVDE)
Natuurlijk was het een grapje dat heb ik altijd al geweten maar dan wel een erg vervelend grapje, dat verdomd lang heeft stand gehouden. Het is mij maar al te vaak overkomen dat ik na zon uitgebreid nouvelle cuisine diner, na middernacht, mijn hongerige maag ben gaan stillen in het frietkot of thuis heerlijke gebakken patatjes heb klaargemaakt met o toppunt van proletarisme een lekkere braadworst en appelmoes.
Een enkel blaadje witlof in t midden van een groot bord, met schuin daarover, over de ganse breedte van het bord, een dun streepje groene mayonaise en ergens aan de kant van het bord een vingerhoedje rotte ganzeleverpastei, met ook soms nog een klein tomaatje ter grootte van een kers: het is jarenlang het summum geweest van gastronomisch vernuft.
Mundus vult decipi leerden wij in de latijnse les: de wereld wil bedrogen worden. Voor Bocuse moet de lol er na veertig jaar af geweest zijn. Jullie zijn allemaal beetgenomen en jullie hebben het nog steeds niet door! ja, dat moet nu voor mijnheer Bocuse de ultieme kick zijn De sadist.
Maar nu iets anders. Iets over literatuur. En als het over literatuur gaat Willy, jij weet dat, word ik bloedserieus. Gisteren werden zo maar eventjes driehonderdduizend exemplaren aan de man gebracht van het laatste boek van Dimitri Verhulst. Het boek heet Godverdomme of zo iets. Je leest het goed: driehonderdduizend exemplaren, op één dag. Een record dat misschien nooit meer zalverbeterd worden, zelfs niet door Piet Huysentruyt! Meteen verovert Dimitri Verhulst daarmee zijn plaats bij Vlaanderens drie topauteurs. Dat trio Dimitri Verhulst, Piet Huysentruyt en Herman Brusselmans behoort zonder meer tot de absolute wereldtop. Van die drie geniet uiteindelijk Brusselmans mijn voorkeur. Ik heb voor jou een kort stukje gecopieerd uit een van zijn laatste boeken. De titel luidt: Een dag in Gent. Ik kreeg het boek twaalf dagen geleden als geschenk ter gelegenheid van mijn afscheid van het revalidatiecentrum.
Ik bloosde. Als het over seks gaat ben ik vaak een verlegen jongetje. Desondanks raapte ik al m'n moed bij elkaar en vroeg ik: Buffelt hij je ook anaal in je dikke reet?
Alleen als ik hem daarom vraag. Hij zit er niet echt op te wachten dat zn tamp vol stront hangt.
Ik bloosde weer. Die kun jij er toch aflikken? zei ik.
Mn eigen stront van een lul likken? Ik val nog liever dood.
Echt hoogstaande literatuur als je het mij vraagt. Het gaat dus uitstekend met onze Vlaamse letteren. En met deze optimistische noot beëindig ik mijn brief.
De groeten aan je lief vrouwtje. Overigens hartelijk bedankt voor de foto die ze van ons beiden gemaakt heeft en die ze betiteld heeft als "twee doctoren die gearriveerd zijn", waarop ik dan reageer met "gearriveerd, jawel, maar nog niet helemaal..." Het ga jullie goed.
In de allereerste plaats voor de vele gelukkige jaren die wij samen hebben doorgebracht. Als er één dag in de week was waar ik telkens verlangend naar uitkeek, dan was het wel de dinsdag.
Dank voor 11 september 2008. Een dag om nooit te vergeten. Een dag om de vingers van af te likken (ook letterlijk). Dank aan de directie, Luc en Rudy, die dit mogelijk hebben gemaakt. Een afscheid dat mij weemoedig stemt, maar niet verdrietig. Een gevoel van blijheid overheerst, omdat ik zovele jaren heb mogen samenwerken in een equipe waar iedereen mij lijkt geapprecieerd te hebben en van mij gehouden heeft. En óf die gevoelens wederkerig waren!...
