Er zit een simpel en mysterieus genot in grootte. Onbeschrijfbaar bijna, hoe 'bigger' ook 'better' is. Een Eiffeltoren, een Leffefles, of 'dikke bunnes'; allen tonen ze mooi aan hoe "klein maar fijn" niet overal voor geldt.
In het eerste geval zou het er simpelweg niet uitzien. Ik ben er deze week nog gepasseerd, na een (opnieuw die grootte) stevige brunch. Zou het niet triestig geweest zijn als we ons tot een croissantje beperkt hadden, mijn Waalse vrienden en ik? Want dan hadden we geen nood aan een (lange) wandeling gehad, die ons dan ook niet langs de (hoge) Eiffeltoren had geleid; we zouden niet door al die (kleine) Japanners met hun (enorme) camera's gefotografeerd geweest zijn, niet een kijkje genomen hebben in het (dikke) museum aan Quai de Branly. Mooi museum dat, gloedspiksplinternieuw bovendien (voor de kenners: Jean Nouvel), en eigenlijk ook wel smakelijk van uitzicht. Vraag me niet waarom, maar kennelijk is het een dictum om alle musea over (o.a.) Afrikaanse kunst in chocoladebruin te verven. Maar op de metaforische link tussen Afrika en chocoladebruin gaan we niet ingaan, al evenzeer als ik zal vermijden de woorden 'Afrikaans' en 'grootte' in één zin samen te gebruiken.
De Leffefles dus, om maar snel van onderwerp te veranderen. Ook groot dat ding, drie liter, maar hier aan de Maison weten we te delen. Zelfs met Vlamingen, Walen en Brusselaars onder elkaar. Ja, zélfs met de Luxemburgers. De fles was dan ook snel leeg, de tweede al evenzeer. Ook daarom is grootte zo leuk; je kan het delen. Bij deze dan ook nog eens dank aan wie de fles gegeven heeft, een stuk of vijfentwintig keer.
Ondertussen staat ze weer op mijn kamer, de Leffefles, samen met zijn kleine Hopusbroertje. Bleek een beetje gevaarlijk te zijn om ze lang alleen te laten, getuige de Facebookfoto's die achter mijn rug getrokken zijn. Was het de Leffe die aanleiding tot zo'n beelden gaf; meisjes met de fles aan de mond, jongens met de fles in de hand en de tong uit de mond? Of toch maar weer die fascinatie voor de overmaatse taille van dat ding?
We blijven hier vervallen in dubbelzinnige toestanden. En het wordt er niet beter op. 'Dikke bunnes' dus; ik raad u aan het eens op te zoeken. Goed voor de verbreding van de horizon trouwens; hier op de Maison noemen we dat 'échange culturelle'. De eerste die me weet te zeggen welke taal het is (via een berichtje in gastenboek), krijgt een zoen bij terugkeer. Geen nood om er bij te zeggen wat het eigenlijk betekent. Kleine hint wel; ik ben niet zeker van de spelling. Maar dan is er natuurlijk ook de vraag of zo'n woord wel in een woordenboek zou verschijnen.
Misschien is het maar beter dat ik het hierbij houdt voor vandaag. Dit berichtje kan gewoon niet tot een deftig einde leiden. Ik zei het al; grootte, het is onbeschrijfbaar.
Mannen die koken, het is een beetje zoals de koning die viool speelt. De vergelijking is hier niet tussen mannen en koningen te zoeken; buiten het feit dat de koning een man is (liefst toch), hebben ze maar weinig met elkaar gemeen. Nee, mannen koken zoals koningen viool spelen omdat de meeste koningen echt niet zo goed viool kunnen spelen.
Natuurlijk zal ik hier nu een hoop hobbyisten én topchefs op mijn dak krijgen. Nog een sjans dat ik niet te veel van de tweede soort ken, en ik (voorlopig) nog redelijk goed met mijn hobbyistische vrienden overweg kan. Ja ja, ik geef het toe, er zijn vast veel uitzonderingen, en misschien zelfs meer dan de regelmatige gevallen (de horror van de 'nieuwe man' rukt op!). Een kleine nuance dan;
Mannen koken zoals de koning viool speelt, omdat het eigenlijk niet echt uitmaakt of het nu lekker/mooi is of niet. Het gaat erom dat het de màn is die kookt (of de koning die viool speelt).
Opnieuw vast veel protest van de hobbyisten, maar ik denk dat ik de vrouwen nu wel aan mijn kant heb. Hoeveel vrouwen verlangen niet al lang naar een dinertje door de man gemaakt? En, het moment dan gekomen, zouden ze het niet overheerlijk vinden nog voor ze het eens geproefd hebben?
Een man die kookt, het heeft toch iets speciaal e. Het klopt gelijk niet, het hoort niet, of het is voor een uitzonderlijke gelegenheid. Om iets te vieren (thesis afgeven bijvoorbeeld), om de vriendin eens te verwennen (altijd een goede reden), of gewoon omdat hij heel goed gehumeurd is (en dit om beide van voorgaande redenen). En dan smaakt het altijd beter, hoe simpel het gerecht (nemen we nu bijvoorbeeld spaghetti) ook kan zijn.
Nu, het moet wel gezegd zijn; uw auteur maakt echt een goede spaghetti. Een feit bevestigd door zowel statistische steekproeven uit een groep van gemiddelde proevers, als door de mening van een doorgewinterde experte. Maar dit geheel als bijkomende informatie, uiteraard.
Uw auteur kan trouwens ook goed barbequen, en dan nog liefst en masse. Vijvendertig kilo of zo, voor minder steken we het vuur niet aan. Met wat goede muziek erbij, als het kan, en een fris pintje, kwestie van een mooie uitdrukking voor de foto te hebben. Ook dit als bijkomende informatie, uiteraard.
We hadden dus gezegd dat dat toch altijd wat speciaal is, mannen die koken. Ook al smaakt het soms echt niet. Laat dit nu wel, voor de mannen dan, geen aanmoediging zijn om nog minder te koken, of erger nog; enkel te koken om iets goed te maken. Meestal zal het dan toch niet meer pakken (en nog minder smaken), dus da's zonde van de moeite. Nee, bij deze een hartige aanmoediging aan alle mannen om gewoon wat vaker te koken. Want als mannen koken, dan is het altijd een beetje feest, en wie zou niet graag wat meer feesten? Zeker als je al wat meer tijd om handen hebt (zoals na het afgeven van de thesis bijvoorbeeld ). Je leert er bovendien beter door koken, wat sommige vrouwen dan ook zouden appreciëren (kunnen ze eerlijke complimentjes geven).
Tenslotte, als laatste reden; wie weet, wie weet, stel dat mijn kleine revolutie aanslaat, dan zijn de vrouwen over een paar jaar die kokende mannen vast zo grondig beu, dat zij, met recht en reden trouwens, hun eigen paleisrevolutie inzetten en weer zélf aan de slag gaan. Ik zie tante Kaat al herleven, en nonkel Piet bij zijn grote oren pakken en van de buis smijten (toch nooit onze favoriete nonkel). Alleen al daarvoor zou je het doen. Stel het je voor; al die nieuwe vrouwen die die nieuwe mannen vragen even aan de kant te gaan in de kuiken, die op hun beurt dan ook niet akkoord gaan, want ja, het zijn nu eenmaal nieuwe mannen; gaat het, schatje, moet ik dat niet doen, schatje?
Echtelijke ruzies over wie màg koken; de wereld zou toch mooi zijn.
Het zal vast de eerste keer zijn dat ik rechtstreeks over architectuur spreek in deze blog. Uiteraard heb ik het al eens over de Tuileries gehad, over Tour Eifel, Tour Montparnasse, en andere Parijse monumenten. Maar dan ook nooit echt over de vorm op zich. Ik heb het al eens gesproken over architecten (onder de afkorting archies), en ook al eens over mijn eigen, maar dan iets minder architecturaal werk (de vorige blog). Maar dus nooit over echte architectuur.
