Op dit moment hoor ik buiten het vuurwerk knallen. Ongeveer een uur geleden stond ik op het dak van een appartementsgebouw bij Aldgate East, te midden van London, hoog genoeg om een goed stuk van de stad te zien. Rondom was een beetje mistig, maar toch konden we van Canary Wharf aan de ene kant tot London Eye aan de andere kant zien. Het was rond zeven uur begonnen; tientallen veelkleurige flitsen en hun doffe broertjes van klanken, overal waar je maar zag. Knallend blauw en vurig geel, temidden van een beetje smerige smog. De gelegenheid was/is Guy Fawkes Night. De katholieke Mr Fawkes probeerde in 1605, tijdens het beruchte Gunpowder Plot, het House of Lords op te blazen in de hoop de protestante James I te kunnen doden. Wie zijn geschiedenis kent, weet dat Guy uiteraard gefaald heeft. Maar kennelijk had James I toch wel een goed gevoel voor humor, want hij gaf zijn volk de toestemming om zijn overleven jaarlijks te vieren met, jawel, vuurwerk...
Je zal mij niet horen klagen! Ik hou wel van vuurwerk, en dan zeker met zo'n mooie achtergrond en in goed gezelschap. En ik hou van kleurtjes. Zo nam ik vorige week deel aan een ander kleurrijk volksfeest: Halloween! Engelsen zijn gek van Halloween, en ik ben gek van gekke mensen, dus dat was wel een geslaagde avond. Met een paar andere gekke mensen heb ik toen het Hootanay in Brixton gefrequenteerd, een zeer interessante bar met zeer interessante zingende mensen die echte slangenlederen broeken en witte T-shirts met gigantische jambes (Frans) droegen. De pianist had de garderobe beperkt tot een lap bruin bont voor zijn jambe, maar hij vond dat niet zo'n geslaagde outfit dus keerde hij maar zijn blote kont naar het publiek. De zangeres was mijn favoriete; een gigantische blauwe pruik, een miniscule rode string, en zilveren 'tepeltjoepen'. Voor de liefhebbers kan ik wel eens naar foto's van dat evenement zoeken...
Het moet natuurlijk niet zo extravagant kleurrijk zijn. Simpel heeft ook zijn schoonheid, zoals ik twee dagen daarna merkte. Hier in London is het soms zo druk dat de evidente dingen je wel eens ontgaan, zoals bijvoorbeeld seizoenen. Maandag, in Brussel, kwam ik plots tot de constatatie dat het nu wel degelijk herfst is, en dat de boombladeren hun zwanenzang zingen in een repertoire van goudgeel, bronsbruin en rafelig rood. Japanners moeten hun tuinen uitpuren tot IKEAchtige grijstinten om tot een 'zen'-effect te komen, en hier in London worden bladeren gewoon weggezogen om die saaie blauwsteen van het trottoir te kunnen blijven tonen. Ik hou het simpeler; laat dat boeltje maar vallen en verkleuren, en grappig genoeg is het veel rustgevender én extravaganter tegelijk.
Mijn vriendin lachte toen ik dat haar op dat moment vertelde. Ze zei weer hoe "schattig" ik wel niet ben. Ook zij houdt wel van kleuren, maar ze is veel preciezer in haar keuze. Koekelberg-beige bevalt haar duidelijk niet (en al evenmin terracotta-extravaganza), en als je begint te combineren, moet het net genoeg en net niet te veel passen. Zo heb ik vorig weekend enorm veel bijgeleerd over de verschillende soorten paars, en wat kan met welk en welk niet. Het zal een familietrekje zijn; haar moeder en zus scheppen een verwant plezier in hoogdravende conclaven omtrent roze hemden en zwartgrijze kostuums.
Ik trek me dat niet aan. Hoewel ik graag kleurtjes rond mij zie, ben ik meestal ietwat meer gereserveerd in mijn garderobe. Voornamelijk zwart, en voornamelijk Zara (ze zouden me moeten betalen ondertussen voor al die reclame!), dus het probleem van keuze stelt zich niet zozeer. Men zegt trouwens dat in de Renaissance zwart de sociaal aanvaarde kleur voor architecten was, is dat nu geen mooie reden om veel zwart te dragen? En zoniet; zwart is een altijd een goede achtergrond om al dat kleurengeweld tot zijn recht te doen komen. Zoals bij vuurwerk.
Slaapwel! Sebastiaan
PS: foto's komen achter, voorlopig eentje uit de oude doos; twee West-Vlaamse deernes en ikzelf in The Electric Showroom drie weken geleden.
Ik hou van echte venten, van de soort die je vindt in de buurt van artiestenstudio's en etablissementen als de Bistrotheque. De Bistrotheque, dat is een club "that has almost single-handedly rejuvenated London's Cabaret Scene" (althans volgens de Evening Standard). Ik raad u aan het eens te googlen. Uw definitie van "cabaret" zal nooit meer dezelfde zijn...
Hoe ik op zo'n plek terechtkom? Het is een beetje een verhaal apart, dat zo rond de vooravond begon. Ik verliet, eenzaam en alleen, onze studio in Bedford Square 32, om vervolgens een beetje godverloren op het trottoir voor de school rond te hangen. Enter mijn goeie vriendin A.
A, dat is ook een verhaal apart. Duits, en op en top Duits in vele aspecten. Altijd blij, altijd vrolijk, en altijd op weg naar een feestje. Droeg die avond een wel zeer opvallende jas, het zou wel iets voor Tinkerbel geweest zijn.
A was op weg naar een receptie in de studio van een kunstenaar met welke ze bevriend was. Ze sprak enkel van de vriend, en wist niet wie er eventueel nog zou zijn. Ik had wel zin in een rustige avond, en wou haar wel vergezellen. Van Bedford Square naar Bethnal Green.
Enter in artiestenstudio te Bethnal Green. Er is de artiest, nog vijf andere artiesten, en een twintigtal anderen. Voornamelijk echte Britten, de ene helft nog redelijk mooie vrouwen (tegen de Britse gewoonte in), en de andere helft verzorgde, echte venten. Allemaal al redelijk beschonken. Allemaal ook oude vrienden van A, en in sommige gevallen zelfs ex-kotgenoot. De kunstenaar toont me zijn werk.
Dat werk, dat is ook een verhaal apart. Vergulden doodskoppen, dat had ik ondertussen wel al een paar keer gezien. De tekeningen daarentegen waren een, laten we zeggen, visuele verrijking. Denk Kamagurka meets Dali meets Kamasutra (again), en dat met een gevoel voor krioelend detail waar Pieter Bruegel zeeziek van zou geworden zijn (moest zijn tikker dat soort prenten al overleefd hebben).
Maar goed, dat moet kunnen in kunst, vrije meningsuiting en zo. We babbelen en drinken wat, en ik leer A's vrienden kennen. Leuke mensen, en interessant! Het gespreksonderwerp varieert van "poo" (zoek dat ook maar eens op) naar Zwitserse verjaardagsfeestjes naar opnieuw "poo" naar Duitse kaassoep naar maatschappij en ecologie naar muziek naar opnieuw "poo" en uiteindelijk sex. Ik leer snel bij over vele diverse onderwerpen, niet in het minst over hoe ruim de term 'bijleren' wel niet is.
Enter de camera. Er worden, opvallendend genoeg, geen foto's getrokken, hoewel de camera nooit ver weg is. Er worden daarentegen wel veel foto's getoond, en die beelden verklaren wel waarom ze niet zo happig op fotograferen zijn. Mijn vriendin zegt altijd dat bij vrouwenlingerie het de verhulling is die voor schoonheid zorgt, en dat is inderdaad éxact wat je denkt als je een vent in vrouwenlingerie ziet.
