In een
nabijgelegen hotel hebben ze ter ere van Maria Reiche, een Duitse die 40 jaar
van haar leven aan het bestuderen van de Nasca-lijnen heeft gewijd, een
planetarium opgericht. Elke avond om 19u kan je daar een informatieve uitleg
gaan volgen. Gezien we gisteren helemaal in de sfeer waren, namen we dat er nog
even bij. Bleek dat er net die avond een groep van 32 Vlaamse toeristen naar
dezelfde voorstelling kwam kijken. t Moet weer lukken. Planetarium vol met
alle mogelijke varianten van de Vlaamsche taal.
De voorstelling
begint met wat uitleg over de zuiderse sterrenhemel. Die kennen we al goed van
de Galapagos. De dame naast mij heeft zware moeite met het Spengels van de
presentator en verstaat er niets van. Die praat precies me ne patat in zijne
mond, zegt ze in het vlekkeloos Iepers.
De verdere presentatie
geeft een mooi overzicht van alle beelden en lijnen en gaat dieper in op de
mogelijke bestaansredenen. Ik kan me meer vinden in het idee dat het een soort
van zonnekalender en godenaanbidding was, gezien sommige lijnen net wijzen naar
de plek waar de zon opkomt op 21 juli of 21 december. Dat de lijnen zouden aangeven
waar er water te vinden is, vind ik bij zijn haar getrokken. Er loopt 1 rivier
langs deze plek in de woestijn. Hoe moeilijk kan het zijn. Trouwens, in Nasca
regent het maximum 1 uur in een heel jaar. Dat moet je net vertellen tegen een
planetarium vol Belgen. Ze geloven hun oren niet. Wij hadden al zoiets in de
mot met al dat stof hier. Over mogelijke buitenaardse inmenging wordt echter met
geen woord gerept door de alien.
Na de
voorstelling keuvelen we nog wat met een paar Vlamingen. Ze vallen van hun
stoel als ze horen dat we voor bijna 7 maand op reis zijn. Opmerking van 1 van
de dames: hoeveel geld hebben jullie dan wel niet bij? Het feit dat we alles on
the fly boeken, ging hun verstand helemaal te boven. Ze waren een andere manier
van reizen gewoon.
Als we aan ons
avondeten bezig zijn, verschijnt in hetzelfde restaurant Etienne-de-Canadees
die mee met ons de lijnen deed. Die is voor 7 jaar op reis, zit nu ergens
halverwege. Van ons continent heeft hij enkel Ijsland, Malta en Rusland niet
gedaan. Voor een andere keer, zegt hij. Petje af. Hoeveel geld moet die wel
niet bijhebben?. Hij geeft ons nog een goeie tip voor een 2-daagse in de Colca
Canyon, waar ik onmiddellijk voor mail. Maar, geen plaats meer, spijtig. Nadeel
van on the fly te reizen.
Als ik gisteren
ging horen tot hoe laat we vandaag konden ontbijten, vroeg de man of we dan nog
een extra nacht gingen blijven. Beetje spraakverwarring want wij hadden voor 2
nachten geboekt. Vermoedelijk was hij dat vergeten en dacht hij dat we gewoon
op onze kamer bleven wachten op de nachtbus. Dat verklaart ook waarom ons bed
niet was opgedekt en de rommel van het ontbijt nog op onze tafel stond toen we
in de namiddag terug op onze kamer kwamen. Mike is dat dan maar naar de
receptie gaan brengen. Als we vanmorgen naar de ontbijtruimte gaan, is er niks
te bespeuren, behalve de plateau met alle rommel van ons ontbijt van gisteren
nog op. Smakelijk. Er is hier iets aan de hand in dat hotel. Volgens mij zijn
we de enige gasten en vergeten ze ons af en toe. We gaan naar de receptie en
vragen waar het ontbijt is. Ah zegt de dame, ik ga dat nu voor jullie bereiden.
Hopelijk niet met dezelfde broodjes van gisteren en met propere glazen. We
durven er niet echt veel van eten. Aan de receptie hangen de prijzen van het
hotel uit. Niet enkel per nacht, maar ook per halve nacht. Tiens.
En dan rest ons
te wachten tot 15u, waarna we weer een bus opgaan, richting Arequipa. Deze keer
met Oltursa, kwestie van te kunnen vergelijken welke de beste firma is. Volgens
plan zouden we daar tegen middernacht moeten zijn. Ik gok op 3u s morgens.
