Enkele dagen geleden stond in de sportkatern van de Britse tabloid "The Sun" een paginagrote foto van "onze" Steven Defour. Men ziet daarop hoe de geboren Hombekenaar volop zijn vreugde uitschreeuwt na zijn mooie goal tegen de Schotten. Hetgeen hierbij, naast het strijdlustige Pawnee-kapsel, in aanzienlijke mate opvalt zijn een indrukwekkende torso en twee massieve, volgetatoeëerde spierballen. Onder de viriele afbeelding prijkt een passende titel : "Muscles from Brussels".
Doping. Het wordt vooralsnog vaak geassocieerd met bepaalde sporten zoals wielrennen, body-building en de sprintnummers in de atletiek. Toch denk ik dat het ook in het voetbal welig tiert. En dat we in ons Belgenlandje op dat vlak lange tijd heiliger zijn geweest dan de paus. Als ik tien, vijftien jaar geleden in Voetbal International een kiek zag van mannen als Jaap Stam, Frank De Boer of Edgar Davids, dan sprong mij telkens hun dikke nek in het oog. Daarmee bedoel ik niet dat ik ze hautain vond, maar wel dat ze, letterlijk, beschikten over een dikker dan hun hoofd zijnde, staalhard gespierde stierennek door dewelke enkele kabels van aders trokken. Mij gaf het een indruk van high-tech medische preparatie tot op de grens en waarschijnlijk ook erover.
Gordon Strachan vertelde in de pers dat hij vorige vrijdag, vlak voordat onze Rode Duivels in Glasgow vanuit de catacomben het veld op renden, bij zichzelf dacht : "Tegen deze bende übermensch-achtige atleten valt niks te rapen".
Luister. In principe ben ik tegen het gebruik van ongeoorloofde stimulerende middelen in de sport. Maar, ik wil ook dat onze landgenoten met gelijke wapens kunnen strijden tegen de Nadals, de Bolts en de Christiano Ronaldo's van deze wereld.
Te braaf is half zot.
Tot in den draai,
Peter.
P.S.
Ik heb niet het minste bewijs voor de dingen die ik hier zeg of suggereer. Ze zijn dus met de nodige korreltjes zout te nemen. Dat doe ik zelf trouwens ook.