xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Soms lijkt het levenseinde bezaaid met rozen. Laat dat nu met mij het geval zijn!...
Eenieder, of bijna eenieder, en alleszins de trouwe lezer van mijn cursiefjes, weet dat ik sedert eind 2007 professor ben. Mijn pensioen is dan ook op passende wijze aangepast: een veelvoud van een gewoon werknemerspensioen. Dat ik eind vorige maand in het revalidatiecentrum opgestapt ben, zal u, trouwe lezer, evenmin ontgaan zijn. Nooit eerder had daar iemand tot zijn achtenzestigste gewerkt! Tijdens mijn afscheidsfeest stonden allen en dat zijn er rond de honderd met de tranen in de ogen, de directeur incluis. Ikzelf ben zowat de enige die zich flink gehouden heeft. Geen traantje weggepinkt. En dat om dezelfde reden als Kim Gevaert bij haar afscheid: als ik begin te wenen weet ik van geen ophouden meer en daarom kan ik er dus maar beter niet aan beginnen, dacht ik zo bij mezelf.
Vanzelfsprekend zal ik mijn dagen nu niet in ledigheid slijten. Mijn telefoon staat dezer dagen immers roodgloeiend. Bij manier van spreken, natuurlijk. Patiënten bij de vleet. En omdat ik nu professor ben zou ik een drievoudig tarief moeten aanrekenen, anders gelooft niemand dat ik een échte professor ben. Ik ben er niet slimmer op geworden natuurlijk, maar ik doe wel alsof. Dat ik de laatste tijd wel erg vergeetachtig ben, hindert niet. In tegendeel, dat staat goed voor een professor. Met de patiënten praat ik nu niet meer zoveel als vroeger over hun ziekte. Gewichtig mompelen daarentegen gaat mij steeds beter af en babbelen, over koetjes en kalfjes.
Eén probleem is er wel: ik mag niet méér bijverdienen dan zon dikke duizend euro in de maand. Eén euro méér en ze nemen mij mijn pensioen helemaal af, dat groot pensioen, weet je wel, dat een veelvoud is van het gewoon pensioen. Toch niet te geloven!... Mag ik misschien een suggestie doen aan onze minister van vereenvoudiging, de heer Kwikkelbornee? Laat de gepensioneerde zelfstandige zijn duizend euro in de maand bijverdienen en belasting en sociale bijdrage op dat bedrag betalen en neem hem alles af wat hij daar bovenop verdient. Maar ontneem hem, om de liefde Gods, zijn groot pensioen dat veelvoud niet, omwille van die ene euro.
Er zal dus niets anders op zitten dan mijn kliënteel te beperken en ik zou ook maar beter afzien van het professorale drievoudige ereloon, al zal dat laatste mijn prestige allerminst ten goede komen. En eens de duizend euro binnen, kan ik maar beter gedurende de rest van de maand gratis werken, hetgeen natuurlijk ook weer niet goed zal zijn voor mijn prestige. Of
ik zou in t zwart moeten werken. Hé, dat zoiets nog nooit bij mij opgekomen is. Dat zou alvast mijn prestige niét schaden. Ik heb tenminste nog nooit iemand zich laatdunkend horen uitlaten over een professor die in t zwart werkt.
Mij dunkt dat velen genezen alleen al door mijn geleerde blik. Ik leg hun nog zelden uit aan welke ziekte ze precies lijden ook al omdat ik het vaak niet wéét maar ik ben wel in staat zó geleerd te kijken dat ze ervan overtuigd zijn dat ik het wél weet en ze dus in goede handen zijn.
En dan is er nog mijn luxueuze dienstauto, die mijn vorige werkgever die hier niet vermeld wenst te worden mij levenslang gratis ter beschikking stelt, alle kosten inbegrepen. Hetgeen nogmaals gelijkstaat met één werknemerspensioen. Aangezien de onderhandelingen met de autofabrikant zijn afgesprongen, vermeld ik het merk van de auto hier eveneens niét.
Maar mijn ultieme doel blijft natuurlijk: directeur worden! Die grote droom van mij heb ik reeds verwoord in mijn memoires (O jerum jerum jerum
anno 2006). Hier volgt een kort fragment uit dat boek:
Maar nu word ik dus lekker tóch directeur. Ik ga de oude bakkamer van het huis in de Broekstraat inrichten tot museum. De oven waarin we tijdens de oorlog zelf ons brood bakten, is er nog. De inkom zal gratis zijn, consumptie inbegrepen. En ik zal de directeur zijn van het museum. Het ontwerp van mijn visitekaartje is al klaar...
U wil natuurlijk gaarne weten hoe dat visitekaartje er precies zal uitzien. In het boek staat het afgebeeld. Mocht u er geen meer kunnen bemachtigen omdat het uitverkocht is bijvoorbeeld dan kan ík er misschien nog wel een versieren voor u, mijn waarde lezer. Aarzel niet met mij contact op te nemen. Het visitekaartje bevindt zich op pagina 203, de op één na laatste pagina. De teneur van die laatste pagina is somber. Pessimistisch. Maar toen wist ik nog niets van mijn bevordering tot professor, noch van mijn groot pensioen, noch van het feit dat ik zo gemakkelijk iets zou kunnen bijverdienen, noch van mijn dienstauto
Ik moet er eens over nadenken om mijn memoires te herschrijven. Als directeur
En wat mij daar nu opeens te binnen schiet: ik moet dringend weer eens contact opnemen met professor Omsk van Togenbirger de Waelekens. We zijn nu immers collegas. Ik noem hem nu doodgewoon en ongecomplexeerd
Omsk!
|