rooms-katholiek priester, dichter, vertaler, essayist en hoogleraar.
11-07-2016
Gods barmhartigheid en de naastenliefde
Gods
barmhartigheid en de naastenliefde
Op 8 december 2015
opende paus Franciscus het heilig jubeljaar van de barmhartigheid. Met het
thema barmhartigheid trof hij meteen de kern van het christendom. Over zijn
keuze voor dit thema zei de paus: Het was geen strategie, het kwam vanuit
mijn binnenste: de Heilige Geest wil iets. Het is evident dat de wereld van
vandaag, barmhartigheid, medelijden nodig heeft, dat wil zeggen mede lijden.
Wij zijn gewend geraakt aan slecht nieuws, wreed nieuws, de ergste wreedheden
die Gods naam en leven beledigen. De wereld heeft er behoefte aan te
ontdekken dat God Vader is, dat barmhartigheid bestaat, dat wreedheid niet de
weg is, dat veroordeling niet de weg is.
In deze kleine bijdrage
ben ik eerst op zoek gegaan naar enkele teksten die de barmhartigheid van God
belichten. Vervolgens zocht ik teksten waarin de barmhartigheid als het hart
van de menselijke naastenliefde gezien wordt.
De
barmhartigheid van God
Het gaat dus op de
eerste plaats om de barmhartigheid van God. Om zijn liefde voor de mensen en
voor de wereld zoals die voelbaar wordt in zijn openbarend, bevrijdend en
verzoenend handelen.
Ik ga dan, voor wat de
geschriften van het Oude Testament betreft, voorbij aan de al of niet profetische
teksten waarin God voorgesteld wordt als een heerser die toornig en gekwetst
reageert op onwil en opstandigheid van individuen en volkeren. Mijn aandacht
gaat vooral naar die teksten waarin beschreven wordt hoe God, het volk dat
Hem vaak ontrouw is en mort, grootmoedig bevrijdt en naar het beloofde land
leidt. Naar teksten zoals: De Heer! De Heer! Een God die liefdevol is en
genadig, geduldig, trouw en waarachtig (Ex. 34.6) En naar psalm 36, waar
staat: Tot in de hemel reikt, Heer, uw genade. Hoog in de wolken rijst uw
goede trouw. Uw rechtsgevoel is als een grote berg, uw heilsdroom breder dan
de oceaan. Hoe kostbaar is de grote liefde, Heer, waarmee Gij mens en dier
genadig bent. Die in de schaduw van uw vleugels schuilen, ze voelen zich als gasten
bij U thuis. Wat een ontroerende omschrijving van Gods grote barmhartigheid,
waarover in psalm 136 telkens weer herhaald wordt dat ze eeuwig blijft
duren.
In het Nieuwe Testament
is er vooral het spreken en handelen van Jezus Christus, het mens geworden,
levend Woord van de barmhartigheid van de Vader. In alles wat Hij zei en deed
werd het goddelijke medelijden tastbaar. Er is geen lichamelijk of geestelijk
werk van barmhartigheid te noemen waar Hij zich niet voor inzette. En
vergeten wij vooral niet die schitterende parabel vande verloren
zoon. Een literaire parel van een verhaal. De manier waarop de verloren
zoon door de vader verwacht, verwelkomd en feestelijk onthaald wordt, onthult
de onvoorwaardelijke liefde en de vergevensgezindheid van de hemelse Vader.
Barmhartigheid
als opdracht voor mensen
Uit Gods
barmhartigheid vloeit de barmhartigheid, de naastenliefde van mensen
onderling voort. Die mag niet tot zachte gevoelens beperkt blijven, maar moet
zich ook in daden uiten.
In het Oude
Testament gold al als regel: Doe een ander niets aan dat je zelf verafschuwt.(Tob.4,15)
Wat dan in de Bergrede van het Nieuwe Testament een positievere formulering
kreeg: Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.
