Een wat relativerende kijk op muziek vind je op de website van Oncyclopedia.org. Ik onthoud je vandaag hun visie niet op dirigenten en op zang.
Dirigent
De dirigent is het enige lid van het orkest dat geen muziek kent. Zijn voornaamste taak is het verzorgen van de public relations, omdat drummers daar bijzonder slecht in zijn, en harpistes steeds druk in de weer zijn met het stemmen van hun instrument[4]. Dirigenten zijn niet te houden wanneer het aankomt op het ontvangen van applaus, en daarom houden zij eraan om vóór het orkest met een stokje te gaan zwaaien. Zij houden daarbij de bewegingen van de drummer in het oog, en proberen de hunne daar zo goed mogelijk mee te synchroniseren. De muzikanten hebben er verder geen omziens naar, en de meeste dirigenten maken weinig of geen lawaai wanneer ze voor een orkest staan. Veel critici trekken de public relations capaciteiten van dirigenten in twijfel, omdat ze steeds met hun rug naar het publiek staan. Maar het is duidelijk dat het publiek daar geen graten ziet, integendeel. De dirigent kondigt ook de werken aan, en meestal verkeerd. Dat is niet zozeer een kwestie van onkunde, dan wel van een handig omzeilen van uitvoeringsrechtenregulaties.
Zang
Een standaardorkest begeleidt geen zangers: een beetje orkestmuzikant kan genoeg zingen om zo'n ariaatje uit te voeren, wanneer hij even minder werk heeft voor zijn instrument. Operaliefhebbers zijn dus perverten die al meer dan driehonderd jaar erin slagen om muziekschrijvelaars zover te krijgen (tegen betaling uiteraard) standaardzangstukjes te bundelen tot gezongen theaterstukken met groot orkest en aparte zangers. Om van operette, zarzuela en musical nog te zwijgen. Daar bovenop hebben we nog de legendarische pretentie van zangers, die niet genoeg hebben aan een piano of gitaar, en door een heel orkest begeleid wensen te worden. Ook de dirigent kan zich tot zingen geroepen voelen, al wordt dat, gezien zijn muzikale beperkingen, niet aangemoedigd.
Ik ben vorige zaterdag nog eens naar een begrafenis geweest in Sint Gillis Waas. François kreeg een mooie uitvaartdienst! En opnieuw werd ik getroffen door de heel goede akoestiek van deze dekanale kerk. Het lijkt mij een uitstekende locatie om ooit met de 2 koren die ik nu mag leiden eens een cd op te nemen. Niet alleen is er een uitstekend koororgeltje (de titularis is de uitstekende organist Dirk Roels die zich altijd graag leent voor een mooie begeleiding - begeleiden is en kunst op zichzelf). De kerk is ook van die aard dat het bijna onmogelijk is om de toon niet juist te treffen: je moet al een speciale inspanning doen om daar vals te zingen, of onder de toon. Maar dan ben je het natuurlijk niet waard om hier te concerteren. Ik herinner me alleszins schitterende concerten met het koor van Kurt Bikkembergs, met Cantate Domino uit Aalst of met In Dulci Jubilo. Het enige probleem wordt dan wel het geluid van het verkeer, maar daar zal wel een mouw aan te passen zijn.
Werk aan de winkel in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel!
Een groot aantal muziektijdschriften die een schat aan informatie over het Belgische en het Brusselse muziekleven bevatten en bovendien vaak zeldzame of unieke exemplaren zijn, moeten prioritair gedigitaliseerd worden. Sommige hiervan kunnen momenteel zelfs niet meer door het publiek geraadpleegd worden omdat ze in een dermate slechte staat verkeren (dit is bijvoorbeeld het geval voor "Le guide musical"). Het digitaal aanbieden van deze tijdschriften (bijvoorbeeld op cd-rom) zou talrijke voordelen bieden: vooreerst worden de tijdschriften niet langer beschadigd doordat ze worden opgevraagd en doorbladerd. Daarnaast biedt dit systeem ook enorme zoekmogelijkheden aan de lezer (full text search, trefwoordensearch...).
De Muziekafdeling bezit verder verscheidene zeer waardevolle collecties en fondsen die "met uitsterven bedreigd zijn". De collectie Fétis bijvoorbeeld, uniek in de wereld en van onschatbare waarde voor het Belgische muziekleven, bevat vele boeken die niet meer ter beschikking van de lezers worden gesteld omdat ze in zeer slechte staat verkeren. Deze boeken zouden dringend moeten worden gedigitaliseerd omdat vele belangrijke gegevens over het culturele leven in België dreigen verloren te gaan.
