Inhoud blog
  • Inhoud Blog
  • Gitta Deutsch : Een dag in februari: Gedichten: (1.)Op zo’n dag Jouw hand (2) Als ik ontwaak (3)Keizerin (4) want iedere (5) Als kind (6)De afstand (7) In niets (8) Een jaar (9) pas dan (10) En altijd opnieuw (11)Nu is er (12) Elke verstreken dag
  • (14.)Jij bent toch 15. Jouw dood (16.) Hoe kan ik (17.)Iets diep (18.) Het jaar (19.) het is (20.) Te mogen spreken (21.) De wereld ( 22.) Weer een dag ( 23.) Ondraaglijk (24.) Jij hebt (25.) In de winter dan (26.)In het derde jaar
  • Peter Paul Wiplinger: 1.Uitgespuwd; 2.Vertrouwen; 3.Dichtersleugen; 4.het goud van de dag; 5.niemandsland; 6.weids land; 7.afwijzing; 8.wens; 9.uithouden; 10. hoop; 11. wij; 12.muziek in anatolië;13.opdracht; 14.volksspreuk; 15.peter schlemihl
  • Peter Paul Wiplinger (II)1.Motto 2.Levenstekens 3. vragen van de poëzie 4. poëzie 5. literair programma 6.kleurenleer 7.wiener blut 8. homo sapiens 9.tussen hemel en aarde 10.hoop 11.rust 12. zich terugtrekken 13.joods kerkhof 14.zigeunermelodie
  • 15. zelfportret 16. terugkeer 17. liefdesgedicht 18.van ver
  • Wiplinger III
  • Johan Ruysdael: (1) Einsiedeln (2)Het meer
    Categorieën
  • Work in Progress (83)
  • Archief per maand
  • 07-2020
  • 02-2018
  • 12-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 05-2017
  • 12-2016
  • 07-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 09-2014
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Piet Thomas
    rooms-katholiek priester, dichter, vertaler, essayist en hoogleraar.
    11-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gods barmhartigheid en de naastenliefde

    Gods barmhartigheid en de naastenliefde   

     

    Op 8 december 2015 opende paus Franciscus het heilig jubeljaar van de barmhartigheid. Met het thema barmhartigheid trof hij meteen de kern van het christendom. Over zijn keuze voor dit thema zei de paus: “Het was geen strategie, het kwam vanuit mijn binnenste: de Heilige Geest wil iets. Het is evident dat de wereld van vandaag, barmhartigheid, medelijden nodig heeft, dat wil zeggen ‘mede lijden’. Wij zijn gewend geraakt aan slecht nieuws, wreed nieuws, de ergste wreedheden die Gods naam en leven beledigen. De wereld heeft er behoefte aan te ontdekken dat God Vader is, dat barmhartigheid bestaat, dat wreedheid niet de weg is, dat veroordeling niet de weg is.”

    In deze kleine bijdrage ben ik eerst op zoek gegaan naar enkele teksten die de barmhartigheid van God belichten. Vervolgens zocht ik teksten waarin de barmhartigheid als het hart van de menselijke naastenliefde gezien wordt.

    De barmhartigheid van God

    Het gaat dus op de eerste plaats om de barmhartigheid van God. Om zijn liefde voor de mensen en voor de wereld zoals die voelbaar wordt in zijn openbarend, bevrijdend en verzoenend handelen.

    Ik ga dan, voor wat de geschriften van het Oude Testament betreft, voorbij aan de al of niet profetische teksten waarin God voorgesteld wordt als een heerser die toornig en gekwetst reageert op onwil en opstandigheid van individuen en volkeren. Mijn aandacht gaat vooral naar die teksten waarin beschreven wordt hoe God, het volk dat Hem vaak ontrouw is en mort, grootmoedig bevrijdt en naar het beloofde land leidt. Naar teksten zoals: ‘ De Heer! De Heer! Een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig…’(Ex. 34.6) En naar psalm 36, waar staat: ‘Tot in de hemel reikt, Heer, uw genade. Hoog in de wolken rijst uw goede trouw. Uw rechtsgevoel is als een grote berg, uw heilsdroom breder dan de oceaan. Hoe kostbaar is de grote liefde, Heer, waarmee Gij mens en dier genadig bent. Die in de schaduw van uw vleugels schuilen, ze voelen zich als gasten bij U thuis.’ Wat een ontroerende omschrijving van Gods grote barmhartigheid, waarover in psalm 136 telkens weer herhaald wordt dat ze ‘eeuwig blijft duren’.