Eigenlijk wel verbazingwekkend. Iedereen die mij kent, weet dat het onderwerp mij nogal nauw aan het hart ligt. Een baksteen in de maag, dat is het spreekwoord; in mijn geval zou het al eens een heuse fermette kunnen zijn. Misschien dan ook daarom dat ik zo lang vermeden heb het thema aan te snijden; een vakidioot moet weten dat niet iedereen even gepassioneerd is door zijn studiegebied.
Maar als het kriebelt, moet je ooit wel eens krabben. En nu ik mijn publiek een beetje warm gemaakt had op het archieleven (via de desbetreffende blog), was ik eigenlijk wel eens sociaal verplicht om over architectuur te praten.
Dus, mijn beste lezer, vorige zondag heb ik de tentoonstelling van Zaha Hadid bezocht. De goede vrouw is kennelijk al zestig jaar oud, geboren zijnde in 1950 te Bagdad. Studeerde wiskunde in Beiroet, en daarna architectuur te London onder het goedkeurende oog van Rem Koolhaas en Cedric Price. Zaha was één van die architecten (excuseer, architectes) die in het begin veel en mooi tekende, maar desondanks bitter weinig bouwde. Nog altijd trouwens, maar kom, er staat nu toch al genoeg van haar recht (en het blijft ook rechtstaan, ondanks de indruk die het geeft) om er eens een tentoonstelling over te maken. Nog wat leuke biografische details: ze haalde als eerste vrouw ooit de Pritzkerprijs (de Nobelprijs voor architectuur), dat in 2004, en volgens inside-kenners zijn enige sterallures Mevr. Hadid niet al te vreemd. Grote madam, grote mulle.
Maar goed, we gaan ons niet te veel amuseren met gossip en dergelijke. Haar architectuur dus. Niet: haar stijl. Een kleine waarschuwing, mijn beste lezer: in hedendaagse architectuur is het not done om over stijl te praten. Words not to use; het is het eerste wat je leert op de architectuurschool. Maar goed, om de zaken toch wat samen te vatten: scherpe hoeken, dynamische plannen, naakte oppervlakken. Tegenwoordig zijn de scherpe hoeken vervangen door vloeiende oppervlakken, bij momenten lijken de gebouwen waarlijk te beleven. Aanraders zijn voora het Vitra Fire Station (eerste gerealiseerde project in 1994 in Weil am Rhein) en de Bergisel ski jump (2002, te bezichten op weg naar uw ski-oord langs de autostrade ter hoogte van Innsbruck).
Nu heeft Hadid dus haar eigen tentoonstelling, die trouwens door haar eigen bureau in scène is gezet, en dat in haar eigen mobiel paviljoen dat de wereld afreist. Dit kleine Hadid-universum is op dit moment in Parijs te bezoeken, net naast het Institut du Monde Arabe van Jean Nouvel. Je wordt allereerst geconfronteerd met het paviljoen, een redelijk zware en weinig communitatieve massa. Langs een helling betreedt je het schelpvormig plan met twee ingangen, vreemd genoeg ga je langs de kleinere van de twee naar binnen. De eerste indruk is deze van een soort futuristische grot, met gigantische, zwarte spinnenwebben. De ruimte vloeit langs maquettes, projectieschermen en kunstvoorwerpen rond een centrale kamer, die je als laatste binnenkomt. In tegenstelling tot de rest van de 'grot' is deze ruimte overvloedig van bovenaf belicht. Dit zijn geen glazen ramen, maar de nieuwere EFTE-bubbels (zoals ook gebruikt in de Watercube): een soort transparante plastic zak, ongeveer 30cm dik, gevuld met isolerend gas. De ruimte is helaas redelijk lineair in opzet, simpelweg een opgekrulde gang. In de snede voelt ze ook redelijk klassiek aan; de glooiingen en krullen blijven op een zekere afstand en zijn daardoor eerder decoratie dan echt een bepalend element in de ervaring. De relatie met de buitenruimte is minimaal (er is ook geen enkel raam met een horizontaal zicht), wat voor een stuk wel werkt gezien het karakter van een reizend paviljoen en de functie van tentoonstellingsruimte.Wat betreft de materialisering: helaas voelt de detaillering van het geheel nogal clean aan; de overheersende kunststof geeft geen gesofticeerde maar integendeel 'goedkope' indruk. Ze is ook als een redelijk vlakke laag op de constructie gelegd en geeft hier dan ook niets over bloot. Natuurlijk ligt het adagium van de 'eerlijke' constructie al een tijdje achter ons, maar desondanks; er ontbrak toch iets die de organisatie van de ruimte minder gratuit kon doen aanvoelen.
De tentoonstelling op zich was helaas redelijk 'toeristisch' in aanpak. De commentaar via de audiofoon was typisch frans: overdreven vleiend, en niet to the point. Het materiaal dat getoond werd, liet slechts een zeer oppervlakkige studie toe. Geen plannen, geen snedes, slechts redelijk schaalloze maquettes en blitse 3D-beelden. Ze handelden vooral over het onderzoek van het bureau naar hoge torens, dat ik reeds kende en op zich wel interessant is, maar de verschillende aspecten van dat onderzoek werden verre van bijgelicht. Hiernaast werden nog een viertal concrete projecten getoond via geprojecteerde diagrammen en grotere maquettes. Hier al ietwat meer informatie (vooral via de audiofoon), maar nog altijd redelijk summier, en vooral; weinig kritisch.
Aldus was deze tentoonstellig een beetje een gemiste kans. Het bevestigde in zijn opzet eigenlijk het beeld dat nogal vaak van Zaha Hadid opgehangen wordt, zijnde dat van een spektakelarchitect. Hoewel het duidelijk was dat de niet-kenners naast mij wel een simpel plezier wisten te beleven aan de esthetisch vormgegeven parade van maquettes en beelden, bleef ik vooral op mijn honger zitten. Men zou kunnen zeggen dat er gepoogd is geweest om een tentoonstelling te maken voor het grote publiek te maken; in dit geval komt dit objectief bij momenten gevaarlijk dicht bij het simplisme.
Zie ze daar nu eens staan. De liefde kan toch zo mooi zijn. Black en Marilyn, in de feeërieke natuur van Kerguehennec te Bretagne. Gescheiden door het flinterdunne gaas van een gigantische kooi. In sensuele paringdans rond een moderne dolmen. Of Marylin alleen, stiekem flirtend met Giuseppe Penone...
Ze hielden wel van elkaar, Black en Marilyn. En van moderne kunst. Al evenzeer als hun makers van moderne kunst hielden, een drietal archiestudenten met het hoofd in de wolken en het hart op de juiste plaats. Een Belg, een Algerijnse en een Nigeriaanse; sommige dingen zijn wel degelijk universeel.
Het is zoals Noordkaap over kunst zong. Het zijn niet de mensen die naar de beelden kijken. Het zijn de beelden die gadeslaan hoe mensen elkaar bespieden, rond beelden maar eigenlijk vooral rond zichzelf draaien.
Hij wist wel een paar mooie dingen over de liefde te zeggen, die Stijn Meuris. Zolang hij maar niet over de kosmos begon. Over de kosmos zwijg je maar best. Hebben wij ook gedaan, toen we daar allen lagen, 's nachts langs het meer.
Met vierentwintig waren we. Vierentwintig, en haast evenveel nationaliteiten. Naar het schijnt gingen ze allemaal naar dezelfde school, maar dat was al vergeten toen ze daar voor het kasteel stonden, voor het park, voor al die land art, en voor de pracht van Bretagne. Wat doe je dan, met zo'n plek, met vier dagen tijd, met twee handen aan elk lichaam?
Zo'n poëtische vraag verdiende een al even poëtisch antwoord. Van het antwoord tijdens de dag toon ik de foto's. Van de nacht zal je je het moeten inbeelden, mijn beste lezer. De kosmos dus, en dan niet het gezeik van Meuris, maar tout simplement de sterren boven ons hoofd, het water (met otters!) aan onze voeten, en het donkere bos rondom ons.
Osama is dood. Bam, poef, en weg was hij. Neergeschoten door een troep elitesoldaten in een gat ergens in Pakistan, en dan vrolijk in de zee geworpen.
