College van burgemeester en schepenen beraadslaging/proces verbaal
KopieSamenstelling: de heer Patrick Janssens, burgemeester; de heren Robert Voorhamme, Philip Heylen, Ludo Van Campenhout, mevrouw Leen Verbist, de heren Marc Van Peel; Luc Bungeneers, Guy Lauwers, mevrouw Monica De Coninck, schepenen; de heer Roel Verhaert, stadssecretaris.
Zitting van vrijdag 3 april 2009
Iedereen aanwezig behalve de heer Philip Heylen en mevrouw Leen Verbist, schepenen.
collegebesluit: 4459 van vrijdag 3 april 2009 Stadsontwikkeling A-Punt
8 Nota voor publieke consultatie plan-MER gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP)Spoorweginfrastructuur Oude Landen (Ekeren). Terinzagelegging nota. Opmerkingen college. Goedkeuring. Introductie beleidsrichtlijn (Jaarnummer 4459) Van 9 maart 2009 tot en met 8 april 2009 ligtde nota voor publieke consultatie van het op te stellen plan-MER Spoorweginfrastructuur Oude Landente Ekeren ter inzage voor het publiek. Het stadsbestuur kan haar opmerkingen over deze notaaan de dienst Mer overmaken. Externe factor, vraag van (andere) overheid, 4/03/2009
Auteur: Klaas Meesters/Hans Willems
MotiveringVoorgeschiedenisOp 31 oktober 2001 (jaarnummer 11719) keurde het college de beleidsovereenkomst omtrent de herbestemming vanhet spoorwegemplacement Stuivenberg tot Stedelijk Park Spoor Noord tussen de NMBS, nv EIS en de stad Antwerpengoed. In de beleidsovereenkomst handelt één ontbindende voorwaarde over de uitwijkbundels met name artikel 29. Uitwijkbundels. In dit artikel streven de partijen een spoedige oplossing na voor de verplaatsing van de aanwezigeuitwijkbundels naar Luchtbal.Op 23 januari 2004 (jaarnummer 346) besliste het college om principieel akkoord te gaan met deverplaatsing van de uitwijkbundel naar Luchtbal, conform de beleidsovereenkomst, maar niet incombinatie met de onderhoudsinstallatie.Op 10 maart 2006 keurde het college de beleidsnota ‘Oude Landen’ goed, waarmee het haar visieop dit gebied vanuit het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (s-RSA) uitschrijft infunctie van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de optimalisatie van de spoorontsluiting van de haven, waarmee tegelijkertijd de (minimale) spoorwegbundel kan worden verankerd. Het college besliste hierovereen collegiale brief te richten aan de minister bevoegd voor ruimtelijke ordening en de NMBS.Op 24 april 2006 besliste de districtsraad van Ekeren naar aanleiding van de beleidsnota ‘OudeLanden’ en de projecten van de NMBS een aantal aanbevelingen over te maken aan de Vlaamse regering.College van burgemeester en schepenen beraadslaging/proces verbaalOp 21 december 2006 werd het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (s-RSA)'Antwerpen Ontwerpen' door de deputatie definitief goedgekeurd.
Op 9 februari 2007 nam het college akte van het kennisgevingsdossier van het project-MER voorde aanleg van een ongelijkvloerse spoorvertakking en uitbreiding van de spoorbundel Luchtbal enbesliste om zijn advies over te maken aan de dienst Milieueffectenrapportage van de VlaamseOverheid (Departement Leefmilieu, Natuur en Energie).
In het kader van de project-MER adviseerde het college op 22 februari 2008 (jaarnr. 1660) om volgende milderende maatregelen op de nemen:
1 Het gebied tussen beide spoorprojecten wordt door de NMBS ingericht als eennatuurontwikkelingsproject, waarvoor ten gepaste tijden in samenspraak met de stad een plan zalvoor opgemaakt worden.