Maar bon, nog altijd vrije meningsuiting en zo. Exit uit de artiestenstudio, korte wandeling naar de Bistrotheque. Enter nieuw koppel, out of the blue. Hoe noem je, vraag ik. Ze staat er op dat ik haar "whore" noem, en haar (echte?) vent geeft mij "bitch" als zijn naam. Ik voel aan dat mij voorstellen bij mijn echte naam de sfeer nogal zou breken, en probeer hun "hoer" te leren zeggen. Het werkt redelijk. We blijven babbelen. Enter bier, dan nog wat bier, en nog wat bier. Eén van A's vrienden noemt mij "kuddly", en een andere (zijn vriend?) lijkt me wel bijzonder geïnteresseerd in mijn persoonlijkheid.
Exit Sebastiaan. Niet plots natuurlijk, na vriendelijk dag en zo gezegd te hebben. Met kusjes zelfs, ik voelde me even weer in Frankrijk. Korte busreis naar London Bridge. Ik stap uit, en wandel (zoiets toch) langs de Thames naar huis. Exit zwaartekracht. Sommige Britten zeggen dat London het centrum van het universum is; die avond draaide inderdaad alles rond de stad en mij heen. Maar bon, we geraken thuis. Exit Sebastiaan's bewustzijn.
De volgende dag keert dat bewustzijn terug, met de nodige vertraging en protest in mijn voorhoofd. En besef ik dat ik echte venten eigenlijk wel leuk vind. Zij het misschien niet voor elke week... :)
Leven in London, het is een ware afkickcursus van elk racistisch vooroordeel die een mens rijk (of arm?) kan zijn. De reden hiervoor is simpel; eigenlijk lijken we allemaal een beetje op elkaar. Of je nu Belg, Brit, Maltezer, Japanner of Indiër bent, de belangrijke dingen blijven dezelfde;
- Mannen spelen voetbal, vrouwen babbelen aan de rand. - Mannen drinken bier, vrouwen drinken zoetigheid. - Iedereen, en vooral vrouwen, houdt van Belgian Chocolats. - Iedereen, en dan vooral mannen, laat zijn werk liggen als iemand "free beer on the terras" roept.
Zoals je ziet zou racisme zich eigenlijk eerder tussen geslachten dan tussen rassen moeten afspelen. Maar deze schrijver voelt zich alleszins weinig geroepen om vrouwen te gaan haten, net zomin als hij tegenover Britten, Maltezers, Japanners of Indiërs een afkeer zou willen ontwikkelen. Wat dan weer niet wil zeggen dat iedereen gelijk is; er is wel degelijk een verschil in mijn voorkeur voor Britse, Maltese, Japanse of Indische vrouwen. Maar dit geheel ter zijde.
De beste chocolade, het beste bier, en, laten we er eerlijk over zijn, de beste vrouwen komen toch nog altijd uit België. Ik weet niet of er een causaal verband tussen deze valt te zoeken, noch of er iemand al naar gezocht heeft. Je zou verwachten dat zo'n soort veldwerk redelijk populair zou moeten zijn onder aspirant-onderzoekers... De eerste stelling wordt alleszins al beaamd door elke toerist wiens bus zich door ons bochtig vaderland gemanouvreerd heeft. We weten allemaal wat voor wijsheid de gemiddelde toerist in pacht heeft, dus dat is wel een argument op autoriteit van formaat. De tweede stelling, wel, daar zijn we allemaal (als Belg) gewoon van overtuigd, we moeten enkel nog de rest van de wereld hiervan op de hoogte brengen. Ik kan uit ervaring zeggen dat Parijs hieromtrent het licht reeds gezien heeft (vandaar dat men het ook de lichtstad noemt), hoewel het nodige vakmanschap nog serieus bijgeschaafd dient te worden. London echter volhardt in de boosheid: men gelooft er nog steeds dat het eigen bier het beste is. Engels bier is nu inderdaad wel onderschat, maar dat is nog mijlenver van een hogere rangschikking dan het Belgische!
De beste vrouwen, dat ligt iets moeilijker. De meeste Belgische mannen zijn zich hiervan niet bewust, of zelfs overtuigd van het tegendeel. Uit persoonlijke ervaring heb ik echter niet te klagen, en ik weet (van horen zeggen!) dat aan al dat buitenlands gegiechel wel één en ander scheelt. Hoe (makkelijk) gelijkend we allemaal misschien wel zijn, vrouwen blijven toch (moeilijk) divers. Franse vrouwen hebben streken. Griekse vrouwen zijn eigenwijs. Vietnamese vrouwen zijn te goedkoop (dixit mijn broer). Van de Indische zijn er te veel, en van de Maltese te weinig. Italiaanse zijn wel çava, maar duur. Van Japanese weet ik niet zo veel, want ze wonen te ver. En de Britse zijn niet echt mooi. Dus alleen al door eliminatie kunnen we concluderen dat Belgische vrouwen de beste zijn.
De beste chocolade, het beste bier, de beste vrouwen. Als je in rekening brengt dat dit kennelijk de drie fundamenten van het menselijk bestaan voor het grootste deel van de wereldbevolking zijn, dan hebben wij Belgische mannen toch wel hét recept voor levenslang geluk in handen. Of de Belgische vrouwen dat plezier delen (gezien de eigenschappen van de Belgische mannen), is een andere vraag. Maar deze auteur kan alleszins met een gelukzalig gevoel, ietwat minder racisme en nog steeds evenveel chauvinisme in zijn bed kruipen...
Je moet wel redelijk lenig zijn om op deze school rond te lopen. Geen brede
gangen met rondbogen, geen gigantische binnenpleinen, geen ruime archiezolders.
Hoe groot de Plateau in Gent was, zo klein is de AA in London. Je kruipt er
letterlijk over de Chineesjes heen en onder de proffen door in dit doolhof van
gangetjes, kamertjes en hoekjes. Men zegt dat tijdens een memorabele speech van
Louis I. Kahn een jonge hollandse student (genaamd Rem) hier ooit eens zo
gedegouteerd was door de verkondigde theorieën dat hij terstond besloot de zaal
te verlaten, en dat door onder de stoelen heen te sluipen...
Aanschuiven
wordt hier een manier van leven, van werken. Je babbelt hier inderdaad veel over
architectuur; op den duur begint een mens over werkelijk alles te zeveren om de
tijd in de rij te overbruggen. Je schuift aan om je te registreren, om naar een
tentoonstelling te kijken, om een koffie te halen, om een maquette te maken, om
binnen te geraken. Je geraakt het zo gewend dat er een vreemd soort van
"kudde-effect" ontstaat; bij momenten kan iedereen plots opstaan (omdat er
iemand anders opstond?) en een mooie wachtrij vormen, zonder dat iemand weet
voor wat er eigenlijk aangeschoven wordt.
Ruimte wordt een rekbaar
begrip. Men zegt hier graag dat ze begrippen als 'ruimte' herdefiniëren; geloof
het maar volgende keer! Het labo bijvoorbeeld bevindt zich half onder de
toiletten en volledig onder de receptie, en vloeit op zich over in de grote
workshop, die op zich half onder/achter de kleine workshop zit, die op zijn
beurt uitkijkt op 'Ching's courtyard', vanwaar je opkijkt naar het terras (boven
de eerdergenoemde receptie), die zich half boven de bar bevindt en langs de
andere kant uitkijkt naar de koer van de postgraduaten (die niemand ooit heeft
kunnen bereiken), waaronder de IT-service verstopt zit, die zich
(hoogstwaarschijnlijk) ergens naast het labo bevindt... Ergens daar in de
buurt bevindt zich onze studio. Wil je er geraken vanuit de bar, dan moet je
eerst naar buiten, dan een andere ingang nemen, en helemaal doorlopen naar de
ingang aan de andere kant... Voorlopig is er trouwens nog plaats in onze studio;
naar het schijnt hebben ze er net voor het schooljaar een container
maquettemateriaal uitgehaald opdat er plaats zou zijn.