Het is toch wat geweest, met die Osama (Bin voor de vrienden, Laden voor de Ikea-lovers). Bijna tien jaar heeft zijn grap nu geduurd, om maar te zwijgen van alle afgeleide grappen. Ikzelf herinner me ooit nog op een podium te hebben gestaan, in vol ornaat van CIA-agent, terwijl m'n broer als bebaarde terrorist het publiek afleidde van mijn speech. Waar zijn de tijden?
Zag er ook altijd zo goed uit. We moeten het toegeven; monster was hij enkel in zijn daden. Tien jaar tijd, zogezegd tien jaar van dwalen door Afghaanse bergen en het schuilen in vochtige grotjes, en de kerel wou maar niet ouder worden in zijn gezicht. Nu blijkt dat hij ergens veilig in een villa in Pakistan zat; het verklaart misschien wel één en ander.
Ik vraag me af of hoe het nu gebeurd is. Hoe gaat dat in zijn werk, als een elite-SEAL je komt omleggen. Toont hij je een bevelschrift tot, mja, geen arrestatie, tot eliminatie dan? En getekend door wie? "From Mr. Obama tot Mr. Osama"? Van het Congres of een andersoortig parlement dan, zouden ze dat wel aangedurfd hebben? Van een Pakistaanse ambtenaar? "Beste Amerikanen, komt u even die kerel voor ons omleggen, want wij weten niet wat er mee aan te vangen..." Van het Internationaal Strafhof misschien? Ah, nee, juist, hij is nooit voor het Strafhof gedagvaard geweest. Maar best ook, ze zijn er al zo druk bezig met het uitpluizen van Kadhafi's familiestamboom (of wat daar nog van overblijft).
Kadhafi zal vast zijn pensioen in de wachtkamers van Den Haag slijten. Beter dan Saddam, die vond men in een put en heeft men aan een boom gehangen. Jaja, Osama, voor vijanden van het Westen zijn het maar barre tijden. Geen roemrijke eindes voor jullie. Eigenlijk hadden we voor jou nu wat meer moeite mogen doen. Wat jij gedaan hebt, was monstrueus, afgrijselijk, te groot voor woorden. Dantesk, maar dan ietwat sneller in de afdaling. Alsof we weer in de tijd waren van de Grote Verhalen. Zonder enig ontzag voor mensenlevens of schade, het ene Verhaal tegen het andere, en dat het maar vonken geeft.
In vergelijking daarbij hebben we het plezier wel heel klinisch terugdaan. Geen Nuremberg voor jou, nog zelfs geen spoor van een lichaam na de afloop. Meegepakt, uit schrik van een instant-bedevaartsoord. Hier in het Westen zijn we niet goed meer in de Grote Verhalen, en al evenmin in de Grote Alfoop. Hier steken we onze kinderen niet af en toe met een griezelverhaaltje in bed. Altijd goede afloop hier, en om er vooral niet te veel vragen bij te stellen. Men zegt nu al dat je dood een keerpunt in de geschiedenis zal zijn. Decennia aan haat en verdriet; veilig ingekaderd. Geen wie heeft wat wanneer en vooral waarom gedaan.
Hier in het Westen, Osama, denken we de geschiedenis als een ladenkast, tijdsvakken als binvakken. Je sluit ze, je stopt ze weg, en je vergeet ze.
Het wordt een vreemde gewoonte, mijn blog schrijven met een kater. Ik vraag me af of het een invloed zou hebben op de kwaliteit. Zou dat niet eens een interessante achteraf-oefening zijn; van al mijn blogs nagaan welke ik nu samen met de rat in mijn hoofd geschreven heb. En vervolgens oordelen of dat nu een goed plan was of niet... Van de schrijver-dichter-filosoof Paul Valéry zegt men dat hij zijn beste werk 's ochtends vroeg op papier zette, hoezeer hij wel in de uren ervoor het varken had uitgehangen. En het is geweten van bijvoorbeeld LSD dat het een positieve uitwerking zou hebben op de creativiteit. Zou dat van alcohol ook waar kunnen zijn?
Nu ja, niet dat ik nu zo vaak zat ben. En, we moeten het toegeven, indien ik écht stoer zou zijn, dan zou ik mijn blog niet om kwart voor tien de avond erna neerpennen. Ook al is de mist hier in mijn kamer nog altijd niet echt opgetrokken. Alsof mijn vrienden wat vershoudfolie rond mij gespannen hebben, in de hoop dat ik morgen toch wat smaakvoller voor de dag zal komen.
Nu, gesmaakt heeft het gisteren natuurlijk wel gedaan. Je moet wel, hier in Parijs. Met het geld voor een pint hier kan je in België een glas champagne krijgen; je kan daarover treuren, of je kan je proberen in te beelden dat je pint hier dan evengoed moet smaken als een glas champagne in België. Champagne was er gisteren trouwens ook. Men zegt dat je van champagne geen kater krijgt. Dat is waar, maar enkel als je het interpreteert in de volgende zin: van champagne krijg je geen kater als je énkel champagne drinkt.
Er was champagne, hapjes, pizza, bier, whiskey-cola, rum, wodka, een fles verdacht Braziliaans spul, en ja, nagellak. We vierden het vertrek van onze Braziliaan. Quel mec, onze Braziliaan! Als levensvreugde aan de bomen zou groeien, dan moet er in Brazilië een heus regenwoud te vinden zijn. En moest het niet aan de bomen groeien, dan toch wel aan onze Braziliaan. Quel mec, quel mec... Dus toen hij ons vertelde dat hij ging vertrekken, durfden we zelfs niet te huilen. Huilen doen Brazilianen niet, ze feesten gewoon nog wat harder.
Hij hangt nu ergens boven de Atlantische Oceaan, onze levensvreugdeboom. Als hij wakker zal worden, zal het kater én jetlag zijn. Fingers crossed dat hij na die ervaring nog even Braziliaans zal zijn. En fingers double crossed dat hij nog even Braziliaans zal zijn op het moment dat hij, zoals beloofd, het Vlaamse resort komt bekeren tot zijn religie. Goeroe Putch, met strandwitte glimlach en "des bonnes feces"; deze koorknaap zal alleszins klaar staan als zijn jumbojet op België neerdaalt.
Maar ondertussen zijn we wel lekker verplicht nieuwe exotische vriendjes te zoeken. We hebben het daarnet geprobeerd bij de Amerikanen. Zij hadden een barbeque, wij hadden waterballonnen, wat kan er dan nog mislopen? Maar ja, zoals nu wel bewezen is; Amerikanen zijn nu eenmaal geen Brazilianen. Flauw, als je het mij vraagt.
We vinden er wel. En desnoods: hier op de Maison des Belges zijn we op zich al "particulier" genoeg om niet verveeld te geraken.Vlaming, Waal, of Brusselaar; man, vrouw, of ergens tussenin; blank, zwart, of roze; een kleurrijk boeltje is het hier wel. Multicultureel is our middle name, open minded a way of living. Met dank aan onze Braziliaan...
Deze week ben ik goede vrienden geworden met mijn rugzak.
Ik ben zes dagen tijd thuis geweest, en in die zes dagen heb ik vier slaapkamers gehad. Er zit hier een doctoraat wiskunde op de gang; moest hij met dat soort van deling geconfronteerd worden, de conclusie zou redelijk simpel zijn. Player! Lover Boy! Bon vivant! Niets van dit alles, helaas, de verklaring is veel braver dan dat. Sebastiaan was nog eens in Belgenland, en aangezien Sebastiaan sociaal is, heeft Sebastiaan veel bezoekjes afgelegd. En, om eerlijk te zijn, eigenlijk zijn het er nog niet genoeg geweest. Een aantal mensen heb helaas ik niet gezien, en een aantal mensen veel te weinig.
Maar goed, diegene die mij gezien hebben, hebben bij deze kennis gemaakt met dé rugzak. Blauw met zwart is hij (Rugzak is bescheiden van karakter), handig op de rug, en vooral; groot! Door weer en wind heeft hij mij gevolgd, zich naast mij neergevleid in huis, appartement, kot, boot en zelfs werf. Steeds trouw in het bevatten van mijn lasten, zelfs op de momenten dat Sebastiaan meende nog een Sebastiaan op zijn rug mee te torsen (wat helaas niet zo bleek, anders had Sebastiaan wel snel die luierik eruit gehaald om hem mee te helpen sleuren).
