09.00uur : het ziet er maar grijs uit en het zou zo blijven tot de middag.
Maar de rit stond geplandt dus naar Torhout.

De zon kwam er maar niet door en we kregen zelfs af en toe 'ne spetter' !
Aangekomen aan de zaal Rozendale, trof ik er reeds enkele deelnemers aan en maakte ik onder het drinken van een lekkere koffie (met paaseitje) kennis met de koffiemadammen, de BBQ-koks en de voorzitter van de Belgium Motards (www.belgianmotards.be), Marc Kyndt (met petje).





We startten om 10.00u en via Maria Assumpta en Veldegem, komen we aan in Zedelgem waar we in 'tHovenierke en bakkerij Van de Beek wat mondvoorraad insloegen voor de middag : een pul chocomelk en een paar rijsttaartjes en 'frangipannenkes'.


In Snellegem rijden we langsheen een bebost domein : het kasteel van Snellegem of 'De Boeverie'...

Het kasteel werd gebouwd omstreeks 1875 door de familie Gilles de Pélichy.
Deze rijke familie bouwde het kasteel als tweede residentie op enkele kilometers van het centrum van Varsenare, net buiten de Belgische stad Brugge.
Op 50 meter van het kasteel werd een heuvel opgetrokken waaronder de ijskelder schuilt.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het kasteel in beslag genomen door de Duitsers en deed het dienst als commandocentrum.
Na de oorlog werd het teruggeschonken aan de erfgenamen van de familie Gillès de Pélichy.
In het jaar 1927 brak er een brand uit die ontstond in de kelder waar in die tijd de keuken gevestigd was.
Er was een grote schade aan de linkerflank van het gebouw, maar die werd spoedig hersteld.
De Duitse troepenmacht nam opnieuw bezit van het gebouw tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De commandopost was ditmaal echter gelegen in het nabije kasteel De Blauwe Torre (nu de witte paters in de Manlaan).
De kelders deden er toen dienst als veldhospitaal terwijl de bovenste verdiepingen residenties waren van hoge officieren.
In 1943 werd boven Varsenare een Engels verkenningsvliegtuig neergehaald door Duits luchtafweergeschut.
De twee piloten konden zich redden met hun valscherm en landden in het domein van De Boeverie.
Bij het vallen van de nacht schoten ze zo door de ramen van het kasteel twee feestvierende Duitse officieren dood.
Na de oorlog bleef het kasteel voor lange tijd leegstaan en was het een toevluchtsoord voor kluizenaars.
Pas in 1975 werd het gebouw gekocht door Paul de Grande. Die heeft er nog steeds zijn woning, maar het kasteel doet ook dienst als expositieruimte voor zijn handel in antiek en kunst.
De handelszaak zelf was eerst gelegen in het industriepark van Loppem maar verhuisde in 2001 naar het industriepark in het nabije Jabbeke.
De gelijkvloerse verdieping en de kelder zijn ingericht met burelen en ruimtes die qua stijl overeenkomen met de geëtaleerde kunst en antiek.
De eerste en tweede verdieping zijn op afspraak te bezoeken. In 1989 liet Paul de Grande het middelste koepeldak vervangen door een glazen piramidedak.
De kunst die hieronder tentoon wordt gesteld is dan ook moderner dan die op de onderste verdiepen.
Ten oosten van het kasteel ligt op een 50-tal meter de koetsierswoning.
Deze werd in de beginjaren van het kasteel gebruikt door de mensen die in het kasteel werkten onder de familie Gillès de Pélichy.
Ook dit gebouw gebruikt Paul de Grande als expositieruimte.
De eerste verdieping doet dienst als gastenverblijf.
Sinds het 2e kwartaal 2008 staat het kasteel opnieuw te koop.
Waarschijnlijk UNIEK in België en verre omstreken : een 'poezengevaarsteken' !!


