Tegen dat de
laatste feestneuzen naar huis gaan, zijn wij al terug wakker. We ontbijten en
zoeven even naar boven in de Vancouver Lookout Tower. Vanop een goeie 170m
hoogte kan je de hele stad overkijken. Er wordt wat uitleg gegeven bij de
uitzichtspunten. Hier komen we voor t eerst België tegen, als referentie, als
zijnde nóg kleiner dan Vancouver Island. Leuk.
Voor de rest moeten
er nog wat dingen geregeld worden, dus veel tijd voor sightseeing hebben we
niet.
Taak 1, lokale
GSM-kaart. De eerste poging mislukt. Onze GSM blijkt niet compatibel met de
geleverde Sim-kaart. Op die 4 maanden nog niet meegemaakt. Heel de aankoop
wordt geannuleerd en we beginnen terug van 0. Uiteindelijk vinden ze een
operator die wel werkt, maar enkel met 2G. Ook al heb je een unlocked GSM, in
Canada zorgt dat dus nog voor problemen. Dat wordt boeiend, dat surfen. Ze
proberen ons nog een lokale GSM te verkopen maar dat vinden we te zot. Traag
gaat ook. Eens in de outback is er toch geen verbinding meer.
Taak 2, een GPS,
en liefst een nieuw model zodat we die thuis verder kunnen gebruiken. Eén huren
zou 8 USD/dag kosten en we zijn hier ongeveer 70 dagen reken maar uit. Mike
had zijn huiswerk goed gedaan en wist perfect welk Garmin-model hij wilde, met
GSM-verbinding via Bluetooth, alle National Parks en Campings Alleen, geen
enkele winkel blijkt nieuwe modellen te hebben. Dus ook hier zit er niets
anders op dan tevreden te zijn met wat voorhanden is. Het zal wel voldoen, we
kopen dan wel een papieren campinggids.
Tegen dat dit
allemaal achter de rug is, is het al ver in de namiddag. Nog net wat tijd om
langs het water te slenteren en naar de gigantische cruiseschepen te kijken die
aangemeerd liggen. Morgen moeten we onze camper al ophalen. Maar we hebben,
voor we naar Toronto gaan, nog een paar dagen extra hier. Kunnen we dan de rest
van de stad bekijken.
Onze eerste
indruk na een dag Canada? We gaan dat hier wel gewoon geraken. Wat zouden de
huizen hier kosten?
Om 8u moeten we
bellen naar Canadream om het effectieve ophaaluur van onze camper af te
spreken. Ons plan om zo vroeg mogelijk een afspraak te krijgen valt in duigen,
velen zijn ons voor. Pas om 15u zullen we opgehaald worden aan het hotel. Vanavond
nog op Vancouver Island geraken zal een uitdaging worden. Niet getreurd, dat
geeft ons nog ruimschoots de kans om te doen wat alle Vancouvrianen doen op
zondag naar Stanley Park gaan. Volgens eigen zeggen groter dan Central Park in
NY. We volgen het aangelegde wandel-, fiets-, skate- en looppad langs het water
en bezoeken het Vancouver Aquarium. Volgens eigen zeggen het achtste grootste
aquarium van de wereld. Vancouver heeft ook één van de 40 beste universiteiten
ter wereld. Een klein minderwaardigheidscomplex misschien? Ze houden hier nogal
van vergelijkingen. Een groot Aquarium vinden we altijd wel de moeite, maar deze
keer lopen we rond met een dubbel gevoel, met andere ogen. Die zeeleeuwen, die
zien er helemaal anders uit dan op de Galapagos, en nog niet half zo speels en
vrolijk. De pinguïns staan op een rijtje doodstil te wachten aan een glazen
deur, tot het voedertijd is. De belugas zwemmen duizelig in hetzelfde rondje.
Eéntje van de twee is hier geboren, 20 jaar geleden Beetje te veel zeedieren
in het echt gezien vrezen we. We troosten ons met de gedachte dat vele van deze
dieren gewond zijn opgepikt en in de natuur geen schijn van kans op overleven
maakten.
Tegen dat we
terug aan ons hotel zijn, staat onze taxi al op ons te wachten. Hop naar
Canadream. Spannend, welke camper gaat de onze zijn? Remember, we boekten een
Run-off fleet-wagen, dus kan mini, midi of maxi zijn. Het verkeer wil echter
niet mee, na een half uur rijden komen we in een gigantische file terecht. Het
is bijna half 6 als we uiteindelijk aan de camperverhuur zijn. Vancouver Island
halen wordt nu helemaal een uitdaging.
We hebben de
midi-versie-camper. Als we hem zien staan zijn we precies al blij dat het niet
de maxi is. Wat een kolos. Het contract wordt gefinaliseerd, enkel de waarborg
en wat kleine extras moeten nog betaald worden. Ik haal mijn speciaal hiervoor
vrijgehouden Golden MasterCard boven, die ook ineens de verzekering dekt. Gaat
niet, zegt de man, want uw kaart heeft geen nummers in reliëf en is daardoor
geen echte creditcard maar een pre-paid card. Ook al houd ik vol dat het een
valide credit kaart is, ze buigen niet, ze kunnen de kaart niet aanvaarden. Dat
moet gescratched worden op de oude manier en zonder reliëf gaat dat niet.
Zucht, dan maar hopen dat één van onze andere kaarten nog voldoende ruimte
heeft.
En dan begint
de zever. Als de betaling uiteindelijk uitgevoerd moet worden, geeft de machine
telkens aan dat de transactie niet goedgekeurd kan worden. Wat we ook proberen,
MasterCard, Visa, Argenta, KBC , ander machientje, geen enkele van ons arsenaal
credit cards gaat erdoor. We halen zelfs al onze debetkaarten boven, noppes. We
zijn zeker dat het probleem niet bij ons ligt. Zij blijven beweren van wel.
Kaarten gehacked, limiet overschreden, noem maar op. Op alle kaarten tegelijk
of wat? As if. Als we dan uiteindelijk voorstellen om de waarborg cash te
betalen, wordt dat bedrag ineens verdubbeld. Ja zeg, denk even mee, zoveel
kunnen we cash in één ruk niet afhalen. Tja, zegt de bazin van het kantoor,
door ons gemakshalve ondertussen omgedoopt tot big blond bimbo bitch, dan zit
er niets anders op dan dat jullie een hotel zoeken, vannacht naar jullie bank
bellen om te horen wat het probleem is, en dan proberen we morgen weer. Maar
die camper gaat hier niet buiten zonder betaling van de waarborg. Als ik
suggereer dat zij misschien eens bij haar bank kan horen waarom geen enkele van
onze kaarten aanvaard worden, negeert ze mij straal. Haar naam alle eer
aandoende.
We zijn zo goed
als over ons kookpunt heen. We begrijpen er niets van. 4 Maand lang reizen we
door Zuid-Amerika, en buiten wat issues met cash geld afhalen konden we altijd
alles betalen. En in Canada? Forget it. Het bedrag is zelfs niet eens zo groot.