Rugzak heeft ook nieuwe vrienden gemaakt. Gelukkig is Rugzak al een beetje kosmopolitische toestanden gewend, want het is wel een boeltje bij elkaar geworden; een kefhond, een CEO, een K3 (zijnde drie meiden wiens naam begint met een K), een hoop kuikens in nood, een hoop muggen met goesting (getuige de beten die Sebastiaan nu bedekken), een paar Luxemburgers, een vriendelijke slagersvrouw, een roze West-Vlaming, een jonge huismoeder, een (beetje een) sloddervos, een designerkoffieapparaat (mét trotse eigenares!), een thesis, een Australische in spé, een oma, en een eenzame Ferero Rocher...
Nog een geluk dat rugzak sociaal is. Maar zelfs voor rugzak bleek de week nogal, euhm, zwaar. Zijn baasje had hem redelijk vol geladen, en als weerwraak had Rugzak de rug van zijn baasje dan maar volgeladen. Waardoor baasje zich op zijn beurt in de zak gezet voelde, en besloot dat het baasje en de Rugzak elkaar ook niet té veel hoefden te zien. En ook al is het oogcontact meestal zeer sporadisch (het is een rugzak, en geen buikzak), zelfs die minimale affectie is vanaf vanavond voor even in de kast gezet. En dat samen met Rugzak, die daar minstens twee weken mag blijven.
Groetjes uit Parijs, baasje (en Rugzak, murmelend vanuit de kast)
Je zult me moeten excuseren, mijn beste lezer, mijn beste blog. Ja, ik ben de laatste tijd een beetje afwezig geweest. Maar ik heb excuses, en als je het me zou toestaan, nog goede ook! Het is namelijk mooi weer, hier in Parijs, haast zomers. Je kent wel; groene bladeren, helwitte huizen, en de heerlijk koele lucht die door je raam valt terwijl je je blog schrijft.
Ik heb ook veel werk, en ja inderdaad, dit combineert niet al te best met het goede weer. Maar geen zorgen; gisterenochtend heb ik mijn presentatie gehad, een namiddagje shoppen heeft vervolgens het vele binnenzitten al een beetje gecompenseerd. (aan de mama: een T-shirt, een dunne pull, een vestje, een polo en een foute bril)
Ik heb nog een beter excuus, en dat noemt bezoek. Een Vlaming komt maar uit zijn kot als de zon schijnt (en gelijk heeft hij ook), maar eens hij de drempel voorbij is, kijkt hij niet op een kilometer meer of minder. Ik schat het op zo'n 350 kilometer, de afstand die die twee Vlaamse meiden dit weekend hebben afgelegd om mij te komen bezoeken. Wie zou niet wat tijd vrijmaken voor zulke vriendinnen? Het spijt me, blog; je hebt noch de looks, noch de babbel die deze zaterdagochtend op Gare du Nord toekwamen.
Ondertussen begin ik er wel goed in te worden, in bezoek ontvangen. Frons je wenkbrauwen maar niet, want elke gastvrouw weet het; ontvangen is een kunst op zich. "Toon ons eens het echte Parijs," zegt men elke keer opnieuw. Liters zweet hebben reeds de gangen van de FBL bevuild, enkel en alleen dankzij zulke uitspraken. Een ware vloek is het, voor elke Bierman en/of Lapot, want wat is dat nu, het echte Parijs? Mijn Parijs is om half acht opstaan, een dik half uur later de metro nemen, een voormiddag op school spenderen, de metro terugnemen, eten, en dan de rest van de namiddag achter mijn bureau werken. De avonden kennen al vaker wat variatie, dat moet ik toegeven. Maar geef nu toe; het is niet meteen een Parijs waarmee je bezoek zal warmkrijgen.
Maar goed, deze keer is het me dus wel gelukt, een stukje "echt" Parijs te tonen. Le Bois de Boulogne: picknicken tussen opa's die met hun kleinkinderen gaan wandelen. Echtheid te over, en bovendien een geschikte setting voor een goede babbel over het leven, over de liefde, over kinderen, over later. Waarover babbel je anders met je vriendinnen? Hoewel, "babbelen"... Een kleine nuance is hier op zijn plaats. Want meiden babbelen over het leven; jongens maken er slechts grapjes over. Het valt nog af te wachten welke werkwijze het meeste (en vooral het snelste) resultaat zal opleveren.
De dag erop hadden we voor een geheel andere setting gekozen. Een klein bezoek aan het kerkhof van Montparnasse, qua mentale rotatie kan het wel tellen. Om deze mooie plek even kort te beschrijven: Père Lachaise, maar dan plat. Hoe anders de setting was, hoe gelijkaardig de gespreksstof bleef. De intensiteit was weliswaar al ietwat gezakt, en dit te wijten aan de activiteit tussen zaterdag en zondag. Kleine kinderen, vrolijke opa's en oude graven; één en ander vroeg nogal om studentikoze compensatie. Zoals de foto laat zien, is dit moeiteloos gelukt.
Dus, zoals je ziet, m'n beste blog: drie goede excuses om even weg te zijn: de zon, het werk, en de vriendinnen.
Ik ging nog eens iets over mijn andere broer schrijven. En het komt net goed uit; naar het schijnt zit de arme stakker op dit moment zijn Frans te leren (of zou hij dat toch moeten doen). Dus, mijnen besten kleinen, interpreteer dit gerust als een extra aanmoediging. Een korte pauze, tot het einde van deze blog, en dan weer vlijtig verderwerken!
Nu, ja, kleinen. De mooie foto die ik in mijn archief teruggevonden heb, vertelt toch wel een heel ander verhaal. Voor diegenen die ons niet kennen; u ziet van rechts naar links Broer I, Broer II, uw boodschapper en nen ambetanten toerist die het niet kon laten deze mooie foto te verstoren. Hoewel hier de ambitie noodzakelijkerwijs de realiteit nog een voetje moet helpen, zal kleinen binnenkort zijn twee confraters qua lichaamsgrootte achter (onder?) zich laten. Niet dat dat ons zal afschrikken om kleinen te blijven zeggen natuurlijk.
En het zal niet enkel in postuur zijn dat kleinen de grote zal overtreffen. Het is zoals ze zeggen; de eerste geven het slechte voorbeeld, en die die volgen doen er nog een schepje bovenop. Gelukkig voor mijn moeder zit mijn lieve broertje nog niet in dat stadium, en zijn er enkele vage voortekenen dat Broer I stilaan de fase in kwestie ontgroeid is. Wie weet zou het wel eens een rustige zomer kunnen worden! Maar Mammie, het spijt me zeer, vanaf september zal het dan wel gedaan zijn hoor. Althans toch volgens mijn voorspellingen. Want aanschouw eens deze tweede foto, genomen slechts een paar maanden na de vorige. Bedenk eerst dat groten er een paar jaar over gedaan heeft om dicht bij de meiskes aan te durven kruipen voor de foto, en zie dan eens wat kleinen hier uitsteekt. Nog geen veertien is dat, potvolkoffie, en niet enkel heeft hij de gewoonte van zijn voorbeeld al overgenomen; hij voegt er zowaar nog een perfectionistische geste aan toe. "Thumbs up man, want ik zit haast op XXX haar schoot, sta bijna in het midden van de foto, en heb er op de koop toe degroten er ver af geduwd."
Kleinen? Kleine sloeber, ja! Tsssss.... De jeugd van tegenwoordig, het betert er toch niet op hoor. Maar ja, kom, een aantal van mijn nonkels zouden zeggen "dat het nu eenmaal in het bloed zit". Welke nonkels dat zijn kan ik niet vermelden, u zal me op mijn woord moeten nemen. Op mijn blog worden geen namen genoemd, weet je wel. En bovendien; meestal zeggen die nonkels dat als de tantes er niet bij zijn. We gaan de familievrede maar mooi bewaren.