Fingers crossed dat alles goed gaat.
De rit is vlot
verlopen. Ons Spaans is er weer danig op verbeterd, dankzij een oneindige
stroom Spaans gedubte films met Spaanse ondertiteling.
Tot 18u was het
licht en konden we genieten van nog meer uitgestrekte vlakten dan we ervoor al
gezien hadden. Kilometers en kilometers leeg en onbewoond zandland zonder 1
sprietje groen. Woestijn zoals ze zeggen dus, omringd met hoge bergtoppen en
diepe kloven.
Het wordt snel
donker. Er is geen straatverlichting om je te oriënteren, enkel een zwarte
leegte waarin je staart in een poging een idee te krijgen van de volgende
haarspeldbocht. Waarom laten ze toch alle comfortabele langeafstandsbussen
alleen s nachts rijden? Als een mens tegelijkertijd wat van het land kan zien,
is zon lange verplaatsing toch een stuk interessanter. We denken er dan ook
over om het stuk Arequipa-Cuzco te vliegen. Die rit is adembenemend maar verloopt
volledig in t donker, dus mis je heel de Andes-doorsteek. Dan is vliegen een
stuk sneller, veiliger én comfortabeler.
Tegen 1u30
komen we aan in ons Flying Dog Hostel in Arequipa, de hemel in geprezen door
zowel locals als het ganse internet, beste prijs-kwaliteitverhouding van Peru
en wíj gaan dáár slapen. Blij dat we dit nog konden boeken, de suite nogwel, de
verwachtingen zijn dan ook hooggespannen. Als de deur van de kamer wordt
opengedaan valt onze mond open van afgrijzen. De kamer stinkt naar de
schimmel die langs alle kanten van de muren naar beneden kruipt, het bezetsel
valt letterlijk van het plafond, het enige raam bevindt zich zon 3,5m boven de
grond en kan niet open, de douche is een vierkante cm groot en het zou ons
verbazen dat daar warm water uitkomt. We protesteren, dit is niet de gevraagde
kamer. Het meisje van de receptie begint zich te verontschuldigen en dan komt
de aap uit de mouw. Er is een klein probleempje met ons reservatie-systeem,
zegt ze, en jullie kamer is al ingenomen door iemand anders. Dit is de enige
vrije kamer die we op dit moment nog hebben. De manager gaat het morgen
allemaal rechtzetten. Onze Peruaanse sol begint te vallen, daarom begon het
hotel ons tijdens de busrit ineens te smsen met de vraag of we nog kwamen
(hoewel ze heel duidelijk wisten dat we met een late bus gingen arriveren). Ik
ben er niet mee gediend, maar goed, op dit uur valt er natuurlijk niet veel aan
te doen. Maar eigenlijk had ze dat wel mogen zeggen op het moment dat we
incheckten. Dan hadden we misschien nog wat begrip voor de situatie kunnen opbrengen.
Als we eindelijk gaan slapen, blijkt de matras ook nog uit balen stro te
bestaan, of iets van mindere kwaliteit.
Als we opstaan
is de beslissing al gevallen. Hier blijven we niet, onze volgende 3 nachten
zullen we cancellen, we zoeken wel een ander hotel. Dat vinden we ook, smack op
de Plaza de Armas. We checken uit. De baas zelf zit nu aan de receptie. Hij
begrijpt ons standpunt volledig en verontschuldigt zich, ze zitten met een
volledig in de soep gedraaid boekingssysteem. En, we moeten onze overnachting
in de schimmeltombe niet betalen. Das ook al iets. Nu maar te hopen dat we er
niets lichamelijks aan hebben overgehouden. Achteraf vermoeden we dat ze ons
een afgeschreven kamer hebben gegeven, uit pure noodzaak omdat alles volzet was
en ze ons niet terug de straat op wilden sturen in het holst van de nacht. Hoe
sympathiek is dat.
Nadat we van
hotel zijn verhuisd, lopen we wat door Arequipa. Mooie stad, met op de
achtergrond zicht op de besneeuwde top van El Misti, een vulkaan van maar
liefst 5800m hoog. De stad voelt terug een stuk Westerser aan. Veel toeristen
ook, we vallen niet eens op. Om 17u hebben we een afspraak met een touroperator
voor een trip naar de Colca Canyon. Zijn reisroute is interessant, zijn prijs
is buitensporig. t Zal de conventionele toer worden die iedereen doet. Das voor
overmorgen.
