rooms-katholiek priester, dichter, vertaler, essayist en hoogleraar.
09-12-2016
7. Wie de vele onzinnigheden van zijn leven; 8. Al wie jou zoeken, verzoeken je.
7.
Wie de vele onzinnigheden van zijn leven
verzoent en dankbaar vat in een embleem,
die jaagt
de klagenden uit het paleis,
wordt ander s feestelijk, en Jij bent de gast
die hij op zachte avonden ontvangt.
Jij bent de tweede van zijn eenzaamheid,
Het rustig midden van zijn monologen;
en elke kring om Jou getrokken,
verwijdert zijn kompas uit de tijd.
(Uit: Das Stunden-Buch )
© Vert.: Piet Thomas
8.
Al wie jou zoeken, verzoeken je.
En wie je zo vinden, binden je
aan beeld en gebaar.
Ik echter wil je begrijpen
zoals de aarde begrijpt;
met mijn rijpen
rijpt jouw rijk.
Ik wil van jou geen ijdelheid
die jou bewijst.
Ik weet dat de tijd
anders heet
dan jij.
Bedenk maar geen wonder voor mij
maar geef jouw wetten de kracht
die van geslacht tot geslacht
zichtbaarder wordt.
© Vert.: Piet Thomas
Al wie jou zoeken, verzoeken je.
En wie je zo vinden, binden je
aan beeld en gebaar.
Ik echter wil je begrijpen
zoals de aarde begrijpt;
met mijn rijpen
rijpt jouw rijk.
Ik wil van jou geen ijdelheid
die jou bewijst.
Ik weet dat de tijd
anders heet
dan jij.
Bedenk maar geen wonder voor mij
maar geef jouw wetten de kracht
die van geslacht tot geslacht
zichtbaarder wordt.
(Uit: Das Stunden-Buch )
© Vert.: Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
08-12-2016
Work in progress. R.M. Rilke. (1)Weet jij nog van die heiligen, o Heer?(2) Doodservaring (3) Het Carrousel
RAINER MARIA RILKE
1.
Weet jij nog van die heiligen, o Heer?
R.M.Rilke
Zij vonden zelfs gesloten kloostercellen
te dicht nog bij gelach en bij gehuil.
Diep in de aarde groeven zij zich in.
En elk van hen blies met zijn licht
het beetje lucht uit in zijn graf,
vergat zijn leeftijd en zijn aangezicht
en leefde als een raamloos huis
en stierf niet meer, als was hij lang al dood.
Zij lazen zelden; alles was verdord,
als was de vorst in ieder boek gekropen,
gelijk hun pij los neerhing om hun knoken,
zo droop de zin ook af van ieder woord.
Niet langer spraken zij nog met elkaar
nu zij zich in de zwarte gangen waanden,
hun lange haren lieten zij maar hangen
niemand die van zijn buurman wist
of die niet staande stierf.
In een ronde kamer
waar zilverlampen zich met olie voedden,
vergaderden wel eens de kameraden
voor gouden deuren als voor gouden tuinen
en staarden ze wantrouwend naar de droom
en ruisten heel stil met hun lange baarden.
Hun leven was als duizend jaren groot
nu nacht en dag niet meer gescheiden waren;
Ze waren door een golf als ‘t ware platgewalst,
en naar hun moeders schoot terugverwezen.
Zij zaten kromgebogen net als embryo’s,
met kleine hoofden en met grote handen,
en aten niet alsof zij voedsel vonden
in al die aarde die hen zwart omsloot.
Nu toont men ze aan duizend pelgrims die
uit stad of steppe naar het klooster komen.
Sinds driemaal honderd jaar liggen ze daar,
hun lichaam niet meer aan verval ten prooi ..
Het donker hoopt zich op als roestend licht
op hun gelegerde en lange lijven
die onder doeken heimelijk behouden blijven,-
en van hun handen ’t strak gebonden vouwen
ligt hun als een bergwand op hun borst.
Jij grote, oude hertog van het hoog verhevene:
heb je vergeten wie hier ingegraven zijn,
de dood te zenden die ze gans verteert,
omdat ze diep in d’ aarde zijn gedoken?
Zijn wie zich met doden vergelijken,
het meest gelijk aan de onsterflijkheid?
Is dit het grote leven van je lijken
dat overleven moet de dode tijd?
Zijn zij nog voor je plannen goed?
Bewaar je onvergankelijke vaten
die jij, nooit met een maat te meten,
ooit eens wilt vullen met je eigen bloed?
©Vertaling: Piet Thomas.
2.
Doodservaring
R. M. Rilke
Wij weten niet het minst van dit verdwijnen.
Niets wordt met ons gedeeld. De grond
voor haat of liefde of voor bewondering
ontbreekt jegens de dood, wiens beeld
ontsierd wordt door een nare maskermond
van tragisch klagen. Nog is de wereld vol
van rollen die we spelen. Zolang het ons
een zorg is of wij nog wel behaagden,
speelt ook de dood, die nooit behaagt.
Maar toen jij heenging, brak op dit theater
door ’t kiertje waardoor jij verdween,
een straaltje echtheid door, een groen
van heel fel groen, echt zon, echt bos.
Wij spelen voort. Nu en dan dreunen
wij op met weids gebaar wat stroef en bang
ons werd geleerd. Maar jouw aanwezigheid
die we zo missen, uit ons stuk leven weggerukt,
soms overvalt zij ons met gindse, verre echtheid
en maakt dat wij een oogwenk meegesleept,
het leven spelen, niet naar bijval hakend.
©Vert.: Piet Thomas
Zoals de meeste vertalers van poëzie maak ik voor mijn vertaalwerk een keuze uit gedichten die ik om hun schoonheid bewonder. Een enkele keer is de keuze echter bepaald door schuldgevoelens, naar aanleiding van een niet beantwoord verzoek. Dat is gebeurd met Rilkes 'Todes-Erfahrung'.
Op 3 mei 1996 schreef de beroemde columnist en oud-hoofdredacteur van het NRC Handelsblad J.L. Heldring mij een brief waarin hij meldde dat hij naar een geschikte vertaling zocht van dit gedicht, dat hij op zijn begrafenis 'in het Nederlands' voorgelezen zou willen hebben. Uit een artikel van Pascal Cornet in de Standaard der letteren van 2 mei over mij en mijn bibliotheek had hij onthouden dat ik 'een vijftal bundels met gedichten van Rilke' gepubliceerd had. En hij was er nieuwsgierig naar of dit gedicht er ook bij was. Hij had wel een vertaling van de hand van Ernst van Altena gevonden, maar vond die zeer onbevredigend, slordig en ontsierd door vertaalfouten. Hij stuurde me ook een fotokopie van de pagina waarop de vertaling van Van Altena was afgedrukt. Met potlood, zo schreef hij, heb ik er enkele aantekeningen bij gemaakt. Op de fotokopie heb ik echter die aantekeningen niet aangetroffen. Zodat ik uiteindelijk niet helemaal kon uitmaken wat zijn ergernis opgewekt had. Als hij mijn vertaling van hetzelfde gedicht zou kunnen lezen zou hem dat genoegen doen. 'Zij is allicht beter dan die van Van Altena.’ Dat klonk als een dubbele mokerslag. Een van mijn idolen werd een kopje kleiner gemaakt en ik zou die verwachting nooit kunnen inlossen. Ik had dit gedicht nog niet vertaald. En ik durfde er niet aan beginnen uit vrees de kritische briefschrijver te ontgoochelen. En toen ik in een zwak ogenblik toch nog een poging deed, vond ik die mislukt. Dus stuurde ik geen antwoord naar de gestrenge en bewonderde J.L. Heldring. Ik heb daar een jarenlang schuldgevoel aan overgehouden.
Op 8 april bereikte mij een e-mail van Balt Heldring, de zoon van de eminente columnist. Hij meldde daarin dat zijn vader bij het afscheid van zijn moeder, die op 31 januari overleed, het gedicht van Rilke in het Duits had laten voordragen omdat hij nog steeds geen geschikte vertaling gevonden had. Hij deelde ook mee dat zijn vader meende te weten dat ik dit gedicht vertaald had. Wat, na enkele vergeefse pogingen, nog altijd niet gebeurd was. Voor mij was dit het moment waarop mijn schuldgevoelens weer ontwaakten. Maar ik zag meteen ook de kans voor een ‘Wiedergutmachung’. Aangemoedigd door die vernieuwde vraag zette ik me aan het werk. En er ontstond een tekst die wel niet rijmde, maar toch iets voorstelde waarvoor ik mij niet hoefde te schamen, dacht ik. Beducht voor het oordeel van de strenge rechter die zijn vader was, mailde ik die door onder het motto ‘nec spe nec metu’, dat nog steeds op het belfort van mij geboortestad Aalst prijkt. Balt dankte voor de vlugge reactie en schreef dat zijn vader, lichamelijk nogal verzwakt, maar ‘geestelijk zeer helder, naar een hospice in Voorburg was verhuisd. Hij had de vertaling met ‘grote waardering gelezen’ en zijn kinderen gesuggereerd dat bij zijn afscheid mijn vertaling zou worden voorgedragen.
