Ik ben 43 en volg het voetbal reeds 30 jaar. Ik ben supporter van Sporting Lokeren maar beschouw mezelf in de eerste plaats als een liefhebber.
In die zin heb ik te doen met de Club en haar supporters. Als ik zie hoe iedere thuiswedstrijd opnieuw de tribunes van Jan Breydel bevolkt worden door die duizenden hondstrouwe abonnees, dan word ik lichtelijk ontroerd en realiseer ik mij dat die mensen beter verdienen dan het slappe zootje ongeregeld dat ze het voorbije decennium met de regelmaat van een klok voorgeschoteld krijgen.
Ooit was het anders.
Zo denk ik nog steeds met weemoed terug aan die prachtige Europese avonden onder het trainersschap van Henkie Houwaart. Toentertijd (met name in de jaren '80) werd er niet in poules gespeeld. Je lootte een tegenstander, speelde er een uit- en een thuiswedstrijd tegen (dit met 14 dagen ertussen) en op basis van die dubbele confrontatie was de verliezer uitgeschakeld en ging de winnaar een ronde verder, alwaar hij, andermaal bij loting, een tegenstander voor de kiezen kreeg die eveneens de vorige ronde had overleefd. Het was dus erop of eronder. Op die manier elimineerde Blauw-Zwart in het seizoen '87-'88 achtereenvolgens Zenith Leningrad (dit is het huidige Zenith Sint-Petersburg), Rode Ster Belgrado en Borussia Dortmund. Telkens moest Club eerst uit spelen, verloor het met aanzienlijke cijfers, maar alle drie de keren werd de scheve situatie miraculeus rechtgezet in een ronduit zinderend Olympia. 5-0 tegen Zenith, 4-0 tegen Rode Ster en wederom 5-0 tegen Borussia. Onvergetelijke televisiemomenten. De rushes van Ronny Rosenthal, de aan spelinzicht en leiderschap gekoppelde werkkracht van Jan Ceulemans, de fijnbesnaardheid van Marc Degryse, het torinstinct van Kenneth Brylle, het stofzuigen van Franky Van der Elst, de schoten van Leo Van der Elst, het ongepolijst maar met volle overgave verdedigen van Tew Mamadou... Reeds bij leven zijn dit iconische figuren. Mannen die de mouwen opstroopten en die er elke match met tonnen goesting tegenaan gingen. En die succes boekten : naast de vermelde internationale triomfen een Belgische beker in '86 en landskampioen in '88. Da's wat anders dan zo'n Lestienne met zijn idiote Gucci-petje of zo'n Figueiras met zijn zogezegd nonchalant maar in werkelijkheid op 10 centimeter van de spiegel minitieus getrimd stoppelbaardje.
Waar is de tijd?
Nu besef ik beter dan wie ook : kenmerkend voor het verleden is dat het voorbij is. Het heeft geen zin , werkt zelfs contra-productief, om naar dat verleden te willen terugkeren. Wat geweest is is geweest. Hoe je het ook draait of keert : de wijzers van de klok gaan alleen maar vooruit.
Het Club van vroeger is weg. De spelersgroep die en bloc op oer-Vlaamse, kameraadschappelijke wijze elke maandagavond potten ging pakken in een of ander supporterslokaal : ze bestaat niet meer.
Maar verdomme. Wie geeft de Club een nieuwe ziel? Wie zorgt er voor dat al die loyale fans opnieuw een ploeg krijgen die hen met trots en blijheid vervult? Zal het de zonnebankbruine, projecten ontwikkelende en in een kasteel residerende Bart Verhaeghe zijn?
Ik hoop het. Van ganser harte.
Bij deze geef ik hem gratis en voor niks twee tips.
Eén : de jeugd is de toekomst. Kweek ze. Leid ze op. Met harde en deskundige maar evenzeer betrokken en rechtvaardige hand.
Twee : Peter Maes.
Zoals gewoonlijk sluit ik af met een blik op onze Superklasse.
Benny en Fred blijven er een ongemeen boeiend duel van maken. Wederom slechts één puntje verschil.
Andy Van Houtte haakt aan en denkt : als twee honden vechten om een been,...