Als het donker
is brengen we nog een bezoek aan het Monasterio de Santa Catalina, een soort
van 16e eeuws Peruaans volwassen begijnhof. Eigenlijk meer een stad
op zich, een wirrewar van straatjes met felgekleurde gevels, je loopt er zo in
verloren. De oude cellen waarin de nonnen leefden zijn sinds 1970 open voor het
publiek, in de stookplaatsen branden houtvuren en alles is verlicht met
kaarsen. Op de achtergrond aangepaste nonnenmuziek. Een mens zou er bijna
devoot van worden. t Is alleen te hopen dat ze een goeie Siemens branddetectie-installatie
hebben, met al die kaarsen en open vuur zou hun Unesco
Werelderfgoed-met-rieten-daken wel es snel tot as kunnen wederkeren. Amen.
We zijn niet
echt museumbezoekers, dat wist je al. Maar hier in Arequipa is er eentje dat
mijn aandacht getrokken heeft. Daar ligt namelijk de bevroren mummy van het
Inca-meisje Juanita tentoongesteld.
Als we inkom
betalen, wordt ons verteld dat Juanita momenteel op groot onderhoud is in Cuzco.
Haar collega Sartita springt even in, the number Two in best bewaarde Inca
diepvriesmeisjes. We krijgen eerst een National Geography film voorgeschoteld
over de ontdekking van de mummy en het verhaal achter de mummy zelf. Het meisje
werd meer dan 500 jaar geleden geofferd aan de Inca-goden op de top van de
Ampato-vulkaan, op meer dan 6000 m hoogte. Die Incas deden heel die beklimming
met van die zelfgemaakte lama-sandalen aan, de toenmalige variant van de
teenslets, en zonder zuurstof of andere moderne bergbeklimmersaccessoires.
Eens boven kon
het offerritueel beginnen. Volgens mij moet die Juanita al half dood geweest
zijn van de ontbering en de kou, maar kom. Een stevige tik tegen haar
achterhoofd, en dan werd ze met allerlei offergaven begraven. Door de
uitbarsting van een nabijgelegen vulkaan is al het ijs beginnen smelten en zo
is ze boven water gekomen. Wat haar zo speciaal maakt is dat ze de best
geconserveerde mummy is die ooit werd gevonden. 500 jaar in een 5-sterren
diepvrieskast zeg maar. In haar maag troffen ze nog resten van cocabladeren en
chicha aan, een lokaal gebrouwen maïsbier. De kleuren van haar kledij zijn nog
perfect zichtbaar, haar huid is zo goed als ongeschonden. Enfin, dat laatste
kunnen we dus niet zelf zien. De plaatsvervangende Sarita is er iets minder goed aan toe, hoewel,
haar leeftijd in overweging genomen ze niet mag klagen. Je kan de
gelaatstrekken nog onderscheiden. Heel dat offerverhaal is toch wel wreed, die
kinderen werden al van kleins af aan uitgekozen om geofferd te worden en dat
werd als de hoogste eer beschouwd. Dichter bij de goden kon je niet geraken. Hoeveel
geluk kan je hebben?
Het is al flink
namiddag tegen dat we terug op straat staan. Tijd om te lunchen, het ontbijt is
verteerd. We passeren restaurant Zig Zag, juist, hier stonden ze gisterenavond
tot buiten aan te schuiven voor een tafel. Dan moet het de moeite zijn. We gaan
voor de Menu Volcan en de Menu Andes. Man, de beste maaltijd van heel onze reis
denk ik. Quinoa-soep, trio van vlees, waaronder Alpaca, wat een heel fijn en
calorie-arm stukje blijkt te zijn, forel, het zijn aanvaardbare porties,
smaakvol en correct bereid en met zorg gepresenteerd. We zijn de enige klanten
en krijgen alle, zij het soms iets te veel, aandacht. Nog een stap verder en we
moeten het eten niet meer zelf naar onze mond brengen. Onze honger wordt meer
dan gestild, dit telt ineens voor avondmaal. En voor de prijs moesten we het
helemaal al niet laten.
Hetgeen ons nog
rest van de dag brengen we al verterend door. En we pakken in, morgen op
2-daagste trip naar de Colca Cañon. Het zal weer vroeg dag zijn.