Ten slotte is ook een groot aantal brieven dringend aan digitalisering toe. Verschillende fondsen bevatten een zeer omvangrijke en belangrijke correspondentie, zoals het fonds Edgar Tinel, het fonds Paul Collaer, het fonds Henri Le Boeuf... De briefwisselingen uit dergelijke fondsen zijn om dezelfde redenen als hierboven genoemd van uitzonderlijk belang.
Het wordt een tijdrovende en dure bezigheid, maar misschien met de hulp van vrijwilligers en een stevige sponsor?
Een bekende professor van de universiteit van Californie stelde in één van zijn colleges aan zijn studenten de volgende rare hypothetische vraag:
"Hier is de familiegeschiedenis: de vader heeft syphilis, de moeder tuberculose. Ze hebben reeds vier kinderen gehad. Het eerste kind is blind, het tweede kind is gestorven het derde kind is blind. Het viere kindje heeft ook tbc. Nu is de moeder opnieuw zwanger. De ouders zijn op consultatie bij jou gekomen, en denken aan abortus, als u tenminste ook van die mening bent. Wat zou uw advies zijn?"
Na een korte discussie plenair, werden de studenten in groepen ingedeeld en werd aan elk v an de groepen gevraagd om een advies uit te brengen. Terug samengekomen bleken alle groepen unaniem een abortus te adviseren, waarop de professor de klas bekeen en zei: "Proficiat, dames en heren, jullie hebben zojuist besloten Beethoven te aborteren."
vanavond om 21.00 uur op CANVAS + : heruitzending van de nationale viering ter gelegenheid van de heiligverklaring van Pater Damiaan vanuit de basiliek van Koekelberg.
Ik ben zo stillekesaan 20 jaar in het koor. Zingen leek me wel leuk indertijd en dat het ook nog in een kerk gebeurde moest er dan maar bij.
Eindelijk de moed gevonden om te gaan, werd ik getest door de dirigent. Lage alt was zijn oordeel. Ik had jaren terug wel gezongen op feestjes en in het schoolkoor, maar wist echt niet of ik een alt was of sopraan, daar werd niet op gelet, je zong gewoon mee. Dus ik werd geplaatst bij de alten, maar hoe ik ook mijn best deed, de juiste toon vond ik niet: ik zat steeds tonen te hoog. De moed zakte me in de schoenen, wilde al maar stoppen , totdat één van de alten me na de pauze bij de tweede sopranen zette en jawel hoor, daar had ik gelijk de juiste toon. Na een jaar zat ik bij de eerste sopranen en zing daar nog steeds mijn toontje mee. Wat bleek achteraf, de dirigent had alten nodig en omdat ik niet precies wist welke stem ik had, plaatste hij mij daar.
Overigens hadden we wel een heel goede dirigent, maar wel erg streng. Ik vergeet nooit dat ik voor het eerst het Rataplankoor moest instuderen. Steeds had ik één 'plan' over, afschuwelijk als je dan alleen achterop komt. Ik dook dan achter mijn map weg, maar dat hielp niets, hij zei dan heel misprijzend: "Mevrouw, ik weet dat u het bent." Dan voelde ik me net een schoolkind dat een opmerking krijgt. Ik had er wat op gevonden en zong de laatste 'plannen' maar niet mee. Ook dat merkte hij op, alles hoorde of zag hij, maar ik heb wel geleerd bij hem om goed op de dirigent te letten en met één oog in je partituur te kijken, dan gaat het zeker niet zo gauw mis. Eén keer maakte ik iets heel gek mee. Ik ben nl. een hooikoortspatient, het niezen gaat vaak onverwachts. Zo ook onder het repeteren. Daar sta je dan met je mond wijd open en ja hoor, een nies en daar vloog mijn ondergebit eruit, schoof onder de stoelen door, vlak voor de dirigent zijn voeten. Ziet u het voor u? Hij driftig dirigerend en wij met de slappe lach, de tranen liepen ons uit de ogen en dat gebit lag daar maar en de dirigent die het niet kon zien liggen, begreep niets van ons verkrampte zingen. Niemand durfde het te pakken. Met veel rekwerk kon een van de dames op de eerste rij met een uitgeschoven been het met een schuiver naar achteren mikken. Ik grabbelde het vlug op en in de pauze kon ik het, na het stof afgewassen te hebben, weer indoen. U begrijpt dat ik, als de hooikoorts weer opspeelt, het nu met Corega vastzet. Dit nooit meer! Maar soms moeten we er nog om lachen. Ik hoop nog vele jaren mijn toontje mee te kunnen zingen, heb veel ups en downs meegemaakt, maar ik bleef zingen. De repetitieavond sla ik niet gauw over, want zingen als ik blij, kwaad of verdrietig ben is voor mij een uitlaatklep.
Ik heb het al een paar keer gezegd: wat begon als een plaatsje waar ik wat afspraken kwijt kon en soms een opmerking over zingen, is gaandeweg uitgegroeid tot een soort van forum waar ik op een andere manier contact kan houden met mensen. Natuurlijk blijft een blog in de eerste plaats iets publiek, maar de bezoekers laten mij regelmatig weten dat er iets van mij naar buiten sijpelt. Het zijn dan ook verschillende lagen die ze ontdekken: mijn gedrevenheid voor de muziek, evengoed als mijn andere interesses: kunst, boeken, geschiedenis ... Sommigen hebben het over de opa, die fier is op zijn kleinkindjes. Anderen menen dat er wel eens iets meer achter zit als ik het over mensen heb. Nog anderen menen te zien dat ik af en toe zelfs een frustratietje kwijt wil geraken, of mijn slechte karakter laat boven komen. 25.000 bezoekjes, zoveel geesten, zoveel meningen. Ik vind jullie bezoekjes wel gezellig.
De peetvader van de Vlaamse koormuziek, VIC NEES, schrijft het volgende:
"Er bestaan talrijke initiatieven voor kinderen, jeugd en volwassenen. Het enige segment dat organisatorisch verwaarloosd wordt is dat van de senioren. Er zijn nochtans voldoende individuele zangers die bij hun koren niet meer welkom zijn, maar die wel van een specifiek aanbod gebruik zouden maken. De (vijfen)zestigplussers beschikken over tijd en middelen om ergens een paar dagen tijdens de week comfortabel samen te komen.
Seniorenkoren worden zelden of nooit geleid door gediplomeerde dirigenten met enige reputatie. Ik heb het probleem in mijn columns al een paar keren luchtig aangesneden, maar ik ben ook bereid bij wijze van proef zelf een midweek te leiden voor (zestig- of) vijfenzestigplussers met koorervaring. De generatie die in de jaren 60 en 70 koorweken en -weekends bezocht, behoort nu tot deze categorie.
Ik wil mijn initiatief de naam GRIJS GEZONGEN meegeven. Grijs slaat niet alleen op de leeftijd, maar naar analogie met grijs gespeeld ook op het hernemen van oud repertoire. Daarnaast onbekend (Vlaams) werk. Ik streef een integrale benadering na: samen met de culturele en literaire invalshoek komen ook aangepaste vocale en logopedische elementen aan bod."
Op donderdag 9 december ontvangen u vanaf 10 uur, op vrijdag 10 december is er een toonmoment om 16 uur.
Doelgroep seniore zangers mét koorervaring
Prijs 90 (leden Koor&Stem), 95 (niet-leden). Dit omvat cursus, logies en volpension (lakens/ dekbedovertrek meebrengen, er is een donsdeken). 70, leden; 75, niet-leden, voor cursus en maaltijden. Inschrijven vóór 20 november, enkel met dit inschrijvingsformulier. Fax of mail het ingevuld terug. De inschrijving is geldig na storting van het voorschot van 40 per persoon, op rek. 447-0019301-20, K&S/VFJK.
Twee keer mag ik dirigeren in Hof ter Schlde (Revalidatiecentrum Antwerpen Linkeroever): op 8 november met KORILE, op 31 januari met Musica ad Nives. Voor 8 november stel ik het volgende porgramma voor:
KORILE/ Misviering Hof ter Schelde 8 november 2009
Tijdens een concert is de dirigent afwezig en een altviolist neemt zijn taak over. Het concert is grandioos!De volgende dag zit de altviolist weer op zijn eigen plekje en zegt tegen zijn buurman (ook een altviolist):"Het ging goed he, gisteren?" Waarop zijn buurman antwoordt: "Ja, waar was je nu?"
Het is een raadsel waarom nog steeds zoveel mannen onder die
omstandigheden willen dirigeren. Laat dat gehannes en gemanoeuvreer toch aan vrouwen over, die kunnen dat veel beter. Zij zijn van nature geschikt voor het moderne dirigentenvak. Al eeuwen lang oefenen zij thuis om met zachte hand de baas te zijn en het toch gezellig te houden.
Een partituur bestuderen en de maat slaan, dat leren ze er wel bij. Er zijn nu nog maar weinig vrouwelijke dirigenten, maar dat kan niet lang meer duren.
Een gevoelige kwestie: hebben vrouwen meer of minder aanleg voor muziek dan mannen? Aan de poorten van de conservatoria melden zich ieder jaar duizenden meisjes. De vrouwen zijn in opmars je ziet het ook in de orkesten. Maar vrouwelijke dirigenten zijn op de vingers van één hand te tellen en muziek van vrouwelijke componisten lijkt niet te bestaan. Wat is de oorzaak van deze scheefgroei? Misschien gaan mannen alleen in de muziek, als ze genoeg talent hebben om de top te bereiken. Anders kiezen ze, onder lichte dwang van hun bezorgde ouders, voor een vak waarmee ze meer verdienen. Muziek wordt een leuke hobby. In goede amateur-ensembles spelen veel oudere artsen en advocaten, die na hun geslaagde loopbaan pas toekomen aan wat ze desondanks hun ware passie noemen. Over de man-vrouwkwestie in de muziek is het laatste woord niet gesproken. Waarschijnlijk bestaat er niet één specifiek gen, dat de mate van muzikaliteit bepaalt, maar gaat het om een ingewikkelde combinatie van erfelijke eigenschappen, die gelukkig per mens en dus per musicus verschilt. Waarom nog steeds weinig vrouwen een succesvolle dirigent of componist worden, blijft hersenonderzoekers fascineren. Logischer is het te veronderstellen, dat een eeuwenlange achterstelling niet zomaar kan worden ingelopen. Vraag een muziekliefhebber naar de naam van een vrouwelijke componist en hij zal niet veel verder komen dan 1 of 2 namen. Toch zijn het er ruim 10.000. Het gaat om een gemarginaliseerde groep, die deel uitmaakt van het geheel aan cultureel erfgoed.
Ik heb dit al wel eens meer meegemaakt: enthousiasme voor een bepaald nieuw koorwerk zowel bij de dirgent als bij het koor bij een eerste lezing. En dan het besef bij de koorleden dat we voor een aartsmoeilijk stuk staan met een moeilijkheidsgraad die ze tot nu toe nog niet ontmoet hebben. Ook ik heb al eens in mijn haargekrabt als ik deelnam aan koorateliers die een werk aanboden, waarvan we na enkele dagen dachten dat het onmogelijk zou worden (ik denk aan de laatste Europa Cantat met het Te Dem van Diepenbrock; waarbij de dirigent met de dag meer grijze haren kreeg). Met Londonderry Air hebben we ook zo een moeilijk te verteren hap voor de kiezen gekregen. Ik vraag me af wat de koorleden er van denken. Sommigen zeggen mij dat ze de uitdaging geweldig vinden en dat we moeten doorbijten. Anderen zie ik fronsen als ik aankondig dat we er nog maar eens gaan aan werken. Het is een dilemma, dat we misschien maar eens democratisch moeten beslechten. Te vlug opgeven geeft een onvoldaan gevoel, te lang doordrammen neemt het fundamenteel plezier van de koorrepetitie weg. Ik ben benieuwd wat het wordt. De top van de Mount Everest is voorlopig nog niet in zicht.
Veel koren klagen dat zij moeite hebben om nieuwe leden te vinden en aan verjonging te doen. Dels is dit natuurlijk te wijten aan de tijdsgeest en aan het overaanbod van vrijetijdsbestedingsmogelijkheden. Zo gauw je te maken krijgt met een engagement waarin het "teamgebeuren" centraal staat, wordt er een regelmaat van je aanwezigheid verwacht, die niet evident is. Maar deels hebben de recruteringsmogelijkheden ook te maken met de openheid van je koor. Ons kent ons, nieuwe leden kunnen beschouwd worden als "vreemde lichamen" die misschien wel iets bijdragen tot de koorkwaliteit, maar niet altijd even welkom zijn in het sociale gebeuren dat het koor is. Er wordt gesproken van "wij" en "zij". Er worden geen gerichte inspanningen gedaan om nieuwe leden echt te integreren. Besturen reageren soms ambivalent op leden die niet van onder de kerktoren komen. Dat merk je in allerlei details. Een koorbestuur zou zich best eens buigen over een strategie om deze anomaliën weg te werken. De doodsklokken luiden al genoeg, wij kunnen hun klank best missen in het koorleven.
Ik ben nog altijd een beetje fier dat ik uit Beringen kom. Mijn vader werkte er op de kolenmijn als chef de vente. Nu zijn de kolenmijnen al lang dicht maar nog steeds is een vleugje nostalgie mogelijk bij een bezoek aan de Het Vlaams Mijnmuseum.
De deur onder het opschrift MIJNMUSEUM blijkt toegang te verschaffen tot een soort café. Vaste houten banken rond tafels op een soort ijzeren poten en hulpvaardige personen, die ons desgewenst lieten aansluiten bij de rondleiding. Alles bovengronds, doch het ondergrondse deel realistisch nagemaakt.
Aarde-donker was het beneden. Ook warm. En kans op water en . gas. Bovendien was er weinig ruimte om te werken en stof, veel stof. Om bij de kolenaders te komen moest veel gesteente worden doorboord. Stof van steen is veel fijner, dan stof van steenkool. Zo fijn, dat het in de longen van veel mijnwerkers achter bleef en de opname van zuurstof bij het ademhalen uiteindelijk onmogelijk maakte.
Uiteindelijk zijn alle mijnen gesloten. Toen de laatste mijnwerkers uit de lift waren gestapt, zijn eenvoudig de pompen gestopt. Alle machines zijn beneden gebleven. Gelukkig geen paarden, want die werden al jaren niet mee gebruikt. In het begin trokken paarden de wagentjes met kolen naar de lift. Het fabeltje bestaat, dat de paarden nooit meer boven kwamen. Alleen dood. Voor nieuw hoefbeslag moesten ze zo wie zo naar boven, weten wij. Het vuurtje van de hoefsmid was ondergronds verboden. Mijngas, weet u wel. Wel werden de paarden in het donker blind, doch na enige tijd bovengronds kregen de paarden weer zicht op de wereld. Na sluiting zijn de schachten afgedicht, de gangen vol water gelopen en deels ingestort.
Later lopen wij nog tussen de verlaten resten van de bovengrondse gebouwen. Hier en daar staan machinerieën, die we herkennen uit het museum. Opvallend zijn ook de architectonische details aan de gebouwen. Het mocht wat kosten. Verschillende soorten stenen, verwerkt in allerlei motieven en stalen bloemen op de steunbalken boven de ramen. Gelukkig niet gesloopt, net als de torens boven de schachten; een symbool van macht uit een roemrucht verleden.
Wie rondsnuffelt in mijn stamboom kan met een beetje geluk stoten op Norbert Nozy. Hij werd geboren in Halen op 9 september 1952. Via zijn vader kwam Norbert Nozy terecht in de plaatselijke harmonie wat meteen de aanloop was naar een lange muzikale carrière. Hij studeerde aan het conservatorium van Brussel en aan het Lemmensinstituut. Uiteindelijk werd hij een fenomenaal saxofonist, dirigent en componist. Tussen 1985 en 2003 stond hij als commandant-dirigent aan het hoofd van het Groot harmonieorkest van de Belgische Gidsen en liet een indrukwekkende discografie na uit die tijd. Hij doceert nog steeds aan de conservatoria van Maastricht en Brussel, en aan het Lemmensinstituut.
Franz Schubert (1797-1828) was een vat vol tegenstrijdigheden. Hij was een bourgondische levensgenieter vol banale grappen, maar ook een dolende zwerver, geobsedeerd door dood, mislukking en eenzaamheid. Die tragische kant heeft in de beeldvorming de overhand gekregen en de mythe van de lijdende en miskende componist kent in hem zijn patroonheilige. Hoewel Schubert ook lichtvoetige muziek bleef schrijven, kenmerkt zijn latere werk, zoals Winterreise en het nog somberder Schwanengesang, zich vooral door de onheilszwangere thematiek van verlatenheid en dood. Schuberts humor daarbij was vaak wrang en niet vrij van zelfspot, zoals in Die Schöne Müllerin, waarin de 'Wanderer' in hetzelfde beekje verdrinkt dat hij aan het begin van de liederencyclus nog zo lieflijk bezongen had.
Schubert componeerde misschien wel de aangrijpendste en meest desolate klanken uit de muziekgeschiedenis. Franz Schubert werd slechts 31 jaar oud maar liet een oeuvre na van bijna duizend werken. Treurige werken vaak. Zo voert de cyclus Winterreise de luisteraar door een ijzingwekkend landschap waarvan geen reiziger terugkeert. Toch is het juist die treurigheid die fascineert en zelfs troost biedt.
Het is verre van mij om nog maar te enigzins te vergelijken met de familie Bach. Maar het is wel een mooi voorbeeld van erfelijkheid van muzikaal talent. Na een langzame aanloop vind je bij hen een mooie lijn van minstens vijf generaties. In mijn geval zijn we nog maar aangeneratie 4, mijn vader, ikzelf (een klein beetje) en mijn twee zonen. Ondertussen is er een kleinzoon die zich uitleeft op de drums. Alle begin is moeilijk
Oktober overspoelt ons ieder jaar met nieuwe boeken. Dat het tijdperk van het gedrukte boek nog niet voorbij is, wordt levendig geïllustreerd door het aantal nieuwe uitgaven dat er elk jaar verschijnt. En het wordt helemaal druk als het jaarlijks boekenfestijn "de boekenbeurs" er weer aankomt. Misschien is het dit jaar het moment om eventjes stil te staan bij de uitgeverij Meulenhoff-Manteau waar Jef Geeraerts een nieuw boek heeft. Dit maal geen thriller à la "De Zaak Alzheimer", geen herinneringen aan levensbedreigende ziektes zoals "Dood in Bourgondië", laat staan de Kongoromans die ons in Black Venus rode oortjes deed krijgen. Zijn jongste telg heet Muziek en emotie. Hierin ontbolstert zijn liefde en passie voor de (klassieke) muziek. Als je het programma op Klara hoorde waarin hij vertelt hoe muziek hem kan aangrijpen, dan weet je dat dit een absolute aanrader is voor lezende muziekliefhebbers, of voor musicerende lezers.
De relatie tussen Felix en Fanny Mendelssohn was bijzonder complex en heeft bij verschillende biografen heel wat vragen opgeroepen. Heel hun leven waren zij heel nauw met mekaar verbonden en het heeft er alle schijn van dat de relatie ook erotische componenten had. Eric Werner spreekt van een bloedverwantschap die bij Fanny fysieke impulsen en instincten opriep. Herbert Kupferberg schrijft dat de relatie tussen Fanny en Felix in de loop van de jaren menig psychoanalist heeft bezig gehouden.
En zelfs tijdens hun leven maakten de huisvrienden grapjes als : wanneer is het huwelijk tussen Fanny en Felix gepland? Toen Fanny 24 was en verloofd met Wilhelm Hensel schreef ze in een brief aan Felix: Ik stop iedere vijf minuten bij je portret en kus het elke keer weer opnieuw. En op haar huwelijksdag schreef zij : Ik heb je portret voor mij, ik herhaal je lieve naam en denk aan jou zoals je naast mij stond .
Hoe dan ook, het thema is incest, al dan niet gesublimeerd. Men neemt over het algemeen wel aan dat Felix nogal durfde spelen met de gevoelens van Fanny , terwijl hij haar tegelijkertijd af en toe waarschuwde dat zij veel te dicht kwam. De meeste passages die commentaar opriepen komen zeker van Fannys brieven.
Ik ben Carlo (Carlo Claes), geboren op 20 september 1944. Als je goed telt weet je hoe oud / jong ik ben. Enkele jaren geleden gaf ik mijn job als resoc-coördinator van Waas en Dender op om met brugpensioen te gaan. Sindsdien kan ik mij aan mijn echte passie wijden: de koormuziek. Ik dirigeer twee koren: Fiori Musicali uit Sint-Niklaas en het Hanswijkkoor in Mechelen. Zo ontmoet ik iedere week een hoop fijne, lieve mensen. Maar hier is de wereld nog veel groter. Dus kom ik nu ook jou tegen.