Moedeloos worden we ervan. En meedenken doen ze aan de andere kant van de toog
voor geen meter. Stel dat dit echt niet lukt, alles is wel betaald, ook voor
Toronto (bij dezelfde firma). We zien heel onze Canada-reis al in duigen
vallen.
Eén van de
medewerkers komt zich moeien en stelt voor om de gegevens van de credit card
manueel op het toestel in te geven, zonder de kaart in het toestel te steken en
zonder pin. Ik kijk al niet meer mee, wil het niet weten. En dan, gaat de
betaling er wel door. Alles wordt afgehandeld en we krijgen onze camper mee.
Danig opgelucht zijn we, maar tegelijkertijd nog altijd boos op BBBB die de schuld
schaamteloos in onze schoenen probeerde te schuiven, en omdat we nog altijd
geen idee hebben wat het probleem veroorzaakt heeft.
En zo zijn we
eindelijk en route in BBC, Beautiful British Colombia volgens alle nummerplaten. Al zal dat beautiful voor morgen
zijn, het is ondertussen bijna donker. Het is voor Mike zoeken naar zijn plaats
op de baan, de camper is breed en log. Maar dat komt wel. We kunnen gelukkig
nog net mee met de ferry naar Vancouver Island. Aan boord eten we ineens,
winkelen is er niet meer van gekomen. Als we van boord rijden, bel ik naar de
camping die we in gedachten hadden, kwestie van zeker te zijn dat we daar
terecht kunnen. In het donker staan we even te knoeien met de aansluitingen van
elektriciteit en water die we niet kennen, maar we krijgen de boel toch vlot geïnstalleerd.
De uitpak zal voor morgen zijn, nog net de energie om het bed op te dekken en
erin te kruipen. We vallen int slaap bij het concert van een hoop enthousiaste
kikkers.
Eerste taak,
naar de supermarkt. Een paar uur en een volle winkelkar later keren we terug
naar onze camping en kunnen we eindelijk ontbijten. Dat smaakt. De rest van de
dag blijven we hier, rugzakken uitpakken en proberen alles een logische plaats te
geven in ons rijdend huis voor de komende 5 weken. Verbazingwekkend hoe
uiteindelijk alles toch weggestopt geraakt. De camping is aangenaam om te staan
en rustig. Buiten een paar permanente bewoners is er niemand. De ligging is centraal
voor de regio, dus we besluiten hier een paar nachten te blijven.
Hier is het nu
ook lente en vergelijkbaar weer als in België. Vooral s avonds koelt het wel heel
hard af, buiten eten of bbqen zal er niet direct inzitten. Even aanpassen.
Boven de stad Victoria
liggen de Butchart Gardens, ongeveer attractie n° 1 in de regio. De GPS leidt
ons via een klein baantje door een natuurgebied tot ginder. Het is af en toe
een uitdaging met onze camperbus, maar mooi om te zien, regelmatig staan er
herten langs de kant van de weg te grazen. Als we stoppen om de camera boven te
halen lopen ze weg. Duidelijk geen vrees maar wel cameraschuw.
De Butchart
Gardens zijn veruit de mooiste aangelegde tuinen die we in ons leven al gezien
hebben. En we hebben er her en der al wel wat bezocht. Ene dame Butchart is in
1903 begonnen met het aanleggen van de tuinen in een oude kalksteengroeve. Haar
kinderen, kleinkinderen enzovoort hebben het werk altijd verdergezet. Het
resultaat is verbluffend. Stukken van de groeve zijn behouden, nu dan wel
begroeid met planten en struiken. Het bulkt van de kleuren. De tulpen zijn net
uitgebloemd maar er is keuze genoeg aan andere kleurrijke planten. De fonteinen
lijken een hele balletchoreografie uit te voeren. Dit wordt echt met passie
onderhouden, en met veel volk. En het trekt ook veel volk. Tegen dat wij rond
zijn, staat de parking vol met bussen. En dan is het nog maar een gewone
weekdag.
Na de tuinen
rijden we door naar de stad Victoria. Een combinatie van moderne wolkenkrabbers
en oude victoriaanse gebouwen. De stad straalt een serene rust uit, zeer
laissez faire, al kan dat evengoed nog altijd een restant van de Peru-ervaring
zijn die maakt dat alle gewone steden ons zo doen aanvoelen, neéee. Met
watertaxis kan je je snel verplaatsen. We hebben er niet echt één nodig maar
we kunnen het niet laten om het toch even te proberen, ze zien er zo schattig
uit.
In een
boekenwinkel vinden we nog een campinggids. Broodnodig want, raar maar waar, op
de internetverbinding kan je hier niet vertrouwen. Als ik wil betalen, zegt het
toestel dat mijn pincode verkeerd is. Als ik dezelfde melding krijg bij de 2e
poging, stop ik. Ben er anders zeker van dat het juist is. Mike probeert met
zijn kaart, zelfde melding. De dame achter de kassa zegt, geen probleem, de
machine kan jullie pincode niet lezen, gebeurt wel meer met buitenlandse
kaarten. En ze geeft alles manueel in op het toestel. Klinkt bekend? Bij ons
ook. Nu snappen we wat er bij Canadream foutliep. Alleen gaf hun toestel niet
de correcte foutmelding. Ok, weeral bijgeleerd. Maar toch straf dat het niet
daagde bij BBBB.
Dringend wat
blog bijwerken, koken en filmpje zien.
Zo noemen ze de
streek hier toch in de Cowichan Valley. Dé streek voor de Canadese wijn. Hier
vriest het nooit, warm wordt het hier ook niet. Maar anticiperend op een snelle
global warming hebben ze hier alvast wineries gestart. En daar zijn ze heel
fier op en ze willen die aan de ganse wereld laten proeven. Er is een tasting
loop die 12 wineries aandoet. 12 Lijkt ons wat veel, we kiezen 5 beloftevolle kandidaten
uit.
We starten met
de verste, een kleine 50km verder. Al snel leren we dat je hier geen full bodied
rode wijn moet gaan zoeken, logisch, te koud, te weinig suiker en bijgevolg
weinig alcohol en dus lichte wijnen, vaak van druivensoorten die ook goed
gedijen in Duitsland. Elke rode wijn die je hier drinkt kan perfect met vis
gecombineerd worden, tegen een bbq houden ze geen stand.
De eerste twee
wijnhuizen, Averill Creek & Vigneti Zanatta zijn ok als je liefhebber bent
van verfrissende pinot gris of gewurtztrauminer. De trend lijkt gezet. Maar het
derde wijnhuis verbaast: Blue Grouse winery, noteer die, allemaal excellente wijnen
ver boven het gemiddelde! Merlot blijkt hier een moeilijke te zijn. Niet omwille
van het klimaat maar de fauna doet moeilijk. De merlotdruif is nu éénmaal de lievelingsdruif
van de zwarte beer. En die houd je zomaar niet even weg van zijn lievelingsgerecht.