Op 26 april kreeg ik van Balt Heldring het bericht doorgestuurd dat zijn vader de ochtend tevoren overleden was. De droefheid die ik bij dit bericht voelde, was zo groot als de bewondering die ik als trouwe lezer van het NRC bij het lezen van de columns van Heldring voelde. Zijn zoon had in de nalatenschap van zijn vader een kanttekening bij ‘Todes-Erfahrung’ gevonden en citeerde die: ’Dit gedicht, dat ik als ongeveer 20-jarige eens vond in een bundel in tante Olga’s boekenkast, geeft weer hoe ik altijd over leven en dood heb gedacht: het leven een (toneelspel), de dood de werkelijkheid.’ Merkwaardig hoe hij zo precies de kern van het gedicht wist te omschrijven. Ik troostte mij enigszins met de gedachte dat mijn vertaling, die bij de uitvaart zou worden voorgelezen, mij van mijn schuldgevoelens bevrijdde. Of hoe een vertaling toch nog een instrument van ‘Wiedergutmachung’ kon worden.
©Piet Thomas
3.
HET CARROUSEL
Jardin du Luxembourg
Rainer Maria Rilke
’t Beweegt met dak en schaduwbeeld. Men laat
het even rondjes draaien, het bestand
van al die bonte paarden uit het land
dat lang nog draalt aleer het ondergaat.
Ze lopen hier en daar wel in een span,
maar zijn, dat zie je, moedig en tevree. Een boze, rode leeuw loopt met hen mee
en af en toe een witte olifant.
En ook een hert is er, net als in ‘t bos,
alleen liet men het met een zadel los
waarop een klein, blauw meisje is geplant.
Met in de lus zijn kleine, hete hand
rijdt op een leeuw een jongen in het wit.
De leeuw toont driest zijn tong en zijn gebit.
En af en toe een witte olifant.
En op de paarden draven ze voorbij,
ook meisjes, blonde, deze paardensprong
al haast ontgroeid, en ergens in hun vaart
al met hun ogen bij de overzij.
En af en toe een witte olifant.
En dit gaat door en haast zich naar het eind
en draait en wemelt zonder eigen doel.
Nu eens wordt rood, dan grijs en groen geseind,
ternauwernood een aanzet lijkt het wel.
En soms een glimlach naar ons toe gewend,
een zalige die schittert en verwent,
spilziek en ademloos in ’t blinde spel…
©Vertaling: Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
05-12-2016
Stephan Reimund Senge: Na Kerstmis; Paul Konrad Kurz: De woorden die ik spreek
Stephan Reimund Senge (1934- )
Stephan Reimund Senge Bron: Wikimedia Commons
Na Kerstmis
Na kerstmis
een gedicht over god
in
de sneeuw krassen
Als
het dooit,
weet men,
blijft niets over,
niets tenzij de wens
later na kerstmis
om een gedicht over god
in de sneeuw te
krassen.
© Vert.:
Piet Thomas
Paul Konrad Kurz (1927-2005)
De woorden die ik spreek
De woorden die ik spreek
de woorden die ik niet spreek
de woorden die ik hoor
de woorden die ik niet hoor
de woorden die ik voed
de woorden die ik niet voed
De woorden die mij kauwen
de woorden die mij bijten
de woorden die mij met rust laten
de woorden die me doen nadenken
de woorden die zich op mij verlaten
de woorden die ik verliet
delen mijn huid
vechten met mijn tong
tellen mijn tijd
© Vert.: Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
11-07-2016
Gods barmhartigheid en de naastenliefde
Gods
barmhartigheid en de naastenliefde
Op 8 december 2015
opende paus Franciscus het heilig jubeljaar van de barmhartigheid. Met het
thema barmhartigheid trof hij meteen de kern van het christendom. Over zijn
keuze voor dit thema zei de paus: Het was geen strategie, het kwam vanuit
mijn binnenste: de Heilige Geest wil iets. Het is evident dat de wereld van
vandaag, barmhartigheid, medelijden nodig heeft, dat wil zeggen mede lijden.
Wij zijn gewend geraakt aan slecht nieuws, wreed nieuws, de ergste wreedheden
die Gods naam en leven beledigen. De wereld heeft er behoefte aan te
ontdekken dat God Vader is, dat barmhartigheid bestaat, dat wreedheid niet de
weg is, dat veroordeling niet de weg is.
In deze kleine bijdrage
ben ik eerst op zoek gegaan naar enkele teksten die de barmhartigheid van God
belichten. Vervolgens zocht ik teksten waarin de barmhartigheid als het hart
van de menselijke naastenliefde gezien wordt.
De
barmhartigheid van God
Het gaat dus op de
eerste plaats om de barmhartigheid van God. Om zijn liefde voor de mensen en
voor de wereld zoals die voelbaar wordt in zijn openbarend, bevrijdend en
verzoenend handelen.
Ik ga dan, voor wat de
geschriften van het Oude Testament betreft, voorbij aan de al of niet profetische
teksten waarin God voorgesteld wordt als een heerser die toornig en gekwetst
reageert op onwil en opstandigheid van individuen en volkeren. Mijn aandacht
gaat vooral naar die teksten waarin beschreven wordt hoe God, het volk dat
Hem vaak ontrouw is en mort, grootmoedig bevrijdt en naar het beloofde land
leidt. Naar teksten zoals: De Heer! De Heer! Een God die liefdevol is en
genadig, geduldig, trouw en waarachtig
(Ex. 34.6) En naar psalm 36, waar
staat: Tot in de hemel reikt, Heer, uw genade. Hoog in de wolken rijst uw
goede trouw. Uw rechtsgevoel is als een grote berg, uw heilsdroom breder dan
de oceaan. Hoe kostbaar is de grote liefde, Heer, waarmee Gij mens en dier
genadig bent. Die in de schaduw van uw vleugels schuilen, ze voelen zich als gasten
bij U thuis. Wat een ontroerende omschrijving van Gods grote barmhartigheid,
waarover in psalm 136 telkens weer herhaald wordt dat ze eeuwig blijft
duren.
In het Nieuwe Testament
is er vooral het spreken en handelen van Jezus Christus, het mens geworden,
levend Woord van de barmhartigheid van de Vader. In alles wat Hij zei en deed
werd het goddelijke medelijden tastbaar. Er is geen lichamelijk of geestelijk
werk van barmhartigheid te noemen waar Hij zich niet voor inzette. En
vergeten wij vooral niet die schitterende parabel van de verloren
zoon . Een literaire parel van een verhaal. De manier waarop de verloren
zoon door de vader verwacht, verwelkomd en feestelijk onthaald wordt, onthult
de onvoorwaardelijke liefde en de vergevensgezindheid van de hemelse Vader.
Barmhartigheid
als opdracht voor mensen
Uit Gods
barmhartigheid vloeit de barmhartigheid, de naastenliefde van mensen
onderling voort. Die mag niet tot zachte gevoelens beperkt blijven, maar moet
zich ook in daden uiten.
In het Oude
Testament gold al als regel: Doe een ander niets aan dat je zelf verafschuwt.(Tob.4,15)
Wat dan in de Bergrede van het Nieuwe Testament een positievere formulering
kreeg: Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.
(Mt. 7-12) In het Nieuwe Testament vindt men bovendien een schitterend
verhaal: de parabel van de barmhartige Samaritaan. De context waarin het
verhaal verteld wordt, is een dialoog met een wetgeleerde die Jezus wil
testen. De wetgeleerde vraagt aan Jezus: Meester, wat moet ik doen om deel
te krijgen aan het eeuwige leven? (Lc. 10,25) Jezus antwoordt vooreerst met
een nieuwe vraag: Wat staat er in de wet? Pas nadat de wetgeleerde de kern
van de Thora samengevat heeft in het dubbelgebod: Heb de Heer, uw God, lief
met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als
uzelf(Lc.10,27), en Jezus zijn waardering voor dit antwoord heeft
uitgesproken en vervolgens zegt doe dat en u zult leven, komt er een nieuwe
vraag van de wetgeleerde: Wie is mijn naaste? Pas dan vertelt Jezus zijn
parabel.
Ik ga die parabel
hier niet helemaal navertellen. Ik beperk me tot het citeren van twee halve
strofen van een poëtische bewerking uit het gedicht De barmhartige Samaritaan van Muus Jacobse:
Een man ging van
Jeruzalem
De weg naar Jericho,
toen hem
De rovers grepen en
zijn lichaam
Halfdood geslagen
lieten liggen.
Een priester kwam
die plaats voorbij,
Keek toe, maar koos
de overzij.
En een leviet die
langs de weg kwam,
Keek ook, maar
zorgde dat hij wegkwam
Er kwam een
vreemdeling voorbij.
Die kreeg, hem
ziende, medelij,
Goot wijn en olie in
zijn wonden,
Liet hem, gereinigd
en verbonden,
Meerijden op zijn
eigen dier,
Betaalde aan een
herbergier
Goed geld en zei:
k Zal meer betalen,
Zorg goed voor hem,
ik kom hem halen.
Zoals uit de citaten
blijkt is de parabel een reisverhaal. Het gaat om een reis die als metafoor
voor de levensweg kan geïnterpreteerd worden. Er ligt een gekwetste man langs
de weg. Een priester en een leviet (iemand die helpt bij de tempeldienst)
zien de gekwetste en lopen voorbij zonder te helpen. Ook een Samaritaan komt voorbij.
Deze voelt zich wel door de nood van de gekwetste aangesproken. Door
medelijden bewogen dient hij het slachtoffer de eerste zorgen toe, hijst hem op
zijn rijdier, betaalt de herbergier voor de verdere zorgen die de gekwetste
man nodig heeft, en belooft de meerkosten bij zijn terugkomst te vergoeden.
Hij zorgt meteen ook voor een structureel vervolg van zijn tussenkomst.
Belangrijk voor de interpretatie
van het verhaal is het feit dat Jezus de vraag: wie de naaste is, herhaalt.
Maar Hij verandert de vraag enigszins. Hij zegt letterlijk: Wie van deze
drie lijkt u de naaste te zijn van de man die in de handen van de rovers
gevallen is? Daardoor valt het slachtoffer als mogelijke keuze weg. De
verraste wetgeleerde voelt zich verplicht te antwoorden: Die hem
barmhartigheid betoond heeft. Waarop Jezus dan besluit en zegt: Doet u dan
voortaan net zo.
Deze laatste
aanbeveling geldt ook voor ons. In een tijd waarin religie al te zeer met
geweld, macht van mensen over mensen en terrorisme geassocieerd wordt, moeten
wij ervoor zorgen dat Gods menslievendheid zichtbaar wordt in ons doen en
laten. En zoals de goede Samaritaan moeten wij, naast onze persoonlijke
inspanningen, ook helpen om de structuren gestalte te geven waarin de werken
van barmhartigheid, zowel de lichamelijke als de geestelijke, de weg effenen
die uit de woestijn van oorlog en andere vormen van agressie leidt.
Daar waar een hart
is voor tederheid en erbarmen en waar naastenliefde daadwerkelijk beoefend
wordt en zich ook tot de vijanden uitstrekt, kunnen de vrede en het geluk
ontstaan waar zoveel landgenoten en vluchtelingen vandaag naar op zoek zijn. Waar
Gods liefde zichtbaar gemaakt wordt, ontstaat een thuis voor alle mensen.
Maar laten we nooit vergeten dat wij als helpers bij het verspreiden van Gods
tederheid, Gods steun en vergiffenis nodig hebben. En zo zijn we weer bij de
parabel van de verloren zoon. Bij een Vader die ons vergevensgezind opwacht
en ondanks onze gebreken en fouten feestelijk opneemt in de overvloed van
zijn liefde.
Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
08-07-2016
Gebeden uit het Latijn vertaald. (1) Clemens XI, Oratio Universalis
CLEMENS XI
ORATIO UNIVERSALIS
UNIVERSEEL GEBED
I
Credo, Domine, sed credam firmius.
Spero, sed sperem securius.
Amo, sed amem ardentius.
Doleo, sed doleam vehementius.
2
Adoro te ut primum principium;
desidero ut finem ultimum;
laudo ut benefactorem perpetuum;
invoco ut defensorem propitium.
3
Tua me sapientia dirige,
iustitia contine,
clementia solare,
potentia protege.
4
Offero tibi, Deus, cogitanda, ut sint ad te;
dicenda, ut sint de te;
facienda, ut sint secundum te;
ferenda, ut sint propter te.
5
Volo quidquid vis;
volo quia vis;
volo quomodo vis;
volo quámdiu
vis.
6
Oro, Domine, ut intellectum illumines
voluntatem inflammes,
corpus emundes,
animam sanctifices.
7
A superbia non inficiar ;
adulatione non afficiar ;
a mundo non decipiar ;
a Satana non circumveniar.
8
Gratiam praesta memoriam purgandi,
linguam frenandi,
oculos cohibendi,
sensus coercendi.
9
Defleam praeteritas iniquitates;
repellam futuras tentationes;
corrigam vitiosas propensiones;
excolam idoneas virtutes.
10
Tribue mihi, bone Deus,
amorem tui,
odium mei, zelum proximi,
contemptum mundi.
11
Studeam superioribus oboedire,
inferioribus subvenire,
amicis consulere,
nemini invidere
12
Meminerum, o Jesu, mandati tui et exempli,
inimicos diligendo, injurias sufferendo,
persequentibus benefaciendo,
pro calumniantibus orando.
13
Vincam volumptatem austeritate,
avaritiam largitate,
iracundiam lenitate,
tepiditatem fervore.
14
Redde me prudentem in consíliis,
constantem in periculis,
patientem in adversis,
humilem in prosperis.
15
Fac, Domine, ut sim in oratione attentus,
in epulis sobrius,
in munere sedulus,
in proposito firmus.
16
Curem habere sanctitatem interiorem,
modestiam exteriorem,
conversationem exemplarem,
vitam regularem.
17
Naturae invigilem domandae
gratiae fovendae,
legi servandae,
saluti promerendae.
18
Sanctimoniam assequar sincera peccatorum confessione,
fervida Corporis Christi communione,
continua mentis recollectione,
pura cordis intentione.
19
Discam a te,Deus, quam tenue quod terrenum;
quam grande, quod divinum;
quam breve, quod temporaneum ;
quam durabile, quod aeternum.
20
Da mortem praeveniam,
judicium pertimeam,
infernum effugiam,
paradisum obtineam.
21
Per Christum
Dominum nostrum.
Amen.
I
Mijn geloof, Heer, maak het sterker,
mijn vertrouwen, maak het groter!
Maak mijn liefde vuriger,
mijn berouw oprechter, Heer!
2
Ik aanbid U, bron van leven,
eindbestemming na de dood.
Om uw gaven, mensenvriend,
loof ik U en smeek ik U.
3
Laat mij van uw wijsheid leren,
Iaat gerechtigheid me leiden!
Troost mij en wees mild voor mij,
toon uw kracht en sta me bij!
4
Laat mijn denken en mijn spreken
voor U, God, en van U zijn!
Ik wil doen zoals Gij deed,
om U lijden als het moet.
5
Wat Gij wilt, ik wil het ook,
'k wil het omdat Gij het wilt,
'k wil het zoals Gij het wilt,
net zolang als Gij het wilt.
6
'k Vraag U, Heer, wijs mij de weg,
sterk mijn wil, verlicht mijn geest!
Geef dat ik met hart en ziel
in uw dienst gelouterd word!
7
Laat me nooit hoogmoedig zijn.
Houd me ver van wat de wereld
mij aan list en leugen biedt!
Weer de dreiging van het onheil!
8
Mijn geheugen, zuiver het!
Houd mijn snelle tong in toom!
Richt mijn ogen, al mijn zinnen,
naar de werfkracht van uw droom.
9
'k Wil het kwaad van vroeger kwijt
en wat morgen kan bekoren.
Wat verkeerd is wijs ik af,
wat geschikt is stuur ik bij.
I0
Aardse schade wil ik mijden
en, al kost me dit ook strijd,
meer van U en mensen houden.
Wijd me in uw liefde in!
11
Trouw en dienstbaar wil ik zijn,
lief voor allen die me bijstaan,
voor mijn vrienden raad in nood,
helper die geen mens benijdt.
I2
Uw gebod en beeld voor ogen:
min je vijand, draag het onrecht!
voor wie lastert of vervolgt
lief en goed zijn. Voor hen bidden.
13
Blind begeren streng beheersen.
Gul zijn waar men gierig is.
Zacht zijn voor de woedenden.
Lauwen weer geestdriftig maken.
14
Wijs zijn als men vraagt om raad,
sterk zijn als gevaren dreigen,
kalm zijn als iets tegenslaat,
en bescheiden als iets lukt.
15
Leer me aandacht bij het bidden
en bij feesten soberheid.
Schenk me ijver bij het werk,
moed en besluitvaardigheid.
16
Laat me niet opzichtig tonen
dat ik heilig worden wil,
maar een eerlijk leven leiden
doodgewoon, discreet en stil.
17
Zorgzaam temmen wat te wild is,
de genade helpen, hoeden.
Doen, Heer, wat Gij van mij vraagt,
uitzien naar 't beloofde heil.
18
Nu 'k mijn zonden heb gebiecht,
voel ik mij heel dicht bij U.
Laat mij, Heer, in hart en geest
steeds met U verbonden zijn.
19
Leer me God, hoe broos op aarde
t leven is, hoe kort de tijd
en hoe heerlijk lang de duur
van de eeuwigheid bij U.
20
Geef dat ik, de dood voorbij,
niet uw oordeel hoef te vrezen,
dat ik genode word
die U te gast mag zijn.
21
Door Jezus Christus,
onze Heer.
Amen.
© Vrij vertaald door Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
07-07-2016
(2) SALVE REGINA (3) STABAT MATER DOLOROSA
SALVE REGINA
Salve, Regina,
Mater misericordiae,
vita, dulcedo,
et spes nostra, salve.
Ad te clamamus,
exsules filii Evae.
Ad te suspiramus, gementes et flentes
in hac lacrimarum valle.
Eia, ergo, advocata nostra, illos tuos
misericordes oculos ad nos converte;
et Iesum, benedictum fructum ventris tui,
nobis post hoc exilium ostende.
O clemens, O pia,
O dulcis Virgo Maria .
Wees gegroet jij,
koningin,
moeder van
barmhartigheid,
onze vreugde, onze hoop
en ons leven, wees
gegroet'
Tot jou spreken tochtgenoten,
kinderen uit Eva's huis.
Hoor het zuchten en het
klagen
uit dit dal van tranen!
Die voor ons ten beste
spreekt,
zie genadig op ons neer!
Toon ons, eens de tocht
voltooid,
je Zoon, Jezus Christus,
weer.
Trouwe, milde, lieve jij,
wees ons met je hulp
nabij!
© vert. : Piet Thomas
STABAT MATER DOLOROSA
Stabat mater dolorosa
iuxta crucem lacrymosa ,
dum pendebat Filius.
Cujus animam gementem ,
contristatem et dolentes ,
pertransivit gladius.
O quam tristis et afflicta
Fuit illa benedicta
Mater unigeniti!
Quae morebat et dolebat
et tremebat cum videbat
Nati poenas inclyti.
Quis est homo qui non fleret ,
Christi Matrem si videret
In tanto supplicio?
Quis non posset contristari
Piam Matrem contemplari
dolentem cum Filio?
Pro peccatis suae gentis
Vidit Jesum in tormentis ,
Et flagellis subditum.
Vidit suum dulcem natum ,
Morientem desolatum,
Dum emisit spiritum.
Eia Mater fons amoris,
Me sentire vim doloris
Fac ut tecum lugeam.
Fac,ut ardeat cor meum,
in amando Christum Deum ,
Ut sibi complaceam.
Sancta Mater , istud agas
Crucifixi fige plagas
Cordi meo valide.
Tui nati vulnerati
Jam dignati pro me pati ,
poenas mecum divide.
Fac me vere tecum flere ,
Crucifixo condolere ,
Donec ego vixero.
Juxta crucem tecum stare ,
Te libenter sociare
In planctu desidero.
Virgo, virginum praeclara ,
Mihi jam non sis amara :
Fac me tecum plangere.
Virgo, virginum praeclara
Mihi jam non sis amara
Fac me tecum plangere.
Fac ut portem Christi mortem ,
Passionis ejus sortem ,
et plagas recolere.
Fac me plagis vulnerari ,
Cruce hac inebriari ,
ob amorem Filii.
Inflammatus et accensus
Per te , virgo sim defensus
In die judicii.
Quando corpus morietur ,
Fac ut animae donetur
Paradisi gloria.
Met de tranen in de ogen
stond de moeder, diep bewogen,
waar haar Zoon aan t kruishout hing.
t Was of in haar medelijden
zij de pijn nog voelde snijden
van die laatste marteling.
Ach, hoe treurig was het rouwen
van de liefste van de vrouwen,
moeder van Gods ene Zoon.
Hoe verdrietig was het lijden
dat haar dreef om daar te blijven
toen haar Zoon zo hing ten toon.
Harder dan de hardste stenen
ben je als je niet zou wenen,
ziende hoe Maria lijdt.
Wie is zonder mededogen
dat hij met dit leed voor ogen
niet met haar om Jezus treurt.
Om de zonden van de zijnen
schroeien nog de scherpe pijnen
van de ruwe geselroe.
Moeder die je kind zag sterven
toen het alle hulp moest derven
en de geest het lijf verliet,
laat mij voelen, bron van liefde,
wat je toen zo pijnlijk griefde.
Treuren zal ik dan met jou.
Wil in mij de wil versterken
om die droefheid te verwerken,
tonend dat ik van Hem hou.
En wil mij de kracht ook schenken
om deemoedig te gedenken
wat Hij toen heeft doorgemaakt.
Wat Hij toen in geest en leden
weerloos voor mij heeft geleden,
geef dat ik het delen mag!
Samen met je wil ik wenen,
met het lijden mij verenen
tot de dood ook mij bedreigt.
Naast het kruishout met jou samen
staande blijven en me schamen
om de oorzaak van die rouw.
Gun mij, liefste van de maagden,
tussen al die met je klaagden
ook een plaatsje aan jouw zij.
Deelgenoot zijn van zijn lijden
wil ik en de tol niet mijden
die de dood van vrienden eist.
Want zijn wonden zijn de mijne.
Liever dan vlug te verdwijnen
blijf ik waken bij de Heer.
Maak dat ik niet langer vrezen
moet dat ik word afgewezen,
als ik voor Gods troon verschijn!
Christus, vraag bij mijn verscheiden
dat uw moeder mij zou leiden
tot waar mij uw zegen wacht.
Als de dood mij heeft gevonden,
laat mij dan met U verbonden
blijven in uw heerlijkheid.
©
vert.: Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
06-07-2016
(4) AVE MARIS STELLA (5) AETERNE RERUM CONDITOR(6)DIES IRAE
Ave maris stella
Ave maris stella,
Dei Mater alma
atque semper virgo,
felix coeli porta.
Sumens illud Ave
Gabrielis ore,
funda nos in pace ,
mutans nomen Evae.
Solve vincla reis ,
profer lumen caecis,
mala nostra pelle,
bona cuncta posce.
Monstra te esse matrem,
sumat per te precem
qui pro nobis natus
tulit esse tuus.
Virgo singularis,
inter omnes mitis,
nos culpis solutos
mites fac et castos.
Vitam praesta puram,
iter para tutum,
ut videntes Jesum,
semper collaetemur.
Sit laus Deo Patri,
summum Christo decus,
Spiritui Sancto,
Honor, tribus unus.
'k Groet U, ster der
zee,
goede moeder Gods.
Gij die, maagd gebleven,
oorsprong zijt van leven.
Gij die hebt gehoord
hoe een engel groet,
geef dat in uw vrede
Eva's naam mag keren.
Leid ons uit het kwaad.
Wil voor blinden licht
en voor zondaars vragen
goddelijke gaven.
Moeder, bid uw zoon
dat Hij ons verhoort.
Want voor onze zonden
is Hij mens geworden.
Uitverkoren vrouw,
milde bruid en maagd,
wil ons, schuldenaren,
vrij en gaaf bewaren!
Let op wat we doen.
Effen ons de weg
dat wij uw beminde
Jezus wedervinden,
Die met God de Geest
en de Vader leeft
doorheen alle eeuwen
het drie-ene leven.
© Vert.: Piet Thomas
Aeterne rerum conditor
Aurelius
Ambrosius (334(?) 397)
Aeterne rerum conditor,
noctem diemque
qui regis,
et temporum das
tempora,
ut alleves
fastidium;
Praeco diei iam
sonat,
noctis profundae
pervigil,
nocturna lux viantibus
a nocte noctem
segregans.
Hoc excitatus
lucifer
solvit polum
caligine,
hoc omnis errorum
chorus
vias nocendi
deserit.
Hoc nauta vires
colligit,
pontique
mitescunt freta,
hoc ipse petra
ecclesiae
canente culpam
diluit.
Surgamus ergo
strenue,
Gallus iacentes
excitat
et somnolentos
increpat,
Gallus negantes
arguit.
Gallo canente
spes redit,
aegris salus
refunditur,
mucro latronis
conditur,
lapsis fides
revertitur.
Iesu, labantes
respice,
et nos videndo
corrige;
si respicis,
lapsus cadunt,
fletuque culpa
solvitur.
Tu lux refulge
sensibus,
mentisque somnum
discute;
te nostra vox
primum sonet ,
et vota solvamus .
Eeuwige Schepper van t heelal
en Heerser over dag en nacht,
Gij geeft de tijd een nieuw begin
dat ons van onze zorg verlost.
De bode van de dag kraait al,
aandachtig in de diepste nacht.
Demonen slaan bij dit gerucht,
weg van het onheil, op de vlucht.
Ook Lucifer wordt wakker nu
en steelt het duister van de lucht.
Verlaat demonen dit gekraai
de weg en neemt het onheil mee.
De schipper voelt een nieuwe kracht.
De golfslag van de zee verstilt.
Zelfs Petrus, steenrots van de Kerk,
bekende bij dit kraaien schuld.
Wees nu maar vlug om op te staan!
De haan maakt wakker wie nog ligt.
Hij scheldt de luie slapers uit
en meldt de schuld van loochenaars.