Een aandachtig lezer zou zich nu de bedenking kunnen maken: "dan zou het toch ook wel in Sebastiaan zijn bloed kunnen zitten." Tgoh... Enkel in die mate dat ik een goed (en ook een slecht) voorbeeld kan zijn voor mijn broertje. Jaja, zo altruïstisch ben ik wel. Neem nu de context van deze foto. Groten had kleinen vanonder de warme vleugels van Moe vandaan gerukt om even te gaan griezelen met the girls. In principe is dat eigenlijk al geen voorbeeldfunctie meer; juridisch gezien spreekt men vast eerder van aanzetten tot of zelfs samenzwering. Dus misschien moeten we het maar toegeven; Kleinen, Groten, Middelsten, allemaal uit hetzelfde hout gesneden.
Zo, gedaan met de pauze. Kleinen, de cursus wacht! En trouwens: nog veel succes met de examens hé.
In Parijs is de lente begonnen. Wereldwijd moet het eergisteren geweest zijn, althans volgens de meteorologen. Maar wij zijn geen mensen voor temperaturen, isobaren of zonnetjes op papier: als we moeten oppassen voor zonnebrand, dan willen we dat op ons vel voelen. En sinds begin deze week voelen we het: dat lichtjes warmere weer, dat zalig helle licht, en bovenal; de geur van gras.
Geen betere plek om in de lente te zijn dan Parijs. Ik heb het reeds gezegd: Le Capital is een stad geboren voor de zon. En als we nog kieskeuriger mogen zijn, en dat kunnen we, want we zijn er nu toch; geen betere plek om in de lente te zijn dan de Parijse parken.
Maar ja, helaas, lente betekent mooi weer maar ook mooi studeren. Het moet een professor met een afkeer van de zon geweest zijn die de academische kalender uitgevonden heeft. Of eentje met pleinvrees, dat zou meteen ook de traditie van al die lesgevende doctorandi in onze auditoria verklaren. Be it as it may: het mooie weer wordt hier niet zonder enige weemoed ontvangen.
We gaan onszelf even corrigeren; geen betere plek om in de lente te zijn dan het park van de Parijse CitéU. Ergens deze week kwamen aldaar twee studenten op een lumineus (heb je hem?) idee. Ze sleepten een tafeltje naar buiten, legden een verlengkabeltje aan en ploften hun cursusjes (wel, ahum, cursussen dus) in het zonnetje neer. Gras, zon, goed gezelschap, Autocad en een cursus communicatiedinges. Het is misschien geen droomcombinatie, maar zoals men hier al eens zegt: on fait avec. En eigenlijk vergeten we het beste nog: de Ice-Tea! Maar dat is alweer een andere blog waard.
Er hangt hier wat lentestress in de lucht. Jawel, je hoort het goed: lentestress. Nog nooit van gehoord?
Meestal wordt de winterperiode geassocieerd met duisternis, koude zelfs depressie. Dankzij de wetenschap mogen we dat laatste nu wel heel serieus nemen, de fameuze "winterdepressie" lijkt bijna beter bewezen dan het feit dat het in de winter koud is. De officiële naam voor de "winter blues" is Seasonal Affective Disorder, kortweg "SAD" (ja, ook wetenschappers hebben humor). Het wordt veroorzaakt door een tekort aan daglicht, wat leidt tot overproductie van melatonine in de pijnappelklier, en wat dan op zich weer een gebrek aan serotonine voortbrengt. Dat laatste wasproduct is opgebouwd uit koolhydraten, en aangezien je er dus een tekort aan hebt, zal het lichaam dat proberen te compenseren. Naast depressie is honger dus ook één van de symptomen van SAD. Sta daar maar eens bij stil als u volgend jaar weer aan de kerstelijke feestmaalmarathons begint... De andere symptomen zijn moeheid, slaperigheid en een goesting om je af te sluiten van mensen. Nog een leuk weetje; door hun genetische aanleg én hun grote appetijt voor vis blijken vele IJslanders immuun voor SAD te zijn.
Je ziet, een mens zou het komen van de lente eigenlijk met niets dan blijdschap moeten beantwoorden. Maar toch. Want hoe sad dat hele SAD-gedoe ook mag zijn, winter is ook Kerstmis, en Nieuwjaar, en gezellig bij elkaar zijn, en lekker veel en zwaar eten (wat nu ook bijna medicinaal verantwoord blijkt). En niet te vergeten: Sebastiaans verjaardag! Een mens zou van minder twee keer nadenken voordat hij begint te feesten bij het ontluiken van de bloemetjes. Om dan nog maar te zwijgen van al die vrouwenbladen en hun artikels genre "Hoe de winterkilootjes verliezen voor de zomer?" Ben ik dan even blij dat ik een man ben.
Vandaar dus; lentestress. Meer pseudo- en vooral sebo-wetenschappelijk heet het "Stress To Re-Enter Spring Season", of kortweg STRESS. Het komt in vele varianten; je hebt orale STRESS (blijven vasthangen aan zware gerechten tot in mei), esthetische STRESS (het willen verliezen van die winterkilo's, alsof vrouwen er in de winter zo slecht uitzien?), verjaardags-STRESS (spijt hebben dat Sebastiaans verjaardag al gepasseerd is, een voorlopig en helaas redelijk unieke variant), en sociale STRESS (het gezellig binnen en onder elkaar willen blijven).
Het is de laatste variant die hier in de Maison des Belges rondhangt. Het is gekomen toen plots Saint-Patrick's Day op de agenda verscheen, zo'n typische einde-winterfeest. Een aantal onder ons kwam tot het besef dat het snel gedaan zou zijn, die gezellig donkere avonden in de keuken, en prompt werd de Bar de Jeudi tot Saint-Patrick's Bar omgedoopt; een laatste wanhoopspoging tot warmte en menselijk samenzijn in onze donkere kelder. Dit was echter buiten UNESCO gerekent. Jawel, je hoort het goed, UNESCO, onze bars hebben wel degelijk verstrekkende diplomatische gevolgen. Kennelijk hadden de blue-collars daar ook last van lentestress, want sommigen onder ons even deed vermoeden dat er ook emoties aan de Place de Fontenoy rondwaren. Alleszins, de heren en dames UNESCO hadden besloten hun STRESS tegen te gaan met een filmmarathon in ons eigenste Maison des Belges. En je raadt het al; beginnend op donderdag, Saint-Patrick's Day. Het aldus ontstane diplomatisch conflict had zeker geëscaleerd indien onze wijze directeur niet besloten had dat UNESCO toch belangrijker was dan zijn eigen studenten. Bar de Jeudi werd dus Bar de Vendredi, we hebben er ons mooi bij mogen neerleggen. Maar niet zonder protest; zo wandelde op donderdagavond ene SL achteloos doorheen de receptie én de etiquette van de Wereldervenaars, dampende pizza en ijskoud biertje in de hand.
Maar ondanks zijn guerilla-actie heeft SL het niet aan zijn hart laten komen. STRESS is nu ook maar STRESS (en UNESCO trouwens ook maar UNESCO). En SL is archie, die hebben meestal meer last van SAD (komt door de donkere Autocadachtergrond). Na de pizza heeft SL dan ook besloten zijn archievriendinnetjes te gaan vervoegen, en al die STRESS, SAD en UNESCO vrolijk weg te drinken.
Mijn broer vond dat ik een blog over hem moest schrijven. Hij zei me dat, naar zijn mening, z'n persoonlijkheid wel een blog waard zou zijn, en eigenlijk vond ik dat een forse onderschatting. Ikzelf schrijf ondertussen al zes maanden blogberichten over mezelf, en ik word toch geacht in meer of mindere waarde zijn spiegelbeeld te zijn. In principe zou hij dus ook zijn eigen blog moeten hebben (aan de broer: dit is GEEN aanmoediging). Als hij dan zegt dat een hommage aan zijn psychologie in de ruimte van één schamel blogbericht zou passen, is dat ofwel een sterk staaltje nederigheid, ofwel een zwak staaltje tactische inschatting. Het kan ook dat ik mijn eigen belang fors overschat, door zoveel over mezelf en zo weinig over hem te schrijven. Maar dàt toegeven is een preuve van nederigheid die hier nooit in een blogbericht zal passen.