    In het Nieuwe Testament is er vooral het spreken en handelen van Jezus Christus, het mens geworden, levend Woord van de barmhartigheid van de Vader. In alles wat Hij zei en deed werd het goddelijke medelijden tastbaar. Er is geen lichamelijk of geestelijk werk van barmhartigheid te noemen waar Hij zich niet voor inzette. En vergeten wij vooral niet die schitterende parabel van de verloren zoon. Een literaire parel van een verhaal. De manier waarop de verloren zoon door de vader verwacht, verwelkomd en feestelijk onthaald wordt, onthult de onvoorwaardelijke liefde en de vergevensgezindheid van de hemelse Vader.

     

    Barmhartigheid als opdracht voor mensen

     

    Uit Gods barmhartigheid vloeit de barmhartigheid, de naastenliefde van mensen onderling voort. Die mag niet tot zachte gevoelens beperkt blijven, maar moet zich ook in daden uiten.

    In het Oude Testament gold al als regel: ’Doe een ander niets aan dat je zelf verafschuwt.’(Tob.4,15) Wat dan in de Bergrede van het Nieuwe Testament een positievere formulering kreeg: ‘Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.’ (Mt. 7-12) In het Nieuwe Testament vindt men bovendien een schitterend verhaal: de parabel van de barmhartige Samaritaan. De context waarin het verhaal verteld wordt, is een dialoog met een wetgeleerde die Jezus wil testen. De wetgeleerde vraagt aan Jezus: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ (Lc. 10,25) Jezus antwoordt vooreerst met een nieuwe vraag: ‘Wat staat er in de wet?’ Pas nadat de wetgeleerde de kern van de Thora samengevat heeft in het dubbelgebod: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf’(Lc.10,27), en Jezus zijn waardering voor dit antwoord heeft uitgesproken en vervolgens zegt “doe dat en u zult leven”, komt er een nieuwe vraag van de wetgeleerde: “Wie is mijn naaste?” Pas dan vertelt Jezus zijn parabel.

     

    Ik ga die parabel hier niet helemaal navertellen. Ik beperk me tot het citeren van twee halve strofen van een poëtische bewerking uit het gedicht De barmhartige Samaritaan van Muus Jacobse:

    Een man ging van Jeruzalem

    De weg naar Jericho, toen hem

    De rovers grepen en zijn lichaam

    Halfdood geslagen lieten liggen.

    Een priester kwam die plaats voorbij,

    Keek toe, maar koos de overzij.

    En een leviet die langs de weg kwam,

    Keek ook, maar zorgde dat hij wegkwam…

     

    Er kwam een vreemdeling voorbij.

    Die kreeg, hem ziende, medelij,

    Goot wijn en olie in zijn wonden,

    Liet hem, gereinigd en verbonden,

    Meerijden op zijn eigen dier,

    Betaalde aan een herbergier

    Goed geld en zei:‘ ‘k Zal meer betalen,

    Zorg goed voor hem, ik kom hem halen.’…

     

    Zoals uit de citaten blijkt is de parabel een reisverhaal. Het gaat om een reis die als metafoor voor de levensweg kan geïnterpreteerd worden. Er ligt een gekwetste man langs de weg. Een priester en een leviet (iemand die helpt bij de tempeldienst) zien de gekwetste en lopen voorbij zonder te helpen. Ook een Samaritaan komt voorbij. Deze voelt zich wel door de nood van de gekwetste aangesproken. Door medelijden bewogen dient hij het slachtoffer de eerste zorgen toe, hijst hem op zijn rijdier, betaalt de herbergier voor de verdere zorgen die de gekwetste man nodig heeft, en belooft de meerkosten bij zijn terugkomst te vergoeden. Hij zorgt meteen ook voor een structureel vervolg van zijn tussenkomst.

