|
I
Credo, Domine, sed credam firmius.
Spero, sed sperem securius.
Amo, sed amem ardentius.
Doleo, sed doleam vehementius.
2
Adoro te ut primum principium;
desidero ut finem ultimum;
laudo ut benefactorem perpetuum;
invoco ut defensorem propitium.
3
Tua me sapientia dirige,
iustitia contine,
clementia solare,
potentia protege.
4
Offero tibi, Deus, cogitanda, ut sint ad te;
dicenda, ut sint de te;
facienda, ut sint secundum te;
ferenda, ut sint propter te.
5
Volo quidquid vis;
volo quia vis;
volo quomodo vis;
volo quámdiu
vis.
6
Oro, Domine, ut intellectum illumines
voluntatem inflammes,
corpus emundes,
animam sanctifices.
7
A superbia non inficiar ;
adulatione non afficiar ;
a mundo non decipiar ;
a Satana non circumveniar.
8
Gratiam praesta memoriam purgandi,
linguam frenandi,
oculos cohibendi,
sensus coercendi.
9
Defleam praeteritas iniquitates;
repellam futuras tentationes;
corrigam vitiosas propensiones;
excolam idoneas virtutes.
10
Tribue mihi, bone Deus,
amorem tui,
odium mei, zelum proximi,
contemptum mundi.
11
Studeam superioribus oboedire,
inferioribus subvenire,
amicis consulere,
nemini invidere
12
Meminerum, o Jesu, mandati tui et exempli,
inimicos diligendo, injurias sufferendo,
persequentibus benefaciendo,
pro calumniantibus orando.
13
Vincam volumptatem austeritate,
avaritiam largitate,
iracundiam lenitate,
tepiditatem fervore.
14
Redde me prudentem in consíliis,
constantem in periculis,
patientem in adversis,
humilem in prosperis.
15
Fac, Domine, ut sim in oratione attentus,
in epulis sobrius,
in munere sedulus,
in proposito firmus.
16
Curem habere sanctitatem interiorem,
modestiam exteriorem,
conversationem exemplarem,
vitam regularem.
17
Naturae invigilem domandae
gratiae fovendae,
legi servandae,
saluti promerendae.
18
Sanctimoniam assequar sincera peccatorum confessione,
fervida Corporis Christi communione,
continua mentis recollectione,
pura cordis intentione.
19
Discam a te,Deus, quam tenue quod terrenum;
quam grande, quod divinum;
quam breve, quod temporaneum ;
quam durabile, quod aeternum.
20
Da mortem praeveniam,
judicium pertimeam,
infernum effugiam,
paradisum obtineam.
21
Per Christum
Dominum nostrum.
Amen.
|
I
Mijn geloof, Heer, maak het sterker,
mijn vertrouwen, maak het groter!
Maak mijn liefde vuriger,
mijn berouw oprechter, Heer!
2
Ik aanbid U, bron van leven,
eindbestemming na de dood.
Om uw gaven, mensenvriend,
loof ik U en smeek ik U.
3
Laat mij van uw wijsheid leren,
Iaat gerechtigheid me leiden!
Troost mij en wees mild voor mij,
toon uw kracht en sta me bij!
4
Laat mijn denken en mijn spreken
voor U, God, en van U zijn!
Ik wil doen zoals Gij deed,
om U lijden als het moet.
5
Wat Gij wilt, ik wil het ook,
'k wil het omdat Gij het wilt,
'k wil het zoals Gij het wilt,
net zolang als Gij het wilt.
6
'k Vraag U, Heer, wijs mij de weg,
sterk mijn wil, verlicht mijn geest!
Geef dat ik met hart en ziel
in uw dienst gelouterd word!
7
Laat me nooit hoogmoedig zijn.
Houd me ver van wat de wereld
mij aan list en leugen biedt!
Weer de dreiging van het onheil!
8
Mijn geheugen, zuiver het!
Houd mijn snelle tong in toom!
Richt mijn ogen, al mijn zinnen,
naar de werfkracht van uw droom.
9
'k Wil het kwaad van vroeger kwijt
en wat morgen kan bekoren.
Wat verkeerd is wijs ik af,
wat geschikt is stuur ik bij.
I0
Aardse schade wil ik mijden
en, al kost me dit ook strijd,
meer van U en mensen houden.
Wijd me in uw liefde in!
11
Trouw en dienstbaar wil ik zijn,
lief voor allen die me bijstaan,
voor mijn vrienden raad in nood,
helper die geen mens benijdt.
I2
Uw gebod en beeld voor ogen:
min je vijand, draag het onrecht!
voor wie lastert of vervolgt
lief en goed zijn. Voor hen bidden.
13
Blind begeren streng beheersen.
Gul zijn waar men gierig is.
Zacht zijn voor de woedenden.
Lauwen weer geestdriftig maken.
14
Wijs zijn als men vraagt om raad,
sterk zijn als gevaren dreigen,
kalm zijn als iets tegenslaat,
en bescheiden als iets lukt.
15
Leer me aandacht bij het bidden
en bij feesten soberheid.
Schenk me ijver bij het werk,
moed en besluitvaardigheid.
16
Laat me niet opzichtig tonen
dat ik heilig worden wil,
maar een eerlijk leven leiden
doodgewoon, discreet en stil.
17
Zorgzaam temmen wat te wild is,
de genade helpen, hoeden.
Doen, Heer, wat Gij van mij vraagt,
uitzien naar 't beloofde heil.
18
Nu 'k mijn zonden heb gebiecht,
voel ik mij heel dicht bij U.
Laat mij, Heer, in hart en geest
steeds met U verbonden zijn.
19
Leer me God, hoe broos op aarde
t leven is, hoe kort de tijd
en hoe heerlijk lang de duur
van de eeuwigheid bij U.
20
Geef dat ik, de dood voorbij,
niet uw oordeel hoef te vrezen,
dat ik genode word
die U te gast mag zijn.
21
Door Jezus Christus,
onze Heer.
Amen.
© Vrij vertaald door Piet Thomas
|