We moeten
vandaag van plaats veranderen op onze campsite. Maakt niet uit, met een camper
stelt dat niet veel voor. Tegen 11u moeten we onze huidige plek verlaten, zodat
die gekuist kan worden (ze rijven die steentjes terug mooi in een zijstreep en
komen je as opruimen, zot hoor). Wij rijden naar het stadje Tofino, beetje
verderop. Hoe charmant is dat. Volledig gericht op alle mogelijke
wateractiviteiten en visvangst. De ene oesterbar naast de andere. Er loopt veel
volk rond maar het is tegelijkertijd heel rustig. Massas souvenirwinkeltjes,
restaurants, campingwinkels, heel uitnodigend allemaal. Als we uitgewandeld
zijn, willen we nog verse schelpen kopen voor vanavond. Niet slim natuurlijk op
dit uur, alles is uitverkocht. Volgende keer beter.
Het is
uiteindelijk al bijna 18u als we terugkeren naar onze camping.
De vuren worden
ontstoken en het eten klaargerookt. Lets call it a day, morgen moven we.
Even een
dilemma of we gaan voor een campsite in het natuurpark of in het kuststadje
gezien we de komende weken voornamelijk park zullen zien en weinig kust, kiezen
we als volgende bestemming Cambell River, een vissersdorp in het Noorden van
Vancouver-Island. De GPS wordt ingesteld en weg zijn we, richting volgende
camping. De rit verloopt rustig en op t gemak. Maximum toegelaten snelheid is
nog niet hoger dan 80 km/u geweest. Hoewel we maar 250 km moeten overbruggen,
is de dag weer snel voorbij. Als ze hier schrijven: ligt op minuten rijden van
stad x, wil dat zeggen dat je er net geen uur over doet. Minuten zijn hier
gewoon langer dan wij gewend zijn. Ze krijgen er nooit 60 in één uur, bestaat
niet, jamais.
De camping die
we voor ogen hadden, wordt onmiddellijk afgeschreven. We zijn niet helemaal naar
Canada afgezakt om op een campground te staan die het charisma van een
GB-parking niet kan evenaren. Allemaal op elkaar geduwd in een rijtje, trekt op
niks. Dat ziet ge natuurlijk niet in een campinggids. Onze volgende optie ligt
20 km noorderlijker. Tegen dat we daar aankomen is de receptie gesloten. Er is
een soort van self service check-in voorzien, maar er zijn nog maar 2 plaatsen
vrij en het is ons niet helemaal duidelijk waar die zich bevinden. Daarenboven
vragen ze veel voor een site zonder elektriciteit, water etc. Dorie. Weer de
auto in, een uur rijden tot we terug ten zuiden van Cambell River zijn. Ook een
manier om de regio te zien. De opties beginnen te slinken, de brandstof ook,
zuipen dat die camper doet. Om die te kunnen voltanken moet je de motor
stilleggen.
Uiteindelijk
kunnen we terecht op Salmon Point Park, zij hebben nog 2 plaatsen. Zeker voor
zon kleine camper als de onze, zegt de receptioniste. Klein?... klein? wie is hier klein? (Dixit
Obelix.) Als we ons installeren,
begrijpen we haar idee van kleine camper.
Hier staan rijdende huizen die groter zijn dan onze rijhuizen, 40-50ft
lang, over de uitklapbare delen zullen we maar zwijgen. We zetten ons in de
schaduw van zon plooibare flat.
Onze plek is
fantastisch gelegen, met zicht op het water en de besneeuwde bergtoppen aan de
overkant. We doen nog een avondwandeling langs het water om de dag af te
sluiten. Hier blijven we wonen
Vandaag is het nationale
feestdag, Victoria Day, ter ere van de Britse koningin Victoria. Speciaal voor
haar is de zon van de partij. Zalig, na een week donkere wolken en kou lijden
is het genieten van ons ontbijt in de warme lentezon. We besluiten dan ook om
niet op uitstap te gaan, het is hier zo rustig en het weer is zo aangenaam, het
zou zonde zijn om opnieuw een paar uur in de auto te gaan zitten.
Dus op deze
feestdag lezen we wat in onze reisgidsen, slenteren over de camping, gaan
lunchen in een nabijgelegen restaurant. Daar zijn we niet de enigen, het is
aanschuiven voor een tafel buiten met oceanview. Maar we hebben tijd, we moeten
nergens zijn. En voor de rest kijken we naar het opkomende tij van het
zeewater. In de late namiddag testen we de hot tub van de camping terwijl ons
stoofvlees staat te pruttelen. Zalig, net vakantie.
We profiteren
van de snelle internet om wat bij te babbelen met thuis en dan naar de
supermegastore voor fuel en proviand voor de volgende dagen. Hier hebben ze
alles in supermegahoeveelheden. Niet ideaal voor onze kleine camper. De
promo-kippenvleugels zijn voldoende om ons de komende 4 weken te voorzien. Ik
beslis het voorgerecht dan maar zelf te gaan jagen in de natuur. Ik stop aan
Oyster Bay, het is laag water en ik stroop mijn broek op. Hoe moeilijk kan het hiér
zijn om enkele Zeeuwse Creuses te strikken? Maar het zit me niet mee, iemand is
me voor geweest, of het is niet den tijd vant jaar, of de baai is verkeerd
benoemd. Wel vind ik supermegascallops van meer dan 10 cm groot. Hier heb je er
maar twee van nodig in een pasta vongolé bedenk ik. Ik geraak niet verder dan
enkele koesterschelpen voor Ruth. Twee keer raden wat ze daar mee mag doen.
Het is nog
steeds bijzonder mooi weer en we besluiten terug naar onze camping te gaan en
daar wat te gaan genieten van de zon, de rust en van de baggerwerken in het
bijhorende haventje. We eten fusion: guacamole, Peruaanse versie, scampi met
look en scallops (st jacobsvruchten) in eigen schelp met curry, gerookt op een
cederhouten plankske bijgestaan met een slaatje. t Was meer een experiment dat
we niet gaan herhalen, scallops zijn te fragiel van smaak om te roken.
We kapen nog een
film uit cyberspace maar we slagen er weeral niet in om die volledig uit te
zien. Zo kennen we ondertussen al heel wat intros maar geen idee of het een
happy end heeft. Dat is helemaal niet erg.
Vandaag
verlaten we Vancouver Island. Eigenlijk willen we dat doen via een ferry die
vanuit Port Hardy, het noordelijkste punt van V.I., in 12 uren scenic boottocht
naar Price Rupert vaart, veel noordelijker in British Colombia. Gaat niet, die
service wordt pas gestart half juni.
Dan steken we
hier maar lokaal over naar de Sunshine Coast want we willen niet op onze
stappen terugkeren. Van daaruit nog 2 ferrys en we zijn terug op mainland. 3 in totaal dus. Twee
verbinding plannen we voor vandaag. De eerste is een overtocht van 1,5 uur van
Little River naar Powell River. Dan een half uurtje rijden naar Saltery Bay
voor de volgende ferry. Maar we moeten ons niet haasten, de aansluitingen zijn
niet optimaal en onze volgende ferry gaat pas binnen 4 uur. We stoppen aan een
Provincial Park nabij Saltery Bay wat evengoed een Provincial parking lot had
kunnen zijn, meer parking dan park dus, maar wel mooi gelegen. Het is hier dan
ook niet eenvoudig om een echt lelijke locatie te vinden.
Handig toch,
zon camper. Uit de diepvries toveren we een overschot stoofvlees en die eten
we smakelijk op met zicht op het meer. Ik speel wat met de lego tot ik het beu
ben (no questions asked) en ga dan pootje baden. Is me dat schrikken, vanaf dat
ik de rotsen verlaat en in het zand wil stappen zak ik gemakkelijk tot aan mijn
knieën in het slib. Ik heb alle moeite om mezelf en voornamelijk mijn sandalen
aan de oppervlakte te krijgen. Volgens de borden is dit trouwens een badplaats.
In ieder geval, als ge hier uw kroost loslaat om te zwemmen is de kans reëel
dat ze in de problemen komen (en dat is zachter uitgedrukt dan ik aanvankelijk
wou schrijven).
Het is tijd,
naar ferry 2, Saltery Bay naar Earls Cove, ik kan me niet inbeelden dat iemand
baat heeft met de juiste locaties, maar t is voor het nageslacht. We hebben de
wind mee en dat maakt dat het nog warmer lijkt, bakken en braden op het dek. Na
50 minuten meren we terug aan en dan is het nog minder dan een uur tot aan de
volgende overnachtingplaats. Een Provincial camping. Deze zouden over het
algemeen mooier zijn met grotere plaatsen dan de commerciële. Dat komt omdat de
staat de grond niet moet kopen natuurlijk. Minder voorzieningen, dat ook wel,
maar we kunnen wel enkele dagen verder
op reserves van de camper, denken we.
De camping is
inderdaad groot, we hebben ¼ voetbalveld voor onze bescheiden camper. Midden in
de bossen. Geen water of elektriciteit op deze plaats, niet erg, de tank en de
batterijen zijn vol. We zien voorlopig niemand. Volgens het welkombord mogen we
gewoon een vrije plaats kiezen. Die zijn er in overvloed, keuze genoeg. Hier
gaan we twee nachten proberen te blijven, we zullen de ranger later of morgen
wel ontmoeten. Wat een rust, getsjilp van vogels en getok van spechten.
Het
uitbundige gekwetter van de vroege vogels kondigt weer een fantastische
lentedag aan. We beginnen met een early bird strandwandeling want net nu zijn alle beren op het strand aan
het ontbijten, volgens de kenners. Niks beer, maar we krijgen wel een heel team
Canadese ganzen te zien, mét kroost. Mooie grote vogels, maar niet te
onderschatten. Die beesten zijn in staat Boeings neer te halen boven de Hudson
River. Waarschijnlijk zaten ze ook in het 9/11 complot.
Na
het ontbijt rijden we met ons huis naar Smugglers Cove. Klinkt exotisch vinden
wij. Daar hebben ze naar goede gewoonte een paar trails, veel bos en veel water.
En dat zijn we, gelukkig, nog lang niet beu gezien. Het begin van de wandeling
brengt ons door een ondergelopen slagveld van dode bomen. We kunnen hier
ondertussen zonder moeite het werk van een familie overijverige bevers in
herkennen. Die beesten richten een regelrechte ravage aan. Zouden die, als ze
aan zon gust beginnen te knagen, nadenken over de richting waarin hij
uiteindelijk moet vallen? Aan de professioneel aangelegde dammen te zien zou je
geloven van wel.
Elk
uitzichtpunt is goed voor een nieuw wauw-gevoel en in onze verbeelding zien we
de smokkelboten vol met rum al aanmeren in de verborgen baaien. Die handel gaat
hier volgens ons nog onverminderd door, ideale locatie. Misschien kunnen we
hier wel een dealtje sluiten, ijdele hoop.
In de late
namiddag zijn we terug op onze camping en installeren we ons nog even op het
strand. Het is heerlijk in het zonnetje, net niet te warm. We nemen even de tijd
om een ruw plan voor de komende dagen op te stellen.
Morgen de
laatste ferry in de rij en dan gestaag richting Jasper, een echt National Park,
een klapper, een hoogvlieger, de parel van de Rockies. De verwachtingen zijn hooggespannen,
maar dat merkte je misschien al
Aan de
ferry-terminal blijkt dat we niet de enigen zijn die naar Vancouver willen
overzetten. Juist, het is vrijdag. Het is te hopen dat ze een grote boot sturen,
want langs de kant van de weg hingen overal pamfletten voor meer overzetvaarten
voor minder geld. We geraken toch vlot over en beginnen aan de scenic
Sea-to-Sky Highway die ons uiteindelijk tot in Whistler zal brengen. De route
kronkelt langs de steile kliffen van de Howe Sound, maar zoals steeds zijn de
banen voorzien op grotere voertuigen dan het onze, dus dat rijdt lekker vlot.
Eerste stop
onderweg is het Britannia Mine Museum. De Britannia Mine was op zijn hoogtepunt
één van de grootste koperleveranciers ter wereld. Hun gangenstelsel in de
Britannia Mountain is 210 km lang. Straf dat die berg er nog steeds staat. Met
een treintje kunnen we een bezoek aan een stuk van de gangen brengen en krijgen
daarbij een live demonstratie van de verschillende werktuigen die de miners
gebruikten. De enthousiaste gids probeert ons ook duidelijk te maken hoe in de
beginjaren van de mijn de verlichting werkte. Zijn truc heeft weinig effect
dankzij een paar overijverige Chinezen die dat persé willen filmen met hun
iPhone. Sinds 1974 is de mijn inactief, niet meer winstgevend. Later bleek
echter dat door de aanwezigheid van al de tunnels er teveel grondwater in de tunnels
kwam en dat water liep daarna kopervervuild in de rivieren en in de Howe Sound.
Hoewel dit een natuurlijke vervuiling was, was de impact op het milieu
aanzienlijk, alle maritiem leven verdween. Sinds 2005 staat er een waterzuiveringsinstallatie
en vorig jaar werd voor de 1e keer terug een walvis in de Sound
gesignaleerd. Zal toch ne verdwaalde geweest zijn, denk ik.
Volgende stop
zijn de Shannon Falls, de 3e hoogste watervallen van British
Colombia, nl 335m. Er dondert inderdaad veel water naar beneden, maar om de Iguazu
Falls te evenaren moeten ze toch nog wat groeien.
We willen
overnachten in Alice Lake. De campground werd heel lyrisch omschreven. Dat
merken we als we toekomen, er staan nog 4 autos voor ons aan de receptie aan
te schuiven. Als het eindelijk aan ons is, krijgen we het verdict te horen,
camping vol. We kunnen het nauwelijks geloven. Nog volledig buiten het seizoen.
Dat belooft voor de komende weken. Er is blijkbaar wel één of ander
bike-evenement dit weekend dus dat verklaart het lokale enthousiasme misschien.
Even overleggen wat we gaan doen, en uiteindelijk beslissen we dan maar ineens
door te rijden tot Whistler. Zo winnen we een dag. Daar is wel plek. Die
camping is heel wat minder lyrisch, maar een uitzicht hebben we wel.
Vandaag gaat de
Peak-to-Peak kabelbaan open. Dat wisten we en t is dan ook niet helemaal
toevallig dat wij hier vandaag staan. Die baan brengt je tot op de hoogste
toppen en van daaruit kan je dan een paar wandelingen doen. Tenzij het te vroeg
op het jaar is. Zoals nu dus. Eind april hebben ze nog redelijk wat sneeuw te
slikken gehad en de paden zijn niet open. Skiën kan je hier nog wel, hmmm
klinkt verleidelijk, al was het maar om de opscheppende wintersporters in de kroeg
hun mond te kunnen snoeren met: Ja, wij gaan altijd in Whistler skiën, in
Canada. We laten het toch maar zo. Enige andere alternatief, de Valley Trail.
Een aangelegd pad waarmee je in zon 4u de vallei van Whistler doorkruist. Ok,
we moeten het pad delen met mountainbikers maar die fietsen zoals de autos
rijden op de baan. Traag. Een gemiddelde Belgische wielertoerist wordt hier
ongetwijfeld van het parcours geplukt wegens overdreven snelheid of onsympathiek
rijgedrag. Als we een foto willen nemen van het landschap, gaan alle fietsers
in de remmen. Stel je voor dat ze door de foto rijden. Geweldig. Tegen de
middag begint het te regenen, spijtig van de mooie uitzichten. We lunchen in
het clubhuis van de golfvereniging.
Als de
wandeling op is, stopt het ook met regenen. We lopen nog wat in Whistler zelf
rond. Vreemde stad. Voelt heel artificieel, een beetje pretparkachtig aan. Ze
zijn zeer trots op het feit dat ze in 2010 de Olympische Winterspelen mochten
hosten. Het feit dat er toen geen sneeuw lag, 10° was, en bijgevolg quasi
iedereen hier zijne nek brak, maakte het meteen ook de meest ludieke
winterspelen ooit. Dubbel aantal kandidaten voor de aansluitende Paralympics.
Voor de rest is het een aaneenschakeling van pleintjes met cafés, restaurants
en boetieks. Aan de liften zien we pas echt hoe het hier tegelijkertijd nog
winter en al zomer is. We zien mensen in volledige snowboarduitrusting van de
lift komen tezamen met rafters. Op de terrasjes zitten mensen in korte broek en
T-shirt. Dat beeld wordt dan nog aangevuld met honderden modderige
mountainbikers. Strange it is.
Normaal gingen
we vandaag nog een stuk van de Fraser Canyon bezichtigen. De wolken hangen
echter tot onder onze voeten en ze voorspellen heel de dag regen. Dan kunnen we
er beter een rij-dag van maken. Snel even op de kaart kijken, dat worden 450km
tot in Clearwater. En van daaruit morgen dan ineens door naar Jasper National
Park.
Al snel komen
we in de aangekondigde regen terecht. Wat eerst nog een gezapig buitje is, gaat
daarna over in heuse wolkbreuken met hagelbuien en onweer. Bij momenten
moeilijk rijden, zelfs door de sneeuw gereden, niet gedacht. Het is dan ook al
laat als we in Clearwater aankomen. Nog net op tijd voor het sluiten van de
supermarkt.
Op de camping
groet iemand ons. We menen hem ook te herkennen maar kunnen het niet plaatsen.
Heel de avond hoofd erover gebroken. We gaan zelfs terug tot in Zuid-Amerika
maar dat lijkt ons wel heel onwaarschijnlijk. We kunnen het ook gewoon gaan
vragen natuurlijk, maar stel dat we het ons maar inbeelden?
Als we de
internet opengooien en het weerbericht bekijken, lezen we onheilspellende
berichten over de regio waar we nu zitten. Moet dit nog komen of hebben we dit
vanmiddag al over ons gehad? Chance dat we niet met de tent zijn, zeggen we.
De
onheilsberichten waren inderdaad voorbijgestreefd, er is niets spectaculairs
meer uit de lucht gevallen.
Na het ontbijt
houd ik het niet meer uit. We weten nog steeds niet wie die bekende is en als
hij straks wegrijdt, gaan we het nooit weten. Ik raap mijn alles bij elkaar en
stap erop af. Blijkt het toch wel de man te zijn die ons heeft bediend bij het
ophalen van onze camper in Vancouver zeker? Mike had al zon vermoeden maar het
leek raar omdat hij met een camper van de concurrentie op stap is. Komt erop
neer dat het een Duits koppel is dat voor een jaar in Canada woont/werkt. Ze
hebben allebei een job bij Canadream gevonden, maar hun tripje naar Jasper lag
al daarvoor vast en is dus bij de concurrentie geboekt. We krijgen van hem nog
een tip voor een camping vol wildlife in Jasper Park cadeau. Altijd mooi
meegenomen.
Blij dat we van
dat ei verlost zijn beginnen we aan deel 2 van de trip. Voorlopig zit alles nog
in de wolken maar er zijn ons opklaringen beloofd. En daar hopen we op, want
onze belangrijkste stop onderweg is het Visitor Center van Mount Robson met een
fantastisch uitzicht op deze klepper van 3954m. Na een goed uur rijden krijgen
we de eerste blikken op de Rocky Mountains voorgeschoteld. Ja man, knap is dat
hoor. Zelfs vanuit de auto is het de moeite om fotos van te nemen. De
weergoden zijn ons gunstig gezind en we zien Mount Robson al van ver liggen.
Nice.
Van daaruit is
het nog een klein uurtje en dan zijn we in Jasper. Dat ligt in Alberta, Wild
Rose Country, volgens hun nummerplaten. Wie het zich nog herinnert, de
Australiërs waren ook heel goed in het verzinnen van zon omschrijvingen. Mopje
van de Engelsen?? In elk geval, in Alberta is het een uur later, dus uurverschil
met België is nu 8u. We zullen de blog wel aanpassen.
Terwijl we
staan aan te schuiven voor een plek op onze camping (geen nood, hier zijn 781
plaatsen), hoor ik iemand in de auto naast ons nogal luid in het AA zeggen: As
die trut na es een beke zou wille veurtrijjen Ik steek mijn hoofd al lachend
buiten en die man zegt direct ja lap, nog Vlaminge, ik moet hieral oeplette
wak zeg. Gieren was het, in beide autos. Straks eens gaan zoeken op die 780
andere plekken waar zij zijn geland.
En de camping
is een pareltje. Weer midden in het dennenbos. Hier zullen we nog eens ne
spaghetti maken sé, zal ongetwijfeld beren aantrekken.
Ik ben nog aan
het snoozen als Ruth de camper terug komt binnengedraafd. De douches zijn kei
ver weg, minstens een kwartier wandelen, en er lopen mannen met een geweer rond
want vannacht heeft een grizzly een Elk kalf te grazen genomen. Ik ben nog te
slaapdronken om alles te kaderen. Meestal is het omgekeerd, het absurde van de
droom verdwijnt door de realiteit van het ontwaken, nu niet. Ah,ok, als ook ik
aan mijn douchetocht start, schrikt een Elk in de bosjes even hard van mij als
ik van hem. Een groot stuk van de camping is ondertussen afgezet met rood lint omdat
de grizzly daar vertoeft en ook ik zie de rangers met verdovingspistolen op
jacht. Hoog tijd voor mijn douche zodat ik echt wakker word.
We wouldnt
recommend it, theres still too much snow zegt de dame aan de kassa van de Jasper
tramway kabelbaan. OK, goede raad slaan we niet in de wind, we hebben trouwens
geen sneeuwkettingen of wandelstokken bij. Dan komen we wel met het bakje en
niet via het pad terug naar beneden. We worden met 17 in het doosje geperst,
volgens de borden is 30 het toegelaten maximum.
Dat is gelogen natuurlijk, hooguit hebben ze hier ooit eens 30 pygmeeën vacuüm
gestapeld om het tegendeel te kunnen bewijzen.
Eens boven
hebben we prachtige uitzichten, das ook voornamelijk de reden om tot boven te
komen, we klimmen nog een extra 200m tot we niet meer verder kunnen door de
sneeuw. We hebben dan wel bottinekes aan maar om fatsoenlijk een weg door de
sneeuw te banen heb je extra spullen nodig. We dalen terug tot aan het
bergstation, twijfelen nog even of we toch niet aan de afdaling te voet zouden
beginnen. Het verstand wint, we gaan met de baan terug.
Vastberaden dat
wandelstokken een meerwaarde zijn rijden we naar Jasper city, shoppen, lunchen,
toerist info. Out of the blue knalt nog een bui los, blij dat we niet aan een
nieuwe wandeling zijn begonnen. Zot hoe snel het weer hier kan omslaan, daarnet
was het zowaar te warm om nog aan een wandeling te beginnen, nu te koud.
Geshopt en de
voorraden aangevuld terug naar onze camping. Eens de bui over is besluiten we over
de camping te wandelen, We nemen alvast het plan van de camping mee zodat we
niet verloren lopen, niet lachen, er is een rondweg aangelegd die meer dan 2
mijl bedraagt. Al onze wandelingen hier worden steevast ingezet met het We-gaan-op-berenjacht
staplied. Als er nu één plaats in de wereld is waar je dit gerechtvaardigd mag
doen Ruth denkt er anders over. We nemen het oneindige douchepad tot aan het
officiële midden van de camping en wandelen dan verder tot aan het ander
uiteinde. We zien Elks in de speeltuin grazen, die zoeken de campings op om te
komen kalveren, meer mensen zijn minder roofdieren redeneren ze. We keren terug
via de rondweg tot we op zon 50 meter afstand een Grizzly de baan zien
oversteken. Fuck man, is me dat schrikken, op tv lijken die kleiner. Als we op
onze stappen willen terugkeren herinneren we ons het berenhandboek rule number
one: Niet weglopen! Ok, maar wat doen
we dan als de beer naar ons komt gelopen? Fotookes pakken? I dont think so. Soit,
wij zijn blijkbaar meer onder de indruk van hem dan de beer van ons, en hij
vervolgt zijn weg de camping op, op zoek naar een nieuw sappig kalf of camper.
Als deze titel je
helemaal niet aanspreekt dan stop je
best met deze blog te lezen. De Rockies zijn alleen maar meren en bergen en alles
daartussen.
Gezien de paden
boven 1200m allemaal nog besneeuwd zijn, zijn we genoodzaakt ons te beperken
tot de lagergelegen gebieden. Gelukkig is het aanbod aan wandelingen oneindig
en met de nodige creativiteit kan je zo ook een fatsoenlijke tocht aan elkaar
breien. We beginnen met een tour rond Beauvert Lake. Achter mij weerklinkt we
gaan op berenjacht tot in den treure toe. Het meer blijkt aan een Golf Resort
te liggen en het wandelpad is daar op voorzien. Ideale opwarmer. Als we
halverwege rond het meer zijn, lopen we tegen een afspanning aan. We mogen niet
verder, de elken zijn hier ook al aant kalveren. Jamaar mannen, zo wordt het
moeilijk hé, boven te veel sneeuw, beneden teveel beren of jonge elken. We
keren dan maar op onze stappen terug en gaan naar het volgende punt, Annette
Lake, bekend om de mooie blauwgroene wateren en de weerspiegeling van de
omringende bergen. Ook deze loop is rolstoeltoegankelijk. Hoewel na een goeie
200m wandelen zien we een man die zijn vrouw ondersteunt, zij bloedt nogal
serieus in het aangezicht. Aangevallen door een beer? Een moeder Elk? Het
antwoord wijst zichzelf uit als we wat lager halverwege de oever de rollator zien
liggen. Oei, bochtje gemist. We vragen of we een ambulance moeten bellen, is
niet nodig zegt de man. We helpen dan maar om de vrouw in de rollator te zetten
en duwen haar bloedend terug tot aan de auto. De vrouw is danig van haar melk,
en haar man ook.
De rest van de
wandeling verloopt zonder verdere incidenten. En inderdaad, het water is bij
momenten zo azuurblauw dat een mens zich zou kunnen vergissen en zweren dat hij
langs de Caribische kust wandelt. Zelfs de temperatuur gaat een eindje die richting
uit. Behalve als je een teen in het water steekt, das fris int kwadraat. Toch
is er een uitslover die zich aan zwemmen
waagt. Efkes.
De 3e
en laatste tocht is ook de meest uitdagende. Hier geen rolstoelen meer, maar
een fikse klim tot een uitzichtpunt. Het is een dichtbegroeid bos, ik bind mijn
berenbel rond. Na die ontmoeting van gisteren wandel ik niet meer op mijn
gemak. We komen 1 andere wandelaar tegen, die zegt dat hij verse grizzlypoop is
tegengekomen en dat we extra carefull moeten zijn. Of die man nu de spot aant
drijven is met mijn berenbel of het echt meent, geen idee. Ik zet de bel voor
de zekerheid maar een standje luider. Geen grizzly tegengekomen natuurlijk, tot
grote ergernis van Mike die opvallend ver uit mijn buurt blijft en elk zijpadje
insluipt. Volgens hem maak ik meer lawaai dan een doorsnee ijsroomkar, pfft, kan
die overdrijven.
Bovenaan het
uitzichtpunt geraken we aan de praat met een koppel Duitsers. Zij doen de
Rockies in de tegenovergestelde richting. Paar tips over en weer en gezien zij
ook voor een half jaar op tocht zijn, via Australië, NZ, Azië geeft dat stof
tot conversatie. Voor we het weten zijn we een uur verder. Tijd om de daling in
te zetten.
We boeken nog snel
2 extra nachten op deze camping, Jasper National Park is mooi, rustig en alles is
zo dichtbij. Banff gaat alleen maar drukker zijn, dus beter hier wat extra tijd
doorbrengen. Als rasechte RVers rijden we van aan de receptie met onze camper
door naar het douchegebouw, dat bespaart ons straks een wandeling van 20min
enkel. En dan is het tijd om aan onze spinaziepuree met worst te beginnen,
volledig ambachtelijk bereid boven het houtvuur in de regen. Het was een leuke
wandeldag.
We hebben een
missie. We willen de Eland, die hier vertoeft onder de schuilnaam Moose, en de
Kariboe, de patroonheilige van deze blog, spotten. De meeste kans om deze
dieren te vinden is langs de Maligne road. Een 40 km lange weg die eindigt aan
Maligne lake. Voor je daar toekomt steek je eerst de Maligne river over en
passeer je de Maligne Canyon. Hier stoppen we om de Maligne Canyon trail te
hiken. Je kan de Canadezen niet verwijten dat ze niet consequent zijn in hun
nomenclatuur. Dit is een pad langs een canyon of een gorge. Maar niet het soort
waar je in kan afdalen. Op sommige punten is de canyon maar een eekhoornsprong
breed. Maar t is niet de breedte die hier indrukwekkend is, wel de diepte.
Ruim 50 meter lager kolkt een rivier zich door de berg. Vreemd. In de winter,
als er geen smeltwater is, vriest de rivier dicht. De laatste stukken ijs op
het water zijn daar nog getuige van. Dat moet volgens mij ook een spectaculair
zicht zijn. Er zijn verschillende bruggetjes over de canyon waardoor je het
geheel prima kan aanschouwen. Voor de rest is de canyon omheind met een stevige
borstwering met afrastering zodat je geen speelse familieleden of nieuwsgierige
huisdieren kwijtspeelt. Onderweg lopen we het Duitse koppel van gisteren terug
tegen het lijf. Iedereen doet hier zowat dezelfde uitstapjes, dat is duidelijk.
We bekijken
alles en dan terug naar ons rijdend huis om onze missie te vervolgen. We
speuren de bossen af op zoek naar de grazers, niets, ondanks alle
waarschuwingsborden langs de kant van de weg. Halverwege stoppen we aan een
uitkijkpunt dat Medicine Lake overschouwt om onze lunch te bereiden. Dat hadden
ze dan ook maar beter Mini Maligne Lake benoemd, soit. Het meer en de
besneeuwde bergtoppen op de achtergrond staan garant voor veel wauw-gevoel. De
mensen aan de oever van het meer beginnen plots opgewonden hun cameras boven te
halen en te richten op de bosjes rechts van ons. Even speuren en dan zien we
het ook. Een klein schattig zwart beertje klimt de boom uit. Hola, mama beer en
nog een andere uk komen nu ook het bos uit. Goed om weten, in een boom ben je
dus ook niet veilig voor deze beesten. We dalen af naar de rest van de groep en
blijven op zon 50 meter afstand, wat ons voldoende lijkt. Moeder beer kuiert
onverstoorbaar verder. Ondertussen stoppen er nog toeristen, sommige hebben
niets in de gaten en stappen nietsvermoedend op het berentrio af. Als we hen
waarschuwen niet verder te gaan pakt een huismoeder ongeveer de schrik van haar
leven. Ze had de beren totaal niet gezien en begreep al die heisa niet. Die
komt de eerste week haar camper niet meer uit. We nemen ook wat fotos en dan
verder, want we zijn nog steeds op missie. We besluiten wijselijk op een
volgende stopplaats te lunchen, lijkt ons niet het beste idee om voor de neus
van 3 beren burgers te beginnen bakken.
Tegen 15h
bereiken we het eindpunt, Maligne Lake. Door al die berenheisa net te laat om
in te schepen op de laatste boottocht op het meer. Maar daar kunnen we ons iets
bij voorstellen. Echter geen Moose gevonden, zelfs geen pootafdruk van een
kariboe. Hier ziet het gras maar bleekjes, de sneeuw is hier en daar nog niet
helemaal gesmolten. We doen een korte
wandellus tot aan Moose lake, whats in a name? Niks Moose, noch
Kariboe. Waar zitten die beestjes toch? We doen nog een wandellus, de Mary
Schäffer loop, easy stroll and no elevation volgens de wandelkaart. Als het pad
dan toch begint te stijgen besluiten we dat we misgelopen zijn. We keren een
heel stuk terug en beginnen opnieuw aandachtig hetzelfde pad te volgen. Niks
van, we waren wel juist, de no elevation was mis.
Als we bijna
rond zijn spot Ruth een grazer tussen de bomen. Een echte lady Moose. Ze is wat
schuchter maar ik slaag er toch in haar op de foto te krijgen. Yes, missie al
half geslaagd. Nu onze mascotte nog vinden. t is al vrij laat en we beginnen
slenterend aan de terugweg. Als we heel wat autos langs de kant zien staan
stoppen we ook even. Pfft, weer een zwarte beer, wel een groter model. Ik vind
dat sommige fotografen zich toch erg dicht wagen, tot 10 meter, voor een mooie
foto. Wetende dat als zon beer uithaalt, je geen enkel verweer hebt Wij
blijven veilig in de auto en krijgen hem toch ook netjes op de foto.
Met de
ondergaande zon zijn de landschappen op de terugweg nog knapper. Die Rockies, ik
begrijp dat je hier je hart verliest.
Terug naar onze
campground, t is al laat, en fris. Ik bereid de pastaschotel boven ons kampvuur
maar Ruth laat me plechtig beloven dat niet meer te doen. Ze heeft er alle
moeite van de wereld mee om de potten terug proper te krijgen. t Was toch
lekker.
Als we opstaan
zien we dat er nieuwe waarschuwingsborden in de toiletten zijn opgehangen. Er
zijn nu meerdere grizzlies die actief op de campground komen jagen achter de
Elk kalveren. We worden aangeraden om ons enkel in groep te verplaatsen, veel
lawaai te maken, kinderen aan de leiband te houden, honden een hand te geven en
berenspray te gebruiken. Ik heb Axe op, zal ook wel voldoen zeker? In ieder
geval, de ochtendhike tot aan de douches blijft berespannend, hihi. Als we
Grizzly tegenkomen moeten we dat melden aan de campadministration. We komen er
geen tegen, Ruth heeft het zowaar al gehad met al die berenactiviteit. Het
gerucht gaat dat de Park Rangers gisteren nog alle moeite hebben gehad om een
beer te verjagen uit het station van Jasper.
De overtrokken
en regenachtige dag die voor gisteren was bestemd, hebben we vandaag aan ons
pan. Het is koud en donker. Ideale dag om de boel wat aan kant te krijgen. We
zijn niet de enigen met dat idee. Als we de wasserette van Jasper binnenlopen,
zit daar hetzelfde koppel Duitsers weer. We vullen de voorraden terug aan, doen
grote kuis in de camper, hoewel, zon klein huis heeft weinig kuis, handig, verzamelen
wat informatie over de volgende bestemmingen, boeken de vlucht naar Toronto
(waren we al bijna vergeten) etc etc. Rustige dag. En dan nog een laatste
frisse avond in Jasper aan ons kampvuur tijd om wat zuidelijker te gaan, richting
Columbian Icefield bijvoorbeeld.
Een absolute
must do, die Icefields Parkway. Zo lieten we ons toch al verschillende keren
vertellen door locals. Niet dat je veel andere opties hebt om van Jasper naar
Banff te rijden, maar de route zou super scenic zijn, de Rockies op hun best en
je moet er je tijd voor nemen. De naam op zich is al veelbelovend natuurlijk.
We willen vroeg op pad om de drukte te vermijden. Dat wil zeggen met het huis
naar de douche en dan ineens de baan op. De wolken hangen nog laag maar er
lijkt beterschap op komst. Eerste halte, Athabasca Falls. En die is al meteen
raak. In plaats van enkel kikkerperspectief heb je hier, wat had je gedacht,
ook een vogelperspectief. De wandelweg is zo aangelegd dat je tot op een meter
van het begin van de waterval kan komen. Hier wil je met je kajak echt niet per
ongeluk terechtkomen. Dankzij de massas meltwater is de waterval in
topconditie, wat een kracht.
We rijden
verder, stoppen nog bij een paar uitzichtpunten, tot we uiteindelijk bij de
Columbian Icefield aankomen. Hier kan je met gigantische ice-explorer machines
tot op de Athabasca gletsjer. Ja, dat willen we wel doen. We kunnen direct mee,
eerst met de bus, dan overstappen in de gletsjervoertuigen en weg zijn we.
Onder begeleiding van de professionele commentaar van de Australische
chauffeur, die we nauwelijks verstaan. Opmerkelijk: het kleine dennenboompje
dat onze standaard kerstboom niet overtreft is hier 700 jaar oud. Het seizoen
is langs de hele korte kant voor de bomen. In de winter koelt het af tot onder
de -50°, en ja we bedoelen Celcius. Durft nu nog eens te klagen over ons
Belgisch gematigde zeeklimaat. We wijken af. Wandelen op een gletsjer hadden we
al gedaan, erop rijden nog niet. De rit verloopt rustig, er is een duidelijk
pad gemaakt. Boven op de gletsjer mogen we dan even wat rondlopen. Samen met
zon 100 Chinezen (of uit de ruime omgeving). Dat is nog het meest amusante van
heel de uitstap. Toekijken hoe zij hun fotos nemen. Er worden dansjes met
sjaaltjes uitgevoerd, hoge hakken ontbreken ook niet op de gletsjer. En dat
alles vergezeld van een gigantisch gegil in het Chinees. Dat we er niet aan
gedacht hebben om een aparte fotoreportage te wijden aan Chinezen op
toeristische trekpleisters doorheen de wereld, mét geluid. We waren binnen.
Na de
gletsjeruitstap schieten we voor geen meter meer op. Elk volgend uitzichtpunt lijkt
mooier als het vorige, hoe verder we stijgen, hoe meer sneeuw, hoe ruiger de
bergen. We passeren Peyto Lake. We twijfelen, gaan we nog eens stoppen voor een
idyllisch bergmeertje? Jaaa. Bummer, de parking ligt niet aan het uitzichtpunt
maar een kleine wandeling hogerop. Tja, we staan hier nu toch al, en avant
marche! Als we het uitzichtpunt naderen valt onze mond open. Onder ons een
meer, blauwer dan blauw, fluoblauw. Dit hebben we nog nooit gezien. Heeft er
hier iemand een paar tankwagens wc-eend in gedumpt? Het lijkt wel zo. De
waarheid is anders, alles heeft te maken met fijn gefilterd rockdust en de
kortere lichtfrequentie van de kleur blauw. Ik bespaar je de verdere details.
We nemen enkele fotos die we onbewerkt op de blog plaatsen. Net als we hier
willen vertrekken wordt er een bus Aziaten gelost. Wacht, dit moeten we gezien
hebben, we plaatsen ons op een bankje waar we een perfect zicht hebben op de
toekomende Koreanen die op hun beurt voor het eerst het meer volledig kunnen
overschouwen. WOOOHAAA roept de eerste dame met een tonaal accent dat alleen
Aziaten beheersen. Als de rest bovenkomt wordt deze strijdkreet door elk
individu herhaald, terwijl, alsof het hen aangeboren is, simultaan de Ipad bovengetoverd
wordt. Hilarisch vinden wij dat. Alsof de ganse bus spontaan tot orgasme komt.
Een stel Hollanders krijgt in het snuitje dat wij de Aziaten zitten te observeren
en zien er ook de lol van in. We vinden meteen een consensus: Wat zouden de
uitkijkpunten hier saai zijn zonder deze gele medemens.
Ok, nu verder
tot aan Lake Louise, mis, we passeren weer een meer, Bow Lake, maar dit is
speciaal, het oppervlak is helemaal bedekt met ijs, sneeuw eigenlijk die meegevoerd
werd en nog niet de kans kreeg te smelten. Aparte fotos in de weerspiegeling
van dit meer. Ik heb op de gletsjer en aan Peyto Lake goed opgelet en wring mezelf
in een Asian pose waarmee ik me oeverloos belachelijk maak aan de kant van dit
meer.
Ok, nu verder
tot aan Lake Louise, dat is meer dan een meer, een dorp en een
overnachtingsplaats voor de volgende drie nachten. Hier hebben ze ook schattige
griezelies op de camping, hoe leuk is dat. We bbq-en, geen griezelies gezien,
dan zullen ze wel op uitstap zijn.
Hoog tijd dat
de dagen minder boeiend worden, het past gewoon niet meer in een enkel
blogbericht.
In vol ornaat
wandelen we tot aan het dorp via de bospaadjes, alle grizzly waarschuwingen
negerend. We hebben immers een overactieve berenbel, een gevaarlijke wandelstok
en een fonkelnieuwe bus bugspray 30% Deet in de aanslag. Geen beer te zien natuurlijk.
We laten ons informeren naar welke wegen en paden al sneeuwvrij zijn. Lake
Louise is perfect bereikbaar en Moraine Lake ook, ok let s go. Is berenspray
hier echt noodzakelijk als je gaat hiken? Vragen we langs onze neus weg alvorens
de infobalie te verlaten. Nee niet echt stelt ze ons gerust, Al heb ik zelf
altijd berenspray op zak en hoop ik die nooit te moeten gebruiken .??? Zo
helpt ge dus niet.
Beide meren zijn
in de onmiddellijke omgeving van het dorp, leuk, gisteren genoeg gereden. Terug
via het verlaten berenpad naar de campsite, ons huis oppikken en weg. Lake
Louise als eerste. Die parking staat eivol, parking 2 ook en parking 3 heeft
nog enkele plekjes. Dit hebben we nog niet meegemaakt. Wat een volk,
weekendtoerisme? De plek is weer buitengewoon idyllisch, al slaat het
aanpalende hotel veel dood. Van de toeristenstroom wordt een beetje
geprofiteerd, voor een half uurtje bootje varen leg je 55 CAD neer, voor die
prijs mag je dan wel zelf peddelen. Het zaakje draait anders goed, er staan
lange rijen aan te schuiven om een kano te huren. Ik trek fotos van ieder stel
dat het lief komt vragen. Zo ook van een koppel op leeftijd, 48jaar gelukkig
getrouwd beweren deze Schotten, ze hebben hun hart verloren in Blankenberge,
vreemd hoe zon conversaties tot stand komen. We lopen de massa uit en wandelen
tot aan het einde van het meer. Daar hangen de watervallen er nog maar bevroren
bij. We zien hoe het smeltwater van de sneeuw samen met het melkachtige gletsjerwater
samen het meer instromen. Een beproefd recept voor diepblauwe meren. En dan terug
de gekte in. Telkens opnieuw zijn we blij dat we hier nu al zijn, vóór het
hoogseizoen.
RV in, op naar meer
meer. Moraine Lake. De rit tot daar is belonend, al weet je best exact hoe
breed je camper is. Op het parkinggedeelte waar ik wil staan mag je niet
parkeren met een camper. Gezien de wagens hier standaard buiten formaat zijn vind
ik dat het verbod niet van toepassing is op onze bescheiden beddenbak op wielen.
We passen perfect helemaal in een gewone parkeerplek. No probs. Dit meer is
ruiger, de flanken steiler en hoger, continu hoor je gedonder dat verraadt dat
er sneeuwmassas verschuiven. Klein toertje langs de oever en door het bos. We
zijn best met 4 raadt een bord ons aan. Wij tellen voor twee, toch ten opzicht
van kleine sappige Chinezekes.
Eerst de voeten
nog een ijsbad geven en dan terug naar onze campsite, als we ons haasten kunnen
we nog even van het zonnetje genieten alvorens de temperatuur duikelt. s
Morgens komen we net boven het vriespunt uit. Al chance dat we hier niet met
een tentje staan. t Is al fris in onze beddenbak. Over tenten gesproken. Onze
campsite heeft een apart gedeelte enkel voor tenten en soft-sided camping cars.
Dat gedeelte is volledig omheind met een electric fence tegen de beren, en gaat
pas open tegen half juni als deze knuffelbare viervoeters opnieuw hoger in de
bergen vertoeven. Romantisch kamperen lijkt me dat.
Het gaat
vandaag een schitterende dag worden. Ideaal om met de gondola naar boven te
gaan, van het uitzicht te genieten en de benen wat te strekken. Plan was om pas
tegen de middag te vertrekken, dan zou het hier helemaal open weer worden. Als
echter om 9u de eerste wolken al rond de bergtoppen verschijnen, gaan we maar
onmiddellijk op pad. Het weer is soms nogal wispelturig in de Rockies.
De gondola is
de beste manier om veel wildlife te zien, wordt ons beloofd. Met de camera in
de aanslag stappen we in een open zetellift en beginnen we aan de 14 minuten
durende sightseeing tour. Buiten de zoveelste enthousiaste eekhoorn zien we
niets, de hellingen liggen nog vol sneeuw en dus zitten de beren allemaal in
het dal. Hm, heel wat meer kans om er één tegen het lijf te lopen op onze
camping dus. We zijn bijna boven als de lift wordt stilgelegd. Een dame met
rolstoel moet uitstappen. Lijkt me toch niet de meest aangepaste attractie om
te doen in die toestand. Maar zoals steeds is alles erop voorzien. Er staat
zelfs een auto op haar te wachten om haar naar de bistro te brengen.