Dank ook voor de gelukwensen, de kusjes, de geschenken (hadden jullie echt niet moeten doen ) en de spitsvondige attenties. Man bijt hond op Overleie en het stripverhaal over de reis naar Griekenland zijn pareltjes van kunst en spiritualiteit die niet te overtreffen zijn. Ze krijgen de beste plaats in mijn stripotheek en ik zal ze levenslang koesteren. Waar heb ik het verdiend ooit nog eens de hoofdrol te mogen spelen in een stripverhaal?! Misschien hoef ik nu zelfs niet eens meer directeur te worden
Speciaal woordje van dank aan mijn assistente Ann Neyrinck met wie ik al die jaren lief en leed heb gedeeld.Ik had mij nóg zo voorgehouden haar daarvoor te bedanken in mijn afscheidsspeech. Maar was het de stress, of kwam het door mijn rugpijn? Het is er dus niet van gekomen en dat zal mij zeker nog dagenlang achtervolgen. En ze heeft nóg zon mooi gedichtje voorgelezen te mijner attentie. Wat de loopschoenen betreft, het is prima kwaliteit. Hopelijk gaat het nu niet verder bergaf met mijn gewrichten. Als ik ooit nog een marathon loop zal zíj de eerste zijn die het te weten komt.
Aan de mensen van LOS Op een goede dag, op een dinsdagmorgen, om 10 uur, zal ik daar plots weer staan. Jullie willen dat toch zo graag? Of was dat maar om te lachen?
Een dikke zoen, een warme handdruk en tot ziens!
Kris
Nu kan ik, beste lezer, precies raden wat er in u omgaat. U zit met de prangende vraag: dat stripverhaal over die reis naar Griekenland, wat is daar van aan? Morgen krijgt u het antwoord op deze blog voorgeschoteld. Speciaal voor u, omdat u het mij vraagt...
(Dit is een verhaal uit de oude doos. Het is geschrevenin de nacht van 25 op 26 augustus 1984, na de 4e Dwars door Grijsloke. Ik kon de slaap niet vatten vóór ik al mijn frustraties van me afgeschreven had Dit verhaal werd gepubliceerd in Fit Veteraan, toentertijd een populair tijdschrift voor veteranen-joggers)
Donderdag 23 augustus. Lucien Van Lancker ziet er moe uit en getrokken.
- Kris, zegt hij, ik doe het niet meer. Komend jaar trek ik me niets meer aan van Dwars door Grijsloke.
- Je doet te veel, zeg ik. Té veel hooi op de vork nemen, zoals men zegt. Het werk zou beter verdeeld moeten worden. Als jij je komend jaar uitsluitend met de inschrijvingen zou bezig houden?
- Neen en nog eens neen, ik geef het helemaal op. Ik ga eraan kapot, mijn gezin gaat eraan kapot. Mijn vrouw en ik praten niet meer met elkaar, we blaffen naar elkaar. Geloof me, dit is het laatste jaar. Ik kán er niet mee doorgaan. Kijk hier: één op de drie inschrijvingen zijn onvolledig. Zeker, vaak kan ik de gegevens terugvinden in de lijsten van vorig jaar. Toch heb ik al zon tweehonderdvijftig mensen moeten opbellen of aanschrijven. Dit jaar alleen al heb ik met de auto zon vierduizend kilometers afgebold, uitsluitend voor Dwars door Grijsloke. Mijn telefoonrekeningen lopen hoog op. En hoe denk je dat we er nu uitkomen? De tenten moeten nog opgesteld, vijfhonderd meter nadar moeten t allenkant op de omloop en op de aanvoerende wegen geplaatst, parkeer- en inrijverboden en omleggingstekens moeten nog afgehaald, iemand moet de wedstrijdklok van Jacques Serruys gaan halen naar Brugge, strepen en pijlen moeten getrokken worden op de wegen, spandoeken moeten gehangen worden, op nog minstens tien plaatsen moeten prijzen afgehaald worden, er moeten duizend stoeltjes en honderdtwintig tafeltjes afgehaald, de WCs en de waterleiding zijn nog niet geïnstalleerd, het doek met finish moet gehaald worden naar Heestert, de fanfare is nog niet gevraagd, er moeten nog vijftig wegwijzers geplaatst worden vanaf de E3 tot in Grijsloke, er moet vanavond een repetitie gehouden worden met het Rode Kruis en de CB-ers, er moeten nog hopen drukwerk afgehaald, de kleedkamer in de fabriek moet nog schoongemaakt, de geluidsinstallatie moet nog geplaatst, de tapinstallatie, de dansvloer, het podium, de dranken, het uitslagenbord. Zes man moeten met zijn allen nog minstens zes uur werken aan het klasseren van de borstnummers en het startpistool moet nog gehaald. We hebben al tweehonderdvijftig medewerkers en toch is er nog niemand voor het uitdelen van de uitslagenlijsten. Ik zie er geen gat meer in. We komen er nooit mee klaar. Geloof me, het wordt een ramp
Twee dagen later: de onvermijdelijke Dwars door Grijsloke!