Maar goed, mijn broer dus. Voor diegene die hem niet kennen: u heeft fors ongelijk. En u bent redelijk asociaal, want ik heb toch de indruk dat mijn broer wel een goed stukje Gent en Aalst en hunner beide omstreken kent. Mijn boodschap is dus; leer hem kennen, als is het maar voor uzelf. Hij weet trouwens ook interessante dingen te vertellen, die broer van mij, dus uw kennismaking met hem zal alleszins wel van hartelijke aard zijn. Een kennerstip: vraag hem vooral eens uit naar de sociologie van de minder gekende etnische minderheden. Een ware aanrader! Pas daarentegen wel op als hij begint over de oriëntatie van paardenachterpoten. Indien u met hem daarover in een discussie verzeild geraakt, is de kans groot dat hij u (letterlijk en figuurlijk) op uw paard probeert te zetten. Anderzijds, bij het aanhalen van de sociologie van de minder gekende etnische minderheden durft hij u ook weleens bij uw pietje te nemen. Maar laat u hierdoor vooral niet afschrikken.
Na deze initiële introductie tot mijn broer, kan u eens pogen met hem te gaan skiën. Mijn tip: koop een sneeuwscooter, want persoonlijk kan ik hem niet bijhouden. Ik de techniek, hij de vitesse: als broers zijn we fantastisch aanvullend. Desondanks werkt de combinatie niet altijd perfect, ik ben hem vandaag zelfs even kwijtgeraakt, de deugniet. Grote piste, een wijds uitzicht, en toch, foetsie was hij! Sjans dan dat we broers zijn, en kunnen terugvallen op de noodsituatie-voor-als-je-je-broer-verloren-bent. Je keert terug naar het restaurant, en drinkt er eentje in afwachting van zijn thuiskomst. Jaja, met mijn broer is het plezant skiën.
Indien u deze twee eerste lessen tot mijn broer bent doorgeworsteld, kan u tenslotte nog eens proberen samen met hem op de foto te staan (of te zitten). Opnieuw, naar zijn mening, is dit een hele uitdaging, en vooral een hele eer... Soit. Aan de broer: ik geef je gelijk in zoverre dat ik bereid ben je foto op mijn blog te zetten. En ja, ik hou je wel op de hoogte van de eventuele piek in de bezoekersaantallen na het posten van dit beeldje.
Dus, mijn beste bezoeker, dit is mijn broer. Ik heb er eigenlijk nog een andere, die ook een blogbericht waard is, en over hem zal ik dus een andere keer wat schrijven. Vanuit een objectief, en vooral ook diplomatisch oogpunt verdienen ze elk hun eigen bericht. Vooral dan omdat ik hen ondertussen wel al ken: die twee samen in één bericht, er zou gewoon ambras van komen. Maar dit geheel terzijde.
Groetjes uit Oostenrijk, Sebastiaan (en ook Benjamin) (en ook Nicolaas)
Je zal me vast voor een gek verklaren. Maar neem het toch maar van me aan: rond 7u in de ochtend toont de Maison des Belges zich van zijn meest muzikale kant. De resonerende stilte van zijn gangen, de gedempte wekkers achter zijn deuren. Het gekrijs van tramwielen dat zich een weg doorheen raamkaders schuurt. Het zachte ruisen van douchewater. Een kort vleugje percussie; een paar dameshakken etaleren hun eigenaar's storende zelfvertrouwen op die o zo harde tegelvloeren. Misschien hier en daar een portie ochtendradio, en achter één enkele deur het pruttelen van een koffiemachine (als je verslaafd bent, moet je het goed doen!).
Eens buiten, een geheel andere compositie: Parijs in zijn claxonerend ochtendhumeur. Maar dit slechts als kleinzielige intro op diens ware ouverture; het wagneriaans geraas van de RER B. Je moet een Parijzenaar om het te kunnen appreciëren. Probeer het maar: in de metro herken je zo makkelijk toeristen omdat het diegene zijn die niet zwijgen. Geen rollercoaster die aan het monstreus gerommel van de Parijse sous-terrain kan tippen, en al evenmin aan diens tegenhanger; het takkende gehaast doorheen de lange staptunnels. Het geschal van koperblaas en staalgeraas, en daartegenover het trappelen van Afrikaanse ritmehakken.
De RATP zou er eigenlijk een CD van moeten maken, van dit muzikale wonder. En vervolgens gratis aanbieden aan al die cultuurhatende I-Phonegebruikers wiens paden de mijne kruisen. Nu, toegegeven, gezien het vroege uur van ons kruisen heb ik meestal ook geen oren voor dit gratis concert. Moest de school me niet dwingen, ik zou eerder genieten van de stilte van mijn dodo doux.
Dus maar een geluk dat de school er is. En ook de Maison, met zijn ochtendlijke radio en avondlijke concerten. Want dat gebeurt hier ook; spreek maar gerust van een overdosis. Gisteren passeerde bijvoorbeeld een of andere gitaartroubadour toevallig langs onze deur. Muzikaal ingesteld als we zijn, haalden we de Waal/Luxemburger (nooit gedacht dat er zoveel mensen in die streek woonden) snel naar binnen. Bleek nog deftig gitaar te kunnen spelen ook, maar zoals hij zelf al zei: trop de notes, ça c'est pas bon.
We vonden er een typisch Belgische oplossing voor: snel wat applaudiseren, en er dan al zwijgend er eentje op gaan drinken. Het stille geparel van een glaasje Stella na een lange, luide dag: dàt is de Maison des Belges op zijn muzikaalst.
Kennelijk heb ik sinds dit weekend enkele nieuwe blogfans. Deze zondag schoot de bezoekersgrafiek namelijk korstondig maar dramatisch de hoogte in, en haalde eventjes opnieuw het niveau van september. Hoewel maandag reeds het einde van de piek bereikt was, hebben de nieuwe gasten niet vergeten hun sporen na te laten. De score van mijn vorige blog getuigt van de frisse en kritische geest die zij met zich meebrengen: 3/5, ik voel me dankbaar en tegelijk aangemoedigd om zeker beter te doen.
Toegegeven, ik had er zelf ook een handje in. Zondag had ik namelijk voor de eerste keer een link naar mijn blog op Facebook gepost. En kijk, meteen is de populariteit van het medium ontegensprekelijk bewezen! Je hoort me niet klagen, integendeel: vanaf nu zal ik elke nieuwe blog eens snel op Facebook linken. Dit in de hoop dat ik misschien de mooie eer krijg binnenkort tot de "Favorieten" van net nog wat meer mensen te behoren...
Maar goed, het is niet echt het doel van deze blog om over de blog zelf te handelen. Als deze blog al een doel mag hebben. De ervaren lezers zullen het al weten; dit mooie dagboek is nooit zomaar een dagboek geweest. Ook deze keer niet, want in plaats van neer te schrijven wat gebeurt is, ga ik in deze blog even anticiperen wat nog moet komen. Steeds vaker word ik namelijk gevraagd om gezellige wandelingen op te luisteren met enige architecturale parlé. Steeds vaker wordt die parlé ook echt geapprecieerd. En, om eerlijk te zijn, steeds vaker is dat publiek heel aangenaam en vrouwelijk om parlé tegen te houden. Maar dat dus geheel als bijkomende informatie. Als komende architectuurwandelingengidsprofessional wil ik graag ingrijpen op alle aspecten van de ervaring, en heb ik dus het plan opgevat mijn toekomstige gasten reeds voor het uitstapje een beetje voor te bereiden op het uitstapje zelf.
DUS: bij deze een kleine introductie op de fantastische wereld van de architectuur, u aangeboden door de vzw KVWWSL, opgeluisterd met foto's van een eerdere architectuursnuffeltocht.
WORD EEN ECHTE ARCHIE IN 5 STAPPEN
1) Een echte archi kijkt enkel naar de architectuur.
2) Een echte archi kijkt niet alleen naar de architectuur, hij gaat ook eens voelen.
3) Een echte archi maakt het zich gemakkelijk in de architectuur.
4) Een echte archi versmelt stilaan met de architectuur.
5) Een echte archi IS gewoon architectuur.