Met 24 andere
medereizigers gaan we de bus op richting Colca Cañon, een 2-daagse trip met
overnachting in Chivay. Op dag 1 rijden we door het natuurpark Salinas y Aguada
Blanca. We laten de hoge zandduinen ver achter ons en komen in een ruig
berglandschap terecht. Spijtig van de hopen afval die langs de kant van de weg
liggen, de natuur op zich is zo mooi. De overheid heeft het gebied uitgeroepen
tot nationaal park, maar iemand aanstellen om de boel te komen opkuisen, nee,
dat gebeurt hier uiteraard niet. Onze route brengt ons over een bergpas van
4900m. Niet te onderschatten, dit is hoger dan de Mont Blanc. Op aanraden van
de gids kopen we een zakje cocabladeren met bijhorende steen en beginnen
onderweg ijverig te kauwen. Het smaakt raar, benieuwd of het helpt de
hoogteziekte te onderdrukken.
Onze gids is
onvermoeibaar en overstelpt ons heel de trip met allerlei weetjes. We kunnen
ondertussen moeiteloos de verschillende Zuid-Amerikaanse kamelen van elkaar
onderscheiden, zijnde de lama, vicuña, guanaco en alpaca. En of ze wild of
gedomesticeerd zijn. Hij vertelt over het leven van de lokale bevolking op deze
hoogte, er is geen stromend water, geen elektriciteit, geen verwarming. De
jongeren trekken massaal naar de steden in de hoop op een betere toekomst. Dat
zagen we al als we de stad verlieten, één grote bouwwerf, een gecementeerde
sloppenwijk. Hetgeen overblijft in de mooie agrarische dorpen zijn kleine
kinderen en oudere mensen, compleet getekend door de harde
levensomstandigheden. Hoewel oud dan weer relatief is, echt oud word je hier
volgens mij niet.
Hoe hoger we
gaan, hoe ruiger de omgeving. Besneeuwde bergtoppen overal waar je kan zien.
Prachtige landschappen. We wanen ons even in de Alpen. Met bijhorende regen-,
hagel- en sneeuwbuien. En we zijn hardleers, we zijn weeral op meerdaagse
uitstap zonder regenjas. Het is hier altijd overal zo kurkdroog dat een mens
vergeet dat er zoiets bestaat als neerslag.
Op het hoogste
punt houden we nog eens een stop. Als we uitstappen, voelen we ons duizelig.
Een wandeling naar het wc-kotje kost veel moeite. Maar in tegenstelling tot een
aantal medereizigers zijn we niet ziek, enkel wat ongemakkelijk en kortademig,
we lijken wel 80. Het goede effect van de coca? Voor zover ik kon zien waren
wij één van de weinigen die ze effectief genuttigd hebben.
In de namiddag van
de eerste dag is er een bezoek aan de Calera-warmwaterbronnen gepland. Het zag
er veelbelovend uit in de brochure. Om een onduidelijke reden wordt het
programma aangepast en eindigen we in een ander bronnencomplex met 3 plonsbadjes
en een paar dubieuze douches. Bad 1 is boven gelegen en apart te betalen. We
dalen af naar bad 2 en 3, dichter bij het luidruchtige geruis van de Colca. Bad
3 staat droog en bad 2 blijkt 5x3 groot te zijn. Van die rivier hoor je niets
want er staat een radio tussen de twee zenders in te loeien. Het water is op
zn minst wel heet. We dobberen met zn allen wat rond in het plonsbad.
Helemaal suf van het warme water moeten we dan terug aan de klim naar boven
beginnen. De gesprekken vallen snel stil en het tempo ook. Pff, even de hoogte
vergeten.
Op dag 2
vertrekken we bij het ochtendgloren richting Cruz del Condor, dé plaats bij
uitstek om condors te spotten. Door onze overnachting hier en ons vroeg vertrek
zullen we alle tourbussen voorzijn. Onderweg doen we verschillende kleine
dorpjes aan waar de lokale bevolking souvenirs probeert te verkopen. Het één na
het andere dorpje volgt, na een tijdje zijn we het beu en wil iedereen die
condors gaan spotten. Het weer wilt echter niet mee, het is bewolkt en de
meeste condors zijn liever lui dan moe, ze benutten liever de thermiek van de
opstijgende warme lucht tegen de bergwanden dan zelf met hun vleugels te moeten
slaan. Dus geen zon, geen condors. Dus sjokkelen we van dorpje naar dorpje
verder in afwachting van weersverbetering. Uiteindelijk komt de zon erdoor en
parkeren we aan het uitzichtpunt. Hier begint de cañon eigenlijk pas echt. Zon
1200m lager zien we de Colca-rivier, die van hieruit op een klein, kabbelend beekje
lijkt. En terwijl we staan te genieten van het uitzicht, komt een jonge condor
de thermiek testen. t Blijven toch prachtige vogels, zo gracieus dat ze door
de lucht glijden. Even later komt ook een volwassen exemplaar overgevlogen.