Net vóór de aankomst laat mijn vrouw de doos met genummerde bonnetjes voor het bekomen van een eventuele prijs op de grond vallen. alles door elkaar! Arme lieve vrouw! Ze had zich nog zo voorgenomen om het er vandaag piekfijn van af te brengen. Háár dag is fataal bedorven. Er is niets meer aan te doen. Want daar komen ze al aan. Aankomstorde staat er op de bonnetjes gedrukt en er klopt niets meer van. De eerste krijgt nummer 101, de tweede 102, de derde 103 Verderop zijn een moeder en haar dochter vlak achter elkaar geëindigd: de ene krijgt nummer 609, de andere 425. Hou kan dat nou? Wat voor een organisatie is me dat? Aan de finish van de 20 km zie ik een meisje van een jaar of twaalf over de meet lopen in een tijd van rond de één uur twintig. Ze is de eerste vrouw. Die is overduidelijk door de mazen van de controle geglipt en heeft een ronde te weinig afgelegd. Ik merk het nog net vóór ze door de computer zal geregistreerd worden. Door zoiets wordt de hele uitslag vervalst en het leidt tot onvoorstelbare kritiek. Dát moeten we dus vermijden. Ik spurt er naartoe, ik roep dat men haar niet mag registreren. Nog tijdig kan ik haar bij de arm grijpen. Op t ogenblik dat ik haar toeschreeuw dat ze een ronde te weinig afgelegd heeft, grijpt ze met beide handen de nadarafsluiting vast en het lijkt wel of ze in zwijm gaat vallen. Ik wil haar plat laten liggen op de grond, doch iemand van de familie duwt me opzij en draagt het meisje theatraal in de armen naar de ambulance. Iedereen moet kunnen zien wat er aan de hand is. Dat heeft nota bene dokter Vansteenbrugge op zijn geweten. Een uitgeput kind zó doen schrikken! Als ze er nu maar niets van overhoudt Een half uur later komt de vader agressief en lichtjes aangeschoten op mij af. Het meisje loopt naast hem, blakend van gezondheid. Ik herken haar nog en zeg dat ze er goed uitziet, met mijn excuses voor mijn kordaat optreden van daarnet. Dat ze er goed uitziet, dáár is de vader nog niet zo zeker van, en schijn bedriegt soms. Schandalig vindt hij het dat ze geen medaille gekregen heeft: alsof veertien kilometer hardlopen nog niet genoeg is voor zon kind. Hij betwijfelt overigens sterk dat ze niet de volle twintig kilometer gelopen heeft. De reden dat ze geen medaille heeft is eenvoudig: door het incident is ze niet bij de medaillepost voorbij gekomen. Natuurlijk verdient ze de medaille. Kijk, hier heb ik er nog een, alstublieft. Het meisje lacht nu blij. Vrolijk huppelt ze naar het frietkraam. De vader blijft kwaad kijken: híj is beslist niet tevreden. Als ze er wat van overhoudt krijg ik het alleszins nog te horen.
Een vriendelijke atleet uit Oudenaarde roept mij even terzijde. Hij wil niet moeilijk doen. Alleen even iets verduidelijken. Of ik weet dat er een paar zijn die geen inschrijvingsgeld betaald hebben? Ja, ik weet het. Leden van de V.A.L. Men had me vorig jaar al gezegd: laat Dwars door Grijsloke inschrijven bij de V.A.L., dan wordt het gepubliceerd in de V.A.L.-kalenders en dan zijn de deelnemende V.A.L.-atleten in orde met de bondsreglementen. Waarom dan niet, eigenlijk? Dat dus maar even gevraagd aan de secretaris van mijn eigen atletiekclub (ik ben zelf lid van de V.A.L. en daarvoor betaal ik jaarlijks 700 frank). Een paar dagen geleden vertelde iemand mij dat er een kans was dat sommige leden van de V.A.L. zouden eisen mee te lopen zonder betaling, hetgeen we zouden moeten toestaan, omdat Dwars door Grijsloke nu eenmaal voorkomt op de V.A.L.-kalender. En ja hoor, even vóór de start is men me komen zeggen dat het geval zich inderdaad voordoet. Wat kan ik anders doen dan beslissen dat ze niet hoeven te betalen? Ik wéét het dus. En de loper die het me vertelt wil heus niet moeilijk doen want hij gunt ons wel de 200 frank inschrijvingsgeld. Alleen: hij waarschuwt ons dat er nog véél andere leden van de V.A.L. zijn die wél inschrijvingsgeld betaald hebben en het nu misschien gaan komen terugeisen. Wat staat er ons nog te wachten? Dus: geen V.A.L. meer komend jaar?