De haan die kraait is nieuwe hoop.
De zieke voelt dat hij geneest.
De rover steekt zijn dolk weer weg
en wie eens viel krijgt nieuw geloof.
Jezus, Gij die weet hoe zwak we zijn,
hou ons voortdurend in het oog!
Uw blik ontzenuwt dan de schuld
die ons met bitterheid vervult.
Gij, licht, schijn over ziel en zin,
verdrijf de slaap uit onze geest;
U zijt ons eerste lied gewijd:
de psalm van onze dankbaarheid.
©Vrij
vert.: Piet Thomas
DIES IRAE
Thomas van Celano (ca . 1255)
Dies irae,
dies illa
Solvet
saeclum in favilla,
teste
David cum Sibylla.
Quantus
tremor est futurus
quando
judex est venturus,
cuncta
stricte discussurus.
Tuba mirum
spargens sonum
per
sepulcra regionum
coget
omnes ante thronum.
Mors
stupebit et natura,
cum
resurget creatura
iudicanti
responsura.
Liber
scriptus proferetur
in quo
totum continetur
unde
mundus iudicetur.
Iudex ergo
cum sedebit,
quidquid
latet apparebit;
nil
inultum remanebit.
Quid sum
miser tunc dicturus,
quem
patronum rogaturus,
dum vix
justus sit securus?
Rex
tremendae majestatis ,
qui
salvandos salvas gratis ,
salva me,
fons pietatis .
Recordare,
Jesu pie,
quod sum
causa tuae viae:
ne me
perdas illa die.
Quaerens
me, sedisti lassus,
redemisti crucem
passus;
tantus
labor non sit cassus.
Iuste iudex
ultionis,
donum fac
remissionis
ante diem
rationis.
Ingemisco
tanquam reus,
culpa rubet vultus
meus;
supplicanti
parce, Deus.
Qui Mariam
absolvisti
et
latronem exaudisti,
mihi
quoque spem dedisti.
Preces
meae non sunt dignae,
sed tu
bonus, fac benigne,
ne perenni
cremer igne.
Inter oves
locum praesta
et ab
haedis me sequestra,
statuens
in parte dextra.
Confutatis
maledictis ,
flammis
acribus addictis,
voca me
cum benedictis.
Oro supplex
et acclinis,
cor
contritum quasi cinis,
Gere curam
mei finis.
Lacrimosa
dies illa,
qua
resurget ex favilla
Iudicandus
homo reus.:
Huic ergo
parce, Deus:
Pie Jesu
Domine:
Dona eis
requiem.
Amen.
Dag van woede, dag van vrees.
Als wat leeft tot as zal keren,
wat Sibylle en David leren.
Als wij voor de Rechter staan,
wetend dat Hij van ons leven
heel de loop zal overwegen.
Zal een vreemd bazuingeschal
al wie rust in 't rijk der doden
voor de troon des Heren noden.
Zwijgen zullen aarde en dood
en verrezen tot nieuw leven,
zal de mens God antwoord geven.
Voorgelegd wordt dan het boek
waarin alles staat geschreven
wat gedacht is en bedreven.
Voor de Rechter op zijn troon
zal wat nooit onthuld werd blijken
Niets zal zijn gericht ontwijken.
Hoe sta ik Hem dan te woord?
Op wie ben ik aangewezen
als rechtvaardigen zelfs vrezen?
Vorst, schrikwekkend in uw macht,
die de zondaars wil bevrijden,
red me dan, heb medelijden!
Weet dat het om mij was, Heer,
dat Gij eens hebt willen lijden.
Sta me ook die dag ter zijde.
Die voor mij aan 't kruishout hing
tot uw dood me vrij zou kopen,
geef dat ik ook dan mag hopen.
Rechter die grootmoedig zijt,
wil me uw vergeving schenken
vooraleer aan straf te denken.
'k Ben me van mijn schuld bewust
en ik schaam me om mijn daden.
Spaar me, God. schenk mij genade!
Die Maria hebt gered
en de moordenaar vergeven,
mij ook hebt Gij hoop gegeven.
Mijn gebed is niet veel waard.
Wil, getrouwe, mij behoeden
en niet kwaad met kwaad vergoeden.
Laat me van de uwen zijn.
Wil me van de vreemden scheiden
en naar t eeuwig land geleiden.
Wil mij van t onzalig vuur,
waar de afgewenden lijden,
met uw heiligen bevrijden.
Hoor wat ik U angstig vraag:
als ik eens tot stof moet keren,
geef dat niets mijn ziel kan deren.
t Zal een dag van tranen zijn
als de mens, uit as gerezen,
t oordeel van zijn schuld zal vrezen.
Toon hem uw erbarmen, God,
En Gij, Jezus, goede herder,
Wees zijn heiland en beschermer.
Amen.
©Vrij
vert.: Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
27-05-2016
Dorothee Sölle,(1) Ik je boom(2)Een zoon van het leven(3)Vriendschap(4)Van een andere dag(5)Tijdsignaal(6)Zonder liegen(7)Jouw wil(8)Minderheden
Dorothee Sölle (1929- 2003)
1.
Ik je boom
Niet jij
moet mijn problemen oplossen
maar ik de
jouwe god van de asielzoekers
niet jij
moet de hongerigen verzadigen
maar ik moet
jouw kinderen beschermen
voor de
terreur van banken en legers
niet jij
moet vluchtelingen opvangen
maar ik moet
je opnemen
slecht
verborgen god van wie in nood zijn
Jij hebt mij
gedroomd god
zoals ik leer
rechtop te lopen
en te
knielen
mooier dan ik
nu ben
gelukkiger dan
ik durfde te zijn
vrijer dan bij ons
geoorloofd
Hou niet op mij
te dromen god
ik wil niet
ophouden mij te herinneren
dat ik je
boom ben
geplant aan
de waterbeken
van het
leven.
Uit: Loben ohne lügen . Dorothee Sölle,
Verlag Wolfgang Fietkau Verlag, Berlin 2000.
©Vert.: Piet
Thomas
2.
Een zoon van het leven
Ik geloof in jezus christus
zoon van het
leven broeder van de mensen
eerstgeborene
van heel de schepping
die ons aan
onze broers en zussen herinnert
de bomen en
de vogels van de hemel
zuster water
en broeder vuur
hij verbindt
ons met alles wat leeft
op onze
kleine planeet aarde
Ik geloof in
Jezus
de zoon van
het leven
dat ons
geschonken wordt
opdat wij
het verder door zouden geven
hij heeft de
zieken genezen en de treurenden
hij heeft de
hongerigen en de vertwijfelden gespijzigd
een
medearbeider aan de schepping
die in ons
werk
elke dag verder evolueert
als wij onze heimat tegen plundering
beschermen
onze kleine
planeet aarde
Ik geloof in
jezus
zoon van het
leven en van een arme moeder
politiek
gevangene onder pontius pilatus
ook vandaag
nog in politiekelders gefolterd
in pakhuizen
en oorlogen
die wij nog
altijd dulden
op onze
kleine planeet aarde
Ik geloof in
jezus
de
eerstgeborene uit de dood
zij konden
hem niet liquideren
hij is uit
de doden opgestaan
hij verbindt
ons met de doden vóór ons
om wie wij
rouwen
en de doden
naast ons
die wij niet
gered hebben
zij allen
zijn onze zussen en broers
op deze
kleine planeet aarde
Ik geloof in
jezus christus
kind van het
leven
een zus voor
alle mensen
de waarheid
die ons zal bevrijden
van de dwang
om uit te buiten
en uit de dood
profijt te halen
In christus
ontdekken we de geest van het leven
in een
doodzieke wereld
wij staan op
om met hem te strijden
te lijden en
ons leven te geven
tot god
alles in allen is
op onze
kleine planeet aarde
Amen
Uit: Loben ohne lügen . Dorothee Sölle,
Verlag Wolfgang Fietkau Verlag, Berlin 2000.
© Vert.: Piet Thomas
3.
Vriendschap
God jij
vriendin van de mensen
laat mij
niet zonder vriendin zijn
laat mij
geven leer mij te nemen
toon mij hoe
ik troosten kan
schenk me de
vrijheid om kritiek uit te oefenen
God jij
vriendin van de mensen
laat mij
niet zonder vriendin zijn
Geef ons
ruimte om ons te verweren
en de kracht
om het zonder geweld te doen
geef ons de
lange adem
ook als de tijd niet mee hebben
geef ons het
lange lachen
in de korte
zomer
God jij vriendin
van de mensen
laat mij
niet zonder vriendin zijn
wij gaan er
allebei voor
maar om
omwille van jou
zijn we
altijd al minstens met drie
op de lange
weg naar het brood
dat eetbaar
is het water
dat niemand
vergiftigd heeft
God jij vriendin van de mensen
laat geen
van ons zonder vriendin zijn
Uit: Loben ohne lügen . Dorothee Sölle,
Verlag Wolfgang Fietkau Verlag, Berlin 2000.