2 De oversteekbaarheid van Lijn 27A te realiseren door een recreatieve en ecologische verbindingte maken samen met de onderbruggingen en het herstel van de oevers van de Oudelandse beeken de Laarse beek ter hoogte van hun dwarsing met het vertakkingscomplex.
3 De oversteekbaarheid van Lijn 12 te realiseren door een recreatieve verbinding te maken tenzuiden van de spoorbundel Luchtbal die het bestaande natuurreservaat verbindt met hettoekomstige natuurrijk park.
Feiten en context Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) – ruimtelijkeplanning maakt met het integratiespoor een GRUP op voor de bijkomende spoorweginfrastructuur‘Oude Landen’. Dit GRUP is vereist omdat de zone tussen de twee spoorlijnen (12 en 27A)momenteel de bestemming parkgebied heeft. Spoorweginfrastructuur past uiteraard niet in eenparkgebied. De eerste stap om tot een GRUP te komen via het integratiespoor is de nota voorpublieke consultatie, binnen de MER-procedure kennisgevingsdossier. Binnen deze nota wordtaangegeven wat men wil onderzoeken in het kader van het MER.Het plangebied is beperkt tot de huidige spoorweginfrastructuur, Lijn 12 en 27A, en de ruimtetussen de twee spoorlijnen, momenteel in landbouwgebruik. In het noorden wordt het plangebiedbegrensd door de Prinshoeveweg. In het zuiden is de huidige spoorinfrastructuur de grens van het plangebied. Het plangebied behoort volgens het s-RSA tot de zachte ruggengraat, meer bepaald het Noorderpark. De zachte ruggengraat is een opeenvolging van onderling verbonden ruimten,gerelateerd aan het watersysteem. Water is alomtegenwoordig op het Antwerps grondgebied en hetbeperkt zich niet tot de grote rivieren en kanalen, in tegendeel, het is een zeer diffuus en complexnetwerk. De gebieden langsheen de verschillende waterlopen en kanalen, die moeten opengehouden worden voor overstromingen, tekenen een ruimte af die de basis vormt voor een systeemvan vijf parken.De parken leggen relaties met de omgeving en met de natuurlijke structuur. Ze zijn afgestemd opde structuur van de waterelementen zoals beken, afvoerkanalen en grachten. Ze verbinden deSchelde met het hinterland van Antwerpen en zijn onderling verbonden door de groene corridorvan de Singel en door kleinere corridors, gevormd door het doorsijpelen van de natuur in hetweefsel van de compacte stad. Deze strategische ruimte heeft als voornaamste doelstelling hetcreëren van een krachtig samenhangend ecologisch systeem.
Andere doelstellingen van de zachte ruggengraat zijn:
1 Een thematische differentiatie tussen de vijf parken;
2 Gepaste beheersmaatregelen om de ecologische waarde van de parken te maximaliseren;
3 Het beschermen van waardevolle kleine groenzones in de bebouwde omgeving;
4 Het beheer van de beekvalleien van de Schijn, de Struisbeek en de Laarse beek.
Het Noorderpark moet de ontwikkeling garanderen van de verbindende parkstructuur in hetnoordelijke deel van de stad en moet het bebouwde perifere landschap in Brasschaat/Schotenverbinden met de Schelde en het centrum. De verbinding wordt gerealiseerd via de groene singelen Spoor Noord en loopt langs het Havengebied. Een verbetering van de (tweede) spoortoegang totde haven zal binnen dit park mogelijk blijven, onder specifieke voorwaarden van de Ecostad.De ontwikkeling van de ecologische waarden van de gebieden langs de Laarse en Donkse beekenerzijds, en het voorzien van voldoende recreatieve en sportfaciliteiten voor Luchtbal, Merksemen Ekeren anderzijds zijn andere basisdoelstellingen van het Noorderpark. Deze recreatie kanenkel in afgebakende zones en gelinkt aan het park door middel van wandel- en fietspaden. Derecreatieve kwaliteiten van het park moeten georganiseerd worden in evenwicht tussentoegankelijkheid enerzijds en bescherming van de natuur anderzijds. In de delen die niet onderbescherming staan is informele sport toegelaten.Het structuurplan ondersteunt de uitbreiding van de spoorwegbundels van Lijn 12 (herlokalisatiebundel Schijnpoort ter realisatie van Park Spoor Noord) en Lijn 27A (voorafname op de tweedespoorontsluiting van de haven). De bestaande spoorweg in de Oude Landen kan beperkt uitgebreidworden, mits de nodige ecologische en bufferende maatregelen, landschappelijke inbedding enzonder harde treininfrastructuur.Het strategisch project Laarse –Oudelandse Beek vertrekt vanuit de intentie een doorlopend park terealiseren langsheen het water, het behoud van de natuurlijke waarde en het toevoegen van enkele‘lichte’ uitrustingen: voet- en fietspaden en enkele kleinere voorzieningen in de onmiddellijkeomgeving van woningen.Bij dit vernieuwingsproject voor het water zal tevens de recreatieve relatie met de omliggendewoonwijken mee bekeken worden: een nieuw speelbos voor de buurt, het behoud van despoorwegovergang aan Lijn 12, en het voorzien in een nieuwe spoorwegovergang aan Lijn 27A.Het structuurplan stelt voor om de buffercapaciteit van bijkomende natte natuur langsheen dewaterlopen in dit gebied (Laarse en Donkse beek), als ontwerpconceptmee te nemen. De inplanting van de bundels moet ook rekening houden met het verval van deLaarse beek en de gewenste afvoer naar het Schijn. Wat vandaag nog belangrijke open ruimtes zijnlangsheen de Laarse beek, bvb. de zone voor openbaar nut naast de Sint-Lukaskliniek te Ekeren,kan binnen deze visie bijkomend ingeschakeld worden en herbestemd als toegankelijke groenzonebinnen het gewestelijk RUP.Ook de mogelijkheid kan onderzocht worden om stroomafwaarts aan de Oude Landen (ten westenvan de Ekersesteenweg) een nieuwe open bedding te graven die zowel het debiet van de LaarseBeek, de Oudelandse Beek als de Donkse Beek kan opvangen. In elk geval moet de inplanting vande spoorwegbundels ten zuiden van het stroomgebied van de Oudelandse beek beperkt blijven, omzo een bufferzone en parkgebied te behouden ten noorden ervan. Enerzijds als behoud van hetlandschappelijk karakter en anderzijds om de kwaliteit van het nabij gelegen woongebied tevrijwaren.”Stad Antwerpen beschouwt de beleidsnota ‘Oude Landen’ als het referentiekader voor alleontwikkelingen in deze zone.
Vanuit 7 ruimtelijke concepten (nieuwe natte natuur, noordelijke open ruimte verbinding, zuidelijke schakel, recreatieve verbindingen, spoorwegdoorgangen,speelbosontwikkeling) zijn in deze beleidsnota volgende voorwaarden van belang:
1 De afbakening van het GRUP verruimen zoals aangeduid op de structuurschets. Het gebiedomvat: het natuurreservaat de Oude Landen, het landbouwgebied Oude Landen, de vallei van deLaarse Beek tot aan het afrittencomplex van de E19, het gebied rond het voormaligeKlinaziekenhuis en het buffergebied langsheen het woongebied Rozemaai;
2 Het creëren van een eenheid nieuwe natte natuur;
3 De hydraulische studie uitgevoerd voor de provincie met betrekking tot het voorkomen vanwateroverlast in het gebied door het creëren van bijkomende berging door een gedeeltelijkeomlegging van de Laarse Beek naar de Oudelandse Beek in combinatie met een herprofileringvan de Laarse Beek;
4 Het behouden van een noordelijke open ruimte verbinding zodat het natuurreservaat en het teontwikkelen landbouwgebied verbonden blijven;
5 Een zuidelijke (ecologische en recreatieve) schakel tussen Keizershoek en bospolder;
6 Behoud en voorzien van nieuwe recreatiepaden, spoorovergangen en aansluitingen met deomliggende natuur- en woongebieden;
7 Het versterken van de noordelijke parkstructuur door het gebied rond het voormaligeKlinaziekenhuis te ontwikkelen tot parkgebied en het te verbinden met de vallei van de LaarseBeek;
8 Speelbosontwikkeling in het gebied ten oosten van spoorlijn 27A.
TUC-rail heeft aan Arcadis-Aeolus de opdracht gegeven om voor het gebied tussen de tweespoorlijnen een inrichtingsplan uit te werken. De eerste aanzet tot analyse voor dit plan werd opeen werkvergadering gepresenteerd aan een vertegenwoordiger van de Vlaamse Bouwmeester, vanAgentschap Natuur en Bos (ANB) en Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid enOnroerend Erfgoed (RWO). Ook twee districtsschepenen van Ekeren waren aanwezig.Juridische grondIn het kader van het decreet van 27 april 2007 houdende wijziging titel IV van 5 april 1995houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en natuurlijk milieu (plan-mer-decreet) (B.S.20/06/2007) en besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008 betreffende het integratiespoorvoor milieueffectenrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan (integratiespoorbesluit voorRUP’s) (B.S. 30/05/08) moet de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie ter inzagegelegd worden.AdviesOp 23 maart 2009 heeft de districtsraad beslist dat volgende elementen belangrijkeaandachtspunten zijn, die in de studie moeten worden opgenomen, en die op termijn moeten geïmplementeerd worden, wat de infrastructuur betreft:
1 De impact van de lichtverstoring moeten tot een minimum beperkt worden;
2 De spoorwegoperatoren die gebruik maken van spoorweginfrastructuur en deexploitatiemaatschappijen van spoorweginfrastructuur doen maximale inspanningen met het oog op het verminderen van de productie van lawaaihinder. Spoorwegoperatoren zetten fluistertreinen en milieuvriendelijke locomotieven in op het betrokken traject en infrastructuur.De exploitatiemaatschappijen voor spoorweginfrastructuur voorzien de nieuwe aan te leggeninfrastructuur van de nodige groene schermen, en overdekte sleuven alsook de installatie vanmeetpunten die de Db(A) registreren;
3 Het Vlaams Gewest stelt met betrekking tot het spoorvervoer geluidsnormen in waaraan despoorwegoperatoren die gebruik maken van spoorinfrastructuur en de exploitatiemaatschappijenvan spoorweginfrastructuur moeten voldoen. Het Vlaams Gewest voert zonodig overleg metandere betrokken overheden om deze doelstelling te bereiken;
4 Visuele afscherming in overeenstemming met het landschapsuitzicht naar de wijk Donk, waarbijgeen gebruik mag gemaakt worden van wanden en/of muren, wel van groene bermen;
5 Aandacht voor de ontsluiting van het gebied via voet-, fiets- en ecotunnels of anderedoorgangen;
6 Voldoende aandacht voor de ontwikkeling van een sportpark "De Oude Landen";
7 Zoveel mogelijk vrijwaren van de agrarische omgeving, met voldoende aandacht naar eenkwaliteitsvolle architectuur, geïntegreerd in het landschap, van de doorsteken en de tunnels;
8 Er worden meetpunten voor fijn stof, te verstaan als PM 10; PM 2,5; PM 0,1; NO; NO2 en SO2aangebracht op het Ekerse grondgebied en waarvan, naar gelang de evolutie en de stand van dewetenschap, de waaier te meten parameters op 3 jaarlijkse basis wordt geactualiseerd.