Iemand komt erover klagen dat er weer enorme stagnatie is geweest vóór de aankomstlijn bij de 7 km. Vorig jaar was dat óók zo. Gaan we het dan nóóit leren? Toch moet gezegd dat er dit jaar nóg meer deelnemers waren en dat het nu toch al iéts vlotter ging. Overigens geen problemen bij de 20 km, wat dát betreft.
Een heer komt vragen of er een trofee is voor hem. Hij is tweede in zijn leeftijdscategorie. Helaas, zeg ik, dit jaar is er enkel een trofee voorzien voor de eerste van elke categorie (er zijn vierentwintig categorieën!), niet voor de eerste drie. Eigenlijk zijn het geen echte trofeeën. Een lid van ons organiserend comité kent namelijk iemand die mooie pentekeningen maakt, en dat lid kwam op het idee om originele pentekeningen, ingelijst en achter glas, te geven als ereprijs aan de eersten. Misschien, zo werd geopperd, zullen die pentekeningen met Grijsloke als onderwerp een ereplaats krijgen in de woonkamer van de loper, terwijl trofeeën toch vaak op zolder belanden. Er waren een honderdtal tekeningen voorzien, doch bij veertig was de tekenaar ziek gevallen en toen was maar beslist dat enkel de eerste van elke categorie er één zou krijgen. Maar we hadden vergeten die verandering te melden aan de computer en die had net als vorig jaar een sterretje geplaatst bij de eerste drie van elke categorie en een sterretje kon toch niet anders dan een trofee betekenen, temeer daar er vorig jaar wél een voorzien was voor de eerste drie.
- Als het zo zit, zegt de man verbitterd, zult ge mij hier nooit meer zien. Ieder jaar kom ik naar Grijsloke met nog een aantal lopers. We komen van ver. Vorig jaar was ik vierde in mijn categorie en ik viel toen net buiten de trofeeën. En nu ik tweede ben in mijn categorie is er maar één trofee per categorie. Neen, onder die omstandigheden ziet ge mij hier beslist nooit meer terug. Daarenboven vind ik dat ge met zon hoog inschrijfgeld en zon hoog aantal deelnemers veel te snel rijk gaat worden.
Ik denk aan de spaarcenten die telkenjare door de leden van het comité moeten bijgepast worden. Ik vertel de man dat de medailles en de uitslagenlijsten alleen al meer dan 200 frank per deelnemer kosten. Dat hij er rekening moet mee houden dat met tweeduizend deelnemers de uitslagenlijsten niet 10 x zoveel kosten als met tweehonderd deelnemers, maar 100 x zoveel (er zijn niet alleen 10 x meer exemplaren te verdelen, ieder exemplaar is ook 10 x omvangrijker!). Ik leg hem verder uit dat er voor de uitslagen van de 4e Dwars door Grijsloke 225 kg. papier en drie liter drukinkt nodig zijn geweest. Hij begrijpt het allemaal niet te best. En de medaille kan naar zijn gedacht nooit méér dan 60 frank gekost hebben. Ik zeg dat de medaille maar weinig minder dan 200 frank gekost heeft en dat we hem een copie van de factuur zullen opzenden. Hij gelooft het niet. Zelfs alswe hem de copie opzenden zal hij het nog niet geloven. Overigens willen we gaarne van hem vernemen wie ons dergelijke medailles kan leveren aan 60 frank
Hij blijft verbitterd. Hij zal niet meer terugkeren naar Grijsloke. Ik vertel het aan Lucien, een half uur later. Had je nu maar gezegd dat hij tóch een trofee kon krijgen, zegt Lucien, we moeten ons best doen om iedereen tevreden te stellen. Net als ik wil zeggen dat de man zo kwaad was dat hij nu al wel lang naar huis zal zijn, zien we hem in de buurt van het podium. Hij loopt nog steeds te morren over de trofee die hem toekomt en die hij niet krijgt. En het stond nochtans in de folders: de eerste drie beweert hij. We weten zeker dat het niet waar is. Lucien speelt een beetje toneel. Verbauwereerd kijkt hij mij aan en zegt: Die man verdient inderdaad een trofee! We hebben er nog wel één in reserve. Hier die tinnen schaal. Er staat een plaatje op: speciale prijs Dwars door Grijsloke 1984. Zo moet ik het niet, ik wil op het erepodium zegt de man. Akkoord, op het podium dan maar Straks zullen er wel zijn die uitleg komen vragen over deze heer op het podium. Lang duurt het inderdaad niet. Een beetje een speciaal geval leg ik uit. Ik moet luid roepen, want de interpellant is een beetje doof en er is veel lawaai in de tent. Maar zo gemakkelijk kom ik er niet van af. Hij wil meer uitleg. Het kost me gegarandeerd mijn stembanden en ik moet dringend de uitslag nazien om uit te maken wie de volgende is die we op het modium moeten roepen. Ogenblikje, zeg ik, en ik ruk me los.