© Vert.: Piet Thomas
4.
Van een andere dag
Wij vragen
je vaak
waarom juist
ik waarom juist ik
waar ben je
nou god
die het goed
met ons menen moet
ben je bezig
waarom
bekommer je jou niet om mij
Je stelt
altijd maar vragen
heb je me
niet gezien
heb je me
niet gehoord als ik schreeuwde
was je bezig
waarom
bekommer je jou niet om mij
Op een dag
houden wij op met vragen
we worden
bitter en cynisch
god heeft
mij niet geholpen
alles komt
zoals het komt
wij kleine
lieden
wij hebben
geen macht
Jij blijft
maar vragen
heb je me
niet gezien
heb je me
niet gehoord dat ik schreeuwde
neem mij
toch zoals ik ben
dat met de
macht daar komen wij wel uit
Op een dag
zullen wij
je horen
staren wij
niet meer naar boven
wachten wij
niet op tovenaars
nemen wij
jou christus
zoals je
bent
openen wij
de deur
waarop je
lang aangeklopt hebt
en laten jou
binnen jij vreemdeling
jij
aidspatiënt
jij oude
nutteloze vrouw
Uit: Loben ohne lügen . Dorothee Sölle,
Verlag Wolfgang Fietkau Verlag, Berlin 2000.
© Vert.: Piet Thomas
5.
Tijdsignaal
Er komt een
tijd
dat men de
zomer van god ziet naderen
de
wapenhandelaars gaan bankroet
de autos
vullen de schroothopen
en wij
planten elk een boom
Er komt een
tijd
dat wij
allen genoeg werk hebben
wij leggen
weer chemievrije tuinen aan
in de
arbeidsbureaus hoor je
oudere mensen
neuriën en fluiten
Er komt een
tijd
dat we veel
te lachen hebben
en god
weinig te wenen
de engelen
spelen klarinet
en de
kikkers kwaken de halve nacht
En omdat wij
niet weten
wanneer hij begint
helpen wij nu al
alle engelen en kikkers
bij gods lof
Uit: Loben ohne lügen . Dorothee Sölle,
Verlag Wolfgang Fietkau Verlag, Berlin 2000.
© Vert.: Piet Thomas
6.
Zonder liegen
Geef me god een
nieuw hart
het oude
hoort bij de gewoonte
geef mij
nieuwe ogen
de oude zijn
behekst door succes
geef me
nieuwe oren
de oude
registreren slechts ongeluk
en een
nieuwe liefde voor de bomen
in de plaats
van de volle rouw
geef mij een
nieuwe tong
in de plaats
van de door angst geknevelde
een nieuwe
taal
in de plaats
van de door geweld verziekte
die ik goed
beheers
mijn hart
verstikt in de onmacht
van die van
jouw vreemdelingen houden
geef mij god
een nieuw hart
En geef mij
een nieuwe geest
dat ik je
loven kan
zonder
liegen
met tranen
in de ogen
als het zijn
moet
maar zonder
liegen
Uit: Loben ohne lügen . Dorothee Sölle,
Verlag Wolfgang Fietkau Verlag, Berlin 2000.
©Vert.: Piet Thomas
7.
Jouw wil
Wij weten
waar je op uit was
toen jij ons
naar jouw gelijkenis hebt geschapen
kinderen der
aarde die moeten sterven
jouw
dochters en zonen in staat om de liefde te leren
nu al te
midden van de oorlog
Wij kennen
jouw wil god
leven in
overvloed heb je allen beloofd
niet slechts
voor blanken of voor rijken
niet alleen
voor die koffie drinken
maar ook
voor wie hem planten en oogsten
Wij danken
je voor je vele geboden
met hen
vraag je ons naar onze zusters en broers
de bomen en
de dieren
het water en
de lucht
naar onze
tijd vraag je
en naar wat
voor ons belangrijk is
Op een dag
zullen wij al je geboden
veranderen
in een grote ja ik wil
ja we zullen
de vreemdelingen niet haten
en de
scheidingsmuren neerhalen
en het
geweld zal niet meer bij ons wonen
wij zullen
het niet voeden en koesteren
niet betalen
en niet almachtig achten
jou wil zal
geschieden
ook in ons
land
Uit: Loben ohne lügen . Dorothee Sölle,
Verlag Wolfgang Fietkau Verlag, Berlin 2000.
©Vert.:Piet Thomas
8.
Minderheden
Leer ons
minderheid worden god
in een land
dat te rijk is
te vijandig
voor vreemden en zo militaristisch
pas ons aan
aan je gerechtigheid
niet aan de
meerderheid
behoed ons
voor de zucht naar harmonie
en van het
knielen voor grote getallen
zie toch hoe
hongerig wij zijn
naar je
uitleg
geef ons
leraressen en leraren
niet alleen
showmasters en kijkcijfers
zie toch hoe
dorstig wij zijn
naar jouw
oriëntering
hoezeer we
willen weten wat telt
Verbroeder
ons met wie niet lobbyen
met wie zonder arbeid zijn en zonder hoop
met wie te
oud zijn om nog gewaardeerd te worden
of te
ongeschikt en te nutteloos
Wijsheid van
god toon ons het geluk
van wie
vreugde vinden in jouw wet
en die dag
en nacht prevelend overwegen
ze zijn als
een boom
geplant in
fris water
die vruchten
voortbrengt op zijn tijd
Uit : Loben ohne lügen . Dorothee Sölle,
Verlag Wolfgang Fietkau Verlag, Berlin 2000.
©Vert.:Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
26-05-2016
(9) Zonder liegen (10)Een brief aan de aarde (11)Een vijgenboom(12)Gesprek na de wende (13)Ernesto cardenal (14) Heilige franciscus (15) Na de zelfmoord van een schoolmeisje
9.
Zonder liegen
Bezorg me
god een nieuw hart
het oude
werd routineus
bezorg me
nieuwe ogen
de oude zijn
behekst door succes
bezorg me
nieuwe oren
de oude
registreren slechts ongeluk
en een
nieuwe liefde voor bomen
in de plaats
van hun volle treurnis
schenk mij
een nieuwe tong
in de plaats
van de door angst geknevelde
geef mij een
nieuwe taal
in de plaats
van de door geweld verziekte
die ik goed
beheers
mijn hart
wordt door onmacht verstikt
van allen
die van jouw vreemdelingen houden
schenk mij
god een nieuw hart
En schenk
mij een nieuwe geest
dat ik jou
loven k an
zonder te liegen
met tranen
in mijn ogen
als het moet
maar zonder
te liegen
Uit: Loben ohne
lügen . Dorothee Sölle, Verlag Wolfgang Fietkau Verlag, Berlin 2000.
© Vert.:
Piet Thomas
10.
Een brief aan de aarde
Je had me
rustig een boom
kunnen laten
worden
die schaduw
geeft en helpt
om de
luchtvochtigheid te regelen
dichter dan
ik bij jou ben
kon ook de
boom niet zijn.
Maar
beschermen kon ik je beter
dan ik nu
kan
ongedurig en
vluchtig
en je
troosten
Uit: Loben ohne
lügen . Dorothee Sölle, Verlag Wolfgang Fietkau Verlag, Berlin 2000.
© Vert.:
Piet Thomas
11.
Een vijgenboom
Nog draagt
onze vijgenboom geen vruchten
nog wijzen
wij ontheemden uit
geven wij
arbeidsters geen werk
nog leveren
wij aan de folteraars
alles wat ze
kunnen gebruiken
en knijpen
wij de armsten de keel dicht
zodat ook
hun schreeuw ons niet stoort
nog wacht
god tevergeefs
nog ligt
onze tijd in de handen van de machtigen
zij laten
gift in de rivieren vloeien
amusement op ons beeldscherm
zware
metalen in ons eten
en angst in
ons hart
nog
schreeuwen wij niet luid genoeg
hoe lang nog
god
hoe lang wil
jij dat nog aanzien
zonder hem
om te hakken je vijgenboom
nog hebben
wij niet geleerd te veranderern
nog wenen
wij zelden
nog
Uit: Loben ohne lügen . Dorothee Sölle,
Verlag Wolfgang Fietkau Verlag, Berlin 2000.
© Vert.:
Piet Thomas
12.
Gesprek na de wende
Ik had
geloofd
dat de mens
goed is
zegt mij een
oude communist
dat was een
grote vergissing
Ik had
geleerd
dat de mens
een zondaar is
zijn dichten
en trachten
boos vanaf
zijn jeugd
dat was een
grote vergissing
Vandaag
beloof ik je
trots
de mens een
dochter van god
zoon van een
koning
tussen
engelen en duivels
gezegend en
een zegen
in de
toekomst
wellicht
vanavond nog
Uit: Loben ohne
lügen . Dorothee Sölle, Verlag Wolfgang Fietkau Verlag, Berlin 2000.
© Vert.:
Piet Thomas
13.
