Wat een drukke dag vandaag. Eerst de begrafenis van Denise, dan kerkhofbezoek (en ik verzeker u dat dat een eindje is) en dan tenslotte stil worden bij het laatste deel van de Top-75 van KLARA. Voor het laatste gedeelte was als gastcomentatot Werner Van Mechelen uitgenodigd door de VRT. Hij mag dan al één van onze schitterende zangers zijn, van het mensenhart heeft hij toch niet veel kaas gegeten. Hij slaagde erin om zicht te verwonderen over het feit dat er zoveel negatieve muziek gekozen werd door de luisteraars. En dan ging het over muziek die in zijn diepmenselijkheid refereert naar de momenten van verdriet, verlies, sterven. Misschien is het lijden en het verwerken ervan in sublieme meesterwerken die door de luisteraars werden gekozen, een bewijs van ons menszijn en van het verlangen naar eeuwigheid. Wat er ook van zij, Van Mechelen is misschien toch een beetje heropgevoed als hij mocht luisteren naar het Adagio for Strings (S. Barber), het Lacrymosa uit het Requiem (Mozart), Miserere (Allegri), het Stabat Mater (Pergolesi) of naar de top-3, niet toevallig allemaal werk van Johann Sebastian Bach. Het is geen schande om voor jezelf met Bach te zingen "Wir setzen uns mit Tränen nieder".
Onderzoekers geloven dat de dirigenten dankzij jarenlange training uitmuntende multitaskers waren geworden. Wat deze professionals allereerst leerden, was aandacht verdelen. Terwijl ze tijdens een uitvoering de aandacht onafgebroken op de muziek gericht houden, splitsen ze een klein deel af om op andere taken te richten. Op belangrijke punten in de partituur, op muzikale accenten en het bijsturen van de instrumentengroepen.
Dat mensenhersenen in staat zijn om de aandacht te laten balanceren tussen verschillende taken weten we ook uit onderzoek naar meditatie. Boeddhistische monniken kregen plaatjes te zien zoals de Schröder Stairs, een trap met een balletje. De visuele hersenen kunnen het plaatsje op twee manieren zien: in het ene geval hangt het balletje boven de trap, in het andere geval hangt die voor een trap, waarvan je de onderkant ziet. De aandacht springt bij de meeste mensen tussen die twee interpretaties heen en weer alsof het magneten zijn. De monniken leerden de aandacht stabiel tussen beide in te laten zweven om zo beide trappen tegelijkertijd te kunnen zien.
Je kunt dus leren aandacht te sturen en te doseren. Maar dat is niet genoeg om een echte multitasker te zijn. Het geheim van de dirigent is dat hij zijn muzikale taken flexibel heeft geautomatiseerd. Anders dan de automobilist, die één kunstje kan, dat door zijn handen, voeten en lichaam wordt uitgevoerd, ontwikkelt een dirigent een flexibel instrumentarium om muziek te interpreteren, te analyseren en om zijn muzikale gevoel om te zetten in bewegingen van zijn handen, armen en lichaam. Al die taken zijn weliswaar kortgesloten en kunnen dus gelijktijdig plaatsvinden, maar toch heeft de prefrontaalschors van de dirigent er invloed op.. Net als bij de automobilist zijn vele taken kortgesloten en die kunnen dus gelijktijdig plaatsvinden maar toch heeft de prefrontaalschors van de dirigent er invloed op. De meeste automobilisten kunnen maar op één manier autorijden. Het kost zelfs grote moeite een verkeerde gewoonte uit de ingebakken routine te slijpen. Dat is prima in orde voor standaardactiviteiten als autorijden maar van een dirigent verwacht je meer dan een concert op de automatische piloot. Iedere uitvoering is anders, omdat de omstandigheden steeds weer anders zijn; de akoestiek, het orkest, het publiek, de tijdgeest
Gisterenavond (voor de eerste keer in de kerk) repetitie met Musica ad Nives. Het blijft een verrassing om in een kerk met zo een lange nagalm te zingen. De verstaanbaarheid van het koor, maar vooral de duidelijkheid van de muziek verschilt van plaats tot plaats in de kerk. Snellere gedeeltes hebben de neiging om door mekaar te lopen en de nuancering gaat voor een stuk verloren. Het wordt vooral een kwestie van op de juiste plaatsen de nodige pauzes in te lassen, wat dan weer heel moeilijk is voor de organist-begeleider. Oplossingen zijn er nauwelijks te bedenken, tenzij de muren en de vloer compleet anders aan te kleden. Ook het verminderde kerkbezoek zal er wel geen goed aan doen. Toch heb ik er alle vertrouwen in dat het koor, dat gisteren zo aandachtig repeteerde, een goede prestatie zal neerzetten op Allerheiligen. Misviering: zondag 1 november om 11.15 uur Inzingen om 10.15 uur.
"En as ik kom te srewe, lief, zing dan geen klaaglied nie ... Want skadu's sal'k ni sien, of voel hoedat die water week ... Maar ek sal altyd dromen, lief ..."
Denise is wwegggegleden, op de boot van de rivier de Lethe. In ons laatste gesprek kwam heel de zachte sterkte van haar hart naar boven. Herinneringen aan haar jeugd, terugblik op een arbeidsleven waar zij de steun was van de firman waar zij voor werkte, geen klagen over zichzelf maar grote bezorgdheid over haar man die het volgens haar lastiger had dan zijzelf. Heel dankbaar dat zij nog de overstap had kunnen maken naar een nieuw koor. Blij om kleine dingen zoals het drinken van een Kriek.Maar lucide genoeg om excat te weten wat er haar te wachten stond.
Zij durfde te kijken naar het einde dat vlakbij was, en wist perfect wat zij hoopte te hoten op haar herdenkingsdienst: de liederen die zij verwachtte zong zij al eventjes voor. Het is niet verwonderlijk dat daar dingen bij zijn zoals "En als ik kom te sterwe" of zoals het "Ave Maria " van Tinel en het eeuwige "Ne recorderis" van Pujol. Voorwaar een diep doordacht afscheid.
Ik heb de prijzen gekregen voor de Choralies 2010 in Vaison-la-Romaine. Als je alles bij mekaar optelt en bovendien nog een wat comfortabel logies wil hebben kom je aan een som die toch wel wat doet schrikken. Je moet al gauw rekenen dat je 1000 euro gaat kwijt zijn voor weliswaar een 10-daags verblijf met schitterende muziek in een onvergetelijke ambiance.
Een mooi alternatief zou kunnen zijn: de zangweek in Pecs (Hongarije) van 15 tot 22 augustus (13-23 augustus met de reistijd per auto er bij). Onder leiding van grootmeester Aurel Tillai wordt het Buda Te Deum van Zoltan Kodaly ingestudeerd: een spectaculair werk dat we al eens mochten uitvoeren onder leiding van Laszlo Heltai in Tarragona.
De stad Pécs is in 2010 cultureel hoofdstad van Europa.
Pécs is de vijfde stad van Hongarije. Het is een universiteitsstad met een Domkerk waar verschillende pausen in het verleden een bezoek brachten. Bij de Dom worden opgravingen gedaan uit de Romeinse tijd. Deze opgravingen zijn te bezichtigen. De stad heeft een prachtig oud centrum, dat elk jaar leuker wordt, want veel gebouwen en pleinen worden opgeknapt. Midden in het centrum staat de kerk van St Augustinus, voorheen een moskee. Dat is aan de bouw ook wel te zien.