Een dame die tweemaal op het erepodium is gekomen en benevens een T-shirt en een polshorloge twee pentekeningen ontvangen heeft, komt vragen waar we de polshorloge gehaald hebben, omdat het eigenlijk meer een kinderhorloge is. Ze zou het willen omruilen. Ik weet echt niet meer waar de horloge vandaan komt. Of ik dat toch maar eens wil uitzoeken en het haar later, schriftelijk misschien, eens wil laten weten? Ik beloof haar dat ik mijn best zal doen.
Iemand komt naar me toe met een lint in de hand. De medaille is er afgegleden en verloren gegaan. Of ik voor een andere medaille wil zorgen? Ik noteer zijn naam en beloof al het nodige te zullen doen. Hij geeft mij het lint.
Iemand uit Antwerpen heeft autopech gehad en heeft daardoor de start niet meer gehaald. Hij vraagt of we hem vanavond of morgen het parcours kunnen laten lopen onder officieel toezicht opdat hij de medaille zou kunnen verdienen. Ik zeg dat dat niet gaat, maar ik draag hem op de omloop in zijn eentje te lopen, dat we hem op zijn erewoord zullen geloven en hem de medaille zullen opsturen.
Een oude kennis houdt mij staande. Begrijpt niet dat ik nu geen vijf minuutjes tijd voor hem kan vrijmaken, omdat ik zogezegd op tien plaatsen tegelijk moet zijn. Een weerzien na verscheidene jaren, nauwelijks van aard om de oude vriedschapsbanden te verstevigen
Een bejaarde dame komt schuimbekkend op me af. Ze noemt het een schande dat men een ongeletterde Corsicaanse gastarbeider geen medaille geeft. Ik leg uit dat de man laattijdig ingeschreven was en dus de medaille zal toegestuurd krijgen. Ieder woord van mij wekt haar woede nog meer op. Ze heeft het over racisme en nazisme. Ik heb geen medaille in mijn zak. Er zullen er bijgemaakt worden. Ik kijk of mijn zoon in de buurt is, van wie ik de medaille zou kunnen afschooien. Ik vind hem niet. Willy Mahieu staat enkele meters verderop. Of die zijn medaille voorlopig wil afstaan? Hij zal zijn medaille gaan halen in de auto. Het zal minstens vijf minuten duren, want de auto staat ver. Het duurt inderdaad vijf minuten en al die tijd houdt de vrouw niet op mij de huid vol te schelden. Tot ik haar de medaille overhandig. Ze neemt het eremetaal beet, kijkt er bewonderend naar en knijpt mij dan stevig in de arm. Wat zal Giancarlo blij zijn. Volgend jaar komen we zeker terug. Het was zó, zegt ze en ze maakt de veelbetekenende hoogschattende geste met de duim hoog in de lucht. Wat leven we toch in een rare wereld!
De uitslagenlijsten van de 7 km. zijn later klaar dan gepland. Het duurt tot bijna drie uur na de koers. Ik vind het zelf erg vervelend. Ik weet dat onze computerman erg bekwaam is en een getrainde ploeg en degelijke apparatuur ter beschikking heeft. Niettemin had hij al bijna een uur eerder klaar moeten zijn. U wacht opzettelijk lang met de uitslagen zegt een man om ons zo lang mogelijk hier te houden, opdat ge veel drank aan ons zoudt kunnen verkopen. Maar bij mij pakt dat niet: ik heb mijn eigen koelbox meegebracht.
Oef! De uitslagenlijsten zijn klaar. In de rij staan! schreeuwen degenen die ze moeten uitdelen. Ge ziet dat van hier, zegt een jongedame terwijl ze zich met de ellebogen naar voor werkt, om hier te staan tot vanavond laat zeker!