Ernesto cardenal
Toen men
Ernesto Cardenal
vroeg naar
zijn weg
naar dichter naar priester
en naar
revolutionair
zei hij dat
het op de eerste plaats
de liefde
voor de schoonheid
was geweest
Die had hem
naar de
poëzie geleid
(en verder)
Zij had hem
tot god
geleid
(en verder)
zij had hem
naar het
evangelie geleid
(en verder)
zij had hem
Naar het
socialisme geleid
(en verder)
Hoe zwak
moet liefde voor schoonheid zijn
die niets
meer dan schoner wonen wil
hoe klein
een liefde voor poëzie
die al
genoeg heeft aan de tekst
hoe klein
een liefde voor god
als het
volstaat
dat de
honger in hem wordt verzadigd
en niet
toeneemt
hoe weinig
houden wij van het evangelie
als wij het
zelf consumeren
hoe
machteloos is de socialistische hoop
als ze angst
heeft
om verder te
gaan dan wat komt
Uit: Die revolutionäre geduld . Wolfgang
Fietkau Verlag, Berlin,1974.
© Vert.:
Piet Thomas
14.
Heilige franciscus
Heilige
franciscus
bid voor ons
nu en in het
uur van moedeloosheid
jouw broer
water is vergiftigd
jouw broer
vuur kennen kinderen niet meer
vogels
mijden ons
Om jou
lachen
pausen en
tsaren
en de
amerikanen kopen heel assisi op
jou incluis
heilige
franciscus
wat had jouw
leven voor zin
In betonnen
voorsteden
zag ik je
rondlopen
een hond die
in afval snuffelt
zelfs
kinderen
hebben
liever
een plastiek
autootje
dan jou
Heilige
franciscus
wat heb je
veranderd
wie heeft
iets aan jou gehad
Heilige
franciscus
bid voor ons
nu en als
het water opraakt
nu en als de
lucht opraakt
Uit: Loben ohne
lügen . Dorothee Sölle, Verlag Wolfgang Fietkau Verlag, Berlin 2000.
© Vert.:
Piet Thomas
15.
Na de zelfmoord van een schoolmeisje
Ik heb het
niet geweten
jij hebt het
niet geweten
hij zij wij
jullie zij
hebben het
niet geweten
Ik heb het
niet kunnen weten
Ik heb het
niet willen weten
Ik heb het
niet kunnen zien
Ik heb het
laten gebeuren
Ik heb het
niet kunnen tegenhouden
Ik heb ook
maar twee ogen
ik heb ook
maar twee handen
ik heb ook
maar één telefoon
ik kan niet
overal zijn
ik ben niet
altijd bereikbaar
Ik geloof in
christus zegt men
hij had haar
kunnen helpen zegt men
als ik jij
zij het wij jullie zij
christus
geworden zijn
hoeft men
niet meer
zegt men te
zeggen
Uit: Die revolutionäre geduld . Wolfgang
Fietkau Verlag, Berlin, 1974.
© Vert.:
Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
24-05-2016
Hans Küng, Gebed
Hans Küng (1928-
)
Gebed
Ons leven is
kort, ons leven is lang.
En vol verwondering
sta ik voor een leven
dat zijn
onverwachte wendingen
en toch zijn
rechtlijnigheid had:
Een leven
van meer dan 31.000 dagen,
schone en
droevige, wisselende,
die zoveel ervaringen
meebrachten,
goede zowel
als kwade,
een leven,
waar ik vandaag toch van zeggen mag:
Zo was het
goed.
Ik heb
oneindig meer ontvangen
dan ik geven
kon,
al mijn
goede invallen en mijn goede ideeën,
mijn goede
beslissingen en daden
zijn mij
geschonken, door genade mogelijk gemaakt.
En zelfs
waar ik verkeerde beslissingen nam
en slecht
gehandeld heb,
heb jij mij
onzichtbaar geleid.
Ik smeek je
om vergiffenis voor alles
waarin ik
gefaald heb.
Ik dank jou
onvatbare, alles omvattende
en alles
beheersende
oergrond, oerkern
en oerzin van ons zijn,
dat wij god
noemen,
jou, het
grote, onuitsprekelijke geheim
van ons
leven,
jou, de
oneindige in al het eindige,
jou, de
onzegbare in al ons spreken.
Ik dank je
voor dit leven
met al het
onverklaarbare en zeldzame.
Ik dank je
voor alle ervaringen,
de heldere
en de donkere.
Ik dank je
voor alles wat gelukt is
en voor
alles
wat je
uiteindelijk in goede banen hebt geleid.
Ik dank je
omdat mijn leven een geslaagd
leven mocht
zijn,
niet alleen
voor mezelf, maar voor al wie
aan dit
leven mochten deelhebben.
Het plan,
dat ons leven bepaalt,
met al zijn
dwaalwegen en verwarringen,
ken jij
alleen.
Jouw
bedoeling met ons erkennen we
niet vooraf.
Jouw gelaat
kunnen wij, zoals Mozes en de
profeten, in
deze wereld niet zien.
Maar zoals
Mozes in de rotspleet
de
voorbijgaande god in de rug
mocht zien,
zo mogen ook
wij, Heer, jouw hand in ons
leven
achteraf erkennen en mogen wij ervaren
dat jij ons
hebt gedragen en geleid en dat
wat wij zelf
besloten en gedaan hebben,
steeds
opnieuw door jou ten goede werd geleid.
Zo leg ik
ook de toekomst gelaten en vertrouwvol
in jouw
handen.
Het mogen
vele jaren of enkele weken zijn,
ik verheug
me over elke nieuwe dag
die mij
geschonken wordt,
en in volle
vertrouwen laat ik zonder zorgen
en angst
alles aan jou over
wat mij nog
wacht.
Want jij
bent zowel de aanvang van de aanvang
en het
midden van het midden
als het
einde van het einde
en het doel
van alle doelen.
Ik dank je,
mijn god,
want jij
bent menslievend
en jouw
goedheid duurt eeuwig.
Amen. Het
zij zo.
© Vert.:
Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
26-04-2016
J.W. von Goethe, Nabijheid van de geliefde
J.W. von Goethe (1749-1832)
Nabijheid van de geliefde
Ik denk aan jou, als ik de schemerzon
zie schijnen op de zee.
Aan jou ook, als de maan
haar glans schetst op de bron,
'k Zie jou als op de verre weg
het stof opwaait,
als op de nachtelijke vlonder
de zwerver schrikt.
Ik hoor je, als met dof geruis
de golfslag stijgt.
Ik luister graag in t stille bos,
als alles zwijgt.
Ik ben bij jou, al ben je nog zo ver,
jij bent dichtbij.
De zon zinkt, weldra blinken sterren.
Was jij er maar!
© Vert.: Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
Joseph von Eichendorff, Maannacht
Joseph von Eichendorff (1788-1857)
Maannacht
Het was als had de hemel
de aarde zacht gekust,
die als in bloesemschemer
nu van hem dromen moest.
De lucht ging door de velden,
het koren wuifde mild.
Stil ritselden de bossen,
sterhelder was de nacht.
Wat deed mijn ziel? Ze strekte
haar beide vleugels uit.
Ze vloog door stille velden
als vloog zij recht naar huis.
©Vert.: Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
José Maria Alvarez , De terugkeer
José Maria Alvarez (1942-
)
De terugkeer
Liefde,
liefde,
ik ben terug,
ik hou van
je.
Ik ben terug
met al onze landschappen.
Terug in
mijn huis
provinciaal
en triest.
Met deze
hemel,
met deze
zee,
met deze
liederen.
Zuidwest,
jij en ik in de warmte
van de lange
jaren samen.
Deze aarde,
waar alleen
alleen
de zee en de hemel
onze
geliefden waren.
Hier
waar ik mijn
brood
vreedzaam
deelde.
Met opzet
heb ik mijn
lepel
op tafel
achtergelaten.
Ik kom
morgen terug.
© Vert.:Piet
Thomas
Categorie :Work in Progress
Antonio Hernadez , De vrijheid
Antonio Hernadez (1910- 1942)
De vrijheid
Ik herinner me vandaag een vrijheid die ik nooit had.
De vrijheid van de zon
aan de grenzen.
De vrijheid van alle
wegen.
De vrijheid van water
dat de boten niet aanvalt.
De vrijheid van
gehinnik na de koers.
De vrijheid van de
weigerende hand.
De vrijheid van de
suïcide.
De vrijheid van de
hoepel en het waterrad
in het diepst van jezelf.
De ware vrijheid. Ik
ween
om wat ik niet heb gekend of gevoeld.
© Vert.: Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
Maxime Alexandre,(1)Ars poetica (2) Het wegende leven (3) De schepping (4) Maat van de aarde (5)Beweging (6)Beleefd gedicht
Maxime
Alexandre (1899- 1976)
Ars poetica
Rivier jij
mijn oude en nieuwe geleide
Rivier in
mijn geheugen geschreven
Altijd
herboren met de dauw
Als de wind
de slaper zijn pijlen leent
Rivier jij
bent de vrouw en haar buik
De rollende
stenen het broederlijk vuur
De plaats
van geboorte het laatste soelaas
Vrij als hanengekraai
licht als de lach
Rivier alle
zeilen los in de makke zon
Uit: Das
Meer sang fern von uns. Henssel Verlag, Berlin, 1984.