Wat de waterhuishouding betreft heeft de districtsraad volgende opmerkingen, die in de studiemoeten worden opgenomen, en die op termijn moeten geïmplementeerd worden:
1 nergens wordt verwezen dat het gebied in het s-RSA opgenomen is als overstromingsgebied;
2 In figuur 4 wordt het grondwaterpeil van een droge periode gebruikt als referentie om tebesluiten dat het grondwaterpeil zich op gemiddeld 1 meter onder het maaiveld bevindt. Uitfiguur 3, die het grondwaterpeil over een gans jaar weergeeft, blijkt duidelijk dat er in de winteren in de natte periodes een verschil van 50 cm zit in de hoogte van de grondwaterstand. Mengebruikt dus een niet-referentiële periode die een verkeerd beeld geeft. Vertrekkend van decorrecte referentie zal blijken dat in de winterperiode het gebied volledig onder water zal staan,bij afgraving van 50 cm. Het district vraagt de natte periode als referentie voor het effect opgrondwatertafelverlaging te gebruiken in plaats van het grondwaterpeil in de droge periode;
3 De impact tussen het afgraven en de vernattingstrategie van het natuurgebied De Oude Landen isniet bestudeerd. Door het verlagen zou verdroging kunnen optreden. Het district vraagt het effectvan het afgraven op de vernatting van het natuurgebied De Oude Landen te onderzoeken nietalleen in de huidige toestand maar ook volgens de te ontwikkelen strategie van vernatting.
De districtsraad wenst dat het projectgebied wordt uitgebreid met:
1 Het volledig erkende natuurreservaat De Oude landen (met inbegrip van het deel ten oosten vande Ekersesteenweg);
2 Het landbouwgebied De Oude Landen, in het oosten begrensd door de weg De Oude Landen;
3 De vallei van de Laarse beek, vanaf de inloop in de overwelfde Schijn tot aan hetafrittencomplex van de E19, in het zuiden begrensd door de HSL en de E19, en in het noordendoor het bebouwde weefsel langsheen het Laar;
4 Het gebied rond het voormalige Klinaziekenhuis;
5 Het woongebied van Ekeren-Donk (met name het gebied ten zuiden van de Prinshoeveweg, inhet oosten begrensd door het gebied van het voormalige Klinaziekenhuis, in het zuiden door hetLaar en in het westen door De Oude Landen);
6 Het buffergebied langsheen het woongebied de Rozemaai (waarin het oostelijk deel van heterkende natuurreservaat de Oude Landen gelegen n is) tot aan de Luithagenbrug.
Argumentatie
Vermits de beleidsnota het kader blijft voor de ontwikkelingen in en rond de Oude Landen, wordtde ‘nota voor publieke consultatie’ vanuit de 7 concepten die binnen de beleidsnota naar voorworden geschoven, beoordeeld.
1 Nieuwe natte natuur
In de ‘nota voor publieke consultatie’ wordt de ontwikkeling van de zone tussen de tweespoorlijnen tot natte natuur, als een verworven feit beschouwd. Om dit te kunnen verwezenlijkenwil men het tussengebied afgraven tot 3m TAW. De grafieken die gehanteerd worden, behandelenenkel de zomermaanden. In die grafieken is te zien dat het grondwatervlak 75 cm onder hethuidige maaiveld ligt. Een kleine vuistregel zegt dat in de winter het vlak 50 cm hoger moetgesitueerd worden, ergo 25 cm onder het maaiveld. Als het gebied wordt afgegraven tot 3 m TAW,een 80 cm, staat een klein deel steeds onder water en in de winter staat ongeveer heel het gebiedonder water. Het bufferend vermogen kan dan ook in vraag worden gesteld. Om dit te kunnenstaven of ontkrachten, is het noodzakelijk om metingen gedurende een heel jaar uit te voeren.In het algemeen blijft de wateroverlastproblematiek een aandachtspunt in dit project. AangezienEkeren-Donk nu reeds gevoelig is voor wateroverlast, moet dit project de garantie kunnen biedendat die overlast verminderd.De Oudelandse beek wordt omschreven als een beek met een matige structuurkwaliteit. Dit projectbiedt de mogelijkheid om ter hoogte van gebied tussen de twee spoorwegen de structuurkwaliteitte verbeteren. Deze inspanningen mogen niet teniet gedaan worden door een lange inbuizing onderhet kruisingscomplex of de sporenbundel.Zeer positief is dat in de ‘nota voor publieke consultatie’ expliciet staat vermeld dat er geenonderhoudsinfrastructuur wordt voorzien.
