Het is een mooie dag. Buiten dwarrelt het vlokken, binnen dansen de vlammen; ze draperen hun warmte over onze witte muren. In de krant (De Morgen) schuift Mr. Camps zijn gebruikelijke hardvochtigheid even opzij; hij schrijft over een meisje, gelegen aan de haard, op haar buik en met een boek. Op haar rug rust haar hond.
Een tuin vol dons, een haard vol hout, en tijd om je krant te lezen. Het is een mooie dag.
Wat doet een mens op zo'n mooie dag? U mag mijn antwoord weten: op een mooie dag neem ik even de tijd om de klok te horen tikken. Naar Beethoven te luisteren. Bij de familie te gaan. Een blog te schrijven. Een nieuwjaarsbrief te maken. Een cadeau in te pakken. Een tafel te dekken. Een das te knopen. Maakt het uit wat ik doe? Zolang ik het maar heel erg traag doe. Niet: zolang ik er maar de tijd voor neem. Er bestaat geen tijd die je kan nemen. Tijd is geen ding, maar wel materie: je ademt het uit en in.
Kijk naar buiten, er spelen kinderen. Het is koud, maar zij spelen toch, ze rollen, ze smijten, ze gooien. Ze ademen.
Ze delen tijd, zwevend op witte wolkjes. Het is een mooie dag.