In het centrum zijn veel nostalgische winkeltjes. Het is een genoegen daar op je gemak rond te kuieren. Pécs is n levendige universiteitsstad met prachtige monumenten, gezellige markten en zeer veel historische panden. Terrasjes zijn volop te vinden in het centrum. Pécs is het belangrijkste historische en culturele centrum van Dunántúl. De Janus Pannonius Universiteit, oorspronkelijk gesticht in 1367, werd heropgericht in 1922; de universiteitsbibliotheek dateert uit 1774. verdere musea zijn het Janus Pannoniusmuseum (1904; natuurwetenschappen, archeologie, moderne Hongaarse kunst) en twee kunstgalerieën, w.o. het Uitz Museum (1978; werk van Béla Uitz). Pécs is zetel van een rooms-katholiek bisschop.
De stad ligt in de warmste regio van het land en kent een mediterraan klimaat.
Romaanse dom St.-Petrus De stad is rijk aan historische bouwwerken, waaronder de van oorsprong Romaanse dom St.-Petrus (11de12de eeuw), een drieschepige basiliek met vier torens en een middeleeuwse crypte. Deze dom is 70 m lang en 22 m hoog met vier hoektorens. De oudste gedeelten van de dom zijn het koor uit de 11de eeuw en de benedenkerk; de kerk werd diverse malen ingrijpend verbouwd en gerenoveerd. .
Turkse monumenten Uit de Turkse tijd stammen enkele voormalige moskeeën, waarvan de Pasja Kasim Gasi-moskee wel de fraaiste is. Op de moskee van Pasja Hassan Jakovali in de Rákóczi út 2 verrijst een slanke, twaalfhoekige minaret, symbool van het best bewaard gebleven Turkse bouwwerk uit de 16de eeuw. De türbe van de Idris Baba, een achthoekige grafkapel op Nyár utca 8, staat in de tuin van het huidige kinderziekenhuis.
Domplein Uit de Romeinse tijd stammen diverse graven en grafkamers, w.o. een met fresco's gedecoreerde kamer uit de 4de eeuw (gerestaureerd in 1930), die in 1783 bij het domplein werd gevonden.Aan de westzijde van het plein staat het bisschoppelijk paleis; de oudste gedeelten hiervan dateren van de 12de eeuw. Aan de oostzijde zijn oudchristelijke grafkamers uit de 4de eeuw blootgelegd. De muren zijn met schilderingen versierd zoals u ze verder alleen maar in de beroemde Romeinse catacomben aantreft. Aan de zuidzijde - dat wil zeggen aan het Szent István tér - staat de Barbakán, de stadsmuur uit de 15de eeuw.
Széchenyi tér Twaalf straten komen uit op het plein, dat beheerst wordt door de moskee van pasja Kassim Gasi uit de 16de eeuw. Op het grootste gebouw in Hongarije uit de periode van de Turkse bezetting - tegenwoordig de katholieke kerk van de binnenstad - staat een 27 m hoge koepel met een doorsnede van 17 m. Het Drievuldigheidsstandbeeld werd omstreeks 1710 opgericht als dank voor het einde van de pestepidemie; het ruiterstandbeeld van János Hunyadi herinnert aan de zegevierende legeraanvoerder in de slag tegen de Turken in het jaar 1456 bij Nándorfehérvár (Belgrado).
Iedereen kent de verhalen wel. Over de laatste opleving op het sterfbed, of de bijzondere en veelzeggende verschijnselen op en rond een uitvaart. Maar zijn ze werkelijk ergens op gebaseerd? Of is het gewoon de mens eigen: betekenis zoeken waar die er niet is?
Bestaat er echt een laatste opleving op het sterfbed? Aan die vraag wijdde het Nederlandse blad Trouw onlangs een boeiend stukje. 'Na een slopend ziekbed schrijdt het lichaam zijn laatste schreden door een mistig grensgebied, wazig, waziger... Soms is er wat onrust, een klein vingertje dat nog even naar het leven reikt, en dan. Dan is er die laatste opleving, opa veert op in bed, kijkt om zich heen, balt een vuist, valt neer in het kussen en laat de familie met een diepe rochel achter.'
Dit verhaal is nog eenvoudig. Ze kunnen veel indrukwekkender zijn. Oma, die sinds haar hersenbloeding geen spraak meer heeft, maar die vlak voor haar dood het 'Wees gegroet Maria' zegt. De doodzieke, demente, met de morfine platgespoten grootvader die vlak voor zijn dood zijn ogen opent en zijn rond het bed geschaarde familieleden een voor een veelbetekenend aankijkt.
Klopt dit nu, vroeg Trouw aan enkele objectieve waarnemers, die vanuit de aard van hun beroep veel sterfbedden hebben gezien: een verpleeghuisarts, een oncoloog, een neuroloog.
Er is geen enkele helderheid, meent de verpleeghuisarts. We willen het graag. De dood is blijkbaar zo moeilijk te accepteren dat we er van alles omheen verzinnen. "Zie het lichaam als een grote olietanker, waarvan de ene na de andere machinerie, long, lever, nieren, hart, langzaam hapert. Beetje bij beetje, tot hij ermee stopt."
Ook de oncoloog en de neuroloog zien die opleving nooit. De oncoloog: "Ik maak het niet mee, terwijl ik duizenden mensen heb zien gaan. Ik geloof wel dat een enkeling langer vecht en een dagje wint. Vanwege die broer uit Amerika die onderweg is."
De neuroloog: "Ik heb dat even bij collega's rondgevraagd, maar die laatste helderheid kennen zij evenmin. En die kán er ook niet zijn: bij sommige aandoeningen wordt het brein langzaam vergiftigd, bij andere ontbeert het noodzakelijke stoffen. We zien die opleving niet, echt niet!"
Uit het Nederlands vakblad voor uitvaartverzorgers van november blijkt dat veel mensen, al of niet werkzaam in de uitvaartwereld, geloven dat overledenen zich nog kunnen laten gelden.
Een voorbeeld: 'Een uitvaartverzorger maakte het mee dat er tijdens een begrafenis een tekst van de overledene werd voorgelezen, die luidde: "Ik zal als een roofvogel vanuit de lucht op jullie neerkijken." Juist op dat moment verscheen er een roofvogel in de lucht die verdween toen de kist helemaal was gedaald.'
Auteur Mieke van Leeuwen, afscheidsbegeleidster, kreeg veel reacties op haar oproep meldingen te doen van 'vreemde verschijnselen': de rouwauto die het begaf, één ballon die niet weg wilde, het computersysteem dat platlag na het overlijden van de systeembeheerder, klokken die sinds het overlijden stil staan dan wel een klok die opeens andere geluiden maakt en dat ook blijft doen, een advertentie van iemand enkele kilometers verderop met precies dezelfde naam en sterfdatum.
Toeval?, vraagt Van Leeuwen zich af. Ze antwoordt: 'Het zou kunnen, maar ze hebben allemaal een bijzondere en symbolische waarde voor diegenen die ze mochten ervaren, waardoor ze onze aandacht verdienen.'
