Vandaag is het nationale
feestdag, Victoria Day, ter ere van de Britse koningin Victoria. Speciaal voor
haar is de zon van de partij. Zalig, na een week donkere wolken en kou lijden
is het genieten van ons ontbijt in de warme lentezon. We besluiten dan ook om
niet op uitstap te gaan, het is hier zo rustig en het weer is zo aangenaam, het
zou zonde zijn om opnieuw een paar uur in de auto te gaan zitten.
Dus op deze
feestdag lezen we wat in onze reisgidsen, slenteren over de camping, gaan
lunchen in een nabijgelegen restaurant. Daar zijn we niet de enigen, het is
aanschuiven voor een tafel buiten met oceanview. Maar we hebben tijd, we moeten
nergens zijn. En voor de rest kijken we naar het opkomende tij van het
zeewater. In de late namiddag testen we de hot tub van de camping terwijl ons
stoofvlees staat te pruttelen. Zalig, net vakantie.
We profiteren
van de snelle internet om wat bij te babbelen met thuis en dan naar de
supermegastore voor fuel en proviand voor de volgende dagen. Hier hebben ze
alles in supermegahoeveelheden. Niet ideaal voor onze kleine camper. De
promo-kippenvleugels zijn voldoende om ons de komende 4 weken te voorzien. Ik
beslis het voorgerecht dan maar zelf te gaan jagen in de natuur. Ik stop aan
Oyster Bay, het is laag water en ik stroop mijn broek op. Hoe moeilijk kan het hiér
zijn om enkele Zeeuwse Creuses te strikken? Maar het zit me niet mee, iemand is
me voor geweest, of het is niet den tijd vant jaar, of de baai is verkeerd
benoemd. Wel vind ik supermegascallops van meer dan 10 cm groot. Hier heb je er
maar twee van nodig in een pasta vongolé bedenk ik. Ik geraak niet verder dan
enkele koesterschelpen voor Ruth. Twee keer raden wat ze daar mee mag doen.
Het is nog
steeds bijzonder mooi weer en we besluiten terug naar onze camping te gaan en
daar wat te gaan genieten van de zon, de rust en van de baggerwerken in het
bijhorende haventje. We eten fusion: guacamole, Peruaanse versie, scampi met
look en scallops (st jacobsvruchten) in eigen schelp met curry, gerookt op een
cederhouten plankske bijgestaan met een slaatje. t Was meer een experiment dat
we niet gaan herhalen, scallops zijn te fragiel van smaak om te roken.
We kapen nog een
film uit cyberspace maar we slagen er weeral niet in om die volledig uit te
zien. Zo kennen we ondertussen al heel wat intros maar geen idee of het een
happy end heeft. Dat is helemaal niet erg.
Vandaag
verlaten we Vancouver Island. Eigenlijk willen we dat doen via een ferry die
vanuit Port Hardy, het noordelijkste punt van V.I., in 12 uren scenic boottocht
naar Price Rupert vaart, veel noordelijker in British Colombia. Gaat niet, die
service wordt pas gestart half juni.
Dan steken we
hier maar lokaal over naar de Sunshine Coast want we willen niet op onze
stappen terugkeren. Van daaruit nog 2 ferrys en we zijn terug op mainland. 3 in totaal dus. Twee
verbinding plannen we voor vandaag. De eerste is een overtocht van 1,5 uur van
Little River naar Powell River. Dan een half uurtje rijden naar Saltery Bay
voor de volgende ferry. Maar we moeten ons niet haasten, de aansluitingen zijn
niet optimaal en onze volgende ferry gaat pas binnen 4 uur. We stoppen aan een
Provincial Park nabij Saltery Bay wat evengoed een Provincial parking lot had
kunnen zijn, meer parking dan park dus, maar wel mooi gelegen. Het is hier dan
ook niet eenvoudig om een echt lelijke locatie te vinden.
Handig toch,
zon camper. Uit de diepvries toveren we een overschot stoofvlees en die eten
we smakelijk op met zicht op het meer. Ik speel wat met de lego tot ik het beu
ben (no questions asked) en ga dan pootje baden. Is me dat schrikken, vanaf dat
ik de rotsen verlaat en in het zand wil stappen zak ik gemakkelijk tot aan mijn
knieën in het slib. Ik heb alle moeite om mezelf en voornamelijk mijn sandalen
aan de oppervlakte te krijgen. Volgens de borden is dit trouwens een badplaats.
In ieder geval, als ge hier uw kroost loslaat om te zwemmen is de kans reëel
dat ze in de problemen komen (en dat is zachter uitgedrukt dan ik aanvankelijk
wou schrijven).