Maar bon, je hoort
ons niet klagen. Het is hier eigenlijk wel best gezellig op die
manier. Discussiëren over architectuur met de buiken/poepen tegen elkaar
gedrukt, het schept als het ware een band. Benieuwd of het niet zal tegensteken,
maar zolang iedereen zich blijft douchen, moet dat wel in orde
komen.
Groetjes uit London, Sebastiaan
PS: foto is sfeerbeeldje uit de studio, met centraal de grote chef "Mike".
Ik verklaar bij deze Benny O'Looney tot de meest "groovy" architectuurprofessor ooit! Afgelopen donderdag ging ik, en met mij nog veertig anderen, op een "evening walk" doorheen Londen. Benny was in charge, en om meteen goed te beginnen zette de man zich terstonds op zijn knieën. Met babykrijt schetste hij vervolgens, bij wijze van introductie, de architectuurgeschiedenis van deze mooie stad op de stoep voor de AA uit. Twintig minuten lang zagen we in de meest felle kleuren én een licht gedateerd accent de Angles, de Saxons, de Tutors, de Edwardians en al hun bouwsels passeren.
Eens vertrokken werden we overgoten met een fantastische saus van "groovy edwardian style", "jazzy tudor gothic", "awesome higtech ceramics", "hot draughtsmanship" en "dodgy Jean-Nouvel-detailing". Liefde voor architectuur, de man maakt er een understatement van. "You've never lived untill you've designed a Palladian villa".
Benny mag trots zijn, want in het selecte gezelschap dat rond Bedford Square hangt, zijn er wel meer rare snuiters te vinden. Zoals de kerel van de technische dienst, die nog stokoude videobanden heeft uit zijn (gelukkiger?) tijd als projectionist. "They remind me of my live..." Er is ook Clem, hyperkinetisch coördinator voor oudere studenten, die we nu al Okay-Clem noemen (probeer eens te praten met drie keer okay per zin). De jongere studenten zijn ook altijd fun: zo praatte ik deze week met een Duitse student die nog moest beginnen aan zijn eerste jaar architectuur, maar nu al zit te verklaren dat hij "soooo into Buckminster Fuller" is. Nog enthousiaster was natuurlijk die ene Aziatische jongen, die (en ik heb de foto's gezien!) een tijdje boven de voordeur van de AA heeft gewoond... De postgraduaten zijn al ietwat "normaler", ook al leiden de levenslopen langs crisissen in Griekenland, christelijke sektes in de VS, en de zonnige stranden van Malta. De meeste normale zal vast wel Chris zijn. Een echte Engelsman, dat. Naar het schijnt ook de enige in de postgraduaatschool.
Dat allemaal doet je natuurlijk vragen stellen over jezelf. Hoe abnormaal ben ik, het is één van die existentiële vragen waarmee iedereen wel eens geconfronteerd wordt. Of misschien ook niet, maar dat zou vast wel saai zijn. Dus voorlopig gaan we blij zijn met die vreemde gewaarwording dat iedereen in London een beetje raar is, en dat ik me er wel goed bij voel. :)
Groetjes, Sebastiaan!
PS: AA staat voor Association of Architecture, mijn school, en dus niet voor andere organisaties waarmee de naam gemakkelijk geassocieerd wordt.
Niet makkelijk ze. Je moet echt kiezen;
kiezen wat je nodig hebt om te leven, wat je wil om mee te wonen, wat
jij vindt dat echt belangrijk is. En daarbovenop nog eens zo kiezen
dat het geheel nog enigszins te transporteren valt. In dat laatste is
uw Sebastiaan alleszins niet geslaagd, en u mag u gerust mijn eerste
uren hier inbeelden als twee gigantische kabassen plus één kleine
Leenknegt die tevergeefse aan die laatste staat te trekken.
Maar goed, al het belangrijkste is dus
mee. Mijn laptop (voor de blog). Mijn lievelingskleren (om aan te
doen). Mijn Pink-Floydposter (eens vermaard in Parijs, nu op weg naar
faam in London). Mijn schetsboek (om in te schetsen). Een paar andere
boeken (want Sebastiaan is Sebastiaan). Een fles whiskey (voor de
gezondheid). En een sigarenkistje.
Had ik gekund, ik had er nog wat
ouders, broers, tantes, neven, nonkels, CM-gespuis, schoonouders, een
schoonzus, vrienden en een knappe Italiaanse ingestoken. Maar dat
ging nu eenmaal niet. Ik heb kennelijk geen erg plooibare
vriendenkring, en in de familie is het volume soms al net dat beetje
groter (al dat verstand, weet je wel). De Italiaanse had eventueel
nog gekund, totdat we probeerden de bijhorende beautycase er tussen
te proppen...
Dus is Sebastiaan maar alleen
vertrokken. Met avontuur in het vooruitzicht, met een beetje heimwee
in het achterhoofd. Life 2.0: ongeveer een jaar nadat deze blog
gesticht werd, vangen we het nieuwe seizoen aan. Andere setting,
andere figuranten, maar dezelfde hoofdacteur, dezelfde verteller, en
vooral; hetzelfde medium. Blog + foto, met de gekende ingrediënten.
Liefde, avontuur, spanning, passie, architectuur, seks, een beetje
(meer) verstand, (hopelijk) weer interessante gastrolletjes, wie weet
zelfs opnieuw vurige discussies met dooie dichters, en bovenal; een
goed publiek!
Voor de duidelijkheid; Gent. En dit weekend Denderleeuw. Daarna zien we wel weer. Thuis, het is een redelijk rekbaar begrip geworden.
Thuis is tien maanden lang Parijs geweest. Tien maanden; veertig weken; driehonderd maanden. Probeer dat eens te vatten. Architecten houden graag dingen in hun handen, om eens te voelen, om het te begrijpen, om het te vatten. Tien maanden kan je niet in je handen houden. Je kan het niet wegen, niet meteen zeggen hoe het aanvoelt, niet bepalen wat je er zoal mee kan doen.
Je kan er gefrustreerd over zijn. Dat het te kort was, dat je niet alles gedaan hebt. Gelukkig is tien maanden daarvoor wel genoeg; niet om alles gedaan te hebben, maar om er vrede mee te nemen. Tien maanden doet je beseffen, mits enige hulp van de persoonlijke psychologe, dat het nu eenmaal verlopen is zoals het verlopen is. En dat het goed was.
Je kan het missen. En hoe. Niet enkel omdat Parijs daar nu ver is, maar ook omdat Sebastiaan nu weer hier is. En hier voelt nogal vreemd aan nu; alsof de wereld gekrompen is terwijl jij groot geworden bent.
Je kan het niet vergeten. Veel dingen in het leven zijn relatief, maar mijn Parijs is niet relatief. Zal het ook niet snel worden. Mijn Parijs is absoluut: absoluut groots, absoluut mooi, absoluut daar. Absoluut te veel voor woorden.