Zo stilaan weet iedereen dat geschiedenis mijn ding is, en dat ik gefascineerd kan geraken door periodes, steden en streken, of figuren die op een of andere manier onsterfelijk zijn geraakt. Zo kan ik (misschien door mijn vorming?) niet genoeg lezen over Egypte, Griekenland, Rome en Rusland. Vandaag blijf ik echter eventjes haperen in het Frankrijk van het begin van de 15e eeuw. Het is namelijk dag op dag 569 jaar geleden dat één van de figuren geboren werd die tot op heden een kwalijke reputatie heeft overgehouden: GILLES DE RAIS.
Gilles de Rais erfde op 11-jarige leeftijd van zijn ouders grote gebieden in Bretagne en Anjou, en werd later door zijn huwelijk met Catherine de Thouars de rijkste edelman van Europa (wat hem meteen ook een meute jaloerse vijanden bezorgde). We leven dan in de tijd van de Honderdjarige Oorlog, van Karel VII en Jeanne dArc, wier kant Gilles de Rais kiest. Nauwelijks 25 jaar oud, is hij al Maarschalk van Frankrijk. In 1431 wordt Jeanne dArc op de brandstapel gezet en kort daarna neemt het leven van haar trouwe compaan Gilles een compleet andere wending. Het is alsof de duivel in hem gevaren is en dat hij zichzelf regelrecht de hel in werkt.
In 1440 wordt Gilles de Rais uiteindelijk opgehangen onder de beschuldiging van duivelsbezwering, alchemie (hij wilde goud maken omdat zijn fortuin als sneeuw voor de zon wegsmolt), sexueel misbruik van meer dan 100 kinderen vooral jonge jongetjes - (sommige bronnen spreken van 800) die hij vervolgens vermoordde en verder misbruikte voor zijn satanische riten. Hij bleef voortleven in de makabere figuur van Blauwbaard. Ook Hubert Lampo schreef nog een roman over zijn leven: De duivel en de maagd.
Toch zijn er ook andere meningen over deze legendarische ridder. Sommigen menen dat zijn proces geënsceneerd was om zijn geld en bezittingen te kunnen in beslag nemen. Het was een algemene praktijk dat je voor een proces gefolterd werd: bekende je dan kreeg je uiteraard de doodstraf, bekende je niet dat werd je gefolterd tot je er toch aan stierf. Het is opvallend dat reeds 14 dagen voor de uitspraak in het proces hertog van Jean van Bretagne de goederen verkocht die hij zou krijgen als Gilles de Rais veroordeeld zou worden.
Op 25 oktober 1825 werd Johan Strauss junior in Wenen geboren. Ook hier hebben we weer een hele muzikale familie. Maar niet altijd gunden vader en broers elkaar het licht in de ogen, of het succes op de podia. Tot Johann junior met zijn eigen dansorkest begon was papa Strauss de ongekroonde koning van de Weense wals. Toen echter de zoon van start ging bleek al van het eerste concert dat hij de scepter had overgenomen en dat hij de lieveling van het Weense publiek zou worden. Tussen vader en zoon kwam het nooit meer goed. Natuurlijk kennen we Johann junior ("Shani" voor de intieme kennissen) van de "Schöne blaue Donau" of van "Geschichten aus dem Wiener Wald". Hij schreef echter meer dan 500 werken en was een absolute topper. Elke zomer dirigeerde hij 4 maanden aan het keizerlijk hof van Rusland, en in Wenen was hij hofkapelmeester. Je kan niet naast Strauss kijken als je het over de 19e-eeuwse amusementsmuziek hebt, al is het niet direct 'my cup of thea'.
De sopranen kennen meestal hun partij, die de melodie heeft, al gauw. In het begin is een paar keer doorzingen wel voldoende. Daarna moeten ze eigenlijk een half uur stilzitten, omdat alten, tenoren en bassen elk minstens 10 minuten hun partij met de dirigent gaan oefenen.
Eigenlijk moet het complete koor zoveel mogelijk de gehele tijd bezig zijn. Kan dat dan, als in het begin de meeste koorleden 'de noten nog niet kennen?' Ik denk het wel.
We hebben dus vier stemmen die hun partij echt moeten leren. Het is leuk en leerzaam als men elkanders partij moet meezingen. Bijv. de sopranen zingen een paar keer met de alten mee, als 'hulppieten'. Uiteraard is het heel goed zo gauw mogelijk twee stemmen tegelijk te laten klinken. Dat is echt wel moeilijk in het beginstadium.
Onverwachts moeten bijv. de bassen hun partij bij de alten zingen. Ze moeten zelf de begintoon vinden (ze mogen proberen hem stiekum te onthouden ). Iedereen moet zo 'waakzaam 'blijven: de dirigent kan elk moment een partij vragen om in te vallen Er kan een spel van gemaakt worden. Iedereen vindt dit leuk, soms viert de hilariteit hoogtij als een groep de mist in gaat.
Een regel is: Elk koorlid mag altijd zijn eigen partij zachtjes meeneuriën zonder de stem die aan de beurt is te hinderen. Elk koorlid kan, als hij/zij wil, op deze manier de hele repetitie door oefenen! Alleen of zo nu en dan met buurvrouw of buurman.
Het is uiteraard heel nuttig, dat elk koorlid als ondersteuning een oefen-cd krijgt (wel een dure aangelegenheid). Ik ben nog aan het uitzoeken hoe ik via het internet de aparte stemmen naar iedereen kan doorsturen. Nog beter is het, als iedere groep een keer apart een half uur voor de repetitie ( met de dirigent ) oefent. Je kunt dan op de 'echte' repetitie meteen een trapje hoger beginnen. Zo wordt de instudeerperiode 'nuttig en aangenaam' en.... zelfs leuk.
'Zouden de sopranen op de tweede rij even wat stiller kunnen zijn?' Enkele van de bedoelde sopranen keken verongelijkt in hun muziek. Ze wilden zo graag zingen, maar ze mochten niet, ze moesten stil zijn....
De instudeerperiode van een stuk is voor een koor vaak niet de leukste. Immers, er zijn vier partijen: sopranen, alten, tenoren en bassen. Extreem gezegd is de dirigent bezig met één partij om de 'droge' noten in te studeren. Drie groepen zitten te wachten en moeten stil zijn. Ik heb me laten vertellen, dat vroeger de vrouwen in deze voor hen 'stille tijd' mochten breien. Samenvattend: Deze instudeerperiode kan een heel saaie bedoening zijn voor koorleden en dirigent. Zou het ook anders kunnen? Kunnen we de nadelen van een instudeerperiode verzachten?
Misschien kan ik de volgende dagen samen met jullie wat oplossingen zoeken.
Een ideale stemtest voor een koorlid bestaat uit een aantal vaste onderdelen, elk met hun eigen doel:
U zingt een lied voor, zonder begeleiding, maar het hoeft niet uit het hoofd. Het mag van alles zijn, een kerklied, een volksliedje uit grootmoeders tijd, als het maar een lied is waarbij u zichzelf kunt zijn, en op uw gemak zingt. Zing bij voorkeur niet een koorpartij, maar een gewoon lied. Hiermee kan de dirigent stemkwaliteit en stemvolume vaststellen, en uw uitspraak en overdracht bij het zingen beoordelen.