2 Noordelijke openruimteverbinding
Er wordt gevraagd om de zone ten noorden van de huidige spoorwegbundel eenopenruimteverbinding mogelijk te maken. Opdat die verbinding mogelijk zou zijn, mag de nieuwespoorwegbundel niet ten noorden van de huidige gelegd worden. In het reeds opgestelde project-MER wordt het verschuiven van de nieuwe spoorwegbundel naar het zuiden als meest wenselijkgeacht. Die plaatsing zorgt ook voor een grotere afstand tussen de bundel en de woonwijken. StadAntwerpen herhaalt daarom uitdrukkelijk de vraag om de nieuwe spoorwegbundel parallel met dehuidige te leggen en dit ook expliciet op te nemen in het GRUP.
3 Zuidelijke schakel
Dit gebied is geen eiland in een stedelijke omgeving. De zone tussen beide spoorlijnen maakt deeluit van een groene structuur in het noorden van Antwerpen. In het s-RSA wordt deze structuurvertaald in het Noorderpark. De kern van die groene structuur is het natuurgebied de Oude Landensamen met het landbouwgebied tussen spoorlijn 27a en spoorlijn 12. Dit centraal deel wordt metde omgeving verbonden door het buffergebied ten zuiden van Rozemaai en door het de groenezone rond de Laarse beek en het vroegere Sint-Lukasziekenhuis. Deze verbinding is belangrijk omvan een groene structuur te kunnen spreken.
4 Recreatieve verbindingen
De te ontwikkelen natte natuur moet bereikbaar en dus bruikbaar zijn voor de omwonenden. Eengoede toegankelijkheid is dus noodzakelijk. Die toegangen moeten zich zowel ten oosten als tenwesten van het gebied tussen de spoorlijnen moeten situeren opdat de omwonenden vanuit Ekeren-Donk door het gebied naar het natuurgebied Oude Landen, naar Ekeren centrum, naar Rozemaaikunnen gaan.Ten westen van Lijn 12 zal er op korte termijn een non-stoproute komen en ten noorden van hetgebied is er reeds een goede verbinding naar Ekeren centrum via de Veltwijcklaan. Een zeerbelangrijke knelpunt is echter het complex Antwerpen-Noord waar HST, Lijn 12, Lijn 27, A12,E19 en ring samenkomen.Schoten en Brasschaat werken samen aan een non-stop fietsroute ten noorden van de HST-lijn.Deze route loopt verder over Het Laar in Ekeren maar vervolgens kan je niet verder richtingLuchtbal door allerhande harde infrastructuren. Dit project vormt een opportuniteit om dezeverbinding voorbij deze harde infrastructuren te loodsen en zo Luchtbal en Antwerpen-centrum tebereiken.
5 Spoorwegdoorgangen
Het gebied moet toegankelijk zijn. Daarom zijn spoorwegdoorgangen noodzakelijk. Lijn 12 moetten noorden en ten zuiden van de spoorwegbundel oversteekbaar zijn. Onder Lijn 27a moet omlogische routes te creëren, eveneens een noordelijke doorgang, ter hoogte van de OudelandseBeek, en een zuidelijke doorgang voorzien worden.