Paris, mon amour. Het is een trage liefde geweest, tussen haar en mij. Ik kon lang haar mooie kanten niet zien; zag slechts metro's, zwervers, militairen op perrons. Parijs; als schatkist is het maar een vuil en roestig geval. Maar daarom niet minder vol met schatten.
De plekken. De kunst. De theaters. De straten. De cafés. De clubs. De musea. De parken. De kastelen. De huizen. De mensen.
Kom je nog terug, vroegen ze me. Alsof ik het ooit achtergelaten heb. Maar ja, ik kom terug. En dan schrijf ik er nog een blog over. Dit is voorlopig mijn laatste blog, tot september, tot het volgende avontuur.
Er zit een simpel en mysterieus genot in grootte. Onbeschrijfbaar bijna, hoe 'bigger' ook 'better' is. Een Eiffeltoren, een Leffefles, of 'dikke bunnes'; allen tonen ze mooi aan hoe "klein maar fijn" niet overal voor geldt.
In het eerste geval zou het er simpelweg niet uitzien. Ik ben er deze week nog gepasseerd, na een (opnieuw die grootte) stevige brunch. Zou het niet triestig geweest zijn als we ons tot een croissantje beperkt hadden, mijn Waalse vrienden en ik? Want dan hadden we geen nood aan een (lange) wandeling gehad, die ons dan ook niet langs de (hoge) Eiffeltoren had geleid; we zouden niet door al die (kleine) Japanners met hun (enorme) camera's gefotografeerd geweest zijn, niet een kijkje genomen hebben in het (dikke) museum aan Quai de Branly. Mooi museum dat, gloedspiksplinternieuw bovendien (voor de kenners: Jean Nouvel), en eigenlijk ook wel smakelijk van uitzicht. Vraag me niet waarom, maar kennelijk is het een dictum om alle musea over (o.a.) Afrikaanse kunst in chocoladebruin te verven. Maar op de metaforische link tussen Afrika en chocoladebruin gaan we niet ingaan, al evenzeer als ik zal vermijden de woorden 'Afrikaans' en 'grootte' in één zin samen te gebruiken.
De Leffefles dus, om maar snel van onderwerp te veranderen. Ook groot dat ding, drie liter, maar hier aan de Maison weten we te delen. Zelfs met Vlamingen, Walen en Brusselaars onder elkaar. Ja, zélfs met de Luxemburgers. De fles was dan ook snel leeg, de tweede al evenzeer. Ook daarom is grootte zo leuk; je kan het delen. Bij deze dan ook nog eens dank aan wie de fles gegeven heeft, een stuk of vijfentwintig keer.
Ondertussen staat ze weer op mijn kamer, de Leffefles, samen met zijn kleine Hopusbroertje. Bleek een beetje gevaarlijk te zijn om ze lang alleen te laten, getuige de Facebookfoto's die achter mijn rug getrokken zijn. Was het de Leffe die aanleiding tot zo'n beelden gaf; meisjes met de fles aan de mond, jongens met de fles in de hand en de tong uit de mond? Of toch maar weer die fascinatie voor de overmaatse taille van dat ding?
We blijven hier vervallen in dubbelzinnige toestanden. En het wordt er niet beter op. 'Dikke bunnes' dus; ik raad u aan het eens op te zoeken. Goed voor de verbreding van de horizon trouwens; hier op de Maison noemen we dat 'échange culturelle'. De eerste die me weet te zeggen welke taal het is (via een berichtje in gastenboek), krijgt een zoen bij terugkeer. Geen nood om er bij te zeggen wat het eigenlijk betekent. Kleine hint wel; ik ben niet zeker van de spelling. Maar dan is er natuurlijk ook de vraag of zo'n woord wel in een woordenboek zou verschijnen.
Misschien is het maar beter dat ik het hierbij houdt voor vandaag. Dit berichtje kan gewoon niet tot een deftig einde leiden. Ik zei het al; grootte, het is onbeschrijfbaar.
Mannen die koken, het is een beetje zoals de koning die viool speelt. De vergelijking is hier niet tussen mannen en koningen te zoeken; buiten het feit dat de koning een man is (liefst toch), hebben ze maar weinig met elkaar gemeen. Nee, mannen koken zoals koningen viool spelen omdat de meeste koningen echt niet zo goed viool kunnen spelen.
Natuurlijk zal ik hier nu een hoop hobbyisten én topchefs op mijn dak krijgen. Nog een sjans dat ik niet te veel van de tweede soort ken, en ik (voorlopig) nog redelijk goed met mijn hobbyistische vrienden overweg kan. Ja ja, ik geef het toe, er zijn vast veel uitzonderingen, en misschien zelfs meer dan de regelmatige gevallen (de horror van de 'nieuwe man' rukt op!). Een kleine nuance dan;
Mannen koken zoals de koning viool speelt, omdat het eigenlijk niet echt uitmaakt of het nu lekker/mooi is of niet. Het gaat erom dat het de màn is die kookt (of de koning die viool speelt).
Opnieuw vast veel protest van de hobbyisten, maar ik denk dat ik de vrouwen nu wel aan mijn kant heb. Hoeveel vrouwen verlangen niet al lang naar een dinertje door de man gemaakt? En, het moment dan gekomen, zouden ze het niet overheerlijk vinden nog voor ze het eens geproefd hebben?
Een man die kookt, het heeft toch iets speciaal e. Het klopt gelijk niet, het hoort niet, of het is voor een uitzonderlijke gelegenheid. Om iets te vieren (thesis afgeven bijvoorbeeld), om de vriendin eens te verwennen (altijd een goede reden), of gewoon omdat hij heel goed gehumeurd is (en dit om beide van voorgaande redenen). En dan smaakt het altijd beter, hoe simpel het gerecht (nemen we nu bijvoorbeeld spaghetti) ook kan zijn.
Nu, het moet wel gezegd zijn; uw auteur maakt echt een goede spaghetti. Een feit bevestigd door zowel statistische steekproeven uit een groep van gemiddelde proevers, als door de mening van een doorgewinterde experte. Maar dit geheel als bijkomende informatie, uiteraard.
Uw auteur kan trouwens ook goed barbequen, en dan nog liefst en masse. Vijvendertig kilo of zo, voor minder steken we het vuur niet aan. Met wat goede muziek erbij, als het kan, en een fris pintje, kwestie van een mooie uitdrukking voor de foto te hebben. Ook dit als bijkomende informatie, uiteraard.
We hadden dus gezegd dat dat toch altijd wat speciaal is, mannen die koken. Ook al smaakt het soms echt niet. Laat dit nu wel, voor de mannen dan, geen aanmoediging zijn om nog minder te koken, of erger nog; enkel te koken om iets goed te maken. Meestal zal het dan toch niet meer pakken (en nog minder smaken), dus da's zonde van de moeite. Nee, bij deze een hartige aanmoediging aan alle mannen om gewoon wat vaker te koken. Want als mannen koken, dan is het altijd een beetje feest, en wie zou niet graag wat meer feesten? Zeker als je al wat meer tijd om handen hebt (zoals na het afgeven van de thesis bijvoorbeeld ). Je leert er bovendien beter door koken, wat sommige vrouwen dan ook zouden appreciëren (kunnen ze eerlijke complimentjes geven).
Tenslotte, als laatste reden; wie weet, wie weet, stel dat mijn kleine revolutie aanslaat, dan zijn de vrouwen over een paar jaar die kokende mannen vast zo grondig beu, dat zij, met recht en reden trouwens, hun eigen paleisrevolutie inzetten en weer zélf aan de slag gaan. Ik zie tante Kaat al herleven, en nonkel Piet bij zijn grote oren pakken en van de buis smijten (toch nooit onze favoriete nonkel). Alleen al daarvoor zou je het doen. Stel het je voor; al die nieuwe vrouwen die die nieuwe mannen vragen even aan de kant te gaan in de kuiken, die op hun beurt dan ook niet akkoord gaan, want ja, het zijn nu eenmaal nieuwe mannen; gaat het, schatje, moet ik dat niet doen, schatje?