We volgen een eindje de 'Permeke autoroute'.
Deze route laat de bezoeker kennismaken met het polderlandschap en een stukje zandstreek tussen Brugge, Oostende en Zeebrugge.
Constant Permeke werd geboren te Antwerpen. Zijn vader Henri Permeke was een verdienstelijk landschapschilder.
Met zijn boot "Artis Amor" en zijn gezin, koos vader het zeegat, in 1891, om tenslotte aan te leggen in Oostende, in 1892, en er verder te blijven.
Hij zal, in 1897, zelfs de eerste conservator worden van het Stedelijk Museum voor Schone Kunsten.
De confrontatie met de Noordzee zal Constant Permeke aan de Vlaamse Polders binden. Hij zal sterven in zijn huis "Vier Winden" te Jabbeke, op 4 januari 1952.
Daar had hij gewoond met zijn gezin sedert 1930.
We rijden verder naar Jabbeke en rijden nu een eind op de Romain Maes-fietsroute.

Romain Maes (Zerkegem, 10 augustus 1912 - Groot-Bijgaarden, 22 februari 1983) was een Belgische wielrenner.
Hij was het dertiende kind uit een groot gezin.
Op zijn zeventiende begon Romain Maes met koersen. In 1933 werd hij beroepsrenner en won dat jaar al de Omloop van het Westen.
Een jaar later reed hij mee in de Tour de France. Hij werd in twee etappes tweede, maar raakte in de etappe van Digne-les-Bains naar Nice betrokken bij een zware valpartij.
Hij moest naar het ziekenhuis gebracht worden en voor hem was de Tour 1934 afgelopen.

Over de vaart, in de bocht staat aan de geven van een huis dit kunstwerk : nader bekeken is het van Hubert Minnebo, eveneens een bekende in politieke kringen.
Hubert J.A. Minnebo (Brugge, 6 februari 1940) is een Vlaams beeldend kunstenaar.
Hij begon als kunstschilder, etser en tekenaar.
Hij vervolgde zijn weg via de aluchromie, ofwel het vervaardigen van beeldhouwwerken in chroomaluminium, en via de vervaardiging van koperen reliëfs.
Uiteindelijk vormde hij zich geleidelijk om tot ontwerper van bronzen beelden, monumentale sculpturen en gouden juwelen.
De werken van Minnebo zijn niet te vatten in één bepaalde stijl.
Even voorbij Stalhille, deze wiekenloze molen, genaamd d'Oede meuln en privébezit.

In Ettelgem 'fietsen' we mee op de Bredunia fietsroute :

De fietsroute verkent de polders tussen Bredene en Brugge, een karakteristiek open landschap dat door zijn relatieve gaafheid tot de fraaiste gebiedsdelen van West-Vlaanderen behoort.
Vertrekkend vanuit Bredene wordt vooreerst het achterland van De Haan aangedaan.
Oude kreekruggen brengen de fietser naar even oude nederzettingen als Vlissegem, Houtave en Stalhille en naar de Meetkerkse Moere, aan de rand van de Brugse agglomeratie.
Op de terugweg maak je kennis met een aantal middeleeuwse vaarwegen als de Ieperlee, de Noord Ede en de Zydelinge.
Even gek doen op de spoorlijn...

Even voor Bredene rijden we langs het kanaal richting Oostende...
11.20u : een eerste controlepost ligt in het Oldtimer Motorcycle Museum te Oudenburg.



En 'anima' was er ook bij !

Een eigenaardige driewiel-constructie...

Het gaat verder langs het kanaal naar Leffinge, Slijpe en Mannekensvere en dit immens grote veld met lijnzaadbloemen was een ideale gelegenheid voor een kiekje.


Via Schore en St.Pieterskapelle komen we aan dit bouwwerk en houden even halt bij deze historische boerderij...


