Rafael Alberti

1.
Lied 31
Rafael
Alberti
Ik zing, stroom, met je wateren:
Van steen, wie niet wenen.
Van steen, wie niet wenen.
Van steen, wie niet wenen.
Ik zal nooit van steen zijn.
Ik zal wenen als het moet.
Ik zal wenen als het moet.
Ik zal wenen als het moet.
Ik zing, stroom, met je wateren.
Van steen, wie niet schreeuwen,
Van steen, wie niet lachen,
Van steen, wie niet zingen.
k zal nooit van steen zijn.
Ik zal schreeuwen als het moet.
Ik zal lachen als het moet.
Ik zal zingen als het moet.
Ik zing, stroom, met je wateren:
Zwaard ben ik, stroom, zoals jij,
net als jij, ben ik zwaard.
Ik ook, als jij, ben zwaard.
Een zwaard, net als jij, stroom,
zwaaiend over de klank van je wateren.
Van steen is wie niet wenen.
Van steen, wie niet schreeuwen.
Van steen, wie niet lachen.
Van steen wie niet zingen.
©Vert.:
Piet Thomas
2.
Lied 37
R. Alberti
Laten we de nieuwe mens scheppen,
al zingend.
De nieuwe mens van Spanje,
al zingend.
De nieuwe mens van de wereld,
al zingend
Ik bezing de nacht van de sterren,
waarin ik alleen ben, verbannen.
Maar op aarde is niemand
alleen als hij zingt.
De boom vergezellen de blaren,
en verdord is de boom
geen boom meer.
Een vogel heeft wind en wolken,
verstomd is hij geen vogel meer.
De zee heeft een lijfwacht van golven
en haar vrolijk gezang zijn de boten.
Het vuur heeft de vlam en de vonken
en ook schaduwen als oplaait..
Niets op aarde is eenzaam.
Laten we de nieuwe mens scheppen al zingend.
©Vert.: Piet Thomas
Categorie:Work in Progress
|