    Belangrijk voor de interpretatie van het verhaal is het feit dat Jezus de vraag: wie de naaste is, herhaalt. Maar Hij verandert de vraag enigszins. Hij zegt letterlijk: “Wie van deze drie lijkt u de naaste te zijn van de man die in de handen van de rovers gevallen is?” Daardoor valt het slachtoffer als mogelijke keuze weg. De verraste wetgeleerde voelt zich verplicht te antwoorden: “Die hem barmhartigheid betoond heeft.” Waarop Jezus dan besluit en zegt: “Doet u dan voortaan net zo.”

    Deze laatste aanbeveling geldt ook voor ons. In een tijd waarin religie al te zeer met geweld, macht van mensen over mensen en terrorisme geassocieerd wordt, moeten wij ervoor zorgen dat Gods menslievendheid zichtbaar wordt in ons doen en laten. En zoals de goede Samaritaan moeten wij, naast onze persoonlijke inspanningen, ook helpen om de structuren gestalte te geven waarin de werken van barmhartigheid, zowel de lichamelijke als de geestelijke, de weg effenen die uit de woestijn van oorlog en andere vormen van agressie leidt.

    Daar waar een hart is voor tederheid en erbarmen en waar naastenliefde daadwerkelijk beoefend wordt en zich ook tot de vijanden uitstrekt, kunnen de vrede en het geluk ontstaan waar zoveel landgenoten en vluchtelingen vandaag naar op zoek zijn. Waar Gods liefde zichtbaar gemaakt wordt, ontstaat een thuis voor alle mensen. Maar laten we nooit vergeten dat wij als helpers bij het verspreiden van Gods tederheid, Gods steun en vergiffenis nodig hebben. En zo zijn we weer bij de parabel van de verloren zoon. Bij een Vader die ons vergevensgezind opwacht en ondanks onze gebreken en fouten feestelijk opneemt in de overvloed van zijn liefde.

    Piet Thomas

     

     


    Categorie:Work in Progress
    08-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gebeden uit het Latijn vertaald. (1) Clemens XI, Oratio Universalis

    CLEMENS XI

    ORATIO UNIVERSALIS

    UNIVERSEEL GEBED

     

    I

    Credo, Domine, sed credam firmius.

    Spero, sed sperem securius.

    Amo, sed amem ardentius.

    Doleo, sed doleam vehementius.

     

    2

    Adoro te ut primum principium;

    desidero ut finem ultimum;

    laudo ut benefactorem perpetuum;

    invoco ut defensorem propitium.

     

    3

    Tua me sapientia dirige,

    iustitia contine,

    clementia solare,

    potentia protege.

     

    4

    Offero tibi, Deus, cogitanda, ut sint ad te;

    dicenda, ut sint de te;

    facienda, ut sint secundum te;

    ferenda, ut sint propter te.

     

     

    5

    Volo quidquid vis;

    volo quia vis;

    volo quomodo vis;

     volo quámdiu vis.

     

     6

    Oro, Domine, ut intellectum illumines

    voluntatem inflammes,

    corpus emundes,

    animam sanctifices.

     

     

    7

    A superbia non inficiar ;

    adulatione non afficiar ;

    a mundo non decipiar ;

    a Satana non circumveniar.

     

    8

    Gratiam praesta memoriam purgandi,

    linguam frenandi,

    oculos cohibendi,

    sensus coercendi.

     

    9

    Defleam praeteritas iniquitates;

    repellam futuras tentationes;

    corrigam vitiosas propensiones;

    excolam idoneas virtutes.

     

    10

    Tribue mihi, bone Deus,

    amorem tui,

    odium mei, zelum proximi,

    contemptum mundi.

     

    11

    Studeam superioribus oboedire,

    inferioribus subvenire,

    amicis consulere,

    nemini invidere

     

    12

    Meminerum, o Jesu, mandati tui et exempli,

    inimicos diligendo, injurias sufferendo,

    persequentibus benefaciendo,

    pro calumniantibus orando.