Echtelijke ruzies over wie màg koken; de wereld zou toch mooi zijn.
Het zal vast de eerste keer zijn dat ik rechtstreeks over architectuur spreek in deze blog. Uiteraard heb ik het al eens over de Tuileries gehad, over Tour Eifel, Tour Montparnasse, en andere Parijse monumenten. Maar dan ook nooit echt over de vorm op zich. Ik heb het al eens gesproken over architecten (onder de afkorting archies), en ook al eens over mijn eigen, maar dan iets minder architecturaal werk (de vorige blog). Maar dus nooit over echte architectuur.
Eigenlijk wel verbazingwekkend. Iedereen die mij kent, weet dat het onderwerp mij nogal nauw aan het hart ligt. Een baksteen in de maag, dat is het spreekwoord; in mijn geval zou het al eens een heuse fermette kunnen zijn. Misschien dan ook daarom dat ik zo lang vermeden heb het thema aan te snijden; een vakidioot moet weten dat niet iedereen even gepassioneerd is door zijn studiegebied.
Maar als het kriebelt, moet je ooit wel eens krabben. En nu ik mijn publiek een beetje warm gemaakt had op het archieleven (via de desbetreffende blog), was ik eigenlijk wel eens sociaal verplicht om over architectuur te praten.
Dus, mijn beste lezer, vorige zondag heb ik de tentoonstelling van Zaha Hadid bezocht. De goede vrouw is kennelijk al zestig jaar oud, geboren zijnde in 1950 te Bagdad. Studeerde wiskunde in Beiroet, en daarna architectuur te London onder het goedkeurende oog van Rem Koolhaas en Cedric Price. Zaha was één van die architecten (excuseer, architectes) die in het begin veel en mooi tekende, maar desondanks bitter weinig bouwde. Nog altijd trouwens, maar kom, er staat nu toch al genoeg van haar recht (en het blijft ook rechtstaan, ondanks de indruk die het geeft) om er eens een tentoonstelling over te maken. Nog wat leuke biografische details: ze haalde als eerste vrouw ooit de Pritzkerprijs (de Nobelprijs voor architectuur), dat in 2004, en volgens inside-kenners zijn enige sterallures Mevr. Hadid niet al te vreemd. Grote madam, grote mulle.
Maar goed, we gaan ons niet te veel amuseren met gossip en dergelijke. Haar architectuur dus. Niet: haar stijl. Een kleine waarschuwing, mijn beste lezer: in hedendaagse architectuur is het not done om over stijl te praten. Words not to use; het is het eerste wat je leert op de architectuurschool. Maar goed, om de zaken toch wat samen te vatten: scherpe hoeken, dynamische plannen, naakte oppervlakken. Tegenwoordig zijn de scherpe hoeken vervangen door vloeiende oppervlakken, bij momenten lijken de gebouwen waarlijk te beleven. Aanraders zijn voora het Vitra Fire Station (eerste gerealiseerde project in 1994 in Weil am Rhein) en de Bergisel ski jump (2002, te bezichten op weg naar uw ski-oord langs de autostrade ter hoogte van Innsbruck).
Nu heeft Hadid dus haar eigen tentoonstelling, die trouwens door haar eigen bureau in scène is gezet, en dat in haar eigen mobiel paviljoen dat de wereld afreist. Dit kleine Hadid-universum is op dit moment in Parijs te bezoeken, net naast het Institut du Monde Arabe van Jean Nouvel. Je wordt allereerst geconfronteerd met het paviljoen, een redelijk zware en weinig communitatieve massa. Langs een helling betreedt je het schelpvormig plan met twee ingangen, vreemd genoeg ga je langs de kleinere van de twee naar binnen. De eerste indruk is deze van een soort futuristische grot, met gigantische, zwarte spinnenwebben. De ruimte vloeit langs maquettes, projectieschermen en kunstvoorwerpen rond een centrale kamer, die je als laatste binnenkomt. In tegenstelling tot de rest van de 'grot' is deze ruimte overvloedig van bovenaf belicht. Dit zijn geen glazen ramen, maar de nieuwere EFTE-bubbels (zoals ook gebruikt in de Watercube): een soort transparante plastic zak, ongeveer 30cm dik, gevuld met isolerend gas. De ruimte is helaas redelijk lineair in opzet, simpelweg een opgekrulde gang. In de snede voelt ze ook redelijk klassiek aan; de glooiingen en krullen blijven op een zekere afstand en zijn daardoor eerder decoratie dan echt een bepalend element in de ervaring. De relatie met de buitenruimte is minimaal (er is ook geen enkel raam met een horizontaal zicht), wat voor een stuk wel werkt gezien het karakter van een reizend paviljoen en de functie van tentoonstellingsruimte.Wat betreft de materialisering: helaas voelt de detaillering van het geheel nogal clean aan; de overheersende kunststof geeft geen gesofticeerde maar integendeel 'goedkope' indruk. Ze is ook als een redelijk vlakke laag op de constructie gelegd en geeft hier dan ook niets over bloot. Natuurlijk ligt het adagium van de 'eerlijke' constructie al een tijdje achter ons, maar desondanks; er ontbrak toch iets die de organisatie van de ruimte minder gratuit kon doen aanvoelen.
De tentoonstelling op zich was helaas redelijk 'toeristisch' in aanpak. De commentaar via de audiofoon was typisch frans: overdreven vleiend, en niet to the point. Het materiaal dat getoond werd, liet slechts een zeer oppervlakkige studie toe. Geen plannen, geen snedes, slechts redelijk schaalloze maquettes en blitse 3D-beelden. Ze handelden vooral over het onderzoek van het bureau naar hoge torens, dat ik reeds kende en op zich wel interessant is, maar de verschillende aspecten van dat onderzoek werden verre van bijgelicht. Hiernaast werden nog een viertal concrete projecten getoond via geprojecteerde diagrammen en grotere maquettes. Hier al ietwat meer informatie (vooral via de audiofoon), maar nog altijd redelijk summier, en vooral; weinig kritisch.
Aldus was deze tentoonstellig een beetje een gemiste kans. Het bevestigde in zijn opzet eigenlijk het beeld dat nogal vaak van Zaha Hadid opgehangen wordt, zijnde dat van een spektakelarchitect. Hoewel het duidelijk was dat de niet-kenners naast mij wel een simpel plezier wisten te beleven aan de esthetisch vormgegeven parade van maquettes en beelden, bleef ik vooral op mijn honger zitten. Men zou kunnen zeggen dat er gepoogd is geweest om een tentoonstelling te maken voor het grote publiek te maken; in dit geval komt dit objectief bij momenten gevaarlijk dicht bij het simplisme.
Zie ze daar nu eens staan. De liefde kan toch zo mooi zijn. Black en Marilyn, in de feeërieke natuur van Kerguehennec te Bretagne. Gescheiden door het flinterdunne gaas van een gigantische kooi. In sensuele paringdans rond een moderne dolmen. Of Marylin alleen, stiekem flirtend met Giuseppe Penone...
Ze hielden wel van elkaar, Black en Marilyn. En van moderne kunst. Al evenzeer als hun makers van moderne kunst hielden, een drietal archiestudenten met het hoofd in de wolken en het hart op de juiste plaats. Een Belg, een Algerijnse en een Nigeriaanse; sommige dingen zijn wel degelijk universeel.