(Mt. 7-12) In het Nieuwe Testament vindt men bovendien een schitterend
verhaal: de parabel van de barmhartige Samaritaan. De context waarin het
verhaal verteld wordt, is een dialoog met een wetgeleerde die Jezus wil
testen. De wetgeleerde vraagt aan Jezus: Meester, wat moet ik doen om deel
te krijgen aan het eeuwige leven? (Lc. 10,25) Jezus antwoordt vooreerst met
een nieuwe vraag: Wat staat er in de wet? Pas nadat de wetgeleerde de kern
van de Thora samengevat heeft in het dubbelgebod: Heb de Heer, uw God, lief
met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als
uzelf(Lc.10,27), en Jezus zijn waardering voor dit antwoord heeft
uitgesproken en vervolgens zegt doe dat en u zult leven, komt er een nieuwe
vraag van de wetgeleerde: Wie is mijn naaste? Pas dan vertelt Jezus zijn
parabel.
Ik ga die parabel
hier niet helemaal navertellen. Ik beperk me tot het citeren van twee halve
strofen van een poëtische bewerking uit het gedicht De barmhartige Samaritaan van Muus Jacobse:
Een man ging van
Jeruzalem
De weg naar Jericho,
toen hem
De rovers grepen en
zijn lichaam
Halfdood geslagen
lieten liggen.
Een priester kwam
die plaats voorbij,
Keek toe, maar koos
de overzij.
En een leviet die
langs de weg kwam,
Keek ook, maar
zorgde dat hij wegkwam
Er kwam een
vreemdeling voorbij.
Die kreeg, hem
ziende, medelij,
Goot wijn en olie in
zijn wonden,
Liet hem, gereinigd
en verbonden,
Meerijden op zijn
eigen dier,
Betaalde aan een
herbergier
Goed geld en zei:
k Zal meer betalen,
Zorg goed voor hem,
ik kom hem halen.
Zoals uit de citaten
blijkt is de parabel een reisverhaal. Het gaat om een reis die als metafoor
voor de levensweg kan geïnterpreteerd worden. Er ligt een gekwetste man langs
de weg. Een priester en een leviet (iemand die helpt bij de tempeldienst)
zien de gekwetste en lopen voorbij zonder te helpen. Ook een Samaritaan komt voorbij.
Deze voelt zich wel door de nood van de gekwetste aangesproken. Door
medelijden bewogen dient hij het slachtoffer de eerste zorgen toe, hijst hem op
zijn rijdier, betaalt de herbergier voor de verdere zorgen die de gekwetste
man nodig heeft, en belooft de meerkosten bij zijn terugkomst te vergoeden.
Hij zorgt meteen ook voor een structureel vervolg van zijn tussenkomst.
Belangrijk voor de interpretatie
van het verhaal is het feit dat Jezus de vraag: wie de naaste is, herhaalt.
Maar Hij verandert de vraag enigszins. Hij zegt letterlijk: Wie van deze
drie lijkt u de naaste te zijn van de man die in de handen van de rovers
gevallen is? Daardoor valt het slachtoffer als mogelijke keuze weg. De
verraste wetgeleerde voelt zich verplicht te antwoorden: Die hem
barmhartigheid betoond heeft. Waarop Jezus dan besluit en zegt: Doet u dan
voortaan net zo.
Deze laatste
aanbeveling geldt ook voor ons. In een tijd waarin religie al te zeer met
geweld, macht van mensen over mensen en terrorisme geassocieerd wordt, moeten
wij ervoor zorgen dat Gods menslievendheid zichtbaar wordt in ons doen en
laten. En zoals de goede Samaritaan moeten wij, naast onze persoonlijke
inspanningen, ook helpen om de structuren gestalte te geven waarin de werken
van barmhartigheid, zowel de lichamelijke als de geestelijke, de weg effenen
die uit de woestijn van oorlog en andere vormen van agressie leidt.
Daar waar een hart
is voor tederheid en erbarmen en waar naastenliefde daadwerkelijk beoefend
wordt en zich ook tot de vijanden uitstrekt, kunnen de vrede en het geluk
ontstaan waar zoveel landgenoten en vluchtelingen vandaag naar op zoek zijn. Waar
Gods liefde zichtbaar gemaakt wordt, ontstaat een thuis voor alle mensen.
Maar laten we nooit vergeten dat wij als helpers bij het verspreiden van Gods
tederheid, Gods steun en vergiffenis nodig hebben. En zo zijn we weer bij de
parabel van de verloren zoon. Bij een Vader die ons vergevensgezind opwacht
en ondanks onze gebreken en fouten feestelijk opneemt in de overvloed van
zijn liefde.
Piet Thomas
Categorie:Work in Progress
08-07-2016
Gebeden uit het Latijn vertaald. (1) Clemens XI, Oratio Universalis