     

    13

    Vincam volumptatem austeritate,

    avaritiam largitate,

    iracundiam lenitate,

    tepiditatem fervore.

     

    14

    Redde me prudentem in consíliis,

    constantem in periculis,

    patientem in adversis,

    humilem in prosperis.

     

    15

    Fac, Domine, ut sim in oratione attentus,

    in epulis sobrius,

    in munere sedulus,

    in proposito firmus.

     

    16

    Curem habere sanctitatem interiorem,

    modestiam exteriorem,

    conversationem exemplarem,

    vitam regularem.

     

    17

    Naturae invigilem domandae

    gratiae fovendae,

    legi servandae,

    saluti promerendae.

     

    18

    Sanctimoniam assequar sincera peccatorum confessione,

    fervida Corporis Christi communione,

    continua mentis recollectione,

    pura cordis intentione.

     

    19

    Discam a te,Deus, quam tenue quod terrenum;

    quam grande, quod divinum;

    quam breve, quod temporaneum ;

    quam durabile, quod aeternum.

     

    20

    Da mortem praeveniam,

    judicium pertimeam,

    infernum effugiam,

    paradisum obtineam.

     

    21

    Per Christum

    Dominum nostrum.

    Amen.

     

     

     

    I

    Mijn geloof, Heer, maak het sterker,

    mijn vertrouwen, maak het groter!

    Maak mijn liefde vuriger,

    mijn berouw oprechter, Heer!

     

    2

    Ik aanbid U, bron van leven,

    eindbestemming na de dood.

    Om uw gaven, mensenvriend,

    loof ik U en smeek ik U.

     

    3

    Laat mij van uw wijsheid leren,

    Iaat gerechtigheid me leiden!

    Troost mij en wees mild voor mij,

    toon uw kracht en sta me bij!

     

    4

    Laat mijn denken en mijn spreken

    voor U, God, en van U zijn!

    Ik wil doen zoals Gij deed,

    om U lijden als het moet.

     

     

    5

    Wat Gij wilt, ik wil het ook,

    'k wil het omdat Gij het wilt,

    'k wil het zoals Gij het wilt,

    net zolang als Gij het wilt.

     

    6

    'k Vraag U, Heer, wijs mij de weg,

    sterk mijn wil, verlicht mijn geest!

    Geef dat ik met hart en ziel

    in uw dienst gelouterd word!

     

     

    7

    Laat me nooit hoogmoedig zijn.

    Houd me ver van wat de wereld

    mij aan list en leugen biedt!

    Weer de dreiging van het onheil!

     

    8

    Mijn geheugen, zuiver het!

    Houd mijn snelle tong in toom!

    Richt mijn ogen, al mijn zinnen,

    naar de werfkracht van uw droom.

     

    9

    'k Wil het kwaad van vroeger kwijt

    en wat morgen kan bekoren.

    Wat verkeerd is wijs ik af,

    wat geschikt is stuur ik bij.

     

    I0

    Aardse schade wil ik mijden

    en, al kost me dit ook strijd,

    meer van U en mensen houden.

    Wijd me in uw liefde in!

     

    11

    Trouw en dienstbaar wil ik zijn,

    lief voor allen die me bijstaan,

    voor mijn vrienden raad in nood,

    helper die geen mens benijdt.

     

    I2

    Uw gebod en beeld voor ogen:

    min je vijand, draag het onrecht!

    voor wie lastert of vervolgt

    lief en goed zijn. Voor hen bidden.

     

    13

    Blind begeren streng beheersen.

    Gul zijn waar men gierig is.

    Zacht zijn voor de woedenden.

    Lauwen weer geestdriftig maken.

     

    14

    Wijs zijn als men vraagt om raad,

    sterk zijn als gevaren dreigen,

    kalm zijn als iets tegenslaat,

    en bescheiden als iets lukt.

     

    15

    Leer me aandacht bij het bidden

    en bij feesten soberheid.