Het is zoals Noordkaap over kunst zong. Het zijn niet de mensen die naar de beelden kijken. Het zijn de beelden die gadeslaan hoe mensen elkaar bespieden, rond beelden maar eigenlijk vooral rond zichzelf draaien.
Hij wist wel een paar mooie dingen over de liefde te zeggen, die Stijn Meuris. Zolang hij maar niet over de kosmos begon. Over de kosmos zwijg je maar best. Hebben wij ook gedaan, toen we daar allen lagen, 's nachts langs het meer.
Met vierentwintig waren we. Vierentwintig, en haast evenveel nationaliteiten. Naar het schijnt gingen ze allemaal naar dezelfde school, maar dat was al vergeten toen ze daar voor het kasteel stonden, voor het park, voor al die land art, en voor de pracht van Bretagne. Wat doe je dan, met zo'n plek, met vier dagen tijd, met twee handen aan elk lichaam?
Zo'n poëtische vraag verdiende een al even poëtisch antwoord. Van het antwoord tijdens de dag toon ik de foto's. Van de nacht zal je je het moeten inbeelden, mijn beste lezer. De kosmos dus, en dan niet het gezeik van Meuris, maar tout simplement de sterren boven ons hoofd, het water (met otters!) aan onze voeten, en het donkere bos rondom ons.
Osama is dood. Bam, poef, en weg was hij. Neergeschoten door een troep elitesoldaten in een gat ergens in Pakistan, en dan vrolijk in de zee geworpen.
Het is toch wat geweest, met die Osama (Bin voor de vrienden, Laden voor de Ikea-lovers). Bijna tien jaar heeft zijn grap nu geduurd, om maar te zwijgen van alle afgeleide grappen. Ikzelf herinner me ooit nog op een podium te hebben gestaan, in vol ornaat van CIA-agent, terwijl m'n broer als bebaarde terrorist het publiek afleidde van mijn speech. Waar zijn de tijden?
Zag er ook altijd zo goed uit. We moeten het toegeven; monster was hij enkel in zijn daden. Tien jaar tijd, zogezegd tien jaar van dwalen door Afghaanse bergen en het schuilen in vochtige grotjes, en de kerel wou maar niet ouder worden in zijn gezicht. Nu blijkt dat hij ergens veilig in een villa in Pakistan zat; het verklaart misschien wel één en ander.
Ik vraag me af of hoe het nu gebeurd is. Hoe gaat dat in zijn werk, als een elite-SEAL je komt omleggen. Toont hij je een bevelschrift tot, mja, geen arrestatie, tot eliminatie dan? En getekend door wie? "From Mr. Obama tot Mr. Osama"? Van het Congres of een andersoortig parlement dan, zouden ze dat wel aangedurfd hebben? Van een Pakistaanse ambtenaar? "Beste Amerikanen, komt u even die kerel voor ons omleggen, want wij weten niet wat er mee aan te vangen..." Van het Internationaal Strafhof misschien? Ah, nee, juist, hij is nooit voor het Strafhof gedagvaard geweest. Maar best ook, ze zijn er al zo druk bezig met het uitpluizen van Kadhafi's familiestamboom (of wat daar nog van overblijft).
Kadhafi zal vast zijn pensioen in de wachtkamers van Den Haag slijten. Beter dan Saddam, die vond men in een put en heeft men aan een boom gehangen. Jaja, Osama, voor vijanden van het Westen zijn het maar barre tijden. Geen roemrijke eindes voor jullie. Eigenlijk hadden we voor jou nu wat meer moeite mogen doen. Wat jij gedaan hebt, was monstrueus, afgrijselijk, te groot voor woorden. Dantesk, maar dan ietwat sneller in de afdaling. Alsof we weer in de tijd waren van de Grote Verhalen. Zonder enig ontzag voor mensenlevens of schade, het ene Verhaal tegen het andere, en dat het maar vonken geeft.
In vergelijking daarbij hebben we het plezier wel heel klinisch terugdaan. Geen Nuremberg voor jou, nog zelfs geen spoor van een lichaam na de afloop. Meegepakt, uit schrik van een instant-bedevaartsoord. Hier in het Westen zijn we niet goed meer in de Grote Verhalen, en al evenmin in de Grote Alfoop. Hier steken we onze kinderen niet af en toe met een griezelverhaaltje in bed. Altijd goede afloop hier, en om er vooral niet te veel vragen bij te stellen. Men zegt nu al dat je dood een keerpunt in de geschiedenis zal zijn. Decennia aan haat en verdriet; veilig ingekaderd. Geen wie heeft wat wanneer en vooral waarom gedaan.
Hier in het Westen, Osama, denken we de geschiedenis als een ladenkast, tijdsvakken als binvakken. Je sluit ze, je stopt ze weg, en je vergeet ze.
Het wordt een vreemde gewoonte, mijn blog schrijven met een kater. Ik vraag me af of het een invloed zou hebben op de kwaliteit. Zou dat niet eens een interessante achteraf-oefening zijn; van al mijn blogs nagaan welke ik nu samen met de rat in mijn hoofd geschreven heb. En vervolgens oordelen of dat nu een goed plan was of niet... Van de schrijver-dichter-filosoof Paul Valéry zegt men dat hij zijn beste werk 's ochtends vroeg op papier zette, hoezeer hij wel in de uren ervoor het varken had uitgehangen. En het is geweten van bijvoorbeeld LSD dat het een positieve uitwerking zou hebben op de creativiteit. Zou dat van alcohol ook waar kunnen zijn?
Nu ja, niet dat ik nu zo vaak zat ben. En, we moeten het toegeven, indien ik écht stoer zou zijn, dan zou ik mijn blog niet om kwart voor tien de avond erna neerpennen. Ook al is de mist hier in mijn kamer nog altijd niet echt opgetrokken. Alsof mijn vrienden wat vershoudfolie rond mij gespannen hebben, in de hoop dat ik morgen toch wat smaakvoller voor de dag zal komen.
Nu, gesmaakt heeft het gisteren natuurlijk wel gedaan. Je moet wel, hier in Parijs. Met het geld voor een pint hier kan je in België een glas champagne krijgen; je kan daarover treuren, of je kan je proberen in te beelden dat je pint hier dan evengoed moet smaken als een glas champagne in België. Champagne was er gisteren trouwens ook. Men zegt dat je van champagne geen kater krijgt. Dat is waar, maar enkel als je het interpreteert in de volgende zin: van champagne krijg je geen kater als je énkel champagne drinkt.
Er was champagne, hapjes, pizza, bier, whiskey-cola, rum, wodka, een fles verdacht Braziliaans spul, en ja, nagellak. We vierden het vertrek van onze Braziliaan. Quel mec, onze Braziliaan! Als levensvreugde aan de bomen zou groeien, dan moet er in Brazilië een heus regenwoud te vinden zijn. En moest het niet aan de bomen groeien, dan toch wel aan onze Braziliaan. Quel mec, quel mec... Dus toen hij ons vertelde dat hij ging vertrekken, durfden we zelfs niet te huilen. Huilen doen Brazilianen niet, ze feesten gewoon nog wat harder.
Hij hangt nu ergens boven de Atlantische Oceaan, onze levensvreugdeboom. Als hij wakker zal worden, zal het kater én jetlag zijn. Fingers crossed dat hij na die ervaring nog even Braziliaans zal zijn. En fingers double crossed dat hij nog even Braziliaans zal zijn op het moment dat hij, zoals beloofd, het Vlaamse resort komt bekeren tot zijn religie. Goeroe Putch, met strandwitte glimlach en "des bonnes feces"; deze koorknaap zal alleszins klaar staan als zijn jumbojet op België neerdaalt.