Een dame vertelt tegen iedereen die het horen wil dat ze ten onrechte niet in de uitslag voorkomt. Zoiets heeft ze nog nooit meegemaakt. Dat ze uitgerekend in Grijsloke niet in de uitslag voorkomt! We beloven haar een uitslagenlijst op te maken waar ze wel in voorkomt. Er bevindt zich namelijk een blanco plaats in de buurt waar ze meent geëindigd te zijn: misschien was haar borstnummer wel gescheurd en onvoldoende leesbaar. Voor elk twijfelachtig geval wordt er een plaats open gelaten teneinde de juiste naam achteraf te kunnen bijdrukken. Een gecorrigeerde uitslag zal haar worden opgestuurd. Ze blijft ongelukkig. Als ze vandaag de gecorrigeerde uitslag niet in handen krijgt zal ze het overal rondvertellen. Want recht moet geschieden. Enfin, we kunnen het vandaag onmogelijk klaarspelen. En ach, het overal rondvertellen doet ze toch.
Een jongeman die op het erepodium komt is niet opgetogen met de pentekening die hij als trofee ontvangt. Die hang ik ten hoogste in de WC, zegt hij. Over de T-shirt die hij gekregen heeft is hij evenmin tevreden: als er nu nog Dwars door Grijsloke had opgestaan De extra-prijs, een paar loopschoenen, daar is hij wél over te spreken.
Echt woedend zijn twee veteranen uit de kuststreek. Ze schreeuwen honderd uit tegen Lucien en tegen mij en ze laten ons geen kans er een woordje tussenin te brengen. Bij de ene kan je de verachting voor Dwars door Grijsloke zo van zijn gezicht aflezen. Ze hebben kennelijk vorig jaar allebei een trofee behaald en nu is er geen prijs of trofee voor hen weggelegd. Een schande, zegt de ene, dat ze een oud mannetje van zesenzestig in de kou laten staan, terwijl die vrouwen zo geëerd worden. Hij doelt onder andere op Netty Saive uit Eindhoven, die als derde vrouw, en eerste van haar leeftijdscategorie, tweemaal op het podium heeft mogen plaatsnemen. Als we uiteindelijk toch aan t woord mogen komen zegt Lucien dat ze gelijk hebben en dat ze inderdaad een extra-beloning ruim verdiend hebben. Ze zullen een pentekening, ingelijst en achter glas, opgestuurd krijgen. Maar ze zouden het nu direct willen krijgen en dat gaat natuurlijk niet. Het lijkt er niet op dat hun gevoelens tegenover Dwars door Grijsloke veel zullen verbeteren door het opsturen van de pentekeningen. We moesten die beide heren maar eens bij hen thuis gaan opzoeken als ze wat kalmer zijn, heeft Lucien nog gezegd tijdens het avondfeest. En alleszins gaan we de tweede en de derde van elke categorie alsnog een pentekening bezorgen.
Over het avondfeest gesproken: één enthousiaste drukke bedoening. Jammer dat een paar jeugdige baldadigaards hun bierglazen aan scherven hebben geslagen in de tent, die opgesteld stond in de weide van boer Van Moorleghem. Eén stukje glas in de weide kan mij een koe kosten, heeft de boer nog gezegd. Het wordt nog uren zoeken naar stukjes glas: één achtergebleven stukje zou wel eens het einde van Dwars door Grijsloke kunnen betekenen!
Een moeder met zoontje aan de hand komt haar beklag doen. Bartje heeft nochtans héél zijn rondje uitgelopen en tóch geen prijs! Eigenlijk zielig voor zon kind. Wat voor barbaren zijn het in Grijsloke dat ze zon lief klein jongetje een prijsje weigeren? Bartje had weliswaar een bonnetje gekregen aan de aankomst, maar het nummertje dat erop stond was niet in de prijzen gevallen. Waarom geven ze dan bonnetjes als er toch geen prijs mee te verdienen valt? Daar wordt zon kind toch afschuwelijk door gefrustreerd Als je niet iedereen een prijs kan geven, moet je er maar liever niet aan beginnen. Dat komt ervan als je over de achttienhonderd deelnemers hebt en maar twaalfhonderd prijzen.
