xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In mijn vorig verhaal heb ik laten doorschemeren dat ik een boek aan t lezen ben van Dimitri Verhulst, onze meest succesrijke Nederlandstalige schrijver. Tot voor een paar weken moest hij Piet Huysentruyt en Herman Brusselmans laten voorgaan, maar met zijn laatste boek Godverdomse dagen op een godverdomse bol is het dus
bingo! Driehonderdduizend exemplaren in één week tijd, dat moet je verdienen! Waarschijnlijk is Dimitri daarmee nu de grootste Nederlandstalige schrijver aller tijden. Vorig jaar was hij met De helaasheid der dingen al de béste, nu is hij dus ook de grootste. En zeggen dat men met duizend exemplaren in Vlaanderen reeds aan een bestseller toe is
Het boek waar ik, beste lezer, mij nu doorheen aan t worstelen ben is inderdaad Godverdomse dagen op een godverdomse bol. Uit doorgaans min of meer redelijk goed ingelichte bron heb ik vernomen dat de oorspronkelijke titel Godverdomse dagen op een godverdomse bol, godverdomme was, maar dat ze de uitgever? om een of andere duistere reden die laatste godverdomme hebben weggelaten. Hetgeen spijtig is, want godverdomme is een woord dat erg goed aanslaat, ook in het buitenland zo heb ik een Engelse vriend die maar één Nederlands woord kent, namelijk godverdomme , want laten we niet vergeten dat een bestseller als Godverdomse dagen op een godverdomse bol binnen de kortste keren in alle talen zal vertaald worden. Spijtig dus van die laatste godverdomme, die ze er afgehaald hebben. Al kunnen ze die er natuurlijk altijd weer aan toevoegen. Kunt u zich voorstellen, waarde lezer, dat er bij onze Oosterburen ook maar iemand zou kunnen weerstaan aan een boek waarvan de titel luidt: Gottverdammte Tage auf einen gottverdammten Ball, godverdomme? Geschreven door de grootste Nederlandstalige schrijver van deze tijd.
Het dient evenwel gezegd dat ik er mij nog niet helemaal doorheen gewerkt heb: hoogstaande literatuur laat zich niet altijd vlot lezen, ligt soms wat zwaar op de maag. Het deed mij denken aan de levertraan, waarvan ik, kort na de oorlog, dagelijks een grote soeplepel moest naar binnen werken. En ofschoon ik toen al besefte, hoe jong ik ook was, dat die levertraan onontbeerlijk was voor mijn lichamelijke gezondheid, toch liet ik telkens hevig protest horen: de smaak van levertraan is afschuwelijk! Een compromis drong zich op en was gauw gevonden. Dezelfde hoeveelheid levertraan werd toegediend in vier porties, vier keer een kleine koffielepel, telkens afgewisseld met een lepeltje honing. Een draaglijke toestand.
De wetenschap dat het werk van Dimitri Verhulst, ondanks de bittere smaak, al even onontbeerlijk is voor mijn geestelijke gezondheid als levertraan indertijd voor mijn lichamelijke gezondheid, en de herinnering aan de levertraan-historie uit mijn prille kinderjaren, in combinatie met het feit dat mijn oog gisteren viel op het boek Spelenderwijs van Albert Debeurme, bracht mij op een lumineus idee, een van de meest lumineuze die de laatste tijd bij mij opgekomen zijn: een lepeltje godverdomme, een lepeltje spelenderwijs, een lepeltje godverdomme, een lepeltje spelenderwijs en ga zo maar door
Een voorbeeld moge het héél duidelijk maken:
t Heeft zich, als zovelen die het water ontwijdden en verlieten, verdeeld in houders van kloten en dragers van spleten. Maar t is, met uitzondering van een voor de rest niet ter zake doende bonobo, het enige schepsel en zal ook het enige schepsel blijven waarbij de reu de teef langs de voorkant neemt en volpompt met een nageslacht; zo kan de reu de haat en de angst zien op het ruwe smoelwerk van de teef, de aversie, de walging. t Paart in de stank van elkanders tanden, de ene met de andere en de ander na de één...