    Schenk me ijver bij het werk,

    moed en besluitvaardigheid.

     

    16

    Laat me niet opzichtig tonen

    dat ik heilig worden wil,

    maar een eerlijk leven leiden

    doodgewoon, discreet en stil.

     

    17

    Zorgzaam temmen wat te wild is,

    de genade helpen, hoeden.

    Doen, Heer, wat Gij van mij vraagt,

    uitzien naar 't beloofde heil.

     

    18

    Nu 'k mijn zonden heb gebiecht,

    voel ik mij heel dicht bij U.

    Laat mij, Heer, in hart en geest

    steeds met U verbonden zijn.

     

    19

    Leer me God, hoe broos op aarde

    ‘t leven is, hoe kort de tijd

    en hoe heerlijk lang de duur

    van de eeuwigheid bij U.

     

    20

    Geef dat ik, de dood voorbij,

    niet uw oordeel hoef te vrezen,

    dat ik genode word

    die U te gast mag zijn.

     

    21

    Door Jezus Christus,

    onze Heer.

    Amen.

     

    © Vrij vertaald door Piet Thomas

     


    Categorie:Work in Progress
    07-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.(2) SALVE REGINA (3) STABAT MATER DOLOROSA

    SALVE  REGINA

    Salve, Regina,

    Mater misericordiae,

    vita, dulcedo,

    et spes nostra, salve.

     

    Ad te clamamus,

    exsules filii Evae.

    Ad te suspiramus, gementes et flentes

    in hac lacrimarum valle.

     

    Eia, ergo, advocata nostra, illos tuos

    misericordes oculos ad nos converte;

    et Iesum, benedictum fructum ventris tui,

    nobis post hoc exilium ostende.

     

    O clemens, O pia,

    O dulcis Virgo Maria.

     

    Wees gegroet jij, koningin,

    moeder van barmhartigheid,

    onze vreugde, onze hoop

    en ons leven, wees gegroet'

     

    Tot jou spreken tochtgenoten,

    kinderen uit Eva's huis.

    Hoor het zuchten en het klagen

    uit dit dal van tranen!

     

    Die voor ons ten beste spreekt,

    zie genadig op ons neer!

    Toon ons, eens de tocht voltooid,

    je Zoon, Jezus Christus, weer.

     

    Trouwe, milde, lieve jij,

    wees ons met je hulp nabij!

     

    © vert. : Piet Thomas

     

     



    STABAT MATER DOLOROSA

    Stabat mater dolorosa

    iuxta crucem lacrymosa,

    dum pendebat Filius.


    Cujus animam gementem,

    contristatem et dolentes,

    pertransivit gladius.

     

    O quam tristis et afflicta

    Fuit illa benedicta

    Mater unigeniti!


    Quae morebat et dolebat

    et tremebat cum videbat

    Nati poenas inclyti.

     

    Quis est homo qui non fleret,

    Christi Matrem si videret

    In tanto supplicio?


    Quis non posset contristari

    Piam Matrem contemplari

    dolentem cum Filio?

     

    Pro peccatis suae gentis

    Vidit Jesum in tormentis,

    Et flagellis subditum.


    Vidit suum dulcem natum,

    Morientem desolatum,

    Dum emisit spiritum.

     

    Eia Mater fons amoris,

    Me sentire vim doloris

    Fac ut tecum lugeam.


    Fac,ut ardeat cor meum,

    in amando Christum Deum,

    Ut sibi complaceam.

     

    Sancta Mater, istud agas

    Crucifixi fige plagas

    Cordi meo valide.


    Tui nati vulnerati

    Jam dignati pro me pati,

    poenas mecum divide.

     

    Fac me vere tecum flere,

    Crucifixo condolere,

    Donec ego vixero.


    Juxta crucem tecum stare,

    Te libenter sociare

    In planctu desidero.

     

    Virgo, virginum praeclara,

    Mihi jam non sis amara:

    Fac me tecum plangere.


    Virgo, virginum praeclara

    Mihi jam non sis amara

    Fac me tecum plangere.