Met dank aan Karel V. voor diens hulp bij het opstellen van deze cursus
Er rijdt een trein tussen Brussel en Parijs, en in die trein is het goed toeven. Niet omwille van het grote comfort, allerminst zelfs. De tocht gaat over hoge heuvels en door diepe dalen, langs kaarsrechte ravijnen en omheen kronkelende rivieren. Het eten valt wel bovendien ook al eens tegen, en dit des te meer naarmate men Parijs nadert. Ja, je hebt wel wat maag nodig om deze tocht te maken.
Maar het grootste ongemak is misschien wel de plek zelf: tussen Brussel en Parijs. Noch het een, noch het ander. Sommigen zeggen dat de toekomst maar al te snel het verleden wordt, en anderen dat die toekomst slechts de mentale uitvergroting van dat verleden is. Of om het simpel te zeggen: het boeltje draait soms gewoon in het rond. Leven in een cirkel. Alles even dicht, of alles even ver.
Je ziet het al, de trein dwingt je om kleur te bekennen. Optimist of pessimist. Zet je objectief oordel trouwens maar al snel opzij; geen kaart die je kan helpen om het traject van deze trein te ontrafelen. Geen wetenschappers aan boord! It's a matter of faith: love it, or hate it.
Trouwens, ooit naar buiten gekeken op een trein? Het is op deze trein niet anders dan op enige andere; je ziet het landschap in felle strepen voorbijtrekken. Steeds verder vanwaar je komt, en je kijkt ernaar als door een waas van water.
Je kijkt ernaar alsof je een echte impressionist was. Geen mens die trouwens ooit met meer liefde naar een lanschap gekeken heeft dan een impressionist. Hoe banaal het ook wel was. Het is niet slecht om daar even aan te denken, als je met deze trein langs plekken als Eke, Kerselare of Machelen-aan-de-Leie passeert. Zoals ik het al zei: het traject valt niet te voorspellen. Je kan er dus maar beter van genieten.
Kom je dan ooit wel aan, zie ik je al afvragen? Zo'n goede vraag eigenlijk, en om eerlijk te zijn, ook een heel erg Vlaamse vraag. To the point en doelgericht. Haast wetenschappelijk. Daar is dus je antwoord, want voor wetenschap is hier geen plaats. Het is niet geweten of deze trein echt een doel heeft. Het is niet geweten of deze trein zelfs een eindpunt heeft.
Waarom zou je dan in godsnaam deze trein nemen? It's a matter of faith: onderweg zijn, en toch steeds meer het gevoel hebben aan te komen.
Het is een mooie dag vandaag. En toevallig ook mijn verjaardag, zie je het verband? Noem het dikkenekkerig als je wil, ik hou het op dichterlijke vrijheid.
Drieëntwintig word ik vandaag. Geef nu toe, dat begint toch al verdacht serieus te klinken, zo verraderlijk volwassen. En het wordt er niet beter op. Een korte berekening leert me dat ik over exact vier jaar net half zo oud als mijn ouders zal zijn (apart, niet samen). Wat betekent dat ik me vanaf dat punt altijd minstens even verantwoordelijk zal moeten gedragen als het gemiddelde van hen beiden. Of hoe genadeloos wiskunde wel kan zijn.
Maar daar hebben we nog vier jaar respijt voor. En als mijn ouders nog af en toe wat zotte streken uithalen, kan er ook nog een leven na mijn zevenentwintigste zijn. The 27 Club; ik zal het ticketje aan mij laten passeren. Maar je weet maar nooit, en kwestie van het zekere voor het onzekere te nemen, ga ik hier een mooi voornemen maken voor de komende vier jaar. Dat is dat ik niet te veel voornemens ga maken tijdens de komende vier jaar.
Of misschien toch eentje. Want hoe verleidelijk het liederlijk leven ook is, kleine restjes schuldgevoel kunnen altijd in de kleren blijven hangen. Zeker als je op je verjaardag veel leuke berichtjes krijgt, en ook van mensen wiens verjaardag jij vergeten was (bij deze: Gelukkige verjaardag!). Ik geef het toe; ik ben een ramp in het onthouden van geboortedagen. Dus, bij deze mijn mooie voornemen; vanaf nu zal ik meer mijn best doen om ook aan andermans verjaardag te denken.
Om meteen de daad bij het woord te voegen, en ook kwestie van mezelf in te dekken; voel u bij deze uitgenodigd om uw geboortedatum als reactie op dit bericht te posten...
Er zijn mensen die zeggen dat plekken je herinneringen kunnen vasthouden.
Meestal zijn dat architecten. Eén tip betreffende architecten: geloof best niet te veel van wat ze over "plekken" te zeggen hebben. In het ene geval zijn ze al zo lang met stenen bezig dat ze er zowaar menselijke eigenschappen aan beginnen toe te dichten. In het andere geval is het gewoon simpele verkoopspraat: "Waarom zouden we niet wat carraramarmer in de keuken leggen, mevrouw? Dat zal u telkens opnieuw doen denken aan uw jeugd, en die lange vakanties in Rome!" En mevrouw geloofde zowaar dat ze in haar jeugd ooit naar Italië was geweest.
Zo gaat het dus met herinneringen: de helft beleef je, de helft vind je uit. En nog eens een andere helft verandert met de jaren mee. Net zoals mensen, die trouwens zo veel leuker dan plekken zijn. Daarvoor dienen plekken dan ook; om mensen terug te vinden. En daarvoor heb ik geen carraramarmer nodig, ik ben een jongen van simpele afkomst.
Zo speelt een stuk van mijn verleden zich af tussen harde tegels, bakstenen muren en een betonnen plafond. Denk nu maar niet aan communistische toestanden; zelfs ne "sos" zou zich op die ene plek niet durven wagen. Ook al sprak een oud-voorzitter steeds van de "beste kameraden", en proostte hij constant op "de revolutie", het etablissement in kwestie is zo CM als het maar kan. Wat dus nog maar eens de relativiteit van politiek en ook plek bewijst.
Desondanks, het is niet zomaar een plek (en trouwens ook niet zomaar een politiek). Op die plek kom ik mensen tegen, leuke mensen, mensen als ik, van simpele afkomst. En daar besteden wij onze tijd aan simpele dingen; ook al doen we soms alsof, vereist onze reden van samenzijn zeker geen hogere studies. Simpele mensen, simpele plekken, simpele bezigheden. Maar als we feesten, doen we het wel als koningen.
Andere plek, andere mensen. Opnieuw geen carraramarmer, hoewel het al ietwat dichter in de buurt komt. Parket, modieuze kleuren, sierlijke lijsten. En natuursteen op de bar, ik zei toch dat we niet ver van marmer zaten. Geen CM-geur ditmaal, we bevinden ons op neutraal terrein. Iedereen is welkom, tjeef én sos tesamen, zolang ze ne plastron aandoen. Ietwat minder simpele plek dan de vorige dus, de architect in kwestie was nu eenmaal ook wat ambitieuzer, en niet zonder resultaat. Maar dat is lang geleden. Nu viert die architect zijn verjaardag daar, als een echte koning. Desondanks opnieuw allemaal simpele mensen. Wie zich nu beledigd voelt, tant mieux. Simpel betekent: geen carraramarmer nodig hebben om zich een reis naar Italië in te beelden.
Nu ben ik weer thuis. Nog altijd geen marmer, en maar best. Ik ben nogal gehecht geraakt aan de donkergroene trap, de oude tapijten, het linoleum onder mijn voeten. Ietwat minder aan de fotokaders, maar kom (een catalogus van Sebastiaantjes, gerangschikt per stadium van rijpheid). Misschien niet het meest architecturale kader, maar desondanks: een kader, waarin ik de mensen kan terugvinden die ik wil terugvinden.
Jaja, ik heb het weer eens mogen uitleggen. De verkiezingen, de formatie, de onderhandelingen, tout machin. Ditmaal aan de geïnteresseerde professor Massoulman. Vriendelijke dame, dat. Soms een beetje stil tijdens de begeleiding, maar niet altijd; eens ze vertrokken is, dan weet je wel hoe het zit. Komt uit Iran, trouwens. Haar collega's, Jacob en Marco, komen respectievelijk uit Duitsland en (vermoedelijk) Spanje.