Maar ondertussen zijn we wel lekker verplicht nieuwe exotische vriendjes te zoeken. We hebben het daarnet geprobeerd bij de Amerikanen. Zij hadden een barbeque, wij hadden waterballonnen, wat kan er dan nog mislopen? Maar ja, zoals nu wel bewezen is; Amerikanen zijn nu eenmaal geen Brazilianen. Flauw, als je het mij vraagt.
We vinden er wel. En desnoods: hier op de Maison des Belges zijn we op zich al "particulier" genoeg om niet verveeld te geraken.Vlaming, Waal, of Brusselaar; man, vrouw, of ergens tussenin; blank, zwart, of roze; een kleurrijk boeltje is het hier wel. Multicultureel is our middle name, open minded a way of living. Met dank aan onze Braziliaan...
Deze week ben ik goede vrienden geworden met mijn rugzak.
Ik ben zes dagen tijd thuis geweest, en in die zes dagen heb ik vier slaapkamers gehad. Er zit hier een doctoraat wiskunde op de gang; moest hij met dat soort van deling geconfronteerd worden, de conclusie zou redelijk simpel zijn. Player! Lover Boy! Bon vivant! Niets van dit alles, helaas, de verklaring is veel braver dan dat. Sebastiaan was nog eens in Belgenland, en aangezien Sebastiaan sociaal is, heeft Sebastiaan veel bezoekjes afgelegd. En, om eerlijk te zijn, eigenlijk zijn het er nog niet genoeg geweest. Een aantal mensen heb helaas ik niet gezien, en een aantal mensen veel te weinig.
Maar goed, diegene die mij gezien hebben, hebben bij deze kennis gemaakt met dé rugzak. Blauw met zwart is hij (Rugzak is bescheiden van karakter), handig op de rug, en vooral; groot! Door weer en wind heeft hij mij gevolgd, zich naast mij neergevleid in huis, appartement, kot, boot en zelfs werf. Steeds trouw in het bevatten van mijn lasten, zelfs op de momenten dat Sebastiaan meende nog een Sebastiaan op zijn rug mee te torsen (wat helaas niet zo bleek, anders had Sebastiaan wel snel die luierik eruit gehaald om hem mee te helpen sleuren).
Rugzak heeft ook nieuwe vrienden gemaakt. Gelukkig is Rugzak al een beetje kosmopolitische toestanden gewend, want het is wel een boeltje bij elkaar geworden; een kefhond, een CEO, een K3 (zijnde drie meiden wiens naam begint met een K), een hoop kuikens in nood, een hoop muggen met goesting (getuige de beten die Sebastiaan nu bedekken), een paar Luxemburgers, een vriendelijke slagersvrouw, een roze West-Vlaming, een jonge huismoeder, een (beetje een) sloddervos, een designerkoffieapparaat (mét trotse eigenares!), een thesis, een Australische in spé, een oma, en een eenzame Ferero Rocher...
Nog een geluk dat rugzak sociaal is. Maar zelfs voor rugzak bleek de week nogal, euhm, zwaar. Zijn baasje had hem redelijk vol geladen, en als weerwraak had Rugzak de rug van zijn baasje dan maar volgeladen. Waardoor baasje zich op zijn beurt in de zak gezet voelde, en besloot dat het baasje en de Rugzak elkaar ook niet té veel hoefden te zien. En ook al is het oogcontact meestal zeer sporadisch (het is een rugzak, en geen buikzak), zelfs die minimale affectie is vanaf vanavond voor even in de kast gezet. En dat samen met Rugzak, die daar minstens twee weken mag blijven.
Groetjes uit Parijs, baasje (en Rugzak, murmelend vanuit de kast)
Je zult me moeten excuseren, mijn beste lezer, mijn beste blog. Ja, ik ben de laatste tijd een beetje afwezig geweest. Maar ik heb excuses, en als je het me zou toestaan, nog goede ook! Het is namelijk mooi weer, hier in Parijs, haast zomers. Je kent wel; groene bladeren, helwitte huizen, en de heerlijk koele lucht die door je raam valt terwijl je je blog schrijft.
Ik heb ook veel werk, en ja inderdaad, dit combineert niet al te best met het goede weer. Maar geen zorgen; gisterenochtend heb ik mijn presentatie gehad, een namiddagje shoppen heeft vervolgens het vele binnenzitten al een beetje gecompenseerd. (aan de mama: een T-shirt, een dunne pull, een vestje, een polo en een foute bril)
Ik heb nog een beter excuus, en dat noemt bezoek. Een Vlaming komt maar uit zijn kot als de zon schijnt (en gelijk heeft hij ook), maar eens hij de drempel voorbij is, kijkt hij niet op een kilometer meer of minder. Ik schat het op zo'n 350 kilometer, de afstand die die twee Vlaamse meiden dit weekend hebben afgelegd om mij te komen bezoeken. Wie zou niet wat tijd vrijmaken voor zulke vriendinnen? Het spijt me, blog; je hebt noch de looks, noch de babbel die deze zaterdagochtend op Gare du Nord toekwamen.
Ondertussen begin ik er wel goed in te worden, in bezoek ontvangen. Frons je wenkbrauwen maar niet, want elke gastvrouw weet het; ontvangen is een kunst op zich. "Toon ons eens het echte Parijs," zegt men elke keer opnieuw. Liters zweet hebben reeds de gangen van de FBL bevuild, enkel en alleen dankzij zulke uitspraken. Een ware vloek is het, voor elke Bierman en/of Lapot, want wat is dat nu, het echte Parijs? Mijn Parijs is om half acht opstaan, een dik half uur later de metro nemen, een voormiddag op school spenderen, de metro terugnemen, eten, en dan de rest van de namiddag achter mijn bureau werken. De avonden kennen al vaker wat variatie, dat moet ik toegeven. Maar geef nu toe; het is niet meteen een Parijs waarmee je bezoek zal warmkrijgen.
Maar goed, deze keer is het me dus wel gelukt, een stukje "echt" Parijs te tonen. Le Bois de Boulogne: picknicken tussen opa's die met hun kleinkinderen gaan wandelen. Echtheid te over, en bovendien een geschikte setting voor een goede babbel over het leven, over de liefde, over kinderen, over later. Waarover babbel je anders met je vriendinnen? Hoewel, "babbelen"... Een kleine nuance is hier op zijn plaats. Want meiden babbelen over het leven; jongens maken er slechts grapjes over. Het valt nog af te wachten welke werkwijze het meeste (en vooral het snelste) resultaat zal opleveren.
De dag erop hadden we voor een geheel andere setting gekozen. Een klein bezoek aan het kerkhof van Montparnasse, qua mentale rotatie kan het wel tellen. Om deze mooie plek even kort te beschrijven: Père Lachaise, maar dan plat. Hoe anders de setting was, hoe gelijkaardig de gespreksstof bleef. De intensiteit was weliswaar al ietwat gezakt, en dit te wijten aan de activiteit tussen zaterdag en zondag. Kleine kinderen, vrolijke opa's en oude graven; één en ander vroeg nogal om studentikoze compensatie. Zoals de foto laat zien, is dit moeiteloos gelukt.
Dus, zoals je ziet, m'n beste blog: drie goede excuses om even weg te zijn: de zon, het werk, en de vriendinnen.