     

    Fac ut portem Christi mortem,

    Passionis ejus sortem,

    et plagas recolere.


    Fac me plagis vulnerari,

    Cruce hac inebriari,

    ob amorem Filii.

     

    Inflammatus et accensus

    Per te, virgo sim defensus

    In die judicii.


    Quando corpus morietur,

    Fac ut animae donetur

    Paradisi gloria.

     

    Met de tranen in de ogen

    stond de moeder, diep bewogen,

    waar haar Zoon aan ‘t kruishout hing.


    ’t Was of in haar medelijden

    zij de pijn nog voelde snijden

    van die laatste marteling.

     

    Ach, hoe treurig was het rouwen

    van de liefste van de vrouwen,

    moeder van Gods ene Zoon.


    Hoe verdrietig was het lijden

    dat haar dreef om daar te blijven

    toen haar Zoon zo hing ten toon.

     

    Harder dan de hardste stenen

    ben je als je niet zou wenen,

    ziende hoe Maria lijdt.


    Wie is zonder mededogen

    dat hij met dit leed voor ogen

    niet met haar om Jezus treurt.

     

    Om de zonden van de zijnen

    schroeien nog de scherpe pijnen

    van de ruwe geselroe.


    Moeder die je kind zag sterven

    toen het alle hulp moest derven

    en de geest het lijf verliet,

     

    laat mij voelen, bron van liefde,

    wat je toen zo pijnlijk griefde.

    Treuren zal ik dan met jou.


    Wil in mij de wil versterken

    om die droefheid te verwerken,

    tonend dat ik van Hem hou.

     

    En wil mij de kracht ook schenken

    om deemoedig te gedenken

    wat Hij toen heeft doorgemaakt.


    Wat Hij toen in geest en leden

    weerloos voor mij heeft geleden,

    geef dat ik het delen mag!

     

    Samen met je wil ik wenen,

    met het lijden mij verenen

    tot de dood ook mij bedreigt.


    Naast het kruishout met jou samen

    staande blijven en me schamen

    om de oorzaak van die rouw.

     

    Gun mij, liefste van de maagden,

    tussen al die met je klaagden

    ook een plaatsje aan jouw zij.


    Deelgenoot zijn van zijn lijden

    wil ik en de tol niet mijden

    die de dood van vrienden eist.

     

    Want zijn wonden zijn de mijne.

    Liever dan vlug te verdwijnen

    blijf ik waken bij de Heer.


    Maak dat ik niet langer vrezen

    moet dat ik word afgewezen,

    als ik voor Gods troon verschijn!

     

    Christus, vraag bij mijn verscheiden

    dat uw moeder mij zou leiden

    tot waar mij uw zegen wacht.


    Als de dood mij heeft gevonden,

    laat mij dan met U verbonden

    blijven in uw heerlijkheid.


    © vert.: Piet Thomas



    Categorie:Work in Progress
    06-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.(4) AVE MARIS STELLA (5) AETERNE RERUM CONDITOR(6)DIES IRAE

    Ave maris stella

     

     

    Ave maris stella,

    Dei Mater alma

    atque semper virgo,

    felix coeli porta.

     

    Sumens illud Ave

    Gabrielis ore,

    funda nos in pace,

    mutans nomen Evae.

     

    Solve vincla reis,

    profer lumen caecis,

    mala nostra pelle,

    bona cuncta posce.

     

    Monstra te esse matrem,

    sumat per te precem

    qui pro nobis natus

    tulit esse tuus.

     

    Virgo singularis,

    inter omnes mitis,

    nos culpis solutos

    mites fac et castos.

     

    Vitam praesta puram,

    iter para tutum,

    ut videntes Jesum,

    semper collaetemur.

     

    Sit laus Deo Patri,

    summum Christo decus,

    Spiritui Sancto,

    Honor, tribus unus.

     

     

    'k Groet U, ster der zee,

    goede moeder Gods.

    Gij die, maagd gebleven,

    oorsprong zijt van leven.

     

    Gij die hebt gehoord

    hoe een engel groet,

    geef dat in uw vrede

    Eva's naam mag keren.