Alle wineries zijn dan ook volledig omheind. 1 Constante, ze zijn allemaal
gelegen op fantastische locaties met weids uitzicht op het landschap. Netjes.
Verder hebben
we nog een tasting in een etablissement dat voornamelijk ciders maakt, niet
iets waar in België een grote markt voor is. Een destilaat van peren, met extra
perenolie, dit gaat nog even nazinderen, zo bitter, ik vraag of dit voor
consumptie is of gewoon om olievlekken van je oprit te verwijderen. Ze kunnen er
gelukkig zelf mee lachen.
Bij de laatste
tasting krijgen we dezelfde reeks wijnen voorgeschoteld, maar ook een port, ofwel
een port-style, gemaakt van blueberries. Lekker, al proeft het bij mij nog steeds
een beetje naar bitterpeer.
Terug naar ons fris
stukje bos. Onderweg dondert onze toaster uit zijn opbergplaats. Gelukkig
hadden we al colle-tout gekocht, na een beetje puzzelen ziet hij er terug heel
uit. Hij toast wel enkel nog maar één kant van het brood.
Naar het eerste nationale park: Pacific Rim, Tofino
We hebben een
reservatie op een parel van een camping, Crystal Cove Beach Resort, aan de oever
van de Pacific zoals de naam al laat vermoeden. 300km noordwest, ofwel 5h rijden. De eerste langere
trip met ons huis. De wegen zijn goed breed en de snelheid beperkt tot 80 of
soms 90 km per uur. Door het feit dat we hoger zitten in onze camper lijkt dat
nog trager. Maar dat maakt niet uit, we zijn niet gehaast en de omgeving gaat
van mooi tot knap naar uitzonderlijk. Dardenne int groot. Alle tinten groen
passeren de revue. Vaak rijden we alleen, niemand voor ons, achter ons, wetende
dat dit de enige weg is in de ruime omgeving, apart. Onze grootste angst, dat
we niet meer onder de indruk zouden raken van Canadas natuurschoon wegens overload,
wordt met deze rit onmiddellijk de kop ingedrukt. Wat een prachtig land is dit.
We bevoorraden
ons in het laatste grote dorp, zon 120 km voor Tofino. De supermarkt is een
halve Ikea. We laten ons dan ook verleiden en schaffen nog een aantal extras
aan om ons rijdend huis wat gezelliger te maken. Tafelkleedje, mini-bbq .
Dan recht tot
aan het Pacific Rim National Park, we melden ons aan bij de Visitor Centre, uit
de lokale groenliefhebber persen we enkele wandelkaarten en kopen een Annual Park
pas die ons gedurende een jaar toegang verschaft tot alle National Parks van
Canada. Dat gaan we kunnen gebruiken.
Nu nog even verder
tot aan de Cove. Al kunnen we het niet laten om al even te stoppen om twee
boardwalks door het regenwoud te doen. Regenwoud zegt u? Jawel, van het
gematigde type hier. Tropisch is het hier niet. We halen geen 15°, alle onze warme
kledij hebben we aan en dat volstaat net, als je blijft bewegen. Als we ons
aanmelden op de camping zien we al dat het hier enorm netjes is. Enkele leuke
verassingen, gratis DVDs, gezelschapspelen, hout om te stoken op je perceel,
druppelinternet en koffie s morgens. Nice, kunnen we een extra nachtje
blijven? Ondertussen komt de zon erdoor en aperitieven we op het strand, in de
verte springen migrerende kolossen uit het water maar zover reikt mijn zoom
niet. Misschien zien we ze nog wel van dichterbij de volgende dagen.
Eens terug aan
onze RV spot wordt het snel frisser. We stoken onze truckersvelg warm en roderen
onze splinternieuwe bbq met een stukje lokale trots, de zalm.
Vandaag
spenderen we een hele dag aan rondwandelen in het Pacific Rim Park. De
vegetatie blijft verbazen, de variatie is enorm. Veel planten lijken nooit
daglicht te zien, onthouden voor in onze schaduwrijke tuin. We zijn bijna de
enigen die de paden bewandelen, we komen maar 1 tegenligger tegen. Zalige rust.
Overal hangen
waarschuwingsborden, t is niet gemakkelijk om alles te onthouden. De zwarte
beer mag je niet in de ogen kijken en moet je voornamelijk met rust laten. Dan
doet hij hopelijk hetzelfde met jou. De cougar (Canadese poema) moet je dan net
zeer vermanend in de ogen kijken en ervoor zorgen dat hij meer schrik heeft van
jou dan andersom. Dát kunnen we, de jarenlange training op vervelende
supermarktkindjes lijkt eindelijk nut te hebben. Een wolf moet je op zijn neus
slaan of in zijn ogen prikken. Ik zie het mij al doen... En regel nummer 1,
lawaai maken, zorgen dat je ze niet verrast. Als de vegetatie dikker wordt,
voel ik mij toch niet meer zo op mijn gemak. Voor en achter mij enkel het
paadje dat we bewandelen, links en rechts dichte begroeiing. Ik loer overal
tussen de bomen door. Voorlopig spotten we niks. Ik kuch en hoest mijn keel
rauw in de hoop voldoende lawaai te maken, tot ergernis van mijn partner die de
paadjes afsluipt om wildlife te spotten. We geraken niet dichter dan hoopjes
berekak van de zwarte beer, vraag me niet waarom ik dit weet, en wat losgewroete
planten. Bij deze is het bewijs wel geleverd op de legendarische vraag waar de
beren schijten.
Eén van de
paden brengt ons helemaal tot op een verlaten strand. Vol met reusachtige
rotsblokken. Wie op zoek is naar een beetje me-time, dat kan hier. Alleen en met
hopen aangespoelde schaaldieren. Laat dat nu net het lievelingsgerecht zijn van
de zwarte beer. We hebben niet echt een goed zicht en ik verwacht achter elke
rots oog in oog te staan met zon kolos. Maar nee, ze laten zich niet zien. Op
de terugweg horen we andere wandelaars aankomen. Zij maken echt lawaai, met
fluitje en handengeklap. Zou dat echt nodig zijn? Lijkt me toch wat overdreven.
Als het gevaar zo groot was, zouden ze geen paadjes aanleggen voor de toeristen
lijkt me.
We eindigen de
dag met een lange strandwandeling op Long Beach. Een strand dat exact benoemd
is. Dapper, die surfers, dat water moet ijskoud zijn. Het is buiten maar 13°. Spijtig
dat de zon zich niet laat zien, maar het heeft wel iets mytisch met die mist en
laaghangende wolken. Maar we geraken stillekesaan onderkoeld van heel de dag
buiten te zijn.