(uit: Godverdomse dagen op een godverdomse bol, 2008)
maart 1917. Het vriest nog dat het kraakt en t is nog putje winter. De Schelde is toegevrozen, dat zelfs paarden met kar en al er nog veilig kunnen over rijden.
Grote ellende in het derde oorlogsjaar laat zich overal voelen.
t Zit kavezwart al alle kanten, maar in de Statiestraat 38 bij Irma en Benoni komt een derde kindje ter wereld...
(uit: Spelenderwijs, 1992).
Zie de uitgelatenheid waarmee het paar dagen oude, nog onder de baarmoederslijmen zittende schepsel bij de achterpoten wordt gepakt en met zijn hoofd tegen de stenen gesmakt. Het bloed gutst alle kanten op, de stront pruttelt eruit bij wijze van overlijdensact. Kindje dood
(uit: Godverdomse dagen op een godverdomse bol, 2008)
Bijna overal was de ruige ondergrond bestrooid met scheerlingen van Spaanse hagen en palmstruiken. Hier en daar ook met breed lang lis, doormengd met blaadjes van pioenebloemen. Vóór de kapel lag er een tapijt van geverfd zagemeel, waar alleen de pastoor met het Heilig Sakrament mocht op terten
(uit: Spelenderwijs, 1992).
t Spoelt de vagina met zure melk en loten van de acacia. t Steekt kwintappels en dadels en honing in haar liefdesspier. En als ook dat niet helpt, dan smeert t haar hele warme binnenkant vol met in azijn gedrenkte kamelenmest
(uit: Godverdomse dagen op een godverdomse bol, 2008)
Aan t Veerd werden we de Schelde overgezet, op een bootje, dat reize op t water lag, tot in de meersen van Melden, en dan ging het bergop, door een groot bos. En als ik moe werd, mocht ik op de schouders van grootvader, Leo Vanhoutte, ons moeders vader. Meewiegend had ik van boven goed uitzicht over alles rondom mij. Vlak vóór mij voelde ik de zwetende hals van Leo, die voor de gelegenheid een rode doek met witte bollekes droeg
(uit: Spelenderwijs, 1992).
t Schijt aanvankelijk nog stront maar gaandeweg schijt t ook water. t Schijt maar hele dagen aan doch nooit genoeg opdat t ook zijn ziekte zou mogen mee uitschijten. Slijm en gal en hier en daar nog andere drab loost t langs de bovenkant. t Kan geen lichaamsspleet meer hebben of er moet vettigheid uit sijpelen
(uit: Godverdomse dagen op een godverdomse bol, 2008)
De zware trekpaarden zijn zeer vroeg in ons leven verschenen. Gezeten op de snak van een dokkerende driewielkar, mochten we een stukje van het kordeel vasthouden en in bewonderinge zijn voor hun machtige zwetende achterlijven. Als ze stilvielen aan een mennegat, gingen we ons spiegelen in hun grote donkere ogen. Ze roken altijd zo deugddoende en het was ons grootste contentement ze te strelen in de warme nek en hun namen te fluisteren: Bella, Vos, Sara, Jenny. Of we zagen ze de ploeg sleuren en volgden dan de dikke schellen zwarte aarde, die langs de blinkende riesters naar boven krulden, om dan gekeerd en juist verpasse gedraaid te gaan neerliggen
(uit: Spelenderwijs, 1992).
Mocht iemand de lust bekruipen een van beide boeken te kopen
Het boek Godverdomse dagen op een godverdomse bol is overal te koop in alle goede en zelfs in minder goede boekenwinkels, al kan ik mij moeilijk voorstellen dat u het, beste literatuurliefhebber, nog niet in uw bezit hebt. Het boek van mijn vriend Albert Debeurme, die helaas reeds enkele jaren geleden ter ziele is gegaan, kunt u nergens meer kopen en
míjn exemplaar leen ik voor geen geld ter wereld uit. Maar troost u, trouwe lezer, u die mijn brief aan Jan Bauwens gelezen hebt, geschreven op 30 september laatstleden: aan Spelenderwijs verliest u geen kunstwerk, om de simpele reden dat Albert geen gerenommeerd kunstenaar was. U verliest er hooguit dat lepeltje honing mee dat een écht kunstwerk als Godverdomse dagen op een godverdomse bol een beetje verteerbaar maakt
|