     

    Leid ons uit het kwaad.

    Wil voor blinden licht

    en voor zondaars vragen

    goddelijke gaven.

     

    Moeder, bid uw zoon

    dat Hij ons verhoort.

    Want voor onze zonden

    is Hij mens geworden.

     

    Uitverkoren vrouw,

    milde bruid en maagd,

    wil ons, schuldenaren,

    vrij en gaaf bewaren!

     

    Let op wat we doen.

    Effen ons de weg

    dat wij uw beminde

    Jezus wedervinden,

     

    Die met God de Geest

    en de Vader leeft

    doorheen alle eeuwen

    het drie-ene leven.

     

    © Vert.: Piet Thomas

     

     Aeterne rerum conditor

                                        Aurelius Ambrosius (334(?) – 397)

    Aeterne rerum conditor,

    noctem diemque qui regis,

    et temporum das tempora,

    ut alleves fastidium;


    Praeco diei iam sonat,

    noctis profundae pervigil,

    nocturna lux viantibus

    a nocte noctem segregans.


    Hoc excitatus lucifer

    solvit polum caligine,

    hoc omnis errorum chorus

    vias nocendi deserit.


    Hoc nauta vires colligit,

    pontique mitescunt freta,

    hoc ipse petra ecclesiae

    canente culpam diluit.


    Surgamus ergo strenue,

    Gallus iacentes excitat

    et somnolentos increpat,

    Gallus negantes arguit.


    Gallo canente spes redit,

    aegris salus refunditur,

    mucro latronis conditur,

    lapsis fides revertitur.

    Iesu, labantes respice,

    et nos videndo corrige;

    si respicis, lapsus cadunt,

    fletuque culpa solvitur.


    Tu lux refulge sensibus,

    mentisque somnum discute;

    te nostra vox primum sonet,

    et vota solvamus.


    Eeuwige Schepper van ’t heelal

    en Heerser over dag en nacht,

    Gij geeft de tijd een nieuw begin

    dat ons van onze zorg verlost.

     

    De bode van de dag kraait al,

    aandachtig in de diepste nacht.

    Demonen slaan bij dit gerucht,

    weg van het onheil, op de vlucht.

     

    Ook Lucifer wordt wakker nu

    en steelt het duister van de lucht.

    Verlaat demonen dit gekraai

    de weg en neemt het onheil mee.

     

    De schipper voelt een nieuwe kracht.

    De golfslag van de zee verstilt.

    Zelfs Petrus, steenrots van de Kerk,

    bekende bij dit kraaien schuld.

     

    Wees nu maar vlug om op te staan!

    De haan maakt wakker wie nog ligt.

    Hij scheldt de luie slapers uit

    en meldt de schuld van loochenaars.

     

    De haan die kraait is nieuwe hoop.

    De zieke voelt dat hij geneest.

    De rover steekt zijn dolk weer weg

    en wie eens viel krijgt nieuw geloof.

     

    Jezus, Gij die weet hoe zwak we zijn,

    hou ons voortdurend in het oog!

    Uw blik ontzenuwt dan de schuld

    die ons met bitterheid vervult.

     

    Gij, licht, schijn over ziel en zin,

    verdrijf de slaap uit onze geest;

    U zijt ons eerste lied gewijd:

    de psalm van onze dankbaarheid.

                                             ©Vrij vert.: Piet Thomas

     

     

    DIES IRAE

    Thomas van Celano (ca. 1255) 

    Dies irae, dies illa


    Solvet saeclum in favilla,


    teste David cum Sibylla.

     


    Quantus tremor est futurus


    quando judex est venturus,


    cuncta stricte discussurus.

     



    Tuba mirum spargens sonum


    per sepulcra regionum


    coget omnes ante thronum.

     


    Mors stupebit et natura,


    cum resurget creatura


    iudicanti responsura.

     



    Liber scriptus proferetur


    in quo totum continetur


    unde mundus iudicetur.

     



    Iudex ergo cum sedebit,


    quidquid latet apparebit;


    nil inultum remanebit.