Ik ging nog eens iets over mijn andere broer schrijven. En het komt net goed uit; naar het schijnt zit de arme stakker op dit moment zijn Frans te leren (of zou hij dat toch moeten doen). Dus, mijnen besten kleinen, interpreteer dit gerust als een extra aanmoediging. Een korte pauze, tot het einde van deze blog, en dan weer vlijtig verderwerken!
Nu, ja, kleinen. De mooie foto die ik in mijn archief teruggevonden heb, vertelt toch wel een heel ander verhaal. Voor diegenen die ons niet kennen; u ziet van rechts naar links Broer I, Broer II, uw boodschapper en nen ambetanten toerist die het niet kon laten deze mooie foto te verstoren. Hoewel hier de ambitie noodzakelijkerwijs de realiteit nog een voetje moet helpen, zal kleinen binnenkort zijn twee confraters qua lichaamsgrootte achter (onder?) zich laten. Niet dat dat ons zal afschrikken om kleinen te blijven zeggen natuurlijk.
En het zal niet enkel in postuur zijn dat kleinen de grote zal overtreffen. Het is zoals ze zeggen; de eerste geven het slechte voorbeeld, en die die volgen doen er nog een schepje bovenop. Gelukkig voor mijn moeder zit mijn lieve broertje nog niet in dat stadium, en zijn er enkele vage voortekenen dat Broer I stilaan de fase in kwestie ontgroeid is. Wie weet zou het wel eens een rustige zomer kunnen worden! Maar Mammie, het spijt me zeer, vanaf september zal het dan wel gedaan zijn hoor. Althans toch volgens mijn voorspellingen. Want aanschouw eens deze tweede foto, genomen slechts een paar maanden na de vorige. Bedenk eerst dat groten er een paar jaar over gedaan heeft om dicht bij de meiskes aan te durven kruipen voor de foto, en zie dan eens wat kleinen hier uitsteekt. Nog geen veertien is dat, potvolkoffie, en niet enkel heeft hij de gewoonte van zijn voorbeeld al overgenomen; hij voegt er zowaar nog een perfectionistische geste aan toe. "Thumbs up man, want ik zit haast op XXX haar schoot, sta bijna in het midden van de foto, en heb er op de koop toe degroten er ver af geduwd."
Kleinen? Kleine sloeber, ja! Tsssss.... De jeugd van tegenwoordig, het betert er toch niet op hoor. Maar ja, kom, een aantal van mijn nonkels zouden zeggen "dat het nu eenmaal in het bloed zit". Welke nonkels dat zijn kan ik niet vermelden, u zal me op mijn woord moeten nemen. Op mijn blog worden geen namen genoemd, weet je wel. En bovendien; meestal zeggen die nonkels dat als de tantes er niet bij zijn. We gaan de familievrede maar mooi bewaren.
Een aandachtig lezer zou zich nu de bedenking kunnen maken: "dan zou het toch ook wel in Sebastiaan zijn bloed kunnen zitten." Tgoh... Enkel in die mate dat ik een goed (en ook een slecht) voorbeeld kan zijn voor mijn broertje. Jaja, zo altruïstisch ben ik wel. Neem nu de context van deze foto. Groten had kleinen vanonder de warme vleugels van Moe vandaan gerukt om even te gaan griezelen met the girls. In principe is dat eigenlijk al geen voorbeeldfunctie meer; juridisch gezien spreekt men vast eerder van aanzetten tot of zelfs samenzwering. Dus misschien moeten we het maar toegeven; Kleinen, Groten, Middelsten, allemaal uit hetzelfde hout gesneden.
Zo, gedaan met de pauze. Kleinen, de cursus wacht! En trouwens: nog veel succes met de examens hé.
In Parijs is de lente begonnen. Wereldwijd moet het eergisteren geweest zijn, althans volgens de meteorologen. Maar wij zijn geen mensen voor temperaturen, isobaren of zonnetjes op papier: als we moeten oppassen voor zonnebrand, dan willen we dat op ons vel voelen. En sinds begin deze week voelen we het: dat lichtjes warmere weer, dat zalig helle licht, en bovenal; de geur van gras.
Geen betere plek om in de lente te zijn dan Parijs. Ik heb het reeds gezegd: Le Capital is een stad geboren voor de zon. En als we nog kieskeuriger mogen zijn, en dat kunnen we, want we zijn er nu toch; geen betere plek om in de lente te zijn dan de Parijse parken.
Maar ja, helaas, lente betekent mooi weer maar ook mooi studeren. Het moet een professor met een afkeer van de zon geweest zijn die de academische kalender uitgevonden heeft. Of eentje met pleinvrees, dat zou meteen ook de traditie van al die lesgevende doctorandi in onze auditoria verklaren. Be it as it may: het mooie weer wordt hier niet zonder enige weemoed ontvangen.
We gaan onszelf even corrigeren; geen betere plek om in de lente te zijn dan het park van de Parijse CitéU. Ergens deze week kwamen aldaar twee studenten op een lumineus (heb je hem?) idee. Ze sleepten een tafeltje naar buiten, legden een verlengkabeltje aan en ploften hun cursusjes (wel, ahum, cursussen dus) in het zonnetje neer. Gras, zon, goed gezelschap, Autocad en een cursus communicatiedinges. Het is misschien geen droomcombinatie, maar zoals men hier al eens zegt: on fait avec. En eigenlijk vergeten we het beste nog: de Ice-Tea! Maar dat is alweer een andere blog waard.
Er hangt hier wat lentestress in de lucht. Jawel, je hoort het goed: lentestress. Nog nooit van gehoord?
Meestal wordt de winterperiode geassocieerd met duisternis, koude zelfs depressie. Dankzij de wetenschap mogen we dat laatste nu wel heel serieus nemen, de fameuze "winterdepressie" lijkt bijna beter bewezen dan het feit dat het in de winter koud is. De officiële naam voor de "winter blues" is Seasonal Affective Disorder, kortweg "SAD" (ja, ook wetenschappers hebben humor). Het wordt veroorzaakt door een tekort aan daglicht, wat leidt tot overproductie van melatonine in de pijnappelklier, en wat dan op zich weer een gebrek aan serotonine voortbrengt. Dat laatste wasproduct is opgebouwd uit koolhydraten, en aangezien je er dus een tekort aan hebt, zal het lichaam dat proberen te compenseren. Naast depressie is honger dus ook één van de symptomen van SAD. Sta daar maar eens bij stil als u volgend jaar weer aan de kerstelijke feestmaalmarathons begint... De andere symptomen zijn moeheid, slaperigheid en een goesting om je af te sluiten van mensen. Nog een leuk weetje; door hun genetische aanleg én hun grote appetijt voor vis blijken vele IJslanders immuun voor SAD te zijn.
Je ziet, een mens zou het komen van de lente eigenlijk met niets dan blijdschap moeten beantwoorden. Maar toch. Want hoe sad dat hele SAD-gedoe ook mag zijn, winter is ook Kerstmis, en Nieuwjaar, en gezellig bij elkaar zijn, en lekker veel en zwaar eten (wat nu ook bijna medicinaal verantwoord blijkt). En niet te vergeten: Sebastiaans verjaardag! Een mens zou van minder twee keer nadenken voordat hij begint te feesten bij het ontluiken van de bloemetjes. Om dan nog maar te zwijgen van al die vrouwenbladen en hun artikels genre "Hoe de winterkilootjes verliezen voor de zomer?" Ben ik dan even blij dat ik een man ben.
Vandaar dus; lentestress. Meer pseudo- en vooral sebo-wetenschappelijk heet het "Stress To Re-Enter Spring