Verhalen (6) : De lijdensweg van Ann - deel 5. ************************************* Het compleet ontredderde meisje kon geen kant meer uit. Ze begreep maar al te goed wat haar nog allemaal te wachten stond. Zou ze nu eindelijk niet beslissen om alles aan moeder te vertellen? Maar wat een miserie en hoeveel familiale ruzies zou ze hier niet door teweeg- brengen? En dan die voortdurende bedreigingen. Ann had schrik van die man, de man die haar vader was, en besloot uiteindelijk toch maar te zwijgen. ... Tweemaal per week moest het meisje zich tegen haar wil aan haar vader "geven". Op dinsdag en vrijdag kwam hij telkens in de voormiddag naar huis. Ann :"Ik moest mij altijd onmiddellijk uitkleden en laten gebruiken tegen mijn wil. Op tafel, tegen de muur, op de divan ..."
Hij werd steeds maar driftiger en vaak kende hij ook vlagen van jaloersheid. Ann mocht zich niet inlaten met andere jongens. De situatie begon meer en meer uit de hand te lopen. Soms beet en stampte de vader het jonge meisje. En tegenstribbelen had geen zin. Dan sloeg hij haar nog meer. Ann : "Ik moest moderne broekjes kopen en moest het dan steeds zelf uitdoen. Als ik weigerde werd hij dan weer woedend. Ik heb me nooit vrijwillig gegeven aan mijn vader. Alles gebeurde steeds onder dwang en doodsbedreigingen. Ik weende veel, want ik voelde dat dit niet goed ging aflopen. Wat met moeder?
Ik werd er levensmoe van. Het ging zover dat ik mijn vader op het kerkhof wenste. Er kwam immers geen einde aan. Integendeel, hij verplichtte mij zelf 'aan hem te beginnen'. Stel u voor, ik, een meisje van 15, moest zelf de broek van vader opendoen en zijn mannelijkheid vastnemen. Ik heb lang geweigerd dat te doen, maar op een bepaald moment wurgde hij mij bijna. Ik walgde steeds toen ik dat moest doen en was dood van schaamte..." ...
En de kruik gaat zolang te water tot ze breekt.
...
Op een maandagmorgen neemt Ann een besluit. Ze kleedt zich snel aan en stapt naar buiten. Schichtig haast ze zich ze over het dorpsplein in de riching van de pastorij. Het is nog vroeg, maar de meeste mensen zijn al naar hun werk vertrokken. Zenuwachtig om zich heen kijkend belt ze aan. Luttele seconden nadien opent de pastoorsmeid de deur en laat het verbouwereerde meisje binnen. Ann vraagt of ze meneer pastoor zou kunnen spreken. De meid ziet de angstige blik in haar ogen en het valt haar direct op hoe bleek ze er uit ziet en hoe ze staat te trillen van de zenuwen. Zonder verwijl laat ze het meisje binnen, vraagt haar even te wachten in de hal en belooft haar onmiddellijk meneer pastoor te verwittigen.
De dorpsherder is net een dikke sigaar aan het roken, maar beseft wel dat het blijkbaar om een dringende zaak gaat. Waarom zou de jonge Ann op dit uur van de dag komen aanbellen hier? De pastoor kent de ganse familie heel goed, vrome mensen, die elke zondag naar de kerk gaan. De man heeft er geen flauw vermoeden van wat hij allemaal te horen zal krijgen. ...
In het privévertrek van de pastoor :
"Ah Anneke, dat ik u hier zie op dit uur van de dag. Vertel eens, wat is er aan de hand?" Ann kan echter haar tranen niet meer bedwingen en barst in snikken uit. Op dat moment beseft de pastoor dat er iets héél ergs moet voorgevallen zijn. Beetje bij beetje begint Ann haar verhaal te vertellen. "Meneer pastoor, het is héél erg. Ik zal u alles vertellen, maar niemand mag het te weten komen. Ik ben ten einde raad, ben dood van schrik ... en zo beschaamd." Al wenend vertelt het meisje hoe ze zich sedert meer dan een jaar twee keer per week moest geven aan haar vader. Hoe die haar telkens op beestachtige wijze verkrachtte. De reeds vrij bejaarde pastoor, die van ieder gezin in het dorp het wel en wee kent, of dacht te kennen, weet niet wat hij hoort. Diep in zijn zetel gezonken zit hij minutenlang na te denken en blaast dikke wolken tabaksrook naar het plafond van zijn sober ingerichte woonkamer. Plots staat hij recht, klopt enkele malen zijn sigaar af in de asbak, die op een klein tafeltje staat naast de zetel. Daarna begint hij een tijdje op en neer te wandelen, de handen op zijn rug, diep in gedachten verzonken. Ann wacht met kloppend hart op een antwoord. Zal hij haar wel geloven? Zal meneer pastoor haar nu niet berispen? Plots blijft hij staan, vlak voor het meisje, kruist de armen voor zijn borst en bekijkt haar indringend. "Ann, is het de waarheid wat gij mij daar allemaal komt te vertellen? Denk goed na over uw antwoord. Denk er aan wat het is uw eigen vader aan te klagen voor dergelijke feiten." Wenend, maar zonder één moment te aarzelen antwoordt Ann : "Meneer pastoor, ik zweer het. Het is de ganse waarheid. Ik heb al die tijd gezwegen, maar nu kon ik het niet meer uithouden. Ik heb gezwegen om mijn moeder geen verdriet aan te doen ... en omwille van de schande voor de familie. Maar nu is het te erg. Mijn vader is een beest geworden." Deze spontane uitlatingen van het meisje zijn voor de pastoor voldoende. Dat moet wel de waarheid zijn die ze hier komt te vertellen, hoe weerzinwekkend die ook is. De pastoor blijft haar diep nadenkend aanstaren. Wat moet er nu gebeuren, blijkt ook de oude "dorpsherder" te denken. Ineens begint Ann opnieuw te huilen en roept : "Meneer pastoor, help mij toch! Stuur me ergens naar een school ... of een gesticht ... eender waar ... als ik maar van huis weg ben!" De pastoor (een die nog uit het goede hout gesneden is !) is geschrokken van die heftige woorden en belooft Ann dat hij zijn uiterste best zal doen om haar ergens te kunnen onderbrengen ... zo snel mogelijk. "Ga nu maar rustig naar huis. Zeg tegen niemand iets over ons gesprek. Ik zal al het mogelijke doen om je een veilig onderdak te geven," belooft hij haar.
Opgelucht verlaat Ann de pastorij en stapt haastig terug in de richting van het ouderlijke huis ... de plaats waar ze al zoveel ellende heeft meegemaakt.
Wordt vervolgd.
PS. : Ook de details in het gesprek tussen de pastoor en Ann zijn zo getrouw mogelijk weergegeven. Kort nadat Ann naar de instelling vertrokken was, heeft de pastoor een bezoek gebracht aan mijn vader, bij ons thuis in de rijkswachtkazerne. Ik herinner me dat bezoek nog heel goed, maar was niet tijdens het gesprek zelf aanwezig natuurlijk. Achteraf wel, want een anekdote rond die pastoor is me altijd bijgebleven. Later meer hierover. De man moet zowat de enige pastoor in mijn leven geweest zijn waar ik met een positief gevoel kan over praten.
*******************
|