Gezien de
berenjacht niets heeft opgedracht, bakken we onze supermarktsatés op de BBQ. Ondertussen
blijft er maar volk toekomen op de camping. Het is May long weekend, maandag de
18e is Victoria Day, feestdag. Onze camping is fully booked. Een
dame komt toe en roept luid: Finally, some fresh air! Nu heb ik geen flauw benul
waar zij net vandaan komt, maar ik kan me niet voorstellen dat er in Canada zoveel
plekken zonder fresh air te vinden zijn.
Na het eten
naar binnen, verdorie, dat is hier toch koud zenne, zelfs met een houtvuur.
We moeten
vandaag van plaats veranderen op onze campsite. Maakt niet uit, met een camper
stelt dat niet veel voor. Tegen 11u moeten we onze huidige plek verlaten, zodat
die gekuist kan worden (ze rijven die steentjes terug mooi in een zijstreep en
komen je as opruimen, zot hoor). Wij rijden naar het stadje Tofino, beetje
verderop. Hoe charmant is dat. Volledig gericht op alle mogelijke
wateractiviteiten en visvangst. De ene oesterbar naast de andere. Er loopt veel
volk rond maar het is tegelijkertijd heel rustig. Massas souvenirwinkeltjes,
restaurants, campingwinkels, heel uitnodigend allemaal. Als we uitgewandeld
zijn, willen we nog verse schelpen kopen voor vanavond. Niet slim natuurlijk op
dit uur, alles is uitverkocht. Volgende keer beter.
Het is
uiteindelijk al bijna 18u als we terugkeren naar onze camping.
De vuren worden
ontstoken en het eten klaargerookt. Lets call it a day, morgen moven we.
Even een
dilemma of we gaan voor een campsite in het natuurpark of in het kuststadje
gezien we de komende weken voornamelijk park zullen zien en weinig kust, kiezen
we als volgende bestemming Cambell River, een vissersdorp in het Noorden van
Vancouver-Island. De GPS wordt ingesteld en weg zijn we, richting volgende
camping. De rit verloopt rustig en op t gemak. Maximum toegelaten snelheid is
nog niet hoger dan 80 km/u geweest. Hoewel we maar 250 km moeten overbruggen,
is de dag weer snel voorbij. Als ze hier schrijven: ligt op minuten rijden van
stad x, wil dat zeggen dat je er net geen uur over doet. Minuten zijn hier
gewoon langer dan wij gewend zijn. Ze krijgen er nooit 60 in één uur, bestaat
niet, jamais.
De camping die
we voor ogen hadden, wordt onmiddellijk afgeschreven. We zijn niet helemaal naar
Canada afgezakt om op een campground te staan die het charisma van een
GB-parking niet kan evenaren. Allemaal op elkaar geduwd in een rijtje, trekt op
niks. Dat ziet ge natuurlijk niet in een campinggids. Onze volgende optie ligt
20 km noorderlijker. Tegen dat we daar aankomen is de receptie gesloten. Er is
een soort van self service check-in voorzien, maar er zijn nog maar 2 plaatsen
vrij en het is ons niet helemaal duidelijk waar die zich bevinden. Daarenboven
vragen ze veel voor een site zonder elektriciteit, water etc. Dorie. Weer de
auto in, een uur rijden tot we terug ten zuiden van Cambell River zijn. Ook een
manier om de regio te zien. De opties beginnen te slinken, de brandstof ook,
zuipen dat die camper doet. Om die te kunnen voltanken moet je de motor
stilleggen.
Uiteindelijk
kunnen we terecht op Salmon Point Park, zij hebben nog 2 plaatsen. Zeker voor
zon kleine camper als de onze, zegt de receptioniste. Klein?... klein? wie is hier klein? (Dixit
Obelix.) Als we ons installeren,
begrijpen we haar idee van kleine camper.
Hier staan rijdende huizen die groter zijn dan onze rijhuizen, 40-50ft
lang, over de uitklapbare delen zullen we maar zwijgen. We zetten ons in de
schaduw van zon plooibare flat.
Onze plek is
fantastisch gelegen, met zicht op het water en de besneeuwde bergtoppen aan de
overkant. We doen nog een avondwandeling langs het water om de dag af te
sluiten. Hier blijven we wonen
Vandaag is het nationale
feestdag, Victoria Day, ter ere van de Britse koningin Victoria. Speciaal voor
haar is de zon van de partij. Zalig, na een week donkere wolken en kou lijden
is het genieten van ons ontbijt in de warme lentezon. We besluiten dan ook om
niet op uitstap te gaan, het is hier zo rustig en het weer is zo aangenaam, het
zou zonde zijn om opnieuw een paar uur in de auto te gaan zitten.
Dus op deze
feestdag lezen we wat in onze reisgidsen, slenteren over de camping, gaan
lunchen in een nabijgelegen restaurant. Daar zijn we niet de enigen, het is
aanschuiven voor een tafel buiten met oceanview. Maar we hebben tijd, we moeten
nergens zijn. En voor de rest kijken we naar het opkomende tij van het
zeewater. In de late namiddag testen we de hot tub van de camping terwijl ons
stoofvlees staat te pruttelen. Zalig, net vakantie.
We profiteren
van de snelle internet om wat bij te babbelen met thuis en dan naar de
supermegastore voor fuel en proviand voor de volgende dagen. Hier hebben ze
alles in supermegahoeveelheden. Niet ideaal voor onze kleine camper. De
promo-kippenvleugels zijn voldoende om ons de komende 4 weken te voorzien. Ik
beslis het voorgerecht dan maar zelf te gaan jagen in de natuur. Ik stop aan
Oyster Bay, het is laag water en ik stroop mijn broek op. Hoe moeilijk kan het hiér
zijn om enkele Zeeuwse Creuses te strikken? Maar het zit me niet mee, iemand is
me voor geweest, of het is niet den tijd vant jaar, of de baai is verkeerd
benoemd. Wel vind ik supermegascallops van meer dan 10 cm groot. Hier heb je er
maar twee van nodig in een pasta vongolé bedenk ik. Ik geraak niet verder dan
enkele koesterschelpen voor Ruth. Twee keer raden wat ze daar mee mag doen.
Het is nog
steeds bijzonder mooi weer en we besluiten terug naar onze camping te gaan en
daar wat te gaan genieten van de zon, de rust en van de baggerwerken in het
bijhorende haventje. We eten fusion: guacamole, Peruaanse versie, scampi met
look en scallops (st jacobsvruchten) in eigen schelp met curry, gerookt op een
cederhouten plankske bijgestaan met een slaatje. t Was meer een experiment dat
we niet gaan herhalen, scallops zijn te fragiel van smaak om te roken.
We kapen nog een
film uit cyberspace maar we slagen er weeral niet in om die volledig uit te
zien. Zo kennen we ondertussen al heel wat intros maar geen idee of het een
happy end heeft. Dat is helemaal niet erg.