Uw stemomvang wordt bepaald: u zingt een eenvoudig figuurtje na, steeds hoger, totdat het niet meer gaat - en dan nog even verder... Ook naar beneden wordt zo uw stembereik bepaald. De dirigent stelt zo uw stemomvang vast, en u zult verbaasd zijn: er zitten veel meer tonen op uw stem dan u ooit had gedacht!
De dirigent speelt een aantal eenvoudige figuurtjes op de piano, en die zingt u dan na. De figuurtjes worden langzamerhand wel wat lastiger. Zo wordt uw melodisch gehoor getest. Het kunnen nazingen van melodische patronen is erg belangrijk bij het instuderen van koormuziek, een belangrijk onderdeel van de test dus.
De dirigent laat u vervolgens een aantal eenvoudige ritmische figuurtjes naklappen. Hiermee wordt uw ritmisch gehoor getest. U moet uiteraard bij het instuderen niet alleen de melodie, maar ook het ritme goed kunnen oppikken. Vandaar dit onderdeel van de stemtest, al heeft dit natuurlijk niets met uw stem te maken!
In de loop van de test let de dirigent ook op een aantal andere aspecten die voor het zingen van belang zijn, zoals bijvoorbeeld uw ademtechniek.
Uw taak zit erop, u kunt even een tasje koffie gaan drinken. De dirigent stelt intussen een rapport op, met waarderingen voor de volgende onderdelen: stemkwaliteit, stemvolume, uitspraak, zuiverheid, legato, melodisch gehoor, ritmisch gehoor, overdracht, ademtechniek, en ademgebruik. Uw stem wordt ingedeeld in een stemgroep, bijvoorbeeld eerste alt of tweede tenor. En: de beoordeling is volledig in handen van de dirigent.
Bij deze even een oppepper om de donkere dagen voor kerst door te komen of om te onthaasten voor de sinterklaas-stress die er weer aankomt voor ouders en grootouders. Geniet even van het Abendlied van de uit Lichtenstein afkomstige Beierse componist Joseph Gabriel Rheinberger (1839 1901). Hij schreef meer dan tweehonderd werken voor koor, orkest en solisten. Waaronder dit prachtige Bleib bei uns, denn es will Abend werden, und der Tag hat sich geneiget ...
Een wat relativerende kijk op muziek vind je op de website van Oncyclopedia.org. Ik onthoud je vandaag hun visie niet op dirigenten en op zang.
Dirigent
De dirigent is het enige lid van het orkest dat geen muziek kent. Zijn voornaamste taak is het verzorgen van de public relations, omdat drummers daar bijzonder slecht in zijn, en harpistes steeds druk in de weer zijn met het stemmen van hun instrument[4]. Dirigenten zijn niet te houden wanneer het aankomt op het ontvangen van applaus, en daarom houden zij eraan om vóór het orkest met een stokje te gaan zwaaien. Zij houden daarbij de bewegingen van de drummer in het oog, en proberen de hunne daar zo goed mogelijk mee te synchroniseren. De muzikanten hebben er verder geen omziens naar, en de meeste dirigenten maken weinig of geen lawaai wanneer ze voor een orkest staan. Veel critici trekken de public relations capaciteiten van dirigenten in twijfel, omdat ze steeds met hun rug naar het publiek staan. Maar het is duidelijk dat het publiek daar geen graten ziet, integendeel. De dirigent kondigt ook de werken aan, en meestal verkeerd. Dat is niet zozeer een kwestie van onkunde, dan wel van een handig omzeilen van uitvoeringsrechtenregulaties.
Zang
Een standaardorkest begeleidt geen zangers: een beetje orkestmuzikant kan genoeg zingen om zo'n ariaatje uit te voeren, wanneer hij even minder werk heeft voor zijn instrument. Operaliefhebbers zijn dus perverten die al meer dan driehonderd jaar erin slagen om muziekschrijvelaars zover te krijgen (tegen betaling uiteraard) standaardzangstukjes te bundelen tot gezongen theaterstukken met groot orkest en aparte zangers. Om van operette, zarzuela en musical nog te zwijgen. Daar bovenop hebben we nog de legendarische pretentie van zangers, die niet genoeg hebben aan een piano of gitaar, en door een heel orkest begeleid wensen te worden. Ook de dirigent kan zich tot zingen geroepen voelen, al wordt dat, gezien zijn muzikale beperkingen, niet aangemoedigd.
Ik ben vorige zaterdag nog eens naar een begrafenis geweest in Sint Gillis Waas. François kreeg een mooie uitvaartdienst! En opnieuw werd ik getroffen door de heel goede akoestiek van deze dekanale kerk. Het lijkt mij een uitstekende locatie om ooit met de 2 koren die ik nu mag leiden eens een cd op te nemen. Niet alleen is er een uitstekend koororgeltje (de titularis is de uitstekende organist Dirk Roels die zich altijd graag leent voor een mooie begeleiding - begeleiden is en kunst op zichzelf). De kerk is ook van die aard dat het bijna onmogelijk is om de toon niet juist te treffen: je moet al een speciale inspanning doen om daar vals te zingen, of onder de toon. Maar dan ben je het natuurlijk niet waard om hier te concerteren. Ik herinner me alleszins schitterende concerten met het koor van Kurt Bikkembergs, met Cantate Domino uit Aalst of met In Dulci Jubilo. Het enige probleem wordt dan wel het geluid van het verkeer, maar daar zal wel een mouw aan te passen zijn.
Werk aan de winkel in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel!
Een groot aantal muziektijdschriften die een schat aan informatie over het Belgische en het Brusselse muziekleven bevatten en bovendien vaak zeldzame of unieke exemplaren zijn, moeten prioritair gedigitaliseerd worden. Sommige hiervan kunnen momenteel zelfs niet meer door het publiek geraadpleegd worden omdat ze in een dermate slechte staat verkeren (dit is bijvoorbeeld het geval voor "Le guide musical"). Het digitaal aanbieden van deze tijdschriften (bijvoorbeeld op cd-rom) zou talrijke voordelen bieden: vooreerst worden de tijdschriften niet langer beschadigd doordat ze worden opgevraagd en doorbladerd. Daarnaast biedt dit systeem ook enorme zoekmogelijkheden aan de lezer (full text search, trefwoordensearch...).
De Muziekafdeling bezit verder verscheidene zeer waardevolle collecties en fondsen die "met uitsterven bedreigd zijn". De collectie Fétis bijvoorbeeld, uniek in de wereld en van onschatbare waarde voor het Belgische muziekleven, bevat vele boeken die niet meer ter beschikking van de lezers worden gesteld omdat ze in zeer slechte staat verkeren. Deze boeken zouden dringend moeten worden gedigitaliseerd omdat vele belangrijke gegevens over het culturele leven in België dreigen verloren te gaan.
Ten slotte is ook een groot aantal brieven dringend aan digitalisering toe. Verschillende fondsen bevatten een zeer omvangrijke en belangrijke correspondentie, zoals het fonds Edgar Tinel, het fonds Paul Collaer, het fonds Henri Le Boeuf... De briefwisselingen uit dergelijke fondsen zijn om dezelfde redenen als hierboven genoemd van uitzonderlijk belang.