6 Ontwikkeling van de zone ten oosten van Lijn 27a
In de beleidsnota Oude Landen wordt hier een speelbos rond de bestaande sportvelden ingetekend.Ondertussen is de visie geëvolueerd naar het ontwikkelen van een sportpark als buffer tussen despoorlijn en de woonwijk. In dit sportpark zal de nadruk liggen op buitensporten. Daarnaast wordter één sportspecifieke sporthal voorgesteld.De ontwikkelingen in deze zone zijn niet los te koppelen van de herdimensionering van spoorlijn27a. De spoorlijn zelf zal een iets ander traject volgen waardoor de buik van het gebied net ietsgroter wordt en het noordelijkste deel smaller zal worden. Het talud van de spoorlijn zal zeerdominant zijn en de ontwikkelingen in deze zone beperken. Het is dan ook logisch dat deze zonemee wordt genomen in alle plannen.Verder wenst stad Antwerpen aandacht te vragen voor mogelijke geluidsoverlast. De spoorlijn 27averschuift richting woonwijk en zal meer gebruikt worden. Beide zaken doen vermoeden dat degeluidsoverlast zal toenemen. Dit moet dan ook zeer goed onderzocht worden binnen de plan-MER. Als uit de plan-MER blijkt dat maatregelen noodzakelijk zijn, moet steeds eenlandschappelijk verantwoorde inpassing verkozen worden.Ook de lichtpollutie van de spoorwegbundel moet onderzocht worden naar de effecten op dewoonwijken of het natuurgebied.
Besluit
Artikel 1
Het college beslist de dienst Milieueffectrapportage (Mer),van het Departement Leefmilieu,Natuur en Energie van de Vlaamse overheid, te vragen om volgende elementen verder te latenonderzoeken:
1 De effecten van het afgraven van de zone tussen de spoorlijnen en het daadwerkelijkebergingsvermogen van die afgegraven zone. Daarvoor is een onderzoek over een heel jaar vereisten niet enkel over de zomermaanden;
2 Voldoende aandacht te geven aan de wateroverlastproblematiek in de omliggende woonwijken;
3 De geluidsoverlast voor de omliggende wijken;
4 De mogelijke lichtpollutie van de spoorbundel.
Artikel 2
Het college verzoekt de dienst Mer om volgende aspecten als randvoorwaarden in het verderproces mee te laten nemen:
1 De zone tussen de spoorlijnen wordt ontwikkeld tot een zone met natte natuur;
2 De structuurkwaliteit van de Oudelandsebeek wordt verbeterd. Overbruggingen worden volgensde principes van de natuurtechnische milieubouw opgelost;
3 Er wordt geen onderhoudsinfrastructuur voorzien. Dit moet vertaald worden in het GRUP;
4 De nieuwe spoorwegbundel moet ten oosten van de huidige worden voorzien. Ook dit moet inhet GRUP verankerd worden;
5 Er moeten verbindingen voorzien worden doorheen het gebied voor zwakke weggebruikers;
6 Het doorschakelen van de non-stophoofdroute die komt van Schoten en Brasschaat moet naarAntwerpen-centrum doorgeschakeld worden;
7 Zowel spoorlijn 12 als 27a moeten op meer dan één plaats oversteekbaar zijn.
Artikel 3
Het college vraagt de dienst Mer het plangebied van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan(GRUP) uit te breiden met het landbouwgebied Oude Landen (het sportpark)
Artikel 4
Het college vraagt de dienst Mer het studiegebied voor het plan-MER uit te breiden met:
1 Het natuurreservaat de Oude Landen;
2 De vallei van de Laarse Beek tot aan het afrittencomplex van de E19;
3 Het gebied rond het voormalige Klinaziekenhuis;
4 Het buffergebied langsheen het woongebied Rozemaai.
Artikel 5
Het college beslist het in bovenstaande artikelen (artikelen 1, 2, 3 en 4) uitgebrachte advies enopmerkingen voor kennisneming voor te leggen aan de gemeenteraad.Artikel 6Dit besluit heeft in principe voor de stad geen financiële gevolgen.