Het Spermaliehof is een voormalige abdijhoeve, teruggaand op het klooster en kapel "Onze-Lieve-Vrouw van Nieuwland", gelegen in het gehucht van Honkevliet, later Sint-Pieterskapelle genaamd.
Gesticht door een zekere Gela in het jaar 1200 en in 1235 officiële aansluiting bij de Cisterciënzerorde.
In 1241-1246: het klooster verhuisde naar Sijsele en kreeg als nieuwe benaming "Onze-Lieve-Vrouw van Nieuw Jeruzalem, gezeid Spermalie".
Het klooster te Sint-Pieterskapelle werd abdijhoeve. Tijdens de Franse Tijd verbeurd verklaard in 1797.
In de 19de eeuw werd een rosmolen opgetrokken, waarbij het paard buitenom liep, gebouwd om graan te malen.
Na de vernieling tijdens de eerste wereldoorlog, werd het Spermaliehof stijlvol herbouwd, maar de rosmolen werd niet meer opgetrokken.

Aan de kerk van St.Pieterskapelle staat een verbodsbord voor honden !!

Dit stamt nog uit de tijd van de 'hondenvanger'...
De hondenvanger was in de Middeleeuwen aangesteld om tijdens de goddelijke diensten de honden uit de kerk te verdrijven.
In die vaak zo onveilige tijden was het niet ongewoon dat de misgangers uit de ver afgelegen, eenzame boerderijen hun hond meenamen naar de kerk
om zich langs de kronkelende kerkwegels doorheen de sombere bossen of de woeste hei de baanstropers en de wolven van het lijf te helpen houden.
In verband met dit laatste gevaar mag men niet vergeten dat tot onder de regering van keizerin Maria-Theresia (tweede helft van de achttiende eeuw) er nog wolven in België aanwezig waren.
Was het dan te verwonderen dat de honden door sommige bezorgde eigenaars, bij koud of regenachtig weer, de kerk binnengesmokkeld werden, of dat zij uit eigen initiatief hun baas opzochten ?
Tot welke luidruchtige ordeverstoring de aanwezigheid van een aantal van dergelijke ruige viervoeters in Gods huis aanleiding kon geven, dient wel niet nader geïllustreerd !
Uitgerust met een flinke knuppel en met een stok, voorzien van een haak, hield de hondenvanger bij het binnenkomen van de gelovigen een "vigilante waeke" in het portaal om desnoods met geweld het hondengespuis buiten de kerk te houden.
Daarna zocht hij in het kerkgebouw de beesten op die aan zijn aandacht ontsnapt waren, "haakte" ze naar zich toe van onder de banken of van uit andere moeilijk te bereiken schuilplaatsen,
temde de weerspannigaards met enkele kloeke knuppelslagen en sleepte zijn jankende slachtoffers bij hun nekvel naar buiten...
Op sommige plaatsen werd hij "hondenslager" of "hondemepper" genoemd.
Dat de hondenvanger bijkomend belast werd met het herstel en de handhaving van de rust, ook ten overstaan van de hondeneigenaars en van al de aanwezige gelovigen,
lag in de normale gang van de zaken.
Als nu de tijden veiliger werden en de zeden veranderden, m.a.w. als de honden niet meer mee naar de mis kwamen,
bleef de hondenvanger verder in dienst doch vervulde hij uitsluitend zijn vroegere nevenfunktie, namelijk de algemene ordehandhaving in de kerk.
In de loop der tijden verdween zijn naam en werd hij nadien pijke of suisse genoemd.


We rijden naar Leke, Keiem, Beerst en Diksmuide.
Tegenover dit rare 'tweegezinswoonst' installeerde ik mij aan de Handzamevaart om een koffie koek te eten... het was ondertussen 12.00uur.

Even verder het Begijnhof...