En weer komt er iemand klagen dat de uitslagen zo lang op zich laten wachten, van de 20 kilometer. De laatste deelnemer is nochtans amper anderhalf uur binnen. Ik vraag de man eens goed na te denken en mij dan antwoord te geven op de vraag: Waar te wereld zijn, bij een stratenloop van dergelijke omvang, de volledige uitslagenlijsten sneller klaar dan in Grijsloke?. In Brugge, zegt de man, de 25 km. voor veteranen in Brugge. Wanneer zijn de uitslagen dan klaar in Brugge? vraag ik. Om vier uur stipt, zegt hij. Maar dat is daar dan toch ook zon vier uur na de wedstrijd? O jawel, zegt hij, maar daar weet ge tenminste dat het om vier uur is. Hij gaat meteen weg, want voor hem is de discussie afgelopen en in zijn voordeel beslecht.
Iemand heeft als prijs een pak diëetvoeding gekregen, met shaker en twee dozen vitamines, totale verkoopwaarde ongeveer achthonderd frank. Eet gij dat? vraagt hij mij. Ik eet dat niet, zegt hij. Kan ik er u soms een plezier mee doen? Ik kan het pak nu niet aannemen. Waar moet ik er mee heen? Zal hij het pak nu weggooien?
Na de laatste wedstrijd heeft een kind in een glasscherf getrapt, een ander is door een wesp gestoken. Er moet dringend een dokter bijgehaald. Merkwaardig toch dat we dit jaar méér ongevallen te noteren krijgen ná dan tijdens de wedstrijd.
Ik heb zopas een mededeling gedaan. Ik spring via een plooistoeltje van het podium. Maar het stoeltje kantelt en klapt dicht. Ik hoor een gekraak en voel tegelijkertijd een hevige pijn in mijn rechter onderarm, zon vijftal centimeter boven de pols. Heb ik mijn arm gebroken? Neen, gelukkig niet. De botten zitten nog stevig op hun plaats. Ik laat niet blijken hoeveel pijn het doet. Niet kinderachtig zijn nu, in het bijzijn van al die mensen. Mijn vrouw vindt zó al dat ik met die hele Dwars door Grijsloke mijn prestige deerlijk door de modder sleur. Ach, waar is prestige goed voor?
Schande, roepen de vrouwen. Waarom zijn onze kleedkamers zo vér? En waarom zijn er daar geen WCs? Gelijk hebben ze. Dat we dáár niet aan gedacht hebben. Dat ruikt inderdaad naar discriminatie. Maar ja, alles is zo primitief in Grijsloke. Er is gewoonweg niéts. Géén zaal, géén douches, géén parking. Gelukkig hebben we boer Van Moorlegem die zijn weide ter beschikking stelt. Verder behelpen we ons met tenten waarvan de huurprijs rond de vijftigduizend frank bedraagt, en geprefabriceerde WCs. Er is wel stromend water op de weide en er zijn wasbassins.
Iemand komt mij vertellen dat enkele deelnemers ten onrechte een medaille hebben gekregen bij de aankomst. De zaak zit zó Wie 200 frank inschrijvingsgeld had betaald, had recht op een medaille, in tegenstelling tot degenen die maar 50 frank hadden betaald. Bij de deelnemers die voor de medaille hadden betaald, was op het borstnummer een sticker geplakt van de sponsorende bank. Enkel diegenen met een sticker kregen de medaille bij de aankomst. Toen de bankdirecteur bij de start tussen de talrijke lopers-met-sticker er ook enkele zag zonder sticker, moet hij gedacht hebben de organisatoren ter wille te zijn door er zelf nog enkele te plakken op de stickerloze borstnummers. Vandaar.
De start van de 7 km. was slecht, morren enkelen. Bij nazicht van de videobeelden blijkt dat het inderdaad zó is geweest. Van bij de start is het dus al misgegaan. Lieve Heer!
Maar dan heb je dít dan weer. Van alle kanten komen er gelukwensen met de puike organistie. Van Fernand Tonneau, Marc Smet, Carlos Lagaisse, Joos Casteele, Hugo Van Krunkelsven, Robert Van de Bogaerd Ach, waar begin ik aan? Er zijn er honderden die met gelukwensen komen. Alles is perfect geweest. De ambiance, het weer, de volkomen verkeersvrije omloop, een zee van toeschouwers, de verzorging (sponsen, drinken), de fanfare, de aanmoedigingen en de steun van het publiek, de hulpposten (drie dokters, twee vaste en verscheidene mobiele rode kruisposten, twee volledig uitgeruste ambulances, overal CB-ers op de omloop), de bevoorrading aan de aankomst (cola, yogourt) en noem maar op. Heus, een perfecte organisatie. Neen, wees gerust, er viel echt niets op aan te merken vandaag. Een vlekkeloze organisatie. En het schreien staat me nader dan het lachen.
