Verhaal opgetekend door Gaston Bontinck Deel 1 : -------- We schrijven 1942. Oorlogsperiode in L. Een nare geschiedenis die ik in mijn eerste boek niet heb opgetekend. Allerlei bijzondere oorzaken lagen daar aan de basis van. In de eerste plaats was discretie noodzakelijk, gezien ik in de naoorlogse periode, bij het schrijven van dit verhaal, opnieuw gekazerneerd was in dezelfde brigade. Ook ten tijde van de gebeurtenissen waren de omstandigheden, waarbij diende geïntervenieerd te worden, bijzonder moeilijk en zelden zonder risico's. Je was best maar zo goed mogelijk op de hoogte van de gezindheid van de andere, in zoverre dat mogelijk was natuurlijk. Zelf wou ik de bezetter geenszins van dienst zijn, en dat betekende dat je voortdurend op je hoede diende te zijn. Eens het speruur (22u) aangebroken was het uitkijken. De persoon die je onverwachts tegenkwam kon een saboteur zijn, een collaborateur, een ondergedoken werkweigeraar, of een bemanningslid van een neergestort vliegtuig op zoek naar een plek om de parachute te verstoppen, op zoek naar een onder- duikadres. De streek kennen als je broekzak was een vereiste ... en weten wie je wel kon vertrouwen.
De feiten in dit verhaal hebben zich afgespeeld tijdens zo'n nachtelijke patrouille door twee rijkswachters van de brigade L. ... Op een bepaald moment bevonden we ons op het grondgebied van B., een dorpje in de buurt van L. Voor ons een stukgeschoten brug van het afleidingskanaal. Ongeveer een halve kilometer voorbij de brug bevond zich de luxueuze villa van de familie C., een beetje links van de vaart in een vrij bosrijke omgeving. Tussen de villa en de kanaaltragel, tussen het weelderige groen, bevond zich een klein kapelletje. Je moest al van de streek zijn om het bestaan er van af te weten. Mooi verzorgd, eigendom trouwens van de rijke zakenfamilie die de villa bewoonde. Het kapelletje stond onder hoede van de geestelijkheid van het dorpje B. Aan de stukgeschoten brug was uiteraard een bestendige bewakingsdienst door de Duitse bezetter voorzien. Het smalle loopbrugje over het kanaal was alleen voor de Duitsers toegankelijk en voor diegenen die er de toelating voor gekregen hadden, de dienstdoende rijkswachters dus. ... Een jaar was voorbijgegaan sinds de nieuwe onderpastoor in het dorpje werd ingehuldigd. Meneer onder- pastoor, die met de nodige egards werd onthaald, kwam er de oude "dorpsherder", die met pensioen was gegaan, vervangen. Zo'n inhuldiging was voor de kleine dorpsgemeenschap een dag van vreugde geweest, van kermis zelfs. De dag lag bij iedere inwoner nog vers in het geheugen. Wat wil je, in die beroerde oorlogstijd was zoiets een welgekomen gebeurtenis. Meneer onderpastoor H. was bovendien een heel joviale verschijning, iemand die met iedereen goed overweg kon. En net zoals zijn voorganger was de "nieuwe herder" al vrij snel vriend des huizes bij de rijke familie C. De vriendschapsbanden waren binnen de kortste keren bijzonder hecht. Dat kon ook moeilijk anders. De zakenman zat in de gemeenteraad en uiteraard ook in de kerkraad, was lid van alle katholieke verenigingen, was bovendien eigenaar van het kapelletje ... en niet te vergeten geldschieter voor alle "kerkaangelegenheden". Deel 2 : Patrouille met hindernissen. +++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
|