Het pittoreske Begijnhof van Diksmuide bestaat sinds de 13e eeuw en is één van de drie begijnhoven in West-Vlaanderen naast Brugge en Kortrijk.
Bij de aanleg van de versterkingen rond Diksmuide kwam het binnen de omwalling te liggen.
De nabije Handzamevaart stelde de begijntjes in staat de kost te verdienen met het wassen, bleken en bewerken van wol, laken en linnen.
Ook zieken verzorgen en kantklossen behoorden tot hun activiteiten. Onder het Franse bewind werd een deel ingericht tot gendarmekazerne.
In 1914 ging ook het Begijnhof ten onder aan het oorlogsgeweld en verdwenen de oorspronkelijke bewoners voorgoed uit het stadsbeeld.
Toch werd de site heropgebouwd in de oorspronkelijke stijl.
Het begijnhof kreeg een sociale rol, eerst als rusthuis en sinds 1990 wonen er volwassen personen met een verstandelijke handicap.
De binnenkoer geeft ook toegang tot de heropgerichte kapel met een glasraam uitgevoerd in het atelier van A. Mestdagh te Gent, in samenwerking met de ontwerper Harold Van de Perre.
Het geheel bestaat uit antiek glas, stuk voor stuk bewerkt met bijschildering om dan gebakken te worden.
De ontwerper zelf zegt: "Dit glasraam (zoals ieder glasraam) leeft van het licht. Dit betekent dat het niet iedere dag, niet ieder ogenblik van de dag, even mooi en genietbaar is.
Er bestaan hieromtrent heel wat verkeerde opvattingen. Zo bijvoorbeeld dat een glasraam het mooist is met volle zon erachter. Niets van.
Glasschilderkunst vinden we niet in het zonnige zuiden maar bijna uitsluitend in het bewolkte grijze noorden.
Een eerder grijze regenachtige dag is de beste dag voor een glasraam. Het licht is dan immers van een zekere wazigheid en gelijke ingetoomde intensiteit."

Even verder komen we aan de Dodengang (ook de naam van de café) voor een tweede controle...


Huize Lentedroom heeft wel een héél speciale oprit : wij zeggen daartegen 'trop is teveel'...

Verder naar Alveringem...
Als je nu in kennis bent met een meisje uit Oeren, ga ja dan uit met een 'Oere' aan de arm ?
Of hoe heten de inwoners van Oeren ?

We zitten nu op de IJzerfrontroute...
De Ijzerfrontroute (79 km) verkent het polderlandschap tussen Nieuwpoort, Koekelare en Diksmuide.
Centraal thema vormt het gebeuren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Na de Duitse inval stabiliseerde het front zich.
Vier jaar lang vormde de Ijzer de frontlijn. Tal van relicten, monumenten en begraafplaatsen herinneren hieraan.
De route vangt aan in Diksmuide (Paxpoort, Ijzertoren, Dodengang).
Via de oorlogssites van Stuivekenskerke en Ramskapelle wordt eerst naar Nieuwpoort gereden (Albert I-monument).
Langs de Ijzer gaat het vervolgens richting Keiem (Belgische militaire begraafplaats).
Na Leke leidt de route naar Koekelare (Fransmansmuseum, Käthe Kollwitztoren).
Vervolgens wordt Vladslo met het Duitse Soldatenfriedhof aangedaan.
Via Werken en de vallei van de Handzamevaart wordt tenslotte opnieuw het uitgangspunt Diksmuide bereikt.
Verder gaat het langs Stuivekenskerke, Oostkerke en Lampernisse.
En daar loopt het verhaal van Ridder Zannekin... een gedenkplaat aan de kerk van Lampernisse...

Nicolaas Zannekin (Lampernisse, eind 13e eeuw Kassel, Frans-Vlaanderen, 23 augustus 1328) was een Vlaams opstandelingenleider,
vooral bekend door zijn rol in de boerenopstand in de Vlaamse kuststreek tegen graaf Lodewijk II van Nevers.
Zannekin was een kleine grondeigenaar uit Lampernisse in de kasselrij Veurne, en werd buitenpoorter van Brugge, waar hij zich zeer populair maakte.
De onlusten tegen Lodewijk van Nevers waren vooral gericht tegen de wijze van inning van de grafelijke belastingen.
De opstandige boeren (de 'Kerels van Vlaanderen') bestreden de baljuws en belastingontvangers, en plunderden de kastelen van de edelen die trouw bleven aan de graaf.
Die edelen reageerden daarop met strafexpedities. Door de graaf ingestelde onderzoekingscommissies leverden weinig resultaat op.
Zannekin slaagde erin enige steden te veroveren, zoals Nieuwpoort en Veurne (waar hij als een engel Gods werd ingehaald), Kortrijk (waar de graaf werd gevangengenomen) en Ieper.
De opstandelingen kregen de steun van Robrecht van Kassel, die tot ruwaard werd aangesteld. Pogingen om Gent en Oudenaarde in handen te krijgen, mislukten echter (1325).
Nu kwam koning Karel de Schone tussenbeide ten gunste van de graaf, waarop deze werd vrijgelaten op 18 februari 1326.
De Vrede van Arques (19 april 1326) moest een einde maken aan de onlusten, die evenwel spoedig weer oplaaiden, en erger dan ooit.
Zannekin kreeg nu steun van Jacob Peyt en van Willem de Deken, burgemeester van Brugge, die zonder succes hulp ging vragen bij koning Eduard III van Engeland.
Een sterk Frans leger versloeg in de Slag bij Kassel (1328) de boeren en ambachtslieden uit de steden en kasselrijen Veurne, Sint-Winoksbergen, Broekburg, Kassel Belle en Poperinge.
Zannekin sneuvelde en de opstand werd hard neergeslagen.
De Vlaamse weerstand was gebroken en de Fransen namen wraak. Honderden opstandelingen werden terechtgesteld en vele anderen voor eeuwig uit Vlaanderen verbannen.
Willem de Deken werd naar Parijs gevoerd en op 24 december 1328 terechtgesteld: zijn handen werden afgehakt waarna hij op een mat door de straten van Parijs tot aan de galg werd gesleept en opgehangen.
Zeger Janszone uit Bredene, een andere opstandelingenleider, werd pas in februari 1329 gevat en terechtgesteld toen hij in Oostende en omgeving een nieuwe opstand probeerde te ontketenen.
De goederen van al de Vlaamse opstandelingen werden verbeurd verklaard. Vlaanderen had meer dan 3200 doden te betreuren.
Bij het binnenrijden van Isenberge valt onmiddellijk die mooie kerktoren op...

In Leisele stoppen we even bij die mooie molen...

De Stalijzermolen is een houten staakmolen, gebouwd in 1804.
De korenmolen heeft een vlucht van 24 meter. De molen werd een beschermd monument in 1973.
In 1974 kocht de gemeente de molen, die in de loop van de volgende decennia gerestaureerd werd tot de molen in de jaren 90 weer maalvaardig was.
Op weg naar Stavele hebben ze hier te maken gehad met 'paddentrek'...

Even verder hebben we een 3de controlepost in het Hof van Commerce ...

We rijden door het Eversambos...

Het Eversambos is een aangename verrassing in de verder bijna boomloze omgeving.
In dit 40 hectare grote bos vind je een rijke waaier aan boom- en struiksoorten.
De natte grond is een echt paradijs voor paddenstoelen en langs de beekjes en greppels zorgen waterplantjes voor een bont decor.
Kleine paadjes brengen je tot in de donkerste en interessantste hoekjes van het bos.
Met wat geluk flitst er een ree voorbij!
Even buiten het Eversambos valt mijn oog op dit gebouw...


Hoewel privaat grondgebied, sloeg ik toch een praatje met de eigenaar...
Het gaat hier om Villa Martha...

Tot Wereldoorlog I diende "Villa Martha" als jachthuisje.
Dit jacht paviljoen, opgetrokken rechtover de hoeve Eversam, heeft de vorm van een miniatuurhuisje.
Dit pareltje werd in 1902 in opdracht van edelman Emile Valcke gebouwd als huwelijksgeschenk voor zijn nichtje Martha Valcke en haar man Marcel Vandecasteele.
Later kwam het in de handen van de notarisfamilie Lahaye die het kwijtspeelde omdat hij de staat voor miljoenen had opgelicht...
Het heeft dan 20 jaar in bouwval verkeerd tot de huidige eigenaar het bij opbod kon kopen en aan de restauratie begon.
Het is opgetrokken uit stenen van de voormalige kathedraal en met cementino.
Het geheel vormt één van de merkwaardigste "follies" in West-Europa.
|