     


    Quid sum miser tunc dicturus,


    quem patronum rogaturus,


    dum vix justus sit securus?

     



    Rex tremendae majestatis,


    qui salvandos salvas gratis,


    salva me, fons pietatis.

     


    Recordare, Jesu pie,


    quod sum causa tuae viae:


    ne me perdas illa die.

     



    Quaerens me, sedisti lassus,


    redemisti crucem passus;


    tantus labor non sit cassus.

     


    Iuste iudex ultionis,


    donum fac remissionis


    ante diem rationis.

     



    Ingemisco tanquam reus,

                culpa rubet vultus meus;

    supplicanti parce, Deus.

     


    Qui Mariam absolvisti


    et latronem exaudisti,


    mihi quoque spem dedisti.

     


    Preces meae non sunt dignae,


    sed tu bonus, fac benigne,


    ne perenni cremer igne.

     



    Inter oves locum praesta


    et ab haedis me sequestra,


    statuens in parte dextra.

     



    Confutatis maledictis,


    flammis acribus addictis,


    voca me cum benedictis.

     


    Oro supplex et acclinis,


    cor contritum quasi cinis,


    Gere curam mei finis.

     



    Lacrimosa dies illa,


    qua resurget ex favilla


    Iudicandus homo reus.:

     


    Huic ergo parce, Deus:


    Pie Jesu Domine:


    Dona eis requiem.


    Amen.

     

    Dag van woede, dag van vrees.

    Als wat leeft tot as zal keren,

    wat Sibylle en David leren.

     

    Als wij voor de Rechter staan,

    wetend dat Hij van ons leven

    heel de loop zal overwegen.

     

    Zal een vreemd bazuingeschal

    al wie rust in 't rijk der doden

    voor de troon des Heren noden.

     

    Zwijgen zullen aarde en dood

    en verrezen tot nieuw leven,

    zal de mens God antwoord geven.


    Voorgelegd wordt dan het boek

    waarin alles staat geschreven

    wat gedacht is en bedreven.

     

    Voor de Rechter op zijn troon

    zal wat nooit onthuld werd blijken

    Niets zal zijn gericht ontwijken.

     

    Hoe sta ik Hem dan te woord?

    Op wie ben ik aangewezen

    als rechtvaardigen zelfs vrezen?

     

    Vorst, schrikwekkend in uw macht,

    die de zondaars wil bevrijden,

    red me dan, heb medelijden!

     

    Weet dat het om mij was, Heer,

    dat Gij eens hebt willen lijden.

    Sta me ook die dag ter zijde.

     

    Die voor mij aan 't kruishout hing

    tot uw dood me vrij zou kopen,

    geef dat ik ook dan mag hopen.

     

    Rechter die grootmoedig zijt,

    wil me uw vergeving schenken

    vooraleer aan straf te denken.

     

    'k Ben me van mijn schuld bewust

    en ik schaam me om mijn daden.

    Spaar me, God. schenk mij genade!

     

    Die Maria hebt gered

    en de moordenaar vergeven,

    mij ook hebt Gij hoop gegeven.

     

    Mijn gebed is niet veel waard.

    Wil, getrouwe, mij behoeden

    en niet kwaad met kwaad vergoeden.

     

    Laat me van de uwen zijn.

    Wil me van de vreemden scheiden

    en naar ‘t eeuwig land geleiden.

     

    Wil mij van ’t onzalig vuur,

    waar de afgewenden lijden,

    met uw heiligen bevrijden.

     

    Hoor wat ik U angstig vraag:

    als ik eens tot stof moet keren,

    geef dat niets mijn ziel kan deren.

     

    ’t Zal een dag van tranen zijn

    als de mens, uit as gerezen,

    ’t oordeel van zijn schuld zal vrezen.

     

    Toon hem uw erbarmen, God,

    En Gij, Jezus, goede herder,

    Wees zijn heiland en beschermer.

    Amen.

     

                             ©Vrij vert.: Piet Thomas

     


    Categorie:Work in Progress


    Archief per week
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 02/11-08/11 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Website
  • Piet Thomas


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs