Twee minder vrolijke dingen het afgelopen weekend:
Daar was vooreerst het provinciaal zangtornooi Antwerpen in Ekeren waar ik naar toe ging om te supporteren voor Sin'al Fine en mijn goede vriend Leo. Hun optreden was uitstekend en ontlokte aan de toehoorders een spontaan applaus. Maar ... zij maakten een onvergeeflijke fout: het tornooireglement voorziet dat er minstens 12 koorleden moeten zijn en ... daar stonden ze dan met z'n elf. Zelfs een plastic pop had misschien hun aantreden kunnen redden. Nu was het verdicht van de jury: "niet geklasseerd. Jammer, doodjammer.
En dan waren er de voorbereidingen voor de begrafenis van ons veel te vroeg overleden koorlid: Ludo van Obbergen, tenor pursang en goedlachse trouwe koorvriend. Het moge een troost zijn dat wij met de drie koren waarin hij actief was samen al zingend afscheid nemen op zaterdag 5 april om 10.00 u in de Sint Janskerk in Mechelen. Iedereen die Ludo kende, wordt daar verwacht.
Zoals ik gisteren al zegde, ging ik met open oog en
oor naar het concert van de academie voor muziek, woord en dans van het
Gemeenschapsonderwijs te Gent. Ik wil het niet hebben over de (goede)
prestaties van Vox Mago (het koor), noch over de nerveuze prestatie van
dirigent Patrick Debrabandere. Evenmin ga ik spreken over de hernieuwde
ontmoeting met Benoit Giaux, de muzikale duizendpoot die zowel een goede
bariton is, lid van de popgroep Witlof
Bay of uitstekend dirigent van Choraline
(het jeugdkoor van de Brusselse Munt).
Veeleer ga ik mij wat ergeren aan de drang naar
originaliteit die meebrengt dat tweederangs componistenuit de Barok van onder het stof worden
gehaald en op een verhoogje worden geplaatst. De hoofdbrok van het concert was
een Mis nr. 9 van Johann David Heinichen ( 1683-1729). Niet gehinderd door enig
gevoel voor religiositeit, met een klankidioom dat (letterlijk en figuurlijk)
de toehoorder moest wegblazen kan ik mij goed voorstellen dat deze Heinichen na
een korte carrière aan het hof van Dresden wellicht mee aan de basis lag van de
sluiting van het Hoftheater (wegens te duur). In zijn laatste 9 jaar mocht de
brave borst nog wat privé liefhebberen in de muziek, maar grootse dingen kwamen
daar niet uit voort.
Ik vind het dan ook een miskleun om die man te
programmeren vlak voor Johann Sebastian Bach, tenzij het de bedoeling was om
een dwergje te laten kriebelen aan de hielen van een meester die hoog op de
Olympus voortleeft. Maar dan nog En als hij dan toch op het programma moet,
waarom dan niet het veel betere Requiem. Maar dan echt wel zonder
confrontatie met de groten van de muziek.
Ter voorbereiding van het concert (met o.m. het
Magnificat van J.S. Bach) waar ik vanavond naar toe ga, met toch een speciaal
oor en oog voor Inez Carsauw, de koorcoach van Korile voor april-mei.
Het
Magnificat, de lofzang van Maria volgens het Evangelie van Lucas, heeft componisten
bezig gehouden van de Middeleeuwen tot heden, en velen van hen bij herhaling.
Palestrina en Lassus schreven er maar liefst dertig, resp. honderd zettingen voor!
De tekst is ontleend aan het eerste hoofdstuk van het Lucas-Evangelie waar de
evangelist verhaalt hoe Elisabeth, zwanger van Johannes de Doper, haar eveneens
zwangere nicht Maria begroet als 'moeder des Heren' waarop Maria een loflied
aanheft dat de tien verzen Lucas 1:46-55 beslaat.
In
Bachs oeuvre behoort het Magnificat, met de Hohe Messe, enkele Sanctussen en de
paar Kleine Missen tot zijn weinige vocale werken op Latijnse tekst. In de Lutherse
eredienst te Leipzig waren namelijk ten tijde van Bach nog diverse elementen uit
de voor-reformatorische liturgie behouden gebleven. Zo werden het Kyrie en
Gloria van de mis nog wekelijks in het Latijn gezongen maar slechts éénstemmig
en niet door solisten, koor en orkest ('concertant'). Alleen op enkele kerkelijke
hoogtijdagen als Pasen en Pinksteren was er plaats voor concertante uitvoeringen,
waarvoor Bach dus zijn Kleine Missen schreef. (Alleen Bachs opus ultimum,
de Hohe Messe is niet in de Lutherse traditie te plaatsen.)
Het
Magnificat werd in Bachs tijd te Leipzig elke zaterdag- en zondagmiddag gezongen
ter afsluiting van de vespers, maar wel in de volkstaal, het Duits: Meine Seel
erhebt den Herren. Men zong het op de melodie van de 9e gregoriaanse psalmtoon
en in een eenvoudige vierstemmige harmonisering van Johann Hermann Schein. (Op
basis van deze melodie componeerde Bach voor het feest van Maria-Visitatie op 2
juli 1724 zijn cantate 10, Meine Seel erhebt den Herren, als een koraalcantate
maar dan op een gregoriaanse melodie.) Op kerkelijke hoogtijdagen echter (en
dat waren er, met drie Kerst- Paas- en Pinksterdagen en de drie Mariafeesten
wel veertien) werd het Magnificat op Latijnse tekst gezongen in een
feestelijke, concertante uitvoering met koor,
solisten
en instrumentaal ensemble.
Vanaf
zijn indiensttreding als Thomascantor (31 mei 1723), verantwoordelijk voor de
muziek in de vier Leipziger kerken, toont Bach een buitensporige
compositorische ijver: hij schrijft wekelijks een nieuwe cantate en houdt dat
een jaar of drie vol. Nauwelijks een maand na zijn aantreden ziet hij ook nog
kans om voor de
vespers
op Maria Visitatie (2 juli) een uitbundig Magnificat te schrijven dat alle versies
van tijdgenoten overtreft; het is zonder overdrijving het hoogtepunt van het genre.
Voor Bach is het zijn eerste grote koorwerk, veel ambitieuzer dan de wekelijkse
cantates.
Hij
was een Duits-Nederlands muziekkopiïst (veruit de beste van zijn tijd),
componist, instrumentalist, mijningenieur, zakenman, diplomaat en (dubbel)spion.
Verschillende van de grote Nederlandse polyfonisten danken het voortbestaan van
hun werk aan zijn beroemde verluchte handschriften. Onder het mom een handelaar
in geschriften te zijn reisde hij tussen 1515 en 1518 heen een weer tussen
Engeland en Frankrijk in opdracht van koning Hendrik VIII en kardinaal Wolsley
als spion tegen Richard de la Pole, een troonpretendent voor de Engelse kroon.
Het zaakje werd helemaal winstgevend als Alamire tegelijk ook begon te spioneren
voor die de la Pole.
Wat
er ook van zij, zijn handschriften werden kostbare geschenken voor vorsten als
Filips deSchone en vooral ook Karel V.
Ergens
tussen 1505 en 1516 verhuisde Alamire definitief van Antwerpen naar Mechelen ,
toen residentie van de landvoogdes van de Nederland. Alhoewel hij vaak op reis
was, bleef Mechelen zijn vaste stek.
Dis
moi (puisque tu es si sensible aux effets de larchitecture), nas tu pas
observé, en te promenant dans cette ville; que dentre les édifices dont elle
est peuplée, les uns sont muets; les autres parlent: et dautres enfin qui sont
les plus rares, chantent?
Gisteren tijdens het zappen op tv terecht gekomen
op de cultuurzender die Sjostakovitsj 5e symfonie bracht o.l.v.
Jaap Van Zweeden. Die symfonie heeft een verhaal op zich. In de dertiger jaren
van vorige eeuw stonden de hoofden toch al niet heel vast op het hoofd, en
wanneer een opera of symfonie niet beantwoordde aan de smaak van Stalin, kon je
het ergste verwachten. De 4e symfonie was tot op de grond gelijk
gemaakt, de 5e moest alles weer goed maken.
Alhoewel Sjostakovitsj nimmer zijn rug toekeerde
naar de Sovjetunie, kan je je zijn gemoedsgesteltenis voorstellen bij één van
zijn pittige uitspraken: Het moet toch voor iedereen duidelijk zijn wat daar
gebeurt. Het is alsof iemand je met een stok slaat en zegt het is jouw taak om
vreugde te brengen, het is jouw taak om vreugde te brengen en je staat
kreunend recht en zegt het is mijn taak om vreugde te brengen, het is mijn
taak om vreugde te brengen. Roem in binnen- en buitenland was echt geen
garantie om te overleven.
Autofabrikant
Citroën presenteert op 23 maart 1948 een nieuwe kleine auto, die
geschikt was voor het ruige Franse platteland: de 2CV. De eis die Citroën aan
de auto stelde: twee boeren moesten er 50 kilo aardappels mee kunnen vervoeren
of een vat met 50 liter wijn. Het uiterlijk van de wagen was niet belangrijk.
Een journalist zou het wagentje het lelijke eendje hebben genoemd en
deze benaming is in Nederland een geuzennaam geworden. De afkorting 2CV staat
voor 'Deux Chevaux Vapeur', wat twee paardenkracht betekent. De 2CV werd
geproduceerd tussen 1948 en 1990. In die periode zijn er zo'n 4 miljoen van
gebouwd. In Frankrijk heeft de 2CV de bijnaam "La Deuche", in België
is het "De Geit" of "Het Wippertje", in Nederland
"Eend" of "Lelijke Eend"', in Friesland de "Pyk"
of "Einepyk". In Duitsland werd het autootje "Ente" en in
Engeland "Tin Snail" (blikken slak) genoemd.
20
maart was het tweede werelddag van het geluk. Grootscheepse onderzoeken
worden opgezet om uit te vogelen waar mensen het meest gelukkig zijn, wat daar
voor bepalend is, of we meer of minder gelukkig zijn dan tien jaar geleden.
Wel
nu, ik was gelukkig tijdens mijn kinderjaren, denk ik zo. Gelukkig in een
school waar een stuk van de speelplaats uit aarde bestond (knikkeren in het
seizoen, wilde kastanjes oprapen onder de reuzengrote bomen die de speelplaats
overloverden), het verteluurtje van de meester op zaterdagmorgen (het waren
allemaal meesters in die tijd), Ronde van Frankrijk rijden in de tuin, allemaal
samen naar de weide lopen om het Rondekrantje te zien droppen uit een
overvliegend vliegtuigje, kikkervisjes gaan vangen bij de watermolen, naar de
kermis met een dikke muts omdat ik bof had, betrapt worden bij de bakker omdat
ik een snoepje had achterovergeslagen uit de glazen pot op de toog, uren aan
het kanaal liggen en kattenkwaad uithalen, helemaal achteraan in de tuin
proberen een glimp op te vangen van het onbereikbare buurmeisje.
Als
binnen vijftig jaar mijn kleinkinderen hetzelfde kunnen neerschrijven, dan
zullen alle onderzoeken overbodig zijn.
Het
kan deze dagen niet meer op voor wie met muziek (in ons geval vocale muziek)
bezig is. Het Klarafestival bestormt Brussel en laat Jordi Savall en andere Van
Nevels schitteren. Wij realiseren ons vaak niet dat wij in Vlaanderen c.q.
sterren van wereldformaat hebben.
Ook
op het meer populaire niveau werden wij de laatste tijd met de aanloop naar het
Eurosongfestival en The Voice van Vlaanderen verwend. Mooi om te zien dat grote
namen als Bent Van Looy, Regi, Koen Wauters en Axelle Red bereid zijn
(eigenlijk voor een habbekrats) jong aanstormend talent te beoordelen en te
begeleiden. En wat er ook van zij, we hebben met de Hasseltse juriste Fabienne
Demal (aha, : de echte naam van Axelle Red) niet alleen een mooie ambassadrice
van Unicef in huis, maar ook een echte diva. Haar aanwezigheid in The Voice zet
er mij toe aan om af en toe nog eens naar haar grote successen te luisteren.
Een must voor ieder van ons!
Tegen alle principes in, maar we hebben gisteren hard gewerkt apart met de bassen van Korile. De complete ploeg was aanwezig zodat we de kans kregen om ze wat bij te trekken. Als er hier en daar al een foutje zat, dan konden we dit lekker corrigeren, zonder op onze vingers gekeken te worden. Het mooiste was dat we een homogene klank kregen: alle bassen op dezelfde toonhoogte. Verder hebben we ons door onze Franse teksten geworsteld en hebben we de juiste versie van Deep blue sea lekker genegeerd. We zijn er helemaal klaar voor.
Stel, ik mag kiezen waar en wanneer ik mag herboren
worde, liefst retro. Ik denk dat ik ondanks mijn adoratie voor Bach en Händel
toch zou kiezen voor het zonnige, gonzende Venetië van het einde van de 17e
begin 18e eeuw. Ik zou er Vivaldi tegen komen en luisteren naar
het andante uit het hoboconcert in F, die pure tweestemmige canon tussen solist
en strijkers, die de hoogste referentie kreeg: de bewondering van Johann
Sebastian Bach.
Maar Vivaldi is slechts één van de velen. Wie hem
evenaart en soms overtreft is Tomasso Albinoni die ons in het concerto a cinque
in A laat horen hoe de Venetiaanse muziek graag een lustige toon aanslaat tot
in het stijve keurslijf van de fuga toe.
Ik zou die vrolijkheid gaan zoeken in één van de
achttien theaters, te meer daar de Venetiaanse schouwburg een volksschouwburg
was, bestemd om het volk te vermaken. Ik zou mij onderwerpen aan de vrouwelijke
dictator op de scène, de prima donna, bij wiens optreden het publiek in
hysterische vervoering geraakte als er een opera van Cavalli of Galuppi werd
opgevoerd.
Van de sopraan La Todi, die in het theater Moisè
optrad, werden allegorische prenten gedrukt met het opschrift te Venetië in
het jaar van Todi. Het publiek klapte niet alleen in de handen, maar het
kraaide, floot, miauwde, loeide van geestdrift en uit de toeschouwers werd er
in het Venetiaans geroepen Siestu benedeta Gij zijt gezegend! Ach liefste,
je maakt mij gek e.d.m. Het regende bloemen, bladen met rijmpjes en er werden
zelfs tortelduiven met juichbriefjes losgelaten in de richting van de zangeres.
En het rumoer versterft op de drempel van de San
Marco. Lotti groeide op en verbleef als het ware in de schaduw van deze kerk.
Zijn zesstemmig Crucifixus stijgt als
wierook naar de hemel. Voor diezelfde basiliek schrijft de jurist-componist
Marcello zijn beroemde Psalmen.
En de ikonen op de mozaiekmuren van San Marco
vervolgen in onbewogen majesteit hun eeuwenlange roerloze droom.
Saint
Patrick. Nationale feestdag Ierland. Herdenking van St. Patrick, Ierlands
belangrijkste heilige en dag waarop Ieren over de hele wereld een cultureel
feestje hebben.
De heilige Patricius (385 - 17 maart 461) (Engels: Patrick, Iers: Pádraig) is
de beroemdste missionaris van Ierland. Waarschijnlijk werd hij eind 4e eeuw
geboren. Hij heeft waarschijnlijk zijn werk gedaan in de eerste helft en het
midden van de 5e eeuw. Noch van het begin van zijn activiteiten, noch van
geboorte is een precieze datum bekend.
Er zijn twee boeken van zijn hand, de Belijdenis en de Brief aan de soldaten
van Coroticus. Daarin wordt duidelijk dat hij als jongen van 16 door Ierse
heidenen als slaaf naar het eiland gebracht werd. Daar werd hij schaapherder en
leerde Keltisch. Door een visioen kon hij vluchten en keerde hij naar zijn
ouders terug, maar volgens een andere legende werd hij door heidense Ieren na 6
jaar naar Gallië gebracht.
Hij ging de priesteropleiding volgen in Auxerre. Paus Celestinus I (422-432)
gaf hem de opdracht het heidense Ierland te bekeren. Hij keerde naar het eiland
terug om in de meest afgelegen plekken waar nog nooit een prediker gezien was
het christendom te brengen. Mogelijk werd hij door zijn vroegere leraar, de
heilige bisschop Germanus, tot eerste bisschop van Ierland gewijd. Hij had het
niet makkelijk, omdat de katholieke Britten hem minachten vanwege zijn lagere
achtergrond en de Ieren hem wantrouwden omdat hij een vreemdeling was.
Halverwege de 5e eeuw vestigde hij zijn bisschopszetel in Armagh. Hij zou
honderden kerken hebben gesticht. Hij overleed in of na 461, mogelijk in Armagh
of Saul (bij Downpatrick); waar hij is begraven is onbekend.
In later tijden (7e eeuw) werd vooral in het bisdom Armagh dat het primaat van
Ierland opeiste, zorgvuldig een cultus rond zijn persoon opgebouwd. Vandaag
geldt hij als dé Ierse heilige bij uitstek.
De populaire legende over hem verteld over hoe hij de slangen uit Ierland
verdreef (vandaar dat er geen slangen zijn op het eiland), en hoe hij de
shamrock, een op klaver gelijkend gewas met drie bladeren aan één steel,
gebruikte als voorbeeld voor de goddelijke Drie-eenheid van het Katholieke
geloof. Hij wordt ook voornamelijk afgebeeld met shamrock in zijn hand, en het
plantje is ook een embleem voor Ierland (alhoewel de harp het officiële symbool
is).
Saint Patrick is de patroon van kuipers, mijnwerkers, smeden en het vee en
beschermt hij tegen ongedierte, veeziekte en het kwaad.
De nationale feestdag van Ierland is dan ook naar hem vernoemd, St. Patrick's
Day of Lá Fhéile Pádraig, en wordt gevierd op 17 maart.
Sint Patrick wordt nog steeds vereerd, niet alleen in Ierland maar misschien
nog wel meer in de Verenigde Staten van Amerika en Australië.
Saint Patrick Day wordt overal waar Ieren leven uitbundig gevierd.
Ik heb het geluk dat ik de tijd heb om niet alleen
koren en ensembles te volgen, maar ook de recensies die gepubliceerd worden.
Als het allemaal wat veel wordt, kan je er een beetje troost uit putten, en is
een glimlach niet ver af. Het is al wat jaren geleden dat ik een leuke las, van
een gerenommeerd koor waar ik de naam maar wijselijk zal blank laten. Eén van
de zangers schreef:
Net thuis
van de generale repetitie van de koorfinale voor morgen. Yep, we zijn er weer
in geslaagd de finale te halen van een prestigieus koortornooi morgen. We zijn
dus sowieso bij de drie beste. Ik vrees dat het daar ook bij gaat blijven. Vier
van onze vijf stukken zijn subliem maar in het vijfde, het klapstuk, krijgen
wij tenoren het tegenritme maar niet juist. Ik denk dat we het een stuk of
dertig keer gezongen hebben, de dirigent krijgt er grijs haar van, en he lukt
nog steeds niet. Klotestuk, dat wel. Prachtig ook. En naar de verdommenis in
die acht maten. Ik denk dat ik flauw ga vallen vlak voor die acht maten. Of een
hoestbui ga krijgen. Of een plotse aanval van acute heesheid. Of nog iemand
ideeën? Ik denk dat ik maar eens in een parochiekoor ga zingen.
Behalve
dat er niks mis is met een parochiekoor, ben ik er zeker van dat iedereen wel
eens een tijdelijke dip heeft. En iedereen heeft zo zijn eigen manier om daar
mee om te gaan. Daar mekaar in steunen en begrip tonen is de beste remedie
tegen die hoestbuien en aanvallen van heesheid.
Op deze mooie lentedag bezoeken we vandaag de
Kapuzinergruft aan de Neue Markt in Wenen. Daar is een goede reden voor: op 14
maart 1989 stierf Zita van Bourbon-Parma, de laatste keizerin van Oostenrijk op
97-jarige leeftijd. 26 jaar was ze, toen ze aan een lange ballingschap begon
die haar onder meer langs Steenokkerzeel leidde. Met haar man, Karel I van
Oostenrijk, kreeg zij acht kinderen, vijf jongens en drie meisjes. Zij was via
haar tweede zoon de grootmoeder van prins Lorenz van België. Na de zaligverklaring
in 2004 van haar echtgenoot, werd op vraag van de Benedictijnerabdij van
Solesmes in het Franse bisdom Le Mans, ook het zaligverklaringsproces van Zita
ingeleid. Drie van haar zusters waren Benedictinessen in Solesmes waar haar
broer Prins Xavier, vader van Prins Carlos Hugo, beiden hertogen van Parma, is
begraven.
Gisteren
weeral een nieuw woord bijgeleerd bij het lezen van de krant: anhedonie.In het woordenboek heet het: het
niet (meer) kunnen ervaren van vreugde of plezier. Nu schijnt Spaans
wetenschappelijk onderzoek te bevestigen dat er ook zo iets bestaat als
muzikale anhedonie: het onvermogen om ook maar iets te voelen bij het horen van
muziek. Geen plezier, geen emoties, geen gevoelens. Ze zijn er nog niet uit of
het om iets aangeboren gaat (dopamine zou er iets kunnen mee te maken hebben),
dan wel of ze op de psychologische toer moeten gaan.
In
elk geval brengt het mij terug bij mijn studietijd. In de filosofische stelsels
die wij moesten leren was er eentje dat direct naar het tegenovergestelde
verwijst. Het hedonisme (grieks: hédonè) was de leer die stelt dat genot het
hoogste goed is. Op zijn minst een controversiële stelling.
De contouren van een mogelijke koorreis in 2015 met Korile naar Rome, beginnen zich stilaan af te tekenen. Ik heb al wat mogelijke hotels geselecteerd, een schema opgesteld voor de bezoeken (met keuzemogelijkheden voor diegenen die al eerder de Eeuwige Stad bezochten), bericht gekregen van het Staatssecretariaat van het Vaticaan over mogelijkheden voor deelname aan een audiëntie met Paus Franciscus. We gaan nu met het bestuur en de leden eens moeten uitzoeken hoe concreet we dit kunnen maken.
Ondertussen gaat ook het gewone koorleven verder. Daarbij hoort een voorstel van programma voor een kerstconcert met Korile en Musica ad Nives: ik heb - zoals gevraagd - de nodige ambitie ingebouwd met een klassiek concert, orkest, soliste, orgel ... Werk aan de winkel, want, al lijkt alles nog ver af, het wordt tijd om aan de slag te gaan.
De maand maart 2014 wordt de maand van het grote
verlies voor Vlaanderen en België. Na Jan Hoet is nu één van de grote coryfeeën
van de operawereld van ons heen gegaan. Gerard Mortier werd in november 70
jaar. In zijn laatste groot interview met Knack hoopte hij op nog enkele jaren
van reflectie, nadat hij meer dan veertig jaar het bepalende gezicht was
geweest van de Europese vernieuwing van de opera.
Intellectuele anarchist als hij was, blies hij het
stof van de opera en had hij onverzoenlijke vijanden en fanatieke aanhangers.
Nergens ging zijn verblijf ongemerkt voorbij: Antwerpen en Gent, de Munt in
Brussel, de Salzburger Festspiele, de Opera National de Paris, of het Teatro
Real in Madrid. Bij zijn afscheid in Salzburg drukten zijn tegenstanders een
paginagroot doodsbericht van hem af.
Nadat bij hem in 2013 een agressieve kanker was
vastgesteld was zijn ritme trager geworden. Van een actief leven als één van de
machtigste opera-intendanten in Europa was hij overgestapt naar een beschouwend
leven.
In het grote interview met Knack zei hij:
Ik heb me met de
eindigheid verzoend. Weet u, als kind al joeg de eeuwigheid me grote angst aan.
Ik ben katholiek opgevoed bij de jezuïeten, en in de mis dacht ik daar veel
over na. Iets wat niet eindigt, dat is toch niet menselijk? Dat vond ik toen
al. De eindigheid is een essentieel element van het leven. We kunnen niet
eeuwig zijn, we mogen daar ook niet naar verlangen. Een van de grote problemen
van onze samenleving is dat we de dood niet meer aanvaarden als deel van het
leven. In een van zijn brieven schreef Mozart dat hij iedere avond voor het
slapengaan aan de dood dacht. Dat vind ik zo mooi. Het zegt veel over de
persoon die Mozart was. Als de dood weer bij het leven zou horen, dan zou dat
veel miserie voorkomen. We zijn allemaal maar bezig met geld verdienen, met
status en prestige najagen, we potten op en willen altijd meer... En voor wie
of waarom?
'Ik ben een groot
bewonderaar van Balzac. Hij schreef dat er twee soorten mensen zijn: zij die op
het einde milder worden, die gaan zingen. En zij die agressiever worden. De
laatsten zijn het die de dood het meeste vrezen. Ik ben niet bang voor de dood,
wel voor het lijden. Mijn moeder, die ook kanker had, heb ik een jaar zien
afzien. Ik geloof niet in de verlossingskracht van het lijden. Ik heb altijd een
grote waardering gehad voor Hugo Claus, die zelf beslist heeft wanneer het tijd
was om te gaan. Hij wou waardig sterven en koos voor euthanasie. Daar sta ik
volledig achter. Ik heb vrienden die jarenlang hun echtgenote die aan alzheimer
leed hebben verzorgd. Daar heb ik grote bewondering voor. Maar zelf wil ik de
ander ook niet tot last worden.'
'Ik ben omringd
door vrienden, maar ik hou ook van de stilte en de eenzaamheid. Ik ben graag
alleen
Ik wil een
geestelijk testament nalaten, daar werk ik nu aan. Als ik er dan fysiek niet
meer ben, is dat er tenminste nog. Ik heb nooit kinderen gehad. Daar heb ik wel
spijt van, maar ik heb zo veel geestelijke kinderen. Een pak Europese operahuizen
wordt geleid door mensen die ik nog heb gevormd. Ik had op het
Sint-Barbaracollege in Gent een retoricaleraar, Daniel Vandenbunder. Die man
heeft me gevormd, ik zeg vaak dat ik zijn zoon ben. Op diezelfde manier heb ik
veel geestelijke kinderen op wie ik net zo trots ben als een vader op zijn
biologisch nageslacht.'
Jonge mensen van tegenwoordig hebben het in zich om
alles te plannen. Mijn kinderen willen dat wij oudjes dat nu ook al doen. Alsof
alles maakbaar en te voorzien is. Van de ene kant vind ik hun bezorgdheid wel
fijn, van de andere kant schrikt het ook wel een beetje af. Zo word je
gedwongen om aan de realiteit van het oud(er) worden te denken.
Gek dat je jezelf niet als oud ziet. Er is nog
zoveel te doen, nog zoveel te ontdekken. Nog zoveel lentes te voelen. Oud maar
niet out.
8
maart internationale vrouwendag. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat de
cijfers over geweld tegen vrouwen (+ 33 %) zich in mijn omgeving zouden
bevestigd zien. En in mijn lange beroepscarrière heb ik nooit meegemaakt dat
vrouwen voor één zelfde werk minder betaald werden. Misschien hoor ik bij de
gelukkigen die van het genderverschil nooit een punt maakten.
Overigens
ben ik van mening dat zo een internationale vrouwendag even goed kan gebruikt
worden om de verdiensten van vrouwen in het licht te zetten, eerder dan mee aan
de klaagmuur te gaan staan. Ik focus maar even op mijn muzikaal leven. Ik heb
er tot nu toe niet bij stil gestaan dat ik in vrijwel alle koren waar ik mee
werkte of in contact kwam, er een
vrouwelijke voorzitter was voorzitters die hun mandaat op een rustige
zelfzekere manier invulden en hun koren bij mekaar hielden en naar grotere
hoogte stuwden.
En
toeval of niet, meer dan de helft van mijn mooie ervaringen in zangweken
beleefde ik onder leiding van eminente vrouwelijke dirigenten (Catherine Simonpietri, Eva Kollar), om nog
maar niet te spreken over de vrouwelijke dirigenten van de Oosteuropese koren
waar ik mee kennis maakte.
Hulde
tenslotte aan al mijn zangers én zangeressen in mijn koren waar in het
vierstemmig zingen vrouwen en mannen harmonieus samen gaan en samen schoonheid
creëren.
10-11 mei in de Sint-Pauluskerk te Antwerpen (20.30
u.) de Coronation Anthems van G.F. Händel door de Koninklijke Chorale Cecilia,
in een modern kleedje gestoken door Paul Dinneweth (dirigent), Hugo Seghers
(regie) en Kurt Van Eeghem (die Da Vinci concretiseert).
De flyer zegt: Je maakt geen kroning mee van een
koning maar van de mens de homo universalis. Trompetgeschal, dansers,
orgelmuziek en een vuuract maken van dit concert een spektakel. Na de
voorstelling wordt u een koninklijke drank aangeboden.
In Vlaamse velden In Flanders fields, een gedicht
van de Canadese militaire arts John McCrae die tijdens WO I werkte in een
veldhospitaal en zelf op 45-jarige leeftijd in 1915 stierf aan longontsteking
en hersenvliesontsteking.
Dankzij hem is de klaproos het symbool geworden van
dood en vernieling, van aarde doordrenkt met bloed.
4 maart 1678: het verhaal gaat dat die dag de aarde
in Venetië beeft. Tijdens de chaos wordt Antonio Vivaldi geboren. Zijn vader
zal wel wat anders te doen gehad hebben dan met zijn twee beroepen, kapper en
violist, bezig zijn. Wat er ook van zij, Antonio kreeg de muziek met de
paplepel ingegoten: zijn vader was zelf een vooraanstaand violist bij de
Capella van San Marco.
Of het nu werkelijk een zwakke gezondheid was, dan
wel pure veinzerij, de jonge Antonio werd wel tot priester gewijd, maar kon de
dienst niet aan: hij zou last gehad hebben van astma, bronchites, angina
pectoris en noem maar op. Na een jaar vond de kerkelijke overheid dat hij maar
beter vioolles kon geven in één van de talrijke weeshuizen voor meisjes. Het
was daar dat de muziek van Vivaldi gecomponeerd werd, soms als gewone vingeroefening,
maar soms ook als feestmuziek voor de talrijke bezoekers.
"Ik ben
nooit bang geweest om te sterven", vertelde Hoet in een openhartig
interview. "Ik heb al vaak in het ziekenhuis gelegen, heb nierkanker gehad
en heb een lange revalidatie achter de rug. Sterven is de grootste
bevrijding."
"Er moet véél volk komen. Als troost voor al
diegenen die overblijven. En ik wil muziek van Arvo Pärt, een Estse moderne
componist. Dat moet je eens beluisteren: Credo. Net een apocalyps,
fenomenaal. En tegelijk feest."
Begrafenis in de Sint-Pauluskerk in Gent, woensdag
a.s. 10.30 u.
Ik ben Carlo (Carlo Claes), geboren op 20 september 1944. Als je goed telt weet je hoe oud / jong ik ben. Enkele jaren geleden gaf ik mijn job als resoc-coördinator van Waas en Dender op om met brugpensioen te gaan. Sindsdien kan ik mij aan mijn echte passie wijden: de koormuziek. Ik dirigeer twee koren: Fiori Musicali uit Sint-Niklaas en het Hanswijkkoor in Mechelen. Zo ontmoet ik iedere week een hoop fijne, lieve mensen. Maar hier is de wereld nog veel groter. Dus kom ik nu ook jou tegen.