Waarom doen we het, Lucien? Waarom in s hemelsnaam? Jij vooral zult er nog weken lang dag en nacht werk mee hebben: uitslagen, diplomas, medailles, trofeeën en achtergebleven prijzen en kledij opsturen, klachten behandelen, uitslagen corrigeren, rekeningen vereffenen, materiële schade herstellen, enzovoort. Jij vooral, omdat jij de grote veelzijdige alomtegenwoordige man bent, die overal een mouw weet aan te passen. Maar je zult ook overstelpt worden met brieven uit verscheidene landen, die beginnen met Beste Lucien, Cher Lucien, Dear Lucien, Lieber Lucien en zelfs Caro Lucien, en waarin Dwars door Grijsloke geroemd wordt en waarin ze jou bedanken. Ik weet dat je dan op slag al het doorstane leed zult vergeten en dat je dan wenen zult van geluk, zoals je op 25 augustus bij momenten geweend hebt van wanhoop en ellende.
Waarom doen we het, Lucien? Waarom steken we er onze energie en onze centen in, terwijl velen denken dat we er een mooie bijverdienste aan hebben? Als ze echt ontevreden zouden zijn, zou het dan kunnen dat ons aantal deelnemers telkenjare dermate groeit? Hebben we dit jaar niet ei zo na de kaap van de tweeduizend deelnemers bereikt? Weet je wat ik denk, Lucien? Ik denk dat we Dwars door Grijsloke nóóit moeten opgeven.
(En hoe is het verder gelopen? Reeds na de 10e editie
- toen was er een record-aantal inschrijvingen van boven de 2000 heeft Lucien Van Lancker er de brui aan gegeven. Hij had Dwars door Grijsloke groot gemaakt. Hij had een nog véél grootser plan : het organiseren van een Europa-jogging cup, in verscheidene Europese landen, waarbij Grijsloke centraal zou staan. Dat plan heeft hij helaas maar gedeeltelijk kunnen verwezenlijken, door gebrek aan medewerking Zijn ontgoocheling is evenwel niet van die aard geweest dat ze hem belet heeft tot op heden één van de vurigste supporters van Dwars door Grijsloke te blijven. Ikzelf ben pas na de 24e editie uit de organisatie gestapt. Maar Grijsloke, met zijn loopkoers en zijn loopclub, zal een deel van mijn leven blijven, tot het einde van mijn dagen )
De 28e Dwars door Grijsloke: afgang van de macho's.
Dwars door Grijsloke: t zit er weer op. En of het geslaagd was! Eén minpuntje: het aantal deelnemers is weer eens achteruit gegaan. En misschien is er nog een tweede minpunt: met de machos lijkt het allesbehalve goed te gaan. Jean-Marie is komen supporteren. Deelnemen was er niet bij. Dat wisten we eigenlijk al van te voren. Hij is al enkele weken onder doktersbehandeling wegens rugklachten. Ursin was in geen velden of wegen te bespeuren. Oók gekwetst? Iedereen heeft er het gissen naar. Mysterie! Johan is ook enkel maar komen supporteren. Dat er iets was met zijn voet, dat wisten we al een tijdje, maar het had hem niet weerhouden van de wekelijkse trainingen. Zodus En Jaak. Is gestart in de 7 km. wedstrijd, doch heeft er na een paar honderd meter reeds de brui aan gegeven. Vanwege een spierverrekking of zoiets. Al dient gezegd dat hij anderhalf uur later de 10 mijl gelopen heeft, zij het in een tijd, die voor hem althans, zwaar ondermaats was. En ikzelf? Driehonderdeenendertigste op driehonderdvijftig aangekomenen. Beschamend. Maar ik heb een alibi natuurlijk. Kniepijn! Met haken en ogen hangen ze nog aaneen, die machos. Dat de aftakeling zo snel zou gaan: wie had het ooit durven denken?!
En morgen verneemt u op deze site, beste lezer, hoe het er een kwarteeuw geleden aan toeging tijdens Dwars door Grijsloke.
Wenst u mijn memoires te lezen: u kan het boek lenen in de bibliotheek of kopen. Voor alle inlichtingen: zie op 4 juni 2007 onder de titel "O jerum, jerum, jerum...: een hit!"
Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
Lees iedere maandag en iedere vrijdag een nieuw verhaaltje uit de GRIEKSE MYTHOLOGIE op www.bloggen.be/dzeus
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek