Direct na ons
ontbijt vertrekken we op trekking met Cesar, de neef van Gildert (man van
Stefanie). We zullen zon 3-4 uur wandelen tot aan de warmwaterbronnen van
Cconoc waar we even zullen relaxen, legt hij uit. De eerste klim naar de baan
beneemt ons al de adem. Die hoogte toch, dat blijven we voelen bij elke
inspanning. Dat belooft.
Als we het dorp
voorbij zijn, passeren we een veld vol smeulende afval. Het bijhorende verhaal
hadden we al gehoord. Zon jaar geleden heeft een groep mensen zich
geïnstalleerd op deze privé-weide. Eerst met wat stokken en doeken, later
verschenen er echte huisjes. Herhaaldelijke dreigementen van de politie hebben
niets uitgehaald en de mensen bleven de grond bezetten. Voorbije zaterdag was
de politie het beu. Met traangasbommen hebben ze de mensen verdreven en daarna
de huisjes netjes platgebrand. Geschokte reacties van de vrijwilligers hier,
die mensen worden zomaar op straat gezet, er zijn kinderen bij, dat kan toch
niet? Nuchtere Stefanie heeft geen medelijden, het is toch normaal is dat je
geen eigendom van andere mensen mag inpalmen. Ze hebben trouwens genoeg kansen
gekregen om te vertrekken. De verdrijving verliep niet zonder problemen. Een
paar politie-agenten eindigden in het ziekenhuis. Doet zo wat denken aan de
mentaliteit van onze zigeuners, alles is van iedereen, eigendom bestaat niet.
Zo werkt het natuurlijk niet. Onze gids stapt met zijn reusachtig Machete mes
recht op de nog aanwezige oproerpolitie af. Dat lijkt me een bijzonder dom
idee. Hier niet, niemand kijkt nog maar op als we met het wapen ons een weg
banen langs de agenten.
We beginnen nu
onze klim naar een uitzichtpunt. Het is puffen en we moeten regelmatig stoppen.
Cesar, onze gids, heeft duidelijk geen last van de hoogte, enkel een beetje van
zijn benen zegt hij, te hard gevoetbald de dag ervoor. Eens boven worden we
beloond met een overweldigend uitzicht op de achterliggende kloof. Deze kant is
onherbergzaam, hier woont niemand. Van hier gaan we helemaal tot aan de rivier
afdalen, ruim 1000meter lager, daar zijn onze bronnen om te zwemmen. De
afdaling is niet te onderschatten. Hoe lang we ook wandelen, die rivier wil
maar niet dichterbij komen. Daarenboven is het pad na het regenseizoen volledig
overwoekerd en moet Cesar zich een weg hakken door de begroeiing met zijn
machete. Wat een geluk dat we zon ervaren gids meehebben. Als gewone
sterveling kan je hier onmogelijk een pad in herkennen Enfin, hij vertelt dat
we nu eigenlijk op de oude Inca-route naar Machu Picchu zitten. Volgens ons is
de laatste persoon die over dit pad gelopen heeft, effectief ook nog een Inca,
met een superezel. Er is nauwelijks een doorkomen aan. Blij dat we lange broek
aanhebben. Bij momenten is het pad zo steil dat je nauwelijks kan blijven
staan. We schuiven regelmatig uit op de losse stenen. Een persoonlijke
ontmoeting met een cactus is onvermijdelijk. Maar de omgeving is oh zo mooi, om
eerlijk te zijn, de Colca Cañon met al zijn toeristen vervalt in het niets met
wat we hier zien.
Het is ondertussen
broeiend heet, de insecten gonzen rond ons hoofd. We wroeten en hakken ons
langzaam een weg naar beneden. Eens bij de rivier is het nog een klein stukje
naar boven en daar zijn onze bronnen. We hebben er dan 6u over gedaan. Ik wil
de atleet die dit op 3u doet wel eens ontmoeten. Ik hoop dat het water geen 45°
is, ik kan eerder 25° gebruiken als verfrissing. Geen paniek, zegt Cesar, het
water is niet zo warm. We kunnen ons omkleden in het huis van familie van
Gildert en duiken dan het water in. En effectief, het water is heerlijk
verfrissend zonder koud te zijn. We dobberen een half uurtje rond en keren dan
terug naar Casa Lena. t Is goed geweest voor vandaag.
s Avonds maken
we de vrijwilligers nog eens jaloers met onze pita-broodjes gevuld met gekruid
en versnipperd rundsvlees en natuurlijk, guacamole. De overschot verdwijnt in
een flits in een paar vrijwilligers, pech voor het varken.
Om 6h30
vergezel ik vrijwilliger Yannick naar de marktplaats. Een trip die hij
dagelijks doet om daar te gaan ontbijten tussen de inboorlingen. Een
versgeperste fruitshake van meer dan een liter en twee broodkoeken voor geen geld.
Voor mij enkel de shake, mijn ontbijt wordt immers voor ons klaargezet in de
casa. Bij Casa Lena hebben ze, uiteraard, Peruaanse paarden, een
gangenpaardenras laat ik me informeren. Door hun specifieke gang voel je de
bewegingen van het paard bijna niet, de Rolls Royce onder de paarden, ideaal
voor beginners. Super, doen we. De paarden worden zoals afgesproken tegen 10h
van stal gehaald en opgezadeld. We benadrukken nog eens dat we absoluut geen
ervaring hebben, maar dat zou niet nodig zijn, ze leggen ons kort uit hoe je
gas geeft, remt, links en rechts stuurt en zelfs hoe je de knol in achteruit
zet. Easy. Eens de hengst klaar is heft Gildert zich op het paard. Dat is er
duidelijk niet mee gediend en bokt alle kanten uit om zich van de last te
ontdoen terwijl Gilderts neef, nen andere dan gisteren, Gildert heeft heel
veel neven, het dier aan de lijn houdt. Het paard moet blijkbaar nog getemd
worden. Er worden al helmen bovengehaald. Komt helemaal goed. Ik mag eens
proberen en klim op het paard. Het dier hapert, het wil niet starten, niet
vooruit, niet opzij, niks. Eerder een koppige ezel ja. En daarmee moet ik de
berg op? Ze mogen hunne Rolls terug in de garage zetten, als de eigenaar er al
niet zonder hulp kan blijven opzitten gaan wij ons leven er niet op riskeren.
Ene keer verkeerd vallen en ik kan met ne plaaster door Canada gaan trekken, no
way. Gilbert snapt niet wat er aan de hand is met het paard, vorige maand
werkte het nog perfect. Compromis, we gaan met de auto ipv de paarden naar het
uitzichtspunt. Het laatste stuk moeten we te voet. De vergezichten zijn even
indrukwekkend als gisteren. Niet moelijk we staan op een heuvel na op hetzelfde
punt. Maar goed, deze keer kost het ons een pak minder energie en vervelen doet
dit landschap nooit.
Tegen de middag
zijn we terug, pakken in, nemen afscheid van de vrijwilligers en laten ons naar
het dorp voeren waar het scenario van dag 1 zich herhaalt. Taxi zoeken tot in
Cusco, die pas vertrekt als hij 4 passagiers heeft. Gelukkig voor ons zit er al
2 man in dus we zijn onmiddellijk op weg. In Cusco weer wisselen van taxi.
Christian, de eigenaar van de AirBnB die we huren komt ons opwachten aan de San
Pedro markt. We gaan een smal steegje in. Aan n° 787 gaan we door een poort,
waarachter een nieuw, nog smaller, steegje blijkt te liggen. Enkel te voet kan
je hier door. Helemaal op het einde staat zijn hippiehuis, planken vloer, oude
platen van de Beatles en de Stones, verwarming via open haard. We installeren
ons en voelen ons hier meteen thuis. Van de drukte op straat merk je niks. Nu
naar de supermercado en potje koken.
Onze laatste
week Peru is ongeveer ingezet. Het internet werkt hier redelijk goed en daar
profiteren we van om de laatste dagen te plannen. Overnachtingsplaatsen en
vervoer voor de komende dagen in de Sacred Valley en Machu Picchu, vlucht van
Cusco naar Lima, nog een paar hotels onderweg om wat buffer in te bouwen als er
een vlucht zou gecancelled worden en uiteindelijk zelfs onze terugvlucht van
Toronto naar huis leggen we nu al vast. Kwestie van ons vertrek te kunnen
bewijzen bij het binnenkomen.
Alles verloopt
vrij vlot, dit is verdacht. Tegen de middag hebben we het gehad en gaan we de
stad in. We lopen even langs bij Avianca Airlines om te weten te komen of een aansluiting
mogelijk is. Dat kan zonder probleem, maar als we doorvragen blijkt dat ze
regelmatig hun ochtendvluchten vanuit Cusco schrappen als de bewolking te laag
is. We nemen geen risico en vertrekken we de avond ervoor al naar Lima. Tegen dat we aan de Plaza des Armas zijn valt
de duisternis al. Goed, nog even langs de supermarkt, de haard aansteken en Belgische
kost klaarmaken voor zover dat mogelijk is met de beschikbare ingrediënten. t Smaakt.
We regelen nog
een paar laatste dingen (zoals bagage-depot voor de komende 5 dagen) en dan
gaan we de stadwandeling doen uit onze reisgids. Zeer toeristische stad, Cusco,
een aaneenschakeling van winkeltjes die allemaal hetzelfde verkopen.
Concurrentie lijkt niet te bestaan, de prijzen zijn overal hetzelfde. Massages,
kledij allemaal gemaakt van echte Alpaca, schilderijen, geldbeugels, the usual
suspects.
Smalle en
stijle straatjes brengen ons van plein tot plein, het één al heiliger dan het
andere. Hoewel veel straatjes autovrij zijn, blijft het een drukte van
jewelste. Peruanen nemen het niet zo nauw met verkeersregels. We lopen ook even
binnen in de Mercado San Pedro, die is echt de moeite. Elke gang heeft zijn
eigen specialiteit. Er is de beenhouwergang, de bakkergang, de sapjesgang, de
kruidengang, de bonengang, de restogang ook hier verkoopt elk kraam dezelfde
waar (mogelijk van dezelfde leverancier) en is er geen prijsverschil.
We drukken nog even
alle documenten van de gemaakte reservaties af in een internetcafé en gaan op restaurant.
Morgen vertrekken we naar de Sacred Valley. Hoe het ginder met internet gesteld
gaat zijn, weten we niet. Mogelijk pas terug online tegen 5 mei.
We trekken de
deur achter ons huisje dicht en laten de sleutels achter op de tafel.
Christian, onze host, kunnen we niet bereiken. Niet erg.
We hebben onze
bagage verdeeld over twee kleine rugzakken die meegaan de volgende 5 dagen, en
twee grote die we nu al gaan achterlaten in het hotel waar we binnen 5 dagen
zullen overnachten, alvorens terug te vliegen naar Lima. Dus de straat op, een
taxi vangen. Wat is er aan de hand? Aan het marktplein dat normaal gezien
scheefzakt van de taxis is er niet één. Na 10min stopt er toch een matchbox
waar wij met onze bagage net bij kunnen. Voor nog geen Euro brengt hij ons tot
aan het toekomstige hotel. Dat is toch wat we afspreken. Mis, het is 1 mei en
dat wordt hier gevierd met parades en betogingen. Na 2 minuten rijden staan we
al vast. We maken ommekeer, terug de stad uit en bereiken via een andere weg
een half uur later ons hotel. Het tarief blijft ongewijzigd maar we geven hem
het dubbele, de sukkelaar kon dit ook niet weten.
Genoeg tijd
vergooit, eens we van onze overtollige bagage verlost zijn benen we naar de
busterminal, we negeren alle taxiaanbiedingen en heisen ons op de public bus
richting Pisac. We zijn hier de enige toeristen, de bus vertrekt als ze vol is,
onderweg stapt nog minstens evenveel volk bij op.
We zaten al
hoog in Cusco, als we de stad uitrijden blijven we verder stijgen over de
toppen van de Andes heen. We zien de vliegtuigen onder ons doorvliegen. Dan
volgt een lange afdaling naar de Sacred Valley. Hoe verder we van Cusco
wegrijden, hoe meer de luxe wegvalt. De huizen veranderen in lemen hutjes. In
Pisac lunchen we eerst en dan gaan we een taxi strikken om ons naar de inca
ruines te brengen zon 7 km buiten het dorp de bergflank op. De taxichauffeur
wil ons bedriegen door te liegen over de afstand tot aan de site. We
bediscussiëren de route een ganse tijd en stappen uiteindelijk toch in. Pech,
ik heb zijn km-teller in het oog gehouden en betaal dan ook niet de afgesproken
prijs maar herbereken de fee volgens de werkelijk gereden afstand. De man kan
er niet mee lachen, spijtig, had ge maar niet moeten liegen, zo eenvoudig is
dat. Hij is nu woest op alle Belgen.
De site bestaat
uit een hoop oude stenen, netjes op maat gekapt en mooi gerangschikt. Niet om
denigrerend te doen maar werkelijk, elke steen is zo op maat gekapt dat hij
perfect aansluit op de andere stenen, tot op de mm correct. Ja, dan heb je geen
cement nodig natuurlijk, die beweegt sowieso nooit meer. Die hoogte blijf ons
parten spelen, na elke 10m stijgen staan we als toeristen te hijgen. Als we een
hoek omdraaien, botsen we op 4 vrijwillige exemplaren van de Casa Lena,
toevallig ook op uitstap hier. Ze zien er niet goed uit, ze zijn gisteren
blijven plakken in de bars van Cusco en hebben nauwelijks hun bed gezien. Zij
zijn naar boven gestapt, de zotten, onderweg heeft 1 vrijwilliger al afgehaakt.
Toevallig dat we hen tegenkomen. We kiezen om niet met de taxi terug te keren maar
wandelen naar beneden. De bewegwijzering laat te wensen over en uiteindelijk
komen we op een ezelspaddeke (eerder rivierbedding) terecht dat alsmaar steiler
wordt. Eén schuiver en je pikt direct snelheid op en dan kan je door de
cactussen naar beneden botsen. Tegen de andere flank van de vallei breekt
ondertussen onweer los. Ruth geraakt enkel nog verder op handen en voeten, de
quecha broek is niet bestand tegen al dat geschuif en moet eraan geloven.
Uiteindelijk bereiken we een breder lager gelegen pad, van hieruit lukt het
terug beter. Eens in het dorp nemen we de volgende lokale bus naar Urubamba,
een heel typisch dorp. Het lijkt of we door de Far West reizen, met al die
cactussen langs de kant van de weg. In Urubamba overnachten we, in een erg
eenvoudig maar netjes hotel. We zijn weer de enige gasten en het is er
doodstil. Als we terugkomen van ons avondeten blijkt dat er net tegenover ons
hotel een discotheek is. De Zuid-Amerikaanse volksmuziek staat loeihard en we
kunnen ervan genieten tot 4u s ochtends. Geeuw.
Na een povere
nacht en een pover ontbijt gaan we op zoek naar een taxi die ons naar Moray en
Salinas wil brengen, tegen een degelijke prijs. Zoals voorspeld door de
eigenaar van ons hotel vinden we een kandidaat aan het tankstation.
We rijden een
half uurtje bergop, stoppen regelmatig voor loslopend vee en lastdieren,
passeren het schilderachtige dorp Maras. Het lijkt uitgestorven maar de
inwoners zijn allemaal op het veld aardappelen aan het oogsten. Hun werkdag begint
om 5u. Toch een hard bestaan, en rijk zullen ze er niet van worden.
Voorbij Maras
ligt Moray, bekend om zijn Inca-terrassen. Ze zijn in amfitheater-vorm
aangelegd, elk niveau zou zijn eigen microklimaat hebben. Er wordt gezegd dat
de Incas dit gebruikten als een soort laboratorium, om uit te vissen welke
omstandigheden optimaal waren voor de kweek van hun gewassen. Er wordt zoveel
verondersteld over de Incas.... Echter, dat microklimaat kan wel kloppen.
Midden in de hoogvlakte is er ineens een diepe put met daarin die terrassen.
Het is hier windstil en broeiheet.
Onze
taxichauffeur heeft zoals afgesproken braaf op ons gewacht (hij heeft nog geen
cent gezien, dat verzacht het wachten natuurlijk) en brengt ons dan naar
Salinas. Zoals de naam doet vermoeden heeft het alles te maken met zoutwinning.