Hier op de Maison des Belges is het ondertussen wisselweekend. Zondag vertrekt ongeveer de helft van de inwoners. Zaterdagavond is het feest, dus een simpele boodschap: dat niemand het zich waagt me zondagochtend te bellen! Zondagochtend is Sebastiaan niet onder de levenden. Ondertussen komen de nieuwelingen al toe. Een beetje speciale gevallen, maar je moet nu al eenmaal een beetje particuliér zijn om hier binnen te geraken. Neem nu de laatste aanwinst: ze studeert rechten (privaat recht, ze is niet populair bij de publieke/Europese-rechtenstudenten), geboren rond Brugge, woont nu ergens rond Namen, en noemt zichzelf een echte Waalse. Heeft nochtans een mooi West-Vlaams accentje. Supportert voor Standard, net als Yves.
Er loopt hier zo nog eentje rond. Een kerel ditmaal, en geboren aan de andere kant van de taalgrens. Is dan voor god-weet-welke reden in Manchester gaan studeren, om zich daar dan in te schrijven voor het uitwisselingprogramma met Parijs. Aan zijn accent hangt al geen landstreek meer vast te hangen, tenzij misschien Noordzees of Pas-de-Calaisiaans of zo. Hij valt een beetje te vergelijken met de jongen van het vierde verdiep. Luxemburgs, aan Oxford gaan studeren, en dan uitwisseling met Parijs. Zijn Frans accent kan ik niet meteen thuisbrengen, maar zijn Engels is tout à fait Oxfordiaans.
En ik dan. Echte Vlaming, gaat dan op Erasmus op Parijs en vindt het vervolgens leutig om weekendjes in Londen door te brengen. Om daar dan opnieuw Vlaamse vrienden te maken. Ne mensch wiejet soms zelf niet wat 'm wil e. Betreffende mijn accent zijn de meningen trouwens verdeeld. Een Vlaams Nederlands met een klein beetje Aalsters, een Engels dat probeert te ontsnappen aan zijn Amerikaanse-cartoons-origine, en een Frans dat sommigen doet vermoeden dat ik Duitser ben. Je moet maar proberen om dàt als een compliment te beschouwen. Maar het kan eigenlijk nog erger: "toi, t'es déjà un vrai Wallon"...
We gaan het ons niet aantrekken. Op die manier voel ik me hier weer lekker thuis, in het broeipotje van Biermans en Lapotre. Hier in de Maison, in onze verscheidenheid van afkomsten/accenten/kleuren, keren we terug naar de basis van het bestaan. Geen geruzie over de taal ("mais oui, français, pourquoi pas?"), over culturele verschillen (on mange tout "à l'étudiant"), over politieke systemen ("Le Jos, c'est le Dieu"). We ruzieën over nachtlawaai, over vuile keukens, over wie het eerst de cinemazaal mag gebruiken. In ons beste doen leren we elkaars taal ("Koeiendag! Smakeleik! Godferdom!"), verdiepen we ons in elkaars cultuur ("Soirée Luxembourgeois, avec wodka!") en debateren we over de maatschappij ("toi, tu regardes aussi Friends?"). Voorwaar een ongelooflijk verrijkende ervaring! Zelfs in die mate dat, moest het ooit tot een splitsing van ons arme landje komen, we er niet voor zouden kiezen Vlaming of Waal of Brusselaar te worden, maar simpelweg een inwoner van Maison des Belges/Fondation Biermans-Lapotre, dat internationale eiland temidden van Parijs.
Stel je het eens voor. De meisjes zouden zich met alle fierheid als Lapotten laten aanspreken, en ik zou mezelf een Bierman kunnen noemen.
Gisterenavond, aan de Rue Mouffetard, in een bar wiens naam ik me niet meer kan herinneren. Een meisje, al evenzeer naamloos in mijn herinnering, spreekt me aan in het toilet. Om even het kader te schetsen: een kelderachtige toestand, met lekkende buizen (ik hoop dat het aanvoer was!) en goede muziek. 19 gaf ik ze, misschien 18. Mogelijk zelfs nog jonger.
"Tu ne trouves pas que ma jupe est trop courte?"
Stupefié, er bestaat geen beter nederlands woord om mijn reactie te beschrijven. Stupefié. Het moet dus gezegd zijn: ik ben Clement Peerens niet. Soms blijft de fictie beter dan de realiteit. Het arme kind dacht zelfs even dat ik geen Frans sprak, zolang bleef mijn reactie uit.
Maar de Clement had het dan wel wat makkelijker. Clement kon Nederlands klappen. Clement had het tegen een "okoze" (wie dat kind in die bar als een okoze zou beschouwen, moet eens bij den dokter langsgaan). En ja, Clement is nu eenmaal Clement.
Maar Clement is misschien wel Clement, Sebastiaan is ook wel meer dan genoeg Sebastiaan. En het duurt misschien wel wat langer voor Sebastiaan om een goeie repliek te vinden (meestal moet hij er eerst een blog over schrijven), als hij ze dan vindt, is hij tenminste niet zo'n slijmbal als Clement.
"Il n'y a rien de mauvais avec des jupes trop courtes!"
Ik beken een slecht kantje van mezelf: ik laat me makkelijk uitdagen. Dus als Mr. Pauli een artikel in De Morgen publiceert zoals "Welterusten, Meneer de student", ja, dan voel ik me aangesproken. Mr. Pauli vraagt zich in dat artikel af hoe we de Vlaamse studenten van achter hun laptop kunnen krijgen. Want hun Engelse en Franse collega's, die komen de straat op, die protesteren, en terecht! De brave Vlamingen echter, die leren, die studeren, die blijven er bedeesd bij zitten.
Beste Walter: ge hebt gelijk. Maar desondanks; ik voel me uitgedaagd.
Deze kerstvakantie heb ik een parkeerboete gekregen. Eigen schuld, dikke bult: ik had me in centrum Aalst gezet (in een normale straat) en vergeten een ticketje te pakken. Het viel zelfs nog mee; 15 euro en de fout was me vergeven. De boete is ondertussen al betaald.
MAAR... Er stond een klein detail op dat kleine papiertje dat me toch lichtjes, wel, eigenlijk redelijk stevig gedegouteerd heeft. De boete was te betalen niet aan het plaatselijke politiecommisariaat, maar aan een of andere nv temidden een bedrijvenpark rond Brussel. Het kleinood was uitgeschreven, niet door een een agent, maar door parkeerwachter XJI759, wat me doet vermoeden dat de mens op Mars moet wonen.
Ik snap niet hoe iedereen zo rustig bleef toen ik mijn gal hierover spuwde. De controle van de openbare ruimte is een taak van de politie, niét van een of andere anonieme nv. Omdat de politie dient om de orde te bewaren. Omdat een bedrijf dient om winst te maken. Omdat een democratie nu eenmaal zo werkt: als burger geven we een stuk noodzakelijke macht aan de politie, van welke we dan ook een strenge ethos verwachten. We geven die macht niét aan het eerste het beste bedrijf dat een goedkoop contract kan voorleggen. Diegene die wil beginnen zeveren over economische efficiëntie, mag me het volgende eens uitleggen: hoe kan een aantal extra agenten aanwerven nu duurder zijn dan een volledig bedrijf (doelend op winst...) in te huren?
Nu zal één of andere oudere en zichzelf wijzer achtende kerel me vast het verschil tussen ambtenarenlonen (én -pensioenen) en hun equivalent in de private sector proberen uit te leggen. Beste kerel, spaar je adem: ik weet het wel. En nogmaals m'n beste kerel: hou ermee op. Want dat is een probleem dat op te lossen valt. Weze het dan desnoods met een alternatief soort politieagent, een publieke parkeerwachter, een trafiekbegeleider, wat dan ook... Zolang het maar onder de politie, en dus onder de directe publieke controle valt. Want stilzwijgend worden belangrijke aspecten van onze maatschappij geprivatiseerd, in naam van de "efficiëntie", en wij gaan daar maar mee akkoord. Want we denken dat het beter voor ons is.
Noem het naïef, maar toch: ik ben bereid om er voor te betalen (zelfs meer dan 15 euro) om boetes van de politie te kunnen krijgen.