Missie volbracht, de bus in, nog een paar stops onderweg en tegen 17u zijn we
terug in Arequipa. Doodmoe van 2 dagen op een bus te zitten, vallen we voor 22u
weer in slaap.
De wekker loopt
weer af als het nog donker is. Om 7u staat de taxi klaar om ons naar de
luchthaven te brengen. Gisterenavond alles al ingepakt zodat we om 6u30 het
ontbijt nog kunnen meepikken. Als we stipt om half 7 op het terras staan, is er
van ontbijt nog geen spoor te bespeuren. Dat was de vorige dagen ook niet het
geval, maar nu wel belangrijk. Ik verspeel geen tijd en loop recht naar de
keuken en zeg dat nu het moment gekomen is om dat beste beentje voor te zetten,
we hebben immers een vlucht te halen. Het menu wordt direct gebracht en onze
bestelling opgenomen. Op het terras zat ook al een ander koppel, Fransen. Als
de vrouw ziet dat wij bediend worden, gaat ze ook van haar oren maken, ook zij
hebben een taxi om 7u. Echter pakt ze het op een andere manier aan. Zij vraagt
waar het buffet blijft. Buffet wordt enkel geserveerd als er groepen zijn, zegt
het meisje van de keuken. De menu biedt dezelfde opties. De française verheft
haar stem hoe langer hoe meer, verspeelt 10 minuten van haar kostbare tijd door
het dienstmeisje uit te kafferen (daartegen hadden wij onze koffie en onze
eikes al). Als het meisje dan uiteindelijk vraagt wat ze willen eten, antwoordt
ze Alles, zoals het buffet. Dus zowel papayasap als appelsiensap, en zowel
omelet als roerei? ALLES, zegt de française. Ondertussen is het 10 voor 7 en
hebben wij gedaan met eten. Dat mens gaat nog afzien hier in Peru.
In de
luchthaven komen we een berekend half uur te laat aan zodat we minder lang moeten
wachten. Bij de online incheck waren bijna alle plaatsen ingenomen, wij zitten
op de achterste rij. Het zij zo. Dit moet een prachtige vlucht van slecht 45
minuten zijn, rakelings over de toppen van de Andes. Dat belooft. Als we
boarden merken we dat de achterste rij van onze Airbus geen raam heeft dat
wist ik niet, maar zal ik niet vlug vergeten.
Nog geen uur na
het opstijgen zitten we in taxi1 die ons naar taxi2 brengt, die ons, eens we
met 4 zijn, op zijn beurt twee uur verder tot in Curahuasi gaat brengen. We
delen de taxi met een moeder en dochter, hond en kat. Kon erger, deze dieren
zijn op zijn minst huisdieren.
De rit gaat,
eens we de sloppen rond de stad uit zijn, uiteraard los door de Andes. Man hoe
mooi, hoe groot en groen. Het gaat moeite kosten de Alpen terug naar waarde te
kunnen schatten. Onze chauffeur lijkt gehaast en heeft er geen enkel probleem
mee om in te halen op de minst voor de hand liggende plaatsen, hellingen,
haarspeldbochten, recht naar boven, no problemo, dat lukt allemaal. Hier kan
een rollercoaster eens ver achter komen.
In het dorp
contacteren we Stefanie die haar man stuurt om ons op te pikken. Ze heeft hier
een organisatie opgericht die zich ontfermt over kinderen met een beperking. Zo
probeert ze die kinderen van de straat en het veld af te houden door
buitenschoolse kwalitatieve opvang en onderwijs aan te bieden. Stefanie is
nauwelijks 30, merkwaardig dat iemand zo jong al zoveel initiatief heeft weten
te realiseren. Een team van bij 10 enthousiaste vrijwilligers helpen haar
hierbij. Hieronder ook Raquel Rodriguez. Zij werkt ook in Antwerpen, in de
sociale opvang en blijkt een verre collega te zijn van Ilse. Daar moet ge dan
voor tot in een uithoek van de Peruaanse Andes reizen Yannick is dan weer
actief in de Edegemse scouts en kent Ruth haar 2 nichten Kaat en Floor. De
wereld is klein.