Het is tijd,
naar ferry 2, Saltery Bay naar Earls Cove, ik kan me niet inbeelden dat iemand
baat heeft met de juiste locaties, maar t is voor het nageslacht. We hebben de
wind mee en dat maakt dat het nog warmer lijkt, bakken en braden op het dek. Na
50 minuten meren we terug aan en dan is het nog minder dan een uur tot aan de
volgende overnachtingplaats. Een Provincial camping. Deze zouden over het
algemeen mooier zijn met grotere plaatsen dan de commerciële. Dat komt omdat de
staat de grond niet moet kopen natuurlijk. Minder voorzieningen, dat ook wel,
maar we kunnen wel enkele dagen verder
op reserves van de camper, denken we.
De camping is
inderdaad groot, we hebben ¼ voetbalveld voor onze bescheiden camper. Midden in
de bossen. Geen water of elektriciteit op deze plaats, niet erg, de tank en de
batterijen zijn vol. We zien voorlopig niemand. Volgens het welkombord mogen we
gewoon een vrije plaats kiezen. Die zijn er in overvloed, keuze genoeg. Hier
gaan we twee nachten proberen te blijven, we zullen de ranger later of morgen
wel ontmoeten. Wat een rust, getsjilp van vogels en getok van spechten.
Het
uitbundige gekwetter van de vroege vogels kondigt weer een fantastische
lentedag aan. We beginnen met een early bird strandwandeling want net nu zijn alle beren op het strand aan
het ontbijten, volgens de kenners. Niks beer, maar we krijgen wel een heel team
Canadese ganzen te zien, mét kroost. Mooie grote vogels, maar niet te
onderschatten. Die beesten zijn in staat Boeings neer te halen boven de Hudson
River. Waarschijnlijk zaten ze ook in het 9/11 complot.
Na
het ontbijt rijden we met ons huis naar Smugglers Cove. Klinkt exotisch vinden
wij. Daar hebben ze naar goede gewoonte een paar trails, veel bos en veel water.
En dat zijn we, gelukkig, nog lang niet beu gezien. Het begin van de wandeling
brengt ons door een ondergelopen slagveld van dode bomen. We kunnen hier
ondertussen zonder moeite het werk van een familie overijverige bevers in
herkennen. Die beesten richten een regelrechte ravage aan. Zouden die, als ze
aan zon gust beginnen te knagen, nadenken over de richting waarin hij
uiteindelijk moet vallen? Aan de professioneel aangelegde dammen te zien zou je
geloven van wel.
Elk
uitzichtpunt is goed voor een nieuw wauw-gevoel en in onze verbeelding zien we
de smokkelboten vol met rum al aanmeren in de verborgen baaien. Die handel gaat
hier volgens ons nog onverminderd door, ideale locatie. Misschien kunnen we
hier wel een dealtje sluiten, ijdele hoop.
In de late
namiddag zijn we terug op onze camping en installeren we ons nog even op het
strand. Het is heerlijk in het zonnetje, net niet te warm. We nemen even de tijd
om een ruw plan voor de komende dagen op te stellen.
Morgen de
laatste ferry in de rij en dan gestaag richting Jasper, een echt National Park,
een klapper, een hoogvlieger, de parel van de Rockies. De verwachtingen zijn hooggespannen,
maar dat merkte je misschien al
Aan de
ferry-terminal blijkt dat we niet de enigen zijn die naar Vancouver willen
overzetten. Juist, het is vrijdag. Het is te hopen dat ze een grote boot sturen,
want langs de kant van de weg hingen overal pamfletten voor meer overzetvaarten
voor minder geld. We geraken toch vlot over en beginnen aan de scenic
Sea-to-Sky Highway die ons uiteindelijk tot in Whistler zal brengen. De route
kronkelt langs de steile kliffen van de Howe Sound, maar zoals steeds zijn de
banen voorzien op grotere voertuigen dan het onze, dus dat rijdt lekker vlot.
Eerste stop
onderweg is het Britannia Mine Museum. De Britannia Mine was op zijn hoogtepunt
één van de grootste koperleveranciers ter wereld. Hun gangenstelsel in de
Britannia Mountain is 210 km lang. Straf dat die berg er nog steeds staat. Met
een treintje kunnen we een bezoek aan een stuk van de gangen brengen en krijgen
daarbij een live demonstratie van de verschillende werktuigen die de miners
gebruikten. De enthousiaste gids probeert ons ook duidelijk te maken hoe in de
beginjaren van de mijn de verlichting werkte. Zijn truc heeft weinig effect
dankzij een paar overijverige Chinezen die dat persé willen filmen met hun
iPhone. Sinds 1974 is de mijn inactief, niet meer winstgevend. Later bleek
echter dat door de aanwezigheid van al de tunnels er teveel grondwater in de tunnels
kwam en dat water liep daarna kopervervuild in de rivieren en in de Howe Sound.
Hoewel dit een natuurlijke vervuiling was, was de impact op het milieu
aanzienlijk, alle maritiem leven verdween. Sinds 2005 staat er een waterzuiveringsinstallatie
en vorig jaar werd voor de 1e keer terug een walvis in de Sound
gesignaleerd. Zal toch ne verdwaalde geweest zijn, denk ik.