© Vert.:
Piet Thomas
Het wegende leven
Langzaam
mengt een glimlach zich met de zee
De kusten
van de storm ontvangen
De bloemen
van de kindertijd de struiken van de droom
Liefde
beheerst de zuiverheid van beelden
De buigende
helling van een tuin onthult
De
schaduwjaren van bewegingloze pijn
De liefde
rijpt aan de rand van dit geheim
Ibidem
© Vert.:
Piet Thomas
De schepping
In een
woestijn ontspringt het eerste woord
Een woord
eenvoudiger dan stilte
Een glas
water voor het kind
Een vogel
als enig antwoord
Ik zie de
aarde verslonden door vuur
De aarde die
pas is geboren
Met haar
eerste bloemen en gras
En mijn mond
om dit te zeggen
Ibidem
© Vert.:Piet
Thomas
Maat van de aarde
Ik heb
treurige dieven ontmoet
En hun
vriendinnen in rouwkledij
Ik heb
vogels gezien op de middernachtsboom
En later heb
ik arme mensen gezien
Liever was
mij het gelaat van een kind
Dat op t
juiste moment uit de mist opdook
Om als
voorbeeld te dienen vandaag en altijd
k Heb
gedroomd van een kind dat zijn brood opat
Het was een
kind met een breekbaar hart
In de maand
de strelingen en van de stilte
De passanten
sloten hun ogen
En zochten
hun weg tussen vochtige stenen
Ibidem
©Vert.: Piet
Thomas
Beweging
Aan de
ijzige bron
Roept een
vogel me bij mijn naam
De vogel van
de zee
Kijkt naar
de hemel en geeft hem zijn kleur
Als een
naakte vrouw
Verlicht de
hemel de toekomst
De witte
toekomst in een beek
Wordt een
steen en zingt
Ibidem
© Vert.:
Piet Thomas
Beleefd gedicht
Vond ik de
juiste toon
Woorden waar als de zon
Even waar
als de stilte
Ik zou met
de liefde beginnen
Om de
laatste zin te kennen
Van de
zegvierende pijn
Van de
eenzaamheid zonder tranen
Zou ik het
eerste het beste geheim uitvinden
Het geheim
van het vuur in de nacht
Van
vergeving voor alle mensen
En om mijn
droom te voltooien
Zou ik met
de liefde beginnen
Ibidem
© Vert.:
Piet Thomas
De naakte muren
De nacht is
niet lang genoeg
Om de hemel
te doorkruisen
De vlam
verteert de blik
Het water is
niet licht genoeg
Om de hemel
te verslinden
De vogels
verlaten hun nest
In het begin
komt de gerechtigheid
De tijd die
kinderen zich wensen
Een wagen
van vuur
Op water
doorzichtiger dan hun glimlach
Ibidem
©Vert.: Piet
Thomas
Categorie :Work in Progress
09-04-2016
Raymond Queneau, Voor een Ars Poetica
Raymond Queneau (1903-
1976)
Voor een Ars Poetica
1.
Een gedicht stelt niet veel voor
nauwelijks meer dan een cycloon in de Antillen
dan een tyfoon in de zee van China
een aardbeving op Formosa
Een overstroming van de Yang Tse Kiang
honderdduizend Chinezen in één klap verdronken
bang
het is niet eens een onderwerp voor een gedicht
echt heel weinig
We amuseren ons goed in ons klein dorpje
We planten het bouwen van een nieuwe school
we willen een nieuwe
burgemeester kiezen
en de dagen
van de markt veranderen
we leefden in het centrum van de wereld
nu vlakbij de stroom
Oceaan die aan de horizon knaagt
Een gedicht stelt echt niet veel voor
5.
Lieve god lieve god wat heb ik zin om een klein gedicht te
schrijven
Zie daar gaat er eentje voorbij
Kleintje, kleintje, kleintje
Kom hier dat ik je rijg
aan de halssnoer van mijn andere gedichten
kom hier dat ik je stoppen kan
in het pillendoosje van mijn
verzameld werk
kom hier dat ik je liefkoos
dat ik je berijm
dat ik je ritmeer
dat ik je bezing
dat ik je bepegasus
dat ik je bevers
en je beproza
klein schalkje
het is er vandoor.
9 .
Indien ik
vanavond eens een
gedicht
schreef voor het nageslacht
potverdorie
een prachtidee
ik voel me zeker van mezelf
ik ga erop los
en
aan
het
nageslacht
zeg ik merde en remerde
en reremerde
aardig geveinsd
het nageslacht
dat wachtte
op jouw gedicht
en hoe
Uit: Graham
Dunstan Martin: Anthology of Contemporary
French Poetry . University of Texas Press, Austin 1975 (2)
© Vertaling
uit het Frans: Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
Jean Tardieu (1)Adviezen van een heks (2) Raam (3)De miljardair
Jean Tardieu (1903- 1995)
Adviezen van een heks
(stil en opgeschrikt gefluisterd in het oor van de lezer)
Bedwing je lach
bij het ochtendgloren !
Luister niet naar de bomen
die de wegen bewaken !
Zeg niet je naam
aan de slapende aarde
eer het middernacht heeft geslagen !
Reik niet je hand
naar de sneeuw en de regen !
Open het raam niet
tenzij voor de kleine planeten
die je goed kent !
Vertrouwen is vertrouwen waard:
jij die me vraag om advies,
wees op je hoede, je hoede !
Je weet nooit wat nog komt.
Uit: Graham
Dunstan Martin: Anthology of Contemporary
French Poetry. University of Texas Press, Austin 1975 (2)
©Vertaling
uit het Frans: Piet Thomas
Raam
Wat water maakt de overmaat
van deze wereld goed
leeg tussen stenen
veinst het afwezigheid
om ons te bevrijden
Raam van de lucht
uitgewist oppervlak
zonder iets voor zichzelf
zie hoe diep het is
voor een gedachte
Komt dan een storm
dan krijgt het glas rimpels
de geest hervalt
in ondoorschijnendheid
Ik stik, ga door
ik zoek al slaande
op de vast aarde
ik luister en wacht
Zo wint de wind
voldoende kracht
om de ruimte te openen
tussen de
dingen
Uit: Graham
Dunstan Martin: Anthology of Contemporary
French Poetry. University of Texas Press, Austin 1975 (2)
©Vertaling uit het Frans: Piet Thomas
De miljardair
John draagt een schaal
met daarop een boot.
Milord nog op zijn bed gezeten
past zijn pak en zegt:
Zet ze maar ergens neer
ik rook mijn sigaar op.
Een uur later komt John terug:
het venster stond open
op het bed niets te
zien
onder de aspidistra
ook al niet
en helemaal niets meer op de schaal.
-Milord zeilde weg in zijn boot.
Uit: Graham
Dunstan Martin: Anthology of Contemporary
French Poetry. University of Texas Press, Austin 1975 (2)
©Vertaling
uit het Frans: Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
Jean Follain, De hond van de scholieren
Jean Follain (1903- 1971)
De hond van de
scholieren
Scholieren spelen ijsbrekertje
op het pad
naast de spoorweg
men heeft ze zwaar verpakt
in oude, donkere wollen jassen
en versleten lederen riemen
de hond die hen volgt
heeft geen kom meer met avondvoer
hij is oud
want hij heeft hun leeftijd.
Uit: Graham
Dunstan Martin: Anthology of Contemporary
French Poetry. University of Texas Press, Austin 1975 (2)
©Vertaling
uit het Frans: Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
29-03-2016
Walter Höllerer, Tweeërlei zingen
Walter Höllerer (1922-2003)
Tweeërlei zingen
Dat hij zong
Om aan een
verdriet
Te ontkomen
Hadden ze al
vlug ontdekt
En ze zeiden
het hem.
Zijn
nadenken
Over de
wijze van zingen
Bracht hem
zo ver
Dat hij zich
Bedroefd voordeed
Om aan een
heimelijke
Hem eigen
Vreugdekreet
Te ontkomen.
Uit: German
Poetry. Carcanet New Press, Manchester, 1977.
©Vert.: Piet Thomas
Categorie :Work in Progress
Rudolf Otto Wiemer, Open hand
Rudolf Otto Wiemer (1905-1998)
Open hand
Zijn open
hand
reikt het
brood aan
en deelt het
aan ons uit
Zijn open
hand
een
hamerslag
jaagt er een
spijker in
Mijn open
hand
neemt het
brood
ook de
hamerslag?
Uit: Ein Wort dem kein Tod Gewachsen ist. Verlag
Ernst Kaufmann, Lahr, 2004.
Categorie :Work in Progress