De wolken
hangen gelukkig nog niet te laag en vanop het uitzichtspunt hebben we een mooi
overzicht over de besneeuwde toppen rondom ons, en in de verte zien we Lake
Louise blinken. Van benen strekken komt ook deze keer niets in huis, alle paden
zijn afgezet met beregoede schrikdraad, geen doorkomen aan. We mogen net tot aan
het infocenter en het restaurant wandelen. We voelen ons een beetje gekooid met
deze beperkte bewegingsvrijheid. Maar, het restaurant heeft een mooi terras en
genietend van het aangename lentezonnetje en het magnifieke uitzicht eten we
daar een tas soep. Als we met de gondola terug naar beneden gaan, zien we hoe
een windhoos het stof op de parking metershoog de lucht in slingert.
De rest van de
namiddag brengen we relaxed door met een boek op de camping, daar maken we soms
te weinig tijd voor.
We zullen
morgen nog eens een stukje verder rijden. Als de weergoden hun belofte houden
gaat het 3 dagen regenen. Ze snakken er hier naar, blijkbaar is het al lang
veel te droog en hebben ze nu al veel last van bosbranden.
Als de zon er
overdag wel doorkomt, halen we zon 21°. s Nachts zitten we eerder tegen het
vriespunt. Het is perfect normaal dat er hier nog tot half juni sneeuw ligt.
Dat komt niet zozeer door de hoogte, we zitten momenteel op zon 1500m, maar
wel door de afstand tot aan de oceaan. Dit is geen gematigd zeeklimaat meer.
Beetje vergelijkbaar met Zwitserland maar dan wat noordelijker.
Als we opstaan
vallen de eerste druppels al. Het ziet er een miezerige dag uit. We laten aan
een tankstation voor alle zekerheid ook onze propaantank helemaal vullen. Zo
komen we ruimschoots toe tot het einde van deze trip en moeten we niet meer
spaarzaam zijn met de verwarming in de leefruimte.
We nemen een
alternatieve route naar Banff. In plaats van Highway 1 gaan we via de Bow
Valley Parkway, rustiger en mooier. Spijtig van het weer want de omliggende
bergen krijgen we nauwelijks te zien. Maar rustig is het wel. Er is nauwelijks
verkeer en op ons dooie gemak tuffen we tegen 30 km/u naar Banff. Soms scheidt
de dubbele baan in 2 enkele, en dan lijkt het alsof we helemaal alleen door een
sprookjesbos rijden. Met de camera in de aanslag spieden we de bossen af. Plots
staan er 2 mountain deer (iets ree-achtig) aan de kant van de weg. Die schieten
we. Op een volgende stopplaats zien we een arend op een tak zitten, en later
nog zon ree-ding. We doen uiteindelijk 2,5u over de 60 km naar Banff en
ondanks het grijze en vochtige weer was het een hele avontuurlijke rit. Meer
een safari eigenlijk.
Onze nieuwe camping
heeft meer weg van een straat volgeparkeerd met RVs, niet zo scenic dus. Bon,
we trekken onze regenjassen aan en wandelen naar Banff. We kuieren door de
winkelstraten en neuzen wat rond in de Visitor Center. De lokale shuttlebus
brengt ons s avonds terug naar de camping. Het regent nog steeds. Toch eten we
buiten naast de firepit.
Ook deze
ochtend is er geen beterschap in het weer te bespeuren. Gaan wandelen heeft weinig
zin, we worden er kletsnat van en we zien toch niets van de omgeving. Mike
speelt wat met zijn nieuwe Lego en ik blader door de brochures op zoek naar een
mogelijke regenactiviteit. Er zijn hot springs in Banff, we zullen die dan maar
eens gaan testen.
Als we het
douchegebouw verlaten loopt er een coyote over de campground, opgejaagd door
een raaf. De raaf maakt een hels kabaal. Vreemd spektakel. Als we alle wildlife
op foto willen, moeten we dus met de camera gaan douchen, dat is duidelijk.
Momenteel is
het nog mooi weer maar als we onze online weersvoorspeller mogen geloven is het
vanaf deze middag terug regen. En deze is al zo accuraat gebleken dat je er je
uurwerk op kan juist zetten. We negeren de voorspellingen en vertrekken toch,
naar een dichtbijmeer (Lake Minnewanka) waar je kan hiken naast de canyon die
het meer van ijswater voorziet. De langere wandelwegen zijn zoals gewoonlijk
afgesloten wegens te veel wildlife. Grizzlie-mamas komen hier graag met hun
kleintjes rondhangen. Je mag enkel door als je met meer dan 4 personen bent en
bearspray bijhebt. Anders riskeer je een maximum boete van 25.000 CAD. Vinden
we een beetje duur voor een wandeling.
Het is dus maar
een korte wandeling en we vertrekken onbeschermd zonder onze vertrouwde BAM
uitrusting. (BerenAfschrikMiddelen). Het bos waardoor het pad leidt wordt erg
dicht en we beseffen dat we hier nooit op tijd een beer gaan kunnen spotten.
Dan moet hij ons maar spotten door extra lawaai te maken. Wat roep je zoal naar
een beer in spe? We zingen elk stoer berenlied dat we kennen. Ik ben niet zeker
of hij ons wel kan horen met de lawaaierige bergrivier naast ons. Het pad is
geen lus, na een uurtje keren we om. Het regent nog steeds niet.
Daarna bezoeken
we de Cave and Basin Historic Site in Banff. Dit is de locatie waar de
oorspronkelijke grot met warmwaterbronnen werd ontdekt. Nu omgebouwd tot een
museum. Tot niet zo lang geleden kon je hier zwemmen. Het toeval wil dat ze in
de wateren een huisjesslak ontdekt hebben die alleen hier voorkomt. En met hier
bedoelen ze dan ook echt hier, enkel aan deze warmwaterbronnen. Het diertje
heeft zich er aan aangepast. Enkele biologen hebben zich erin vastgebeten en
sindsdien is het water in de grot terug helemaal exclusief voor de zeldzame
slak. Slaapt ge al?
Het regent nog
steeds niet en we bezoeken nog een fantastische tuin met watervallen. Als hij
af is dan toch. Met man, macht en zware machinerie zijn ze de tuin nog aan het
aanleggen. Niet erg, ondertussen regent het wel, back to basecamp, de wapitis ontwijkend.