Volgende stop
zijn de Shannon Falls, de 3e hoogste watervallen van British
Colombia, nl 335m. Er dondert inderdaad veel water naar beneden, maar om de Iguazu
Falls te evenaren moeten ze toch nog wat groeien.
We willen
overnachten in Alice Lake. De campground werd heel lyrisch omschreven. Dat
merken we als we toekomen, er staan nog 4 autos voor ons aan de receptie aan
te schuiven. Als het eindelijk aan ons is, krijgen we het verdict te horen,
camping vol. We kunnen het nauwelijks geloven. Nog volledig buiten het seizoen.
Dat belooft voor de komende weken. Er is blijkbaar wel één of ander
bike-evenement dit weekend dus dat verklaart het lokale enthousiasme misschien.
Even overleggen wat we gaan doen, en uiteindelijk beslissen we dan maar ineens
door te rijden tot Whistler. Zo winnen we een dag. Daar is wel plek. Die
camping is heel wat minder lyrisch, maar een uitzicht hebben we wel.
Vandaag gaat de
Peak-to-Peak kabelbaan open. Dat wisten we en t is dan ook niet helemaal
toevallig dat wij hier vandaag staan. Die baan brengt je tot op de hoogste
toppen en van daaruit kan je dan een paar wandelingen doen. Tenzij het te vroeg
op het jaar is. Zoals nu dus. Eind april hebben ze nog redelijk wat sneeuw te
slikken gehad en de paden zijn niet open. Skiën kan je hier nog wel, hmmm
klinkt verleidelijk, al was het maar om de opscheppende wintersporters in de kroeg
hun mond te kunnen snoeren met: Ja, wij gaan altijd in Whistler skiën, in
Canada. We laten het toch maar zo. Enige andere alternatief, de Valley Trail.
Een aangelegd pad waarmee je in zon 4u de vallei van Whistler doorkruist. Ok,
we moeten het pad delen met mountainbikers maar die fietsen zoals de autos
rijden op de baan. Traag. Een gemiddelde Belgische wielertoerist wordt hier
ongetwijfeld van het parcours geplukt wegens overdreven snelheid of onsympathiek
rijgedrag. Als we een foto willen nemen van het landschap, gaan alle fietsers
in de remmen. Stel je voor dat ze door de foto rijden. Geweldig. Tegen de
middag begint het te regenen, spijtig van de mooie uitzichten. We lunchen in
het clubhuis van de golfvereniging.
Als de
wandeling op is, stopt het ook met regenen. We lopen nog wat in Whistler zelf
rond. Vreemde stad. Voelt heel artificieel, een beetje pretparkachtig aan. Ze
zijn zeer trots op het feit dat ze in 2010 de Olympische Winterspelen mochten
hosten. Het feit dat er toen geen sneeuw lag, 10° was, en bijgevolg quasi
iedereen hier zijne nek brak, maakte het meteen ook de meest ludieke
winterspelen ooit. Dubbel aantal kandidaten voor de aansluitende Paralympics.
Voor de rest is het een aaneenschakeling van pleintjes met cafés, restaurants
en boetieks. Aan de liften zien we pas echt hoe het hier tegelijkertijd nog
winter en al zomer is. We zien mensen in volledige snowboarduitrusting van de
lift komen tezamen met rafters. Op de terrasjes zitten mensen in korte broek en
T-shirt. Dat beeld wordt dan nog aangevuld met honderden modderige
mountainbikers. Strange it is.
Normaal gingen
we vandaag nog een stuk van de Fraser Canyon bezichtigen. De wolken hangen
echter tot onder onze voeten en ze voorspellen heel de dag regen. Dan kunnen we
er beter een rij-dag van maken. Snel even op de kaart kijken, dat worden 450km
tot in Clearwater. En van daaruit morgen dan ineens door naar Jasper National
Park.
Al snel komen
we in de aangekondigde regen terecht. Wat eerst nog een gezapig buitje is, gaat
daarna over in heuse wolkbreuken met hagelbuien en onweer. Bij momenten
moeilijk rijden, zelfs door de sneeuw gereden, niet gedacht. Het is dan ook al
laat als we in Clearwater aankomen. Nog net op tijd voor het sluiten van de
supermarkt.
Op de camping
groet iemand ons. We menen hem ook te herkennen maar kunnen het niet plaatsen.
Heel de avond hoofd erover gebroken. We gaan zelfs terug tot in Zuid-Amerika
maar dat lijkt ons wel heel onwaarschijnlijk. We kunnen het ook gewoon gaan
vragen natuurlijk, maar stel dat we het ons maar inbeelden?
Als we de
internet opengooien en het weerbericht bekijken, lezen we onheilspellende
berichten over de regio waar we nu zitten. Moet dit nog komen of hebben we dit
vanmiddag al over ons gehad? Chance dat we niet met de tent zijn, zeggen we.