Vandaag
verlaten we Vancouver Island. Eigenlijk willen we dat doen via een ferry die
vanuit Port Hardy, het noordelijkste punt van V.I., in 12 uren scenic boottocht
naar Price Rupert vaart, veel noordelijker in British Colombia. Gaat niet, die
service wordt pas gestart half juni.
Dan steken we
hier maar lokaal over naar de Sunshine Coast want we willen niet op onze
stappen terugkeren. Van daaruit nog 2 ferrys en we zijn terug op mainland. 3 in totaal dus. Twee
verbinding plannen we voor vandaag. De eerste is een overtocht van 1,5 uur van
Little River naar Powell River. Dan een half uurtje rijden naar Saltery Bay
voor de volgende ferry. Maar we moeten ons niet haasten, de aansluitingen zijn
niet optimaal en onze volgende ferry gaat pas binnen 4 uur. We stoppen aan een
Provincial Park nabij Saltery Bay wat evengoed een Provincial parking lot had
kunnen zijn, meer parking dan park dus, maar wel mooi gelegen. Het is hier dan
ook niet eenvoudig om een echt lelijke locatie te vinden.
Handig toch,
zon camper. Uit de diepvries toveren we een overschot stoofvlees en die eten
we smakelijk op met zicht op het meer. Ik speel wat met de lego tot ik het beu
ben (no questions asked) en ga dan pootje baden. Is me dat schrikken, vanaf dat
ik de rotsen verlaat en in het zand wil stappen zak ik gemakkelijk tot aan mijn
knieën in het slib. Ik heb alle moeite om mezelf en voornamelijk mijn sandalen
aan de oppervlakte te krijgen. Volgens de borden is dit trouwens een badplaats.
In ieder geval, als ge hier uw kroost loslaat om te zwemmen is de kans reëel
dat ze in de problemen komen (en dat is zachter uitgedrukt dan ik aanvankelijk
wou schrijven).
Het is tijd,
naar ferry 2, Saltery Bay naar Earls Cove, ik kan me niet inbeelden dat iemand
baat heeft met de juiste locaties, maar t is voor het nageslacht. We hebben de
wind mee en dat maakt dat het nog warmer lijkt, bakken en braden op het dek. Na
50 minuten meren we terug aan en dan is het nog minder dan een uur tot aan de
volgende overnachtingplaats. Een Provincial camping. Deze zouden over het
algemeen mooier zijn met grotere plaatsen dan de commerciële. Dat komt omdat de
staat de grond niet moet kopen natuurlijk. Minder voorzieningen, dat ook wel,
maar we kunnen wel enkele dagen verder
op reserves van de camper, denken we.
De camping is
inderdaad groot, we hebben ¼ voetbalveld voor onze bescheiden camper. Midden in
de bossen. Geen water of elektriciteit op deze plaats, niet erg, de tank en de
batterijen zijn vol. We zien voorlopig niemand. Volgens het welkombord mogen we
gewoon een vrije plaats kiezen. Die zijn er in overvloed, keuze genoeg. Hier
gaan we twee nachten proberen te blijven, we zullen de ranger later of morgen
wel ontmoeten. Wat een rust, getsjilp van vogels en getok van spechten.
Het
uitbundige gekwetter van de vroege vogels kondigt weer een fantastische
lentedag aan. We beginnen met een early bird strandwandeling want net nu zijn alle beren op het strand aan
het ontbijten, volgens de kenners. Niks beer, maar we krijgen wel een heel team
Canadese ganzen te zien, mét kroost. Mooie grote vogels, maar niet te
onderschatten. Die beesten zijn in staat Boeings neer te halen boven de Hudson
River. Waarschijnlijk zaten ze ook in het 9/11 complot.
Na
het ontbijt rijden we met ons huis naar Smugglers Cove. Klinkt exotisch vinden
wij. Daar hebben ze naar goede gewoonte een paar trails, veel bos en veel water.
En dat zijn we, gelukkig, nog lang niet beu gezien. Het begin van de wandeling
brengt ons door een ondergelopen slagveld van dode bomen. We kunnen hier
ondertussen zonder moeite het werk van een familie overijverige bevers in
herkennen. Die beesten richten een regelrechte ravage aan. Zouden die, als ze
aan zon gust beginnen te knagen, nadenken over de richting waarin hij
uiteindelijk moet vallen? Aan de professioneel aangelegde dammen te zien zou je
geloven van wel.
Elk
uitzichtpunt is goed voor een nieuw wauw-gevoel en in onze verbeelding zien we
de smokkelboten vol met rum al aanmeren in de verborgen baaien. Die handel gaat
hier volgens ons nog onverminderd door, ideale locatie. Misschien kunnen we
hier wel een dealtje sluiten, ijdele hoop.
In de late
namiddag zijn we terug op onze camping en installeren we ons nog even op het
strand. Het is heerlijk in het zonnetje, net niet te warm. We nemen even de tijd
om een ruw plan voor de komende dagen op te stellen.
Morgen de
laatste ferry in de rij en dan gestaag richting Jasper, een echt National Park,
een klapper, een hoogvlieger, de parel van de Rockies. De verwachtingen zijn hooggespannen,
maar dat merkte je misschien al
Aan de
ferry-terminal blijkt dat we niet de enigen zijn die naar Vancouver willen
overzetten. Juist, het is vrijdag. Het is te hopen dat ze een grote boot sturen,
want langs de kant van de weg hingen overal pamfletten voor meer overzetvaarten
voor minder geld. We geraken toch vlot over en beginnen aan de scenic
Sea-to-Sky Highway die ons uiteindelijk tot in Whistler zal brengen. De route
kronkelt langs de steile kliffen van de Howe Sound, maar zoals steeds zijn de
banen voorzien op grotere voertuigen dan het onze, dus dat rijdt lekker vlot.
Eerste stop
onderweg is het Britannia Mine Museum. De Britannia Mine was op zijn hoogtepunt
één van de grootste koperleveranciers ter wereld. Hun gangenstelsel in de
Britannia Mountain is 210 km lang. Straf dat die berg er nog steeds staat. Met
een treintje kunnen we een bezoek aan een stuk van de gangen brengen en krijgen
daarbij een live demonstratie van de verschillende werktuigen die de miners
gebruikten. De enthousiaste gids probeert ons ook duidelijk te maken hoe in de
beginjaren van de mijn de verlichting werkte. Zijn truc heeft weinig effect
dankzij een paar overijverige Chinezen die dat persé willen filmen met hun
iPhone. Sinds 1974 is de mijn inactief, niet meer winstgevend. Later bleek
echter dat door de aanwezigheid van al de tunnels er teveel grondwater in de tunnels
kwam en dat water liep daarna kopervervuild in de rivieren en in de Howe Sound.
Hoewel dit een natuurlijke vervuiling was, was de impact op het milieu
aanzienlijk, alle maritiem leven verdween. Sinds 2005 staat er een waterzuiveringsinstallatie
en vorig jaar werd voor de 1e keer terug een walvis in de Sound
gesignaleerd. Zal toch ne verdwaalde geweest zijn, denk ik.
Volgende stop
zijn de Shannon Falls, de 3e hoogste watervallen van British
Colombia, nl 335m. Er dondert inderdaad veel water naar beneden, maar om de Iguazu
Falls te evenaren moeten ze toch nog wat groeien.
We willen
overnachten in Alice Lake. De campground werd heel lyrisch omschreven. Dat
merken we als we toekomen, er staan nog 4 autos voor ons aan de receptie aan
te schuiven. Als het eindelijk aan ons is, krijgen we het verdict te horen,
camping vol. We kunnen het nauwelijks geloven. Nog volledig buiten het seizoen.
Dat belooft voor de komende weken. Er is blijkbaar wel één of ander
bike-evenement dit weekend dus dat verklaart het lokale enthousiasme misschien.
Even overleggen wat we gaan doen, en uiteindelijk beslissen we dan maar ineens
door te rijden tot Whistler. Zo winnen we een dag. Daar is wel plek. Die
camping is heel wat minder lyrisch, maar een uitzicht hebben we wel.
Vandaag gaat de
Peak-to-Peak kabelbaan open. Dat wisten we en t is dan ook niet helemaal
toevallig dat wij hier vandaag staan. Die baan brengt je tot op de hoogste
toppen en van daaruit kan je dan een paar wandelingen doen. Tenzij het te vroeg
op het jaar is. Zoals nu dus. Eind april hebben ze nog redelijk wat sneeuw te
slikken gehad en de paden zijn niet open. Skiën kan je hier nog wel, hmmm
klinkt verleidelijk, al was het maar om de opscheppende wintersporters in de kroeg
hun mond te kunnen snoeren met: Ja, wij gaan altijd in Whistler skiën, in
Canada. We laten het toch maar zo. Enige andere alternatief, de Valley Trail.
Een aangelegd pad waarmee je in zon 4u de vallei van Whistler doorkruist. Ok,
we moeten het pad delen met mountainbikers maar die fietsen zoals de autos
rijden op de baan. Traag. Een gemiddelde Belgische wielertoerist wordt hier
ongetwijfeld van het parcours geplukt wegens overdreven snelheid of onsympathiek
rijgedrag. Als we een foto willen nemen van het landschap, gaan alle fietsers
in de remmen. Stel je voor dat ze door de foto rijden. Geweldig. Tegen de
middag begint het te regenen, spijtig van de mooie uitzichten. We lunchen in
het clubhuis van de golfvereniging.
Als de
wandeling op is, stopt het ook met regenen. We lopen nog wat in Whistler zelf
rond. Vreemde stad. Voelt heel artificieel, een beetje pretparkachtig aan. Ze
zijn zeer trots op het feit dat ze in 2010 de Olympische Winterspelen mochten
hosten. Het feit dat er toen geen sneeuw lag, 10° was, en bijgevolg quasi
iedereen hier zijne nek brak, maakte het meteen ook de meest ludieke
winterspelen ooit. Dubbel aantal kandidaten voor de aansluitende Paralympics.
Voor de rest is het een aaneenschakeling van pleintjes met cafés, restaurants
en boetieks. Aan de liften zien we pas echt hoe het hier tegelijkertijd nog
winter en al zomer is. We zien mensen in volledige snowboarduitrusting van de
lift komen tezamen met rafters. Op de terrasjes zitten mensen in korte broek en
T-shirt. Dat beeld wordt dan nog aangevuld met honderden modderige
mountainbikers. Strange it is.
Normaal gingen
we vandaag nog een stuk van de Fraser Canyon bezichtigen. De wolken hangen
echter tot onder onze voeten en ze voorspellen heel de dag regen. Dan kunnen we
er beter een rij-dag van maken. Snel even op de kaart kijken, dat worden 450km
tot in Clearwater. En van daaruit morgen dan ineens door naar Jasper National
Park.
Al snel komen
we in de aangekondigde regen terecht. Wat eerst nog een gezapig buitje is, gaat
daarna over in heuse wolkbreuken met hagelbuien en onweer. Bij momenten
moeilijk rijden, zelfs door de sneeuw gereden, niet gedacht. Het is dan ook al
laat als we in Clearwater aankomen. Nog net op tijd voor het sluiten van de
supermarkt.
Op de camping
groet iemand ons. We menen hem ook te herkennen maar kunnen het niet plaatsen.
Heel de avond hoofd erover gebroken. We gaan zelfs terug tot in Zuid-Amerika
maar dat lijkt ons wel heel onwaarschijnlijk. We kunnen het ook gewoon gaan
vragen natuurlijk, maar stel dat we het ons maar inbeelden?
Als we de
internet opengooien en het weerbericht bekijken, lezen we onheilspellende
berichten over de regio waar we nu zitten. Moet dit nog komen of hebben we dit
vanmiddag al over ons gehad? Chance dat we niet met de tent zijn, zeggen we.
De
onheilsberichten waren inderdaad voorbijgestreefd, er is niets spectaculairs
meer uit de lucht gevallen.
Na het ontbijt
houd ik het niet meer uit. We weten nog steeds niet wie die bekende is en als
hij straks wegrijdt, gaan we het nooit weten. Ik raap mijn alles bij elkaar en
stap erop af. Blijkt het toch wel de man te zijn die ons heeft bediend bij het
ophalen van onze camper in Vancouver zeker? Mike had al zon vermoeden maar het
leek raar omdat hij met een camper van de concurrentie op stap is. Komt erop
neer dat het een Duits koppel is dat voor een jaar in Canada woont/werkt. Ze
hebben allebei een job bij Canadream gevonden, maar hun tripje naar Jasper lag
al daarvoor vast en is dus bij de concurrentie geboekt. We krijgen van hem nog
een tip voor een camping vol wildlife in Jasper Park cadeau. Altijd mooi
meegenomen.
Blij dat we van
dat ei verlost zijn beginnen we aan deel 2 van de trip. Voorlopig zit alles nog
in de wolken maar er zijn ons opklaringen beloofd. En daar hopen we op, want
onze belangrijkste stop onderweg is het Visitor Center van Mount Robson met een
fantastisch uitzicht op deze klepper van 3954m. Na een goed uur rijden krijgen
we de eerste blikken op de Rocky Mountains voorgeschoteld. Ja man, knap is dat
hoor. Zelfs vanuit de auto is het de moeite om fotos van te nemen. De
weergoden zijn ons gunstig gezind en we zien Mount Robson al van ver liggen.
Nice.
Van daaruit is
het nog een klein uurtje en dan zijn we in Jasper. Dat ligt in Alberta, Wild
Rose Country, volgens hun nummerplaten. Wie het zich nog herinnert, de
Australiërs waren ook heel goed in het verzinnen van zon omschrijvingen. Mopje
van de Engelsen?? In elk geval, in Alberta is het een uur later, dus uurverschil
met België is nu 8u. We zullen de blog wel aanpassen.
Terwijl we
staan aan te schuiven voor een plek op onze camping (geen nood, hier zijn 781
plaatsen), hoor ik iemand in de auto naast ons nogal luid in het AA zeggen: As
die trut na es een beke zou wille veurtrijjen Ik steek mijn hoofd al lachend
buiten en die man zegt direct ja lap, nog Vlaminge, ik moet hieral oeplette
wak zeg. Gieren was het, in beide autos. Straks eens gaan zoeken op die 780
andere plekken waar zij zijn geland.
En de camping
is een pareltje. Weer midden in het dennenbos. Hier zullen we nog eens ne
spaghetti maken sé, zal ongetwijfeld beren aantrekken.
Ik ben nog aan
het snoozen als Ruth de camper terug komt binnengedraafd. De douches zijn kei
ver weg, minstens een kwartier wandelen, en er lopen mannen met een geweer rond
want vannacht heeft een grizzly een Elk kalf te grazen genomen. Ik ben nog te
slaapdronken om alles te kaderen. Meestal is het omgekeerd, het absurde van de
droom verdwijnt door de realiteit van het ontwaken, nu niet. Ah,ok, als ook ik
aan mijn douchetocht start, schrikt een Elk in de bosjes even hard van mij als
ik van hem. Een groot stuk van de camping is ondertussen afgezet met rood lint omdat
de grizzly daar vertoeft en ook ik zie de rangers met verdovingspistolen op
jacht. Hoog tijd voor mijn douche zodat ik echt wakker word.
We wouldnt
recommend it, theres still too much snow zegt de dame aan de kassa van de Jasper
tramway kabelbaan. OK, goede raad slaan we niet in de wind, we hebben trouwens
geen sneeuwkettingen of wandelstokken bij. Dan komen we wel met het bakje en
niet via het pad terug naar beneden. We worden met 17 in het doosje geperst,
volgens de borden is 30 het toegelaten maximum.
Dat is gelogen natuurlijk, hooguit hebben ze hier ooit eens 30 pygmeeën vacuüm
gestapeld om het tegendeel te kunnen bewijzen.
Eens boven
hebben we prachtige uitzichten, das ook voornamelijk de reden om tot boven te
komen, we klimmen nog een extra 200m tot we niet meer verder kunnen door de
sneeuw. We hebben dan wel bottinekes aan maar om fatsoenlijk een weg door de
sneeuw te banen heb je extra spullen nodig. We dalen terug tot aan het
bergstation, twijfelen nog even of we toch niet aan de afdaling te voet zouden
beginnen. Het verstand wint, we gaan met de baan terug.
Vastberaden dat
wandelstokken een meerwaarde zijn rijden we naar Jasper city, shoppen, lunchen,
toerist info. Out of the blue knalt nog een bui los, blij dat we niet aan een
nieuwe wandeling zijn begonnen. Zot hoe snel het weer hier kan omslaan, daarnet
was het zowaar te warm om nog aan een wandeling te beginnen, nu te koud.
Geshopt en de
voorraden aangevuld terug naar onze camping. Eens de bui over is besluiten we over
de camping te wandelen, We nemen alvast het plan van de camping mee zodat we
niet verloren lopen, niet lachen, er is een rondweg aangelegd die meer dan 2
mijl bedraagt. Al onze wandelingen hier worden steevast ingezet met het We-gaan-op-berenjacht
staplied. Als er nu één plaats in de wereld is waar je dit gerechtvaardigd mag
doen Ruth denkt er anders over. We nemen het oneindige douchepad tot aan het
officiële midden van de camping en wandelen dan verder tot aan het ander
uiteinde. We zien Elks in de speeltuin grazen, die zoeken de campings op om te
komen kalveren, meer mensen zijn minder roofdieren redeneren ze. We keren terug
via de rondweg tot we op zon 50 meter afstand een Grizzly de baan zien
oversteken. Fuck man, is me dat schrikken, op tv lijken die kleiner. Als we op
onze stappen willen terugkeren herinneren we ons het berenhandboek rule number
one: Niet weglopen! Ok, maar wat doen
we dan als de beer naar ons komt gelopen? Fotookes pakken? I dont think so. Soit,
wij zijn blijkbaar meer onder de indruk van hem dan de beer van ons, en hij
vervolgt zijn weg de camping op, op zoek naar een nieuw sappig kalf of camper.
Als deze titel je
helemaal niet aanspreekt dan stop je
best met deze blog te lezen. De Rockies zijn alleen maar meren en bergen en alles
daartussen.
Gezien de paden
boven 1200m allemaal nog besneeuwd zijn, zijn we genoodzaakt ons te beperken
tot de lagergelegen gebieden. Gelukkig is het aanbod aan wandelingen oneindig
en met de nodige creativiteit kan je zo ook een fatsoenlijke tocht aan elkaar
breien. We beginnen met een tour rond Beauvert Lake. Achter mij weerklinkt we
gaan op berenjacht tot in den treure toe. Het meer blijkt aan een Golf Resort
te liggen en het wandelpad is daar op voorzien. Ideale opwarmer. Als we
halverwege rond het meer zijn, lopen we tegen een afspanning aan. We mogen niet
verder, de elken zijn hier ook al aant kalveren. Jamaar mannen, zo wordt het
moeilijk hé, boven te veel sneeuw, beneden teveel beren of jonge elken. We
keren dan maar op onze stappen terug en gaan naar het volgende punt, Annette
Lake, bekend om de mooie blauwgroene wateren en de weerspiegeling van de
omringende bergen. Ook deze loop is rolstoeltoegankelijk. Hoewel na een goeie
200m wandelen zien we een man die zijn vrouw ondersteunt, zij bloedt nogal
serieus in het aangezicht. Aangevallen door een beer? Een moeder Elk? Het
antwoord wijst zichzelf uit als we wat lager halverwege de oever de rollator zien
liggen. Oei, bochtje gemist. We vragen of we een ambulance moeten bellen, is
niet nodig zegt de man. We helpen dan maar om de vrouw in de rollator te zetten
en duwen haar bloedend terug tot aan de auto. De vrouw is danig van haar melk,
en haar man ook.
De rest van de
wandeling verloopt zonder verdere incidenten. En inderdaad, het water is bij
momenten zo azuurblauw dat een mens zich zou kunnen vergissen en zweren dat hij
langs de Caribische kust wandelt. Zelfs de temperatuur gaat een eindje die richting
uit. Behalve als je een teen in het water steekt, das fris int kwadraat. Toch
is er een uitslover die zich aan zwemmen
waagt. Efkes.
De 3e
en laatste tocht is ook de meest uitdagende. Hier geen rolstoelen meer, maar
een fikse klim tot een uitzichtpunt. Het is een dichtbegroeid bos, ik bind mijn
berenbel rond. Na die ontmoeting van gisteren wandel ik niet meer op mijn
gemak. We komen 1 andere wandelaar tegen, die zegt dat hij verse grizzlypoop is
tegengekomen en dat we extra carefull moeten zijn. Of die man nu de spot aant
drijven is met mijn berenbel of het echt meent, geen idee. Ik zet de bel voor
de zekerheid maar een standje luider. Geen grizzly tegengekomen natuurlijk, tot
grote ergernis van Mike die opvallend ver uit mijn buurt blijft en elk zijpadje
insluipt. Volgens hem maak ik meer lawaai dan een doorsnee ijsroomkar, pfft, kan
die overdrijven.
Bovenaan het
uitzichtpunt geraken we aan de praat met een koppel Duitsers. Zij doen de
Rockies in de tegenovergestelde richting. Paar tips over en weer en gezien zij
ook voor een half jaar op tocht zijn, via Australië, NZ, Azië geeft dat stof
tot conversatie. Voor we het weten zijn we een uur verder. Tijd om de daling in
te zetten.
We boeken nog snel
2 extra nachten op deze camping, Jasper National Park is mooi, rustig en alles is
zo dichtbij. Banff gaat alleen maar drukker zijn, dus beter hier wat extra tijd
doorbrengen. Als rasechte RVers rijden we van aan de receptie met onze camper
door naar het douchegebouw, dat bespaart ons straks een wandeling van 20min
enkel. En dan is het tijd om aan onze spinaziepuree met worst te beginnen,
volledig ambachtelijk bereid boven het houtvuur in de regen. Het was een leuke
wandeldag.
We hebben een
missie. We willen de Eland, die hier vertoeft onder de schuilnaam Moose, en de
Kariboe, de patroonheilige van deze blog, spotten. De meeste kans om deze
dieren te vinden is langs de Maligne road. Een 40 km lange weg die eindigt aan
Maligne lake. Voor je daar toekomt steek je eerst de Maligne river over en
passeer je de Maligne Canyon. Hier stoppen we om de Maligne Canyon trail te
hiken. Je kan de Canadezen niet verwijten dat ze niet consequent zijn in hun
nomenclatuur. Dit is een pad langs een canyon of een gorge. Maar niet het soort
waar je in kan afdalen. Op sommige punten is de canyon maar een eekhoornsprong
breed. Maar t is niet de breedte die hier indrukwekkend is, wel de diepte.
Ruim 50 meter lager kolkt een rivier zich door de berg. Vreemd. In de winter,
als er geen smeltwater is, vriest de rivier dicht. De laatste stukken ijs op
het water zijn daar nog getuige van. Dat moet volgens mij ook een spectaculair
zicht zijn. Er zijn verschillende bruggetjes over de canyon waardoor je het
geheel prima kan aanschouwen. Voor de rest is de canyon omheind met een stevige
borstwering met afrastering zodat je geen speelse familieleden of nieuwsgierige
huisdieren kwijtspeelt. Onderweg lopen we het Duitse koppel van gisteren terug
tegen het lijf. Iedereen doet hier zowat dezelfde uitstapjes, dat is duidelijk.
We bekijken
alles en dan terug naar ons rijdend huis om onze missie te vervolgen. We
speuren de bossen af op zoek naar de grazers, niets, ondanks alle
waarschuwingsborden langs de kant van de weg. Halverwege stoppen we aan een
uitkijkpunt dat Medicine Lake overschouwt om onze lunch te bereiden. Dat hadden
ze dan ook maar beter Mini Maligne Lake benoemd, soit. Het meer en de
besneeuwde bergtoppen op de achtergrond staan garant voor veel wauw-gevoel. De
mensen aan de oever van het meer beginnen plots opgewonden hun cameras boven te
halen en te richten op de bosjes rechts van ons. Even speuren en dan zien we
het ook. Een klein schattig zwart beertje klimt de boom uit. Hola, mama beer en
nog een andere uk komen nu ook het bos uit. Goed om weten, in een boom ben je
dus ook niet veilig voor deze beesten. We dalen af naar de rest van de groep en
blijven op zon 50 meter afstand, wat ons voldoende lijkt. Moeder beer kuiert
onverstoorbaar verder. Ondertussen stoppen er nog toeristen, sommige hebben
niets in de gaten en stappen nietsvermoedend op het berentrio af. Als we hen
waarschuwen niet verder te gaan pakt een huismoeder ongeveer de schrik van haar
leven. Ze had de beren totaal niet gezien en begreep al die heisa niet. Die
komt de eerste week haar camper niet meer uit. We nemen ook wat fotos en dan
verder, want we zijn nog steeds op missie. We besluiten wijselijk op een
volgende stopplaats te lunchen, lijkt ons niet het beste idee om voor de neus
van 3 beren burgers te beginnen bakken.
Tegen 15h
bereiken we het eindpunt, Maligne Lake. Door al die berenheisa net te laat om
in te schepen op de laatste boottocht op het meer. Maar daar kunnen we ons iets
bij voorstellen. Echter geen Moose gevonden, zelfs geen pootafdruk van een
kariboe. Hier ziet het gras maar bleekjes, de sneeuw is hier en daar nog niet
helemaal gesmolten. We doen een korte
wandellus tot aan Moose lake, whats in a name? Niks Moose, noch
Kariboe. Waar zitten die beestjes toch? We doen nog een wandellus, de Mary
Schäffer loop, easy stroll and no elevation volgens de wandelkaart. Als het pad
dan toch begint te stijgen besluiten we dat we misgelopen zijn. We keren een
heel stuk terug en beginnen opnieuw aandachtig hetzelfde pad te volgen. Niks
van, we waren wel juist, de no elevation was mis.
Als we bijna
rond zijn spot Ruth een grazer tussen de bomen. Een echte lady Moose. Ze is wat
schuchter maar ik slaag er toch in haar op de foto te krijgen. Yes, missie al
half geslaagd. Nu onze mascotte nog vinden. t is al vrij laat en we beginnen
slenterend aan de terugweg. Als we heel wat autos langs de kant zien staan
stoppen we ook even. Pfft, weer een zwarte beer, wel een groter model. Ik vind
dat sommige fotografen zich toch erg dicht wagen, tot 10 meter, voor een mooie
foto. Wetende dat als zon beer uithaalt, je geen enkel verweer hebt Wij
blijven veilig in de auto en krijgen hem toch ook netjes op de foto.
Met de
ondergaande zon zijn de landschappen op de terugweg nog knapper. Die Rockies, ik
begrijp dat je hier je hart verliest.
Terug naar onze
campground, t is al laat, en fris. Ik bereid de pastaschotel boven ons kampvuur
maar Ruth laat me plechtig beloven dat niet meer te doen. Ze heeft er alle
moeite van de wereld mee om de potten terug proper te krijgen. t Was toch
lekker.