De
kleuterschool wordt omringd door een groot domein met honden, paarden, kippen,
koeien, varken en duizenden vervelende zandvliegjes. We hebben uitzicht op de
oneindig pieken van de Andes die uitsteken tussen de ultra hoge gletsjers.
Als we toekomen
zijn alle voorbereidingen aan de gang voor het feestje van Kim, zij gaat hier
haar laatste week tegemoet. We sluiten aan, drinken het typisch aperitief in
het veld en wat later kneden we onze eigen Papas Rellenas. Om 18h wordt de
generator gestart voor elektriciteit. Iedereen rept zich om alle laders aan te
sluiten. Om 21h gaat die weer uit en wordt een kaars ontstoken voor licht.
Vandaag gaan de
vrijwilligers aan een brug bengelen en woeste rivieren beraften. Wij blijven
hier en houden een dag rust. In Curahuasi is het markt. En deze keer geen
toeristenmarkt, hier is geen westerling te bespeuren, of hij moet van Casa Lena
komen. De hoofdstraat en omliggende steegjes krioelen van de kramen en mensen.
De keuze aan koopwaar is echter beperkt. Hier staat geen man een demonstratie
te geven van de nieuwste allessnijder, nee. Hier wordt enkel verkocht wat op
het veld te vinden is. Tomaten, wortelen, ajuin, look, pompoen en gedroogde
bonen, in alle mogelijke formaten en kleuren. En natuurlijk avocados. Die moet
je echt geproefd hebben. Overheerlijk en altijd net à point. Ik krijg er niet
genoeg van. Tussen mijn boterham bij het ontbijt, onder een slaatje, als
guacamole, laat maar komen.
We doen onze
inkopen voor onze spaghetti van vanavond. Groenten is geen probleem, gehakt
vinden is moeilijker. De vleeskramen verkopen alleen volledige cavias en kippen,
al dan niet met een hartslag. Na wat rondgevraag en wat verwarring tussen links
en rechts vinden we toch een beenhouwer, die het gehakt vers voor ons maalt.
Dat gaat smaken. Als we terugwandelen passeren we natuurlijk een grote
overdekte hal met alleen maar vleesverkopers. Typisch. Het vlees wordt hier een
beetje anders gepresenteerd. De volgende keer dat we nog eens kop bestellen als
beleg, denken we hoogst waarschijnlijk toch wel terug aan deze beenhouwerij.
De rest van de
namiddag hangen we wat in de hangmatten en genieten van de rust, de zandvliegjes
en het zicht op de Andes. Stefanie vertelt ons nog wat verhalen van de eerste
jaren toen ze hier was en hoe ze er ondertussen op vooruit zijn gegaan. Ze
woonden eerst vlakbij het centrum van Curahuasi. Water was enkel gedurende een
paar uur per dag beschikbaar. Veel erger dan geen elektriciteit te hebben, zegt
ze. Alles is relatief. Hun huidige huis is een jaar geleden gebouwd. Sinds een
half jaar is alles voorzien voor volledige aansluiting op het
elektriciteitsnet, er moet enkel nog een knop aangezet worden en de buitenwijk
heeft 24/7 elektriciteit. Echter, de vorige gouverneur is gaan lopen met het
geld dat bedoeld was om de maatschappij te betalen voor de aanleg. Dus zolang
dat niet betaald wordt gaat het licht niet aan. Die man zit nu wel in de gevangenis
en er is een rechtszaak aan de gang, maar daar zijn de mensen hier niet mee
vooruit geholpen. De nieuwe burgemeester weet nog niet goed wat hij belangrijk
vindt en heeft dus nog geen budget hiervoor klaarliggen. Onvoorstelbaar.
En als om 21u
het licht weer uitgaat, verbaast het ons al niet meer, onze zaklamp lag al
klaar. Zo snel went dat. Hoewel, een leven zonder koelkast zou ik toch ook maar
moeilijk vinden. Het varken krijgt dagelijks een grote portie.