Uit een bron in de berg komt warm water met zeer hoog zoutgehalte. Via
irrigatiekanaaltjes wordt het zoute water naar 100den zoutpannen geleid,
waaruit het water verdampt en het zout achterblijft. Als bezoeker loop je
tussen de zoutpannen door, toch even testen hoe zout het zout eigenlijk is.
Jakkes, héél zout! Met de felle zon erop is het letterlijk oogverblindend. Hoe
het komt dat er zout water uit een berg in het binnenland komt lijkt niet
helemaal duidelijk. Al van voor de Inca-tijd wordt deze site gebruikt. We kopen
nog snel een zakje fleur de sel en kruidenmix als souvenir.
Terug de taxi
in naar het busstation. Daar nemen we een minivan naar Ollantaytambo. Dagen heb
ik geoefend om dit zonder haperen te kunnen uitspreken, om dan aan de bus
terminal tot de vaststelling te komen dat ze hier spreken van Ollanta.
Gemakkelijk hoor, pffft, ze kunnen het zelf niet eens.
Als we in
Ollanta zitten te lunchen, passeren de 4 Belgische vrijwilligers weer, hoe
toevallig is dat nu toch. Na de lunch zoeken we ons hostal. Iskay heet het. Al
gauw passeren we Iskay II, die truc kennen we van in Azië. Ongeveer dezelfde
naam maar niet het juiste hotel, ons hebben ze niet liggen. We lopen de straat
3x op en af en vinden geen Iskay I. Dan maar gaan vragen in een ander hostal.
Daar komt de aap uit de mouw... Iskay is het quechua-woord voor het cijfer 2.
Dus Iskay II is de dubbele naam. Goe bezig.
Later bezoeken
we nog de Inca-ruines van Ollanta. Meer van hetzelde, oude stenen, en buiten
adem van al die trapkes op 3000m hoogte. Het is hier erg druk, veel grote
groepen. Wat ons vooral treft, is dat die Inca-cultuur helemaal niet zo oud is,
ergens tussen 1430 en 1530 lagen hun topjaren en in die 100 jaar hebben ze het
grootste deel van hun rijk uitgebouwd. Hoe ze op die korte tijd al die immense
constructies in de hoge Andes hebben gebouwd, lijkt me een uitdaging. Grootste
fout: ze zagen de aankomende Spanjaarden niet echt als een bedreiging. Die
vergissing zal hun zuur opbreken.
De voorbij
dagen waren een aanloop naar het hoogtpunt van Peru: Machu Picchu. Maakt deel
uit van de 7 Wereldwonderen en plaatst zich daarbij naast de Taj Mahal, het
Colosseum en 4 andere mirakels. Voor Machu Picchu moet je in Aguas Calientes
zijn, en das enkel te bereiken via t spoor. We boarden op de speciale
Incarail-dieseltrein, die ons in 1u40 tot Aguas Calientes zal brengen. De trein
is voorzien van extra ramen in het dak, om maximaal te kunnen genieten van het
woeste landschap waar we doorrijden. We passeren ook een aantal keer hikers die
Machu Picchu via de Inca Trail zullen bereiken. Niet voor watjes, die tocht. En
ook niet voor mensen met hoogtevrees. De Andes is nu eenmaal niet vlak, en ik
kan me iets voorstellen bij de kwaliteit van de paden.
Over Aguas
Calientes lazen we niet veel positiefs. De meeste mensen blijven maar 1 nacht
dus er wordt weinig moeite gedaan om kwaliteit of service te bieden. Onze
verwachtingen zijn niet hooggespannen. De eerste aanblik is een rommelig,
slecht onderhouden en primitief gebouwd dorp. De hoofdstraat puilt uit van de
restaurants, het ene naast het andere, allemaal met dezelfde menu. Het zou ons
niet verbazen dat het eten allemaal uit dezelfde keuken komt. Eindeloze Happy
Hours van 4 voor de prijs van 1, in een poging toch maar iets te verkopen. We
kuieren wat door de straten en vinden het allemaal wel meevallen, het heeft wel
iets. En de ligging, die maakt alles goed. Geplet tussen gigantische loodrechte
bergenwanden die eindeloos blijven stijgen.
We kopen onze
bustickets al voor morgenvroeg, dat bespaart ons een aanschuif in het holst van
de nacht. Vroeg bedje in.