Opgegroeid in rijkswachtkazernes. ***************************
Van mijn geboorte tot mijn twintigste speelde een groot deel van mijn leven zich af in de rijkswachtkazerne. Kazernes (vier waren het er) waarin zo'n 8-tal rijkswachtersgezinnen woonden. Een "koer" en enkele graspleintjes vormden ons speelterrrein (van de rijkswachterskinderen). Verder had je de bureaus en uiteraard ook het "cachot". Dat alles vormde als het ware een heel eigen gemeenschap. Iedereen, echtgenoten en kinderen werden betrokken bij het leven van de rijkswachter in die tijd. Werd een inspectie aangekondigd, dan dienden de kinderen de fietsen te poetsen ... en die hoorden te blinken ... of met een mesje de grassprietjes van tussen de tegels en kasseien te halen. Dat "meeleven" kende nog andere "minder aangename kantjes". Een dronkeman die opgesloten werd en iedereen de hele nacht wakker hield met "zingen" of "brullen" , of een agressieveling die na een dronkemansruzie werd opgesloten en een hele nacht als een razende met het deksel van zijn WC-pot tegen de deur van het cachot bleef bonken.
Soms maakten we echt knotsgekke toestanden mee.
Zo kwam rond middernacht eens een man aanbellen (Rijkswachtkazerne van Ronse). Hij had zijn hond aan de leiband (het ras herinner ik me niet meer, maar 't was een karaktertje). Iedereen wakker natuurlijk. Eens het bureau binnen met zijn humeurige viervoeter verklaarde hij doodleuk dat hij door het aanhoudende geblaf van zijn hond geen oog kon dicht doen en vroeg hij zonder blikken of blozen of de rijkswachters de hond niet voor een nacht "in den bak" konden stoppen. Kon hij beter de slaap vinden, en zijn viervoeter zou dan misschien wel zijn lesje geleerd hebben. Hoor het mijn pa nog zeggen :"We hebben de man met hond kordaat wandelen gestuurd". Hij was kwaad voor zoveel onwil vanwege de gendarmes. Zij moesten toch voor de rust van de burger zorgen!? Had er toen al ergens een Michel Vandenbosch rondgelopen (hij zal wel ergens rondgelopen hebben dan, maar als puber) ... wie zou hij met de vinger gewezen hebben? ;-)
Wij waren opgroeiende pubers en uiteraard heel nieuwsgierig van aard.
Op een avond (Rijkswachtkazerne Wetteren) werd een zwaar beschonken man binnengebracht. We konden het niet laten van eens te gaan gluren door een raampje van de bureaus. Onze moeders moeten ons allicht even uit het oog verloren zijn. Het tafereeltje dat we te zien kregen, dat was de volgende dagen hét gespreksonderwerp. Op het bureau moest de dronken man zijn bretellen uitdoen en afgeven aan de rijkswachters. Dat moest altijd om poging tot zelfmoord te vermijden. De man weigerde echter halstarrig zijn bezit los te knopen en af te geven. Met enige moeite konden de rijkswachters de bretellen van de man uiteindelijk losmaken en bemachtigen. Tot groot (maar stil) jolijt van onze kant zakte plots de broek van de man af.
De dronkeman had niet eens een onderbroek aan en stond daar waggelend in zijn blote kont voor de rijkswachters.
Ook zij hadden lol en de kerel was blijkbaar ineens gekalmeerd. Wij weg, want enkele ogenblikken later werd hij, met beide handen zijn broek vasthoudend, naar de andere kant van de "koer" gebracht. Daar bevond zich het "cachot" of "den bak". We hebben hem de hele nacht niet meer gehoord. Maar het leukste voorval (achteraf natuurlijk!), dat ik me ook nog het best herinner, vond plaats op mijn 20'ste.
Ook in de rijkswachtkazerne van Wetteren (waar nu het postgebouw zich bevindt)
Het was augustus 1965.
Mijn vader had enkele dagjes verlof en was met moeder voor enkele dagen naar zee getrokken. Zo kon ik "in alle rust" studeren, want ik had een herkansing aan mijn broek (waarvoor, gelukkig maar, geslaagd in september). Ik voelde me als het ware een soort "kotstudent in een rijkswachtkazerne". Om de innerlijke mens te sterken mocht ik elke dag naar het kruidenierswinkeltje trekken, niet ver van de kazerne gelegen. Mijn ouders kenden de winkelierster goed en ik kon daar dus gedurende drie dagen een warme maaltijd gebruiken. Ze kon koken als de beste. Ik was dus met mijn gat in de boter gevallen.
Op een avond ... ik was naarstig aan het blokken (geen aangename bezigheid in augustus) werd plots aangebeld. Ik had de deur nog niet goed en wel opengedaan ...
of een man, een veertiger moet het geweest zijn, "overviel" me met een verhaal dat ik met steeds groter wordende verbazing aanhoorde.
Geen speld was er tussen te krijgen.
Eens van mijn verbazing bekomen realiseerde ik mij dat de man allicht eerst aan de bureaus had aangebeld.
De planton (rijkswachter van dienst) moet even naar zijn woning getrokken zijn om ... (weet ik veel).
De deur die naar de burelen leidde, was op slot. Alleen de zware rijkswachtpoort stond nog open. Onze woning bevond zich vlak naast de burelen. De ongeduldige man kwam dus op die manier bij mij terecht.
Ik was vrij groot van gestalte en de man, die hyperzenuwachtig te keer ging, zag in mij een rijkswachter in "burgerplunje".
Ik wou hem beleefd op zijn vergissing wijzen, maar verder dan een "Jamaar, meneer, ..." kwam ik niet.
"Laat me nu toch eerst eens uitspreken", blafte hij mij af ... en hij zette zijn relaas verder. Het kwam er op neer dat de man, een vertegenwoordiger die al eens lang van huis weg was,
bij zijn thuiskomst tot de vaststelling was gekomen dat zijn vrouw ... of vriendin (?) met de noorderzon ... of iemand anders vertrokken was. Ik ondernam een tweede poging om er de man op te wijzen dat hij met zijn verhaal niet aan het juiste adres was ... tevergeefs ... en een tweede keer gebood hij mij verder te luisteren ... want dat was nog niet alles. De vrouw of vriendin was er met een grote som geld vandoor ... en ze had ook de juwelen mee die ze van hem gekregen had. Op dat moment zag ik tot mijn grote opluchting de rijkswachter van dienst uit zijn woning komen.
Ik denk dat hij even was gaan verpozen thuis en de telefoon had meegenomen.
Aangezien de poort nog openstond was de man direct aan de burelen gaan bellen ... waar hij dus geen gehoor kreeg. Eindelijk slaagde ik er in de man duidelijk te maken dat daar de rijkswachter aankwam aan wie hij zijn verhaal kwijt kon.
Hij werd rood van colère en snauwde "Kon je me dat nu niet eerder zeggen?" Heb dan maar wijselijk gezwegen. De planton verzocht de man mee te gaan en zo kon de arme drommel
voor de tweede keer aan zijn onfortuinlijk verhaal beginnen. Ik heb toen meteen de deur op slot gedaan. Hier komt niemand meer binnen,
moet ik gedacht hebben, vooraleer me terug aan de geschiedenis van de Middelnederlandse literatuur te begeven.
Gedurende enkele minuten was ik dus voor één keer rijkswachter van dienst ... en daar is het bij gebleven!
************************
19-03-2017 om 20:14
geschreven door Ivan Bontinck 
|