Het wordt een tijdrovende en dure bezigheid, maar misschien met de hulp van vrijwilligers en een stevige sponsor?
Een bekende professor van de universiteit van Californie stelde in één van zijn colleges aan zijn studenten de volgende rare hypothetische vraag:
"Hier is de familiegeschiedenis: de vader heeft syphilis, de moeder tuberculose. Ze hebben reeds vier kinderen gehad. Het eerste kind is blind, het tweede kind is gestorven het derde kind is blind. Het viere kindje heeft ook tbc. Nu is de moeder opnieuw zwanger. De ouders zijn op consultatie bij jou gekomen, en denken aan abortus, als u tenminste ook van die mening bent. Wat zou uw advies zijn?"
Na een korte discussie plenair, werden de studenten in groepen ingedeeld en werd aan elk v an de groepen gevraagd om een advies uit te brengen. Terug samengekomen bleken alle groepen unaniem een abortus te adviseren, waarop de professor de klas bekeen en zei: "Proficiat, dames en heren, jullie hebben zojuist besloten Beethoven te aborteren."
vanavond om 21.00 uur op CANVAS + : heruitzending van de nationale viering ter gelegenheid van de heiligverklaring van Pater Damiaan vanuit de basiliek van Koekelberg.
Ik ben zo stillekesaan 20 jaar in het koor. Zingen leek me wel leuk indertijd en dat het ook nog in een kerk gebeurde moest er dan maar bij.
Eindelijk de moed gevonden om te gaan, werd ik getest door de dirigent. Lage alt was zijn oordeel. Ik had jaren terug wel gezongen op feestjes en in het schoolkoor, maar wist echt niet of ik een alt was of sopraan, daar werd niet op gelet, je zong gewoon mee. Dus ik werd geplaatst bij de alten, maar hoe ik ook mijn best deed, de juiste toon vond ik niet: ik zat steeds tonen te hoog. De moed zakte me in de schoenen, wilde al maar stoppen , totdat één van de alten me na de pauze bij de tweede sopranen zette en jawel hoor, daar had ik gelijk de juiste toon. Na een jaar zat ik bij de eerste sopranen en zing daar nog steeds mijn toontje mee. Wat bleek achteraf, de dirigent had alten nodig en omdat ik niet precies wist welke stem ik had, plaatste hij mij daar.
Overigens hadden we wel een heel goede dirigent, maar wel erg streng. Ik vergeet nooit dat ik voor het eerst het Rataplankoor moest instuderen. Steeds had ik één 'plan' over, afschuwelijk als je dan alleen achterop komt. Ik dook dan achter mijn map weg, maar dat hielp niets, hij zei dan heel misprijzend: "Mevrouw, ik weet dat u het bent." Dan voelde ik me net een schoolkind dat een opmerking krijgt. Ik had er wat op gevonden en zong de laatste 'plannen' maar niet mee. Ook dat merkte hij op, alles hoorde of zag hij, maar ik heb wel geleerd bij hem om goed op de dirigent te letten en met één oog in je partituur te kijken, dan gaat het zeker niet zo gauw mis. Eén keer maakte ik iets heel gek mee. Ik ben nl. een hooikoortspatient, het niezen gaat vaak onverwachts. Zo ook onder het repeteren. Daar sta je dan met je mond wijd open en ja hoor, een nies en daar vloog mijn ondergebit eruit, schoof onder de stoelen door, vlak voor de dirigent zijn voeten. Ziet u het voor u? Hij driftig dirigerend en wij met de slappe lach, de tranen liepen ons uit de ogen en dat gebit lag daar maar en de dirigent die het niet kon zien liggen, begreep niets van ons verkrampte zingen. Niemand durfde het te pakken. Met veel rekwerk kon een van de dames op de eerste rij met een uitgeschoven been het met een schuiver naar achteren mikken. Ik grabbelde het vlug op en in de pauze kon ik het, na het stof afgewassen te hebben, weer indoen. U begrijpt dat ik, als de hooikoorts weer opspeelt, het nu met Corega vastzet. Dit nooit meer! Maar soms moeten we er nog om lachen. Ik hoop nog vele jaren mijn toontje mee te kunnen zingen, heb veel ups en downs meegemaakt, maar ik bleef zingen. De repetitieavond sla ik niet gauw over, want zingen als ik blij, kwaad of verdrietig ben is voor mij een uitlaatklep.
Ik heb het al een paar keer gezegd: wat begon als een plaatsje waar ik wat afspraken kwijt kon en soms een opmerking over zingen, is gaandeweg uitgegroeid tot een soort van forum waar ik op een andere manier contact kan houden met mensen. Natuurlijk blijft een blog in de eerste plaats iets publiek, maar de bezoekers laten mij regelmatig weten dat er iets van mij naar buiten sijpelt. Het zijn dan ook verschillende lagen die ze ontdekken: mijn gedrevenheid voor de muziek, evengoed als mijn andere interesses: kunst, boeken, geschiedenis ... Sommigen hebben het over de opa, die fier is op zijn kleinkindjes. Anderen menen dat er wel eens iets meer achter zit als ik het over mensen heb. Nog anderen menen te zien dat ik af en toe zelfs een frustratietje kwijt wil geraken, of mijn slechte karakter laat boven komen. 25.000 bezoekjes, zoveel geesten, zoveel meningen. Ik vind jullie bezoekjes wel gezellig.
De peetvader van de Vlaamse koormuziek, VIC NEES, schrijft het volgende:
"Er bestaan talrijke initiatieven voor kinderen, jeugd en volwassenen. Het enige segment dat organisatorisch verwaarloosd wordt is dat van de senioren. Er zijn nochtans voldoende individuele zangers die bij hun koren niet meer welkom zijn, maar die wel van een specifiek aanbod gebruik zouden maken. De (vijfen)zestigplussers beschikken over tijd en middelen om ergens een paar dagen tijdens de week comfortabel samen te komen.
Seniorenkoren worden zelden of nooit geleid door gediplomeerde dirigenten met enige reputatie. Ik heb het probleem in mijn columns al een paar keren luchtig aangesneden, maar ik ben ook bereid bij wijze van proef zelf een midweek te leiden voor (zestig- of) vijfenzestigplussers met koorervaring. De generatie die in de jaren 60 en 70 koorweken en -weekends bezocht, behoort nu tot deze categorie.
Ik wil mijn initiatief de naam GRIJS GEZONGEN meegeven. Grijs slaat niet alleen op de leeftijd, maar naar analogie met grijs gespeeld ook op het hernemen van oud repertoire. Daarnaast onbekend (Vlaams) werk. Ik streef een integrale benadering na: samen met de culturele en literaire invalshoek komen ook aangepaste vocale en logopedische elementen aan bod."
Op donderdag 9 december ontvangen u vanaf 10 uur, op vrijdag 10 december is er een toonmoment om 16 uur.
Doelgroep seniore zangers mét koorervaring
Prijs 90 (leden Koor&Stem), 95 (niet-leden). Dit omvat cursus, logies en volpension (lakens/ dekbedovertrek meebrengen, er is een donsdeken). 70, leden; 75, niet-leden, voor cursus en maaltijden. Inschrijven vóór 20 november, enkel met dit inschrijvingsformulier. Fax of mail het ingevuld terug. De inschrijving is geldig na storting van het voorschot van 40 per persoon, op rek. 447-0019301-20, K&S/VFJK.
Twee keer mag ik dirigeren in Hof ter Schlde (Revalidatiecentrum Antwerpen Linkeroever): op 8 november met KORILE, op 31 januari met Musica ad Nives. Voor 8 november stel ik het volgende porgramma voor:
KORILE/ Misviering Hof ter Schelde 8 november 2009
Tijdens een concert is de dirigent afwezig en een altviolist neemt zijn taak over. Het concert is grandioos!De volgende dag zit de altviolist weer op zijn eigen plekje en zegt tegen zijn buurman (ook een altviolist):"Het ging goed he, gisteren?" Waarop zijn buurman antwoordt: "Ja, waar was je nu?"
Het is een raadsel waarom nog steeds zoveel mannen onder die
omstandigheden willen dirigeren. Laat dat gehannes en gemanoeuvreer toch aan vrouwen over, die kunnen dat veel beter. Zij zijn van nature geschikt voor het moderne dirigentenvak. Al eeuwen lang oefenen zij thuis om met zachte hand de baas te zijn en het toch gezellig te houden.
Een partituur bestuderen en de maat slaan, dat leren ze er wel bij. Er zijn nu nog maar weinig vrouwelijke dirigenten, maar dat kan niet lang meer duren.
Een gevoelige kwestie: hebben vrouwen meer of minder aanleg voor muziek dan mannen? Aan de poorten van de conservatoria melden zich ieder jaar duizenden meisjes. De vrouwen zijn in opmars je ziet het ook in de orkesten. Maar vrouwelijke dirigenten zijn op de vingers van één hand te tellen en muziek van vrouwelijke componisten lijkt niet te bestaan. Wat is de oorzaak van deze scheefgroei? Misschien gaan mannen alleen in de muziek, als ze genoeg talent hebben om de top te bereiken. Anders kiezen ze, onder lichte dwang van hun bezorgde ouders, voor een vak waarmee ze meer verdienen. Muziek wordt een leuke hobby. In goede amateur-ensembles spelen veel oudere artsen en advocaten, die na hun geslaagde loopbaan pas toekomen aan wat ze desondanks hun ware passie noemen. Over de man-vrouwkwestie in de muziek is het laatste woord niet gesproken. Waarschijnlijk bestaat er niet één specifiek gen, dat de mate van muzikaliteit bepaalt, maar gaat het om een ingewikkelde combinatie van erfelijke eigenschappen, die gelukkig per mens en dus per musicus verschilt. Waarom nog steeds weinig vrouwen een succesvolle dirigent of componist worden, blijft hersenonderzoekers fascineren. Logischer is het te veronderstellen, dat een eeuwenlange achterstelling niet zomaar kan worden ingelopen. Vraag een muziekliefhebber naar de naam van een vrouwelijke componist en hij zal niet veel verder komen dan 1 of 2 namen. Toch zijn het er ruim 10.000. Het gaat om een gemarginaliseerde groep, die deel uitmaakt van het geheel aan cultureel erfgoed.
Ik heb dit al wel eens meer meegemaakt: enthousiasme voor een bepaald nieuw koorwerk zowel bij de dirgent als bij het koor bij een eerste lezing. En dan het besef bij de koorleden dat we voor een aartsmoeilijk stuk staan met een moeilijkheidsgraad die ze tot nu toe nog niet ontmoet hebben. Ook ik heb al eens in mijn haargekrabt als ik deelnam aan koorateliers die een werk aanboden, waarvan we na enkele dagen dachten dat het onmogelijk zou worden (ik denk aan de laatste Europa Cantat met het Te Dem van Diepenbrock; waarbij de dirigent met de dag meer grijze haren kreeg). Met Londonderry Air hebben we ook zo een moeilijk te verteren hap voor de kiezen gekregen. Ik vraag me af wat de koorleden er van denken. Sommigen zeggen mij dat ze de uitdaging geweldig vinden en dat we moeten doorbijten. Anderen zie ik fronsen als ik aankondig dat we er nog maar eens gaan aan werken. Het is een dilemma, dat we misschien maar eens democratisch moeten beslechten. Te vlug opgeven geeft een onvoldaan gevoel, te lang doordrammen neemt het fundamenteel plezier van de koorrepetitie weg. Ik ben benieuwd wat het wordt. De top van de Mount Everest is voorlopig nog niet in zicht.
Veel koren klagen dat zij moeite hebben om nieuwe leden te vinden en aan verjonging te doen. Dels is dit natuurlijk te wijten aan de tijdsgeest en aan het overaanbod van vrijetijdsbestedingsmogelijkheden. Zo gauw je te maken krijgt met een engagement waarin het "teamgebeuren" centraal staat, wordt er een regelmaat van je aanwezigheid verwacht, die niet evident is. Maar deels hebben de recruteringsmogelijkheden ook te maken met de openheid van je koor. Ons kent ons, nieuwe leden kunnen beschouwd worden als "vreemde lichamen" die misschien wel iets bijdragen tot de koorkwaliteit, maar niet altijd even welkom zijn in het sociale gebeuren dat het koor is. Er wordt gesproken van "wij" en "zij". Er worden geen gerichte inspanningen gedaan om nieuwe leden echt te integreren. Besturen reageren soms ambivalent op leden die niet van onder de kerktoren komen. Dat merk je in allerlei details. Een koorbestuur zou zich best eens buigen over een strategie om deze anomaliën weg te werken. De doodsklokken luiden al genoeg, wij kunnen hun klank best missen in het koorleven.
Ik ben nog altijd een beetje fier dat ik uit Beringen kom. Mijn vader werkte er op de kolenmijn als chef de vente. Nu zijn de kolenmijnen al lang dicht maar nog steeds is een vleugje nostalgie mogelijk bij een bezoek aan de Het Vlaams Mijnmuseum.
De deur onder het opschrift MIJNMUSEUM blijkt toegang te verschaffen tot een soort café. Vaste houten banken rond tafels op een soort ijzeren poten en hulpvaardige personen, die ons desgewenst lieten aansluiten bij de rondleiding. Alles bovengronds, doch het ondergrondse deel realistisch nagemaakt.
Aarde-donker was het beneden. Ook warm. En kans op water en . gas. Bovendien was er weinig ruimte om te werken en stof, veel stof. Om bij de kolenaders te komen moest veel gesteente worden doorboord. Stof van steen is veel fijner, dan stof van steenkool. Zo fijn, dat het in de longen van veel mijnwerkers achter bleef en de opname van zuurstof bij het ademhalen uiteindelijk onmogelijk maakte.
Uiteindelijk zijn alle mijnen gesloten. Toen de laatste mijnwerkers uit de lift waren gestapt, zijn eenvoudig de pompen gestopt. Alle machines zijn beneden gebleven. Gelukkig geen paarden, want die werden al jaren niet mee gebruikt. In het begin trokken paarden de wagentjes met kolen naar de lift. Het fabeltje bestaat, dat de paarden nooit meer boven kwamen. Alleen dood. Voor nieuw hoefbeslag moesten ze zo wie zo naar boven, weten wij. Het vuurtje van de hoefsmid was ondergronds verboden. Mijngas, weet u wel. Wel werden de paarden in het donker blind, doch na enige tijd bovengronds kregen de paarden weer zicht op de wereld. Na sluiting zijn de schachten afgedicht, de gangen vol water gelopen en deels ingestort.
Later lopen wij nog tussen de verlaten resten van de bovengrondse gebouwen. Hier en daar staan machinerieën, die we herkennen uit het museum. Opvallend zijn ook de architectonische details aan de gebouwen. Het mocht wat kosten. Verschillende soorten stenen, verwerkt in allerlei motieven en stalen bloemen op de steunbalken boven de ramen. Gelukkig niet gesloopt, net als de torens boven de schachten; een symbool van macht uit een roemrucht verleden.
Wie rondsnuffelt in mijn stamboom kan met een beetje geluk stoten op Norbert Nozy. Hij werd geboren in Halen op 9 september 1952. Via zijn vader kwam Norbert Nozy terecht in de plaatselijke harmonie wat meteen de aanloop was naar een lange muzikale carrière. Hij studeerde aan het conservatorium van Brussel en aan het Lemmensinstituut. Uiteindelijk werd hij een fenomenaal saxofonist, dirigent en componist. Tussen 1985 en 2003 stond hij als commandant-dirigent aan het hoofd van het Groot harmonieorkest van de Belgische Gidsen en liet een indrukwekkende discografie na uit die tijd. Hij doceert nog steeds aan de conservatoria van Maastricht en Brussel, en aan het Lemmensinstituut.
Franz Schubert (1797-1828) was een vat vol tegenstrijdigheden. Hij was een bourgondische levensgenieter vol banale grappen, maar ook een dolende zwerver, geobsedeerd door dood, mislukking en eenzaamheid. Die tragische kant heeft in de beeldvorming de overhand gekregen en de mythe van de lijdende en miskende componist kent in hem zijn patroonheilige. Hoewel Schubert ook lichtvoetige muziek bleef schrijven, kenmerkt zijn latere werk, zoals Winterreise en het nog somberder Schwanengesang, zich vooral door de onheilszwangere thematiek van verlatenheid en dood. Schuberts humor daarbij was vaak wrang en niet vrij van zelfspot, zoals in Die Schöne Müllerin, waarin de 'Wanderer' in hetzelfde beekje verdrinkt dat hij aan het begin van de liederencyclus nog zo lieflijk bezongen had.
Schubert componeerde misschien wel de aangrijpendste en meest desolate klanken uit de muziekgeschiedenis. Franz Schubert werd slechts 31 jaar oud maar liet een oeuvre na van bijna duizend werken. Treurige werken vaak. Zo voert de cyclus Winterreise de luisteraar door een ijzingwekkend landschap waarvan geen reiziger terugkeert. Toch is het juist die treurigheid die fascineert en zelfs troost biedt.
Het is verre van mij om nog maar te enigzins te vergelijken met de familie Bach. Maar het is wel een mooi voorbeeld van erfelijkheid van muzikaal talent. Na een langzame aanloop vind je bij hen een mooie lijn van minstens vijf generaties. In mijn geval zijn we nog maar aangeneratie 4, mijn vader, ikzelf (een klein beetje) en mijn twee zonen. Ondertussen is er een kleinzoon die zich uitleeft op de drums. Alle begin is moeilijk
Oktober overspoelt ons ieder jaar met nieuwe boeken. Dat het tijdperk van het gedrukte boek nog niet voorbij is, wordt levendig geïllustreerd door het aantal nieuwe uitgaven dat er elk jaar verschijnt. En het wordt helemaal druk als het jaarlijks boekenfestijn "de boekenbeurs" er weer aankomt. Misschien is het dit jaar het moment om eventjes stil te staan bij de uitgeverij Meulenhoff-Manteau waar Jef Geeraerts een nieuw boek heeft. Dit maal geen thriller à la "De Zaak Alzheimer", geen herinneringen aan levensbedreigende ziektes zoals "Dood in Bourgondië", laat staan de Kongoromans die ons in Black Venus rode oortjes deed krijgen. Zijn jongste telg heet Muziek en emotie. Hierin ontbolstert zijn liefde en passie voor de (klassieke) muziek. Als je het programma op Klara hoorde waarin hij vertelt hoe muziek hem kan aangrijpen, dan weet je dat dit een absolute aanrader is voor lezende muziekliefhebbers, of voor musicerende lezers.
De relatie tussen Felix en Fanny Mendelssohn was bijzonder complex en heeft bij verschillende biografen heel wat vragen opgeroepen. Heel hun leven waren zij heel nauw met mekaar verbonden en het heeft er alle schijn van dat de relatie ook erotische componenten had. Eric Werner spreekt van een bloedverwantschap die bij Fanny fysieke impulsen en instincten opriep. Herbert Kupferberg schrijft dat de relatie tussen Fanny en Felix in de loop van de jaren menig psychoanalist heeft bezig gehouden.
En zelfs tijdens hun leven maakten de huisvrienden grapjes als : wanneer is het huwelijk tussen Fanny en Felix gepland? Toen Fanny 24 was en verloofd met Wilhelm Hensel schreef ze in een brief aan Felix: Ik stop iedere vijf minuten bij je portret en kus het elke keer weer opnieuw. En op haar huwelijksdag schreef zij : Ik heb je portret voor mij, ik herhaal je lieve naam en denk aan jou zoals je naast mij stond .
Hoe dan ook, het thema is incest, al dan niet gesublimeerd. Men neemt over het algemeen wel aan dat Felix nogal durfde spelen met de gevoelens van Fanny , terwijl hij haar tegelijkertijd af en toe waarschuwde dat zij veel te dicht kwam. De meeste passages die commentaar opriepen komen zeker van Fannys brieven.
Het is weer de tijd om van een buurmeisje een keelontsteking op te scharrelen (voor mijn part kan het zelfs een buurjongen zijn). Laten we maar driftig Strepsil zuigen (geen betaalde reclame). Dat doet er mij aan denken dat een dergelijke kelontsteking toch niet helemaal onschuldig is. De Oostenrijkse componist Wolfgang Amadeus Mozart blies zijn laatste adem uit op 5 december 1791. Nu zouden wetenschappers eindelijk te weten zijn gekomen wat Mozart fataal werd. Er deden heel wat geruchten de ronde. Zo zou Mozart bezweken zijn aan syfilis of aan een vergiftiging. Maar na een uitgebreide wetenschappelije studie stelde een onderzoeksteam zeer recent dat de componist wellicht stierf ten gevolge van een virale keelonsteking. Fanaten onder ons kunnen de studie vinden Annuals of internal medicine.
Begin oktober 1572 was geen prettige tijd voor de Mechelaars. Op 31 augustus 1572 was Mechelen bezet door de troepen van Willem van Oranje, die onder leiding stonden van zijn luitenant Bernard van Merode. Deze liet er een kleine bezettingsmacht achter en rukte verder op richting Dendermonde. Een maand lang stond Mechelen onder calvinistisch bestuur.
Maar reeds in juli was de hertog van Alva begonnen met een tegenoffensief. Na in augustus Valenciennes, Mons en Leuven te hebben heroverd, stelde Alva zijn zoon aan om de overgebleven opstandige steden te heroveren. Don Frederico vertrok vanuit Brussel en had als eerste doel Mechelen. Op 2 oktober zetten tegenstanders van de Oranjes de stadspoorten van Mechelen open. Dit was het begin van een Spaanse furie die door Mechelen raasde, en waarmee zoon Alva een voorbeeld wilde stellen voor andere steden. Mechelen werd geplunderd en veel inwoners werden gruwelijk vermoord
Meisjes, waarschijnlijk iets meer dan jongens , hebben al eeuwen een intieme blog. Toen noemden ze dat nog een dagboek. Daaraan vertrouwden de dagboekschrijvers hun meest geheime gedachten toe, maar schreven er ook de meest onnozele gebeurtenissen in op, om ze als het ware voor de vergetelheid te behoeden. Een dagboek was iets heel persoonlijk, een vriend waar je alles kon aan toe vertrouwen zonder dat hij je zou beschamen. Een ander soort dagboek had literaire bedoelingen. Of het was een eenzijdige briefwisseling met iemand die ver van je vandaan was, en waar je denkbeeldige gesprekken kon mee houden. En wat is een blog?
Sinds gisteren ben ik officieel met pensioen. Ik heb altijd het principe gehuldigd dat iemand die weggaat op een bepaalde post zich best zorgvuldig kan onthouden van commentaar op zijn opvolger of op de activiteiten die na hem/haar gebeuren. Niets erger dan een pastoor die zich blijft moeien met zijn oude parochie, of een dirigent die zich als een betweterige schoonvader met zijn vrijgevochten kind bezig houdt. Evenzo heb ik mij de laatste tijd ver gehouden van werkgelegenheid, overlegcommissies en dergelijke meer. Maar nu mag ik mij stilaan als een buitenstaander toch al eens uitspreken over de dingen die ik zie. Dus je moet niet schrikken als er af en toe als eens een ander onderwerp opduikt op deze blog. Vandaag doe ik dat nog niet, tenzij om mijn even charmante als deskundige opvolgster, Kathleen Stevens van RESOC-SERR Waas & Dender te bedanken voor de goede zorgen.
Als je het geluk hebt, om met een paar koren te mogen werken, dan kom je af en toe voor een heerlijke verrassing te staan. Ik heb ondertussengemerkt dat er (vooral bij de dames) onvermoede talenten aanwezig zijn die zelfs van zichzelf niet weten dat ze eigenlijk goed zijn. Het komt er ook niet helemaal uit: ze zingen sotto voce, halen nauwelijks de hoge noten die bvb. van een sopraantje verwacht worden, en dat allemaal omdat ze zich niet durven laten gaan. Bij wijze van voorbeeld neem ik nu even Josette, een sopraan van het Ruysscheveldekoor. Ze leest muziek, ze krijgt regelmatig wat orgelles bij mij - waar ze iedere dag op zwoegt, maar overigens met heel veel plezier. Vorig jaar kon ik ze "verleiden" om deel te nemen aan Europa Cantat, waar ze zich ineens ontpopte als een dame die met gemak de hoge noten zong uit het aartsmoeilijke Te Deum van Diepenbrock. En waar ze eerst niet geloofde dat zij in zo een atelier zou meekunnen, heeft zij nu al voor dit jaar een plaatske gereserveerd voor de Choralies in Frankrijk, waar we ons waarschijnlijk aan een opera van Händel gaan wagen. Zij is een typisch voorbeld van "het licht dat je niet onder de korenmaat" zou mogen zetten.
Mocht ik veel tijd hebben, dan ben ik er zeker van dat ik nog heel wat spannende ontdekkingen zou kunnen doen zowel in Leest als in Borgerhout. Ik weet in elk geval al zeker dat je op een kwartiertje tijd sommigen ziet veranderen van bange bescheiden musjes, in mooie nachtegaaltjes. Een beetje les en tips, een duwtje in de rug en een grote paplepel zelfvertrouwen kunnen wonderen doen.
In een Engels ziekenhuis stierf onlangs een oude vrouw op de geriatrische afdeling. Toen de zuster die haar in de laatste levensfase had verzorgd, het kastje naast het bed opruimde, vond ze daarin geen voorwerpen van enige waarde. Maar wel lag er een vel papier in, dat de oude vrouw met moeizaam gevormde lettertjes had volgeschreven. Er stond:
"Wat zie je zuster? Wat zie je? Een kribbige oude vrouw, niet meer bij de tijd. Een beetje onzeker, met starende ogen. Een oude vrouw, die met haar eten knoeit en die geen antwoord geeft, als je met een hard stemmetje tegen haar zegt "Ik wou dat je het nou maar eens probeerde." Een oude vrouw die schijnbaar niets merkt van de dingen die jij doet. Die steeds weer iets kwijt is, een kous of een schoen. Die zonder tegenstribbelen laat doen wat jij wilt. Die met wassen en eten de lange dagen laat vullen. Denk je dat? Zie je dat?
Doe dan je ogen eens open, zuster. Je kijkt niet eens naar me. Ik zal je zeggen wie ik ben, als ik hier zo zit. Als ik plas op jouw bevel en eet, wanneer jij het wilt.
Ik ben een jong meisje van tien, met een vader en een moeder, met broers en zusters die van elkaar houden.
Een bruid van twintig ben ik en mijn hart springt op als ik denk aan de belofte die ik deed. Vijfentwintig ben ik, en ik heb zelf kinderen die me nodig hebben om een veilig, gelukkig huis te bouwen.
Een vrouw van dertig ben ik en de kleintjes worden snel groot, verbonden door banden die zullen blijven.
Veertig ben ik. Mijn zoontjes zijn volwassen geworden en uitgevlogen. Maar mijn man is bij me om te zorgen dat ik niet treur.
Vijftig ben ik - en weer spelen er kinderen op mijn schoot.
Dan komen de donkere dagen. Mijn man is dood. Ik kijk naar de toekomst en ik huiver van angst. Want mijn kinderen hebben nu zelf een gezin. Ik denk aan de jaren van liefde die ik kende.
Nu ben ik een oude vrouw.
De tijd is wreed. Het is een grap van de tijd, ouderen er als dwazen te laten uitzien.
Mijn lichaam is vervallen, gratie en kracht zijn verdwenen.
En er zit nu een steen op de plaats waar ik ooit een hart had.
Maar... binnen in dat oude karkas woont toch nog dat jonge meisje.
Soms klopt mijn oude hart wat sneller.
Ik herinner me de vreugde en de pijn.
Ik heb weer lief. Ik leef mijn leven opnieuw.
Ik denk aan de jaren die voorbij zijn, te snel vervlogen, en ik accepteer de harde waarheid dat niets kan duren.
Ik ben Carlo (Carlo Claes), geboren op 20 september 1944. Als je goed telt weet je hoe oud / jong ik ben. Enkele jaren geleden gaf ik mijn job als resoc-coördinator van Waas en Dender op om met brugpensioen te gaan. Sindsdien kan ik mij aan mijn echte passie wijden: de koormuziek. Ik dirigeer twee koren: Fiori Musicali uit Sint-Niklaas en het Hanswijkkoor in Mechelen. Zo ontmoet ik iedere week een hoop fijne, lieve mensen. Maar hier is de wereld nog veel groter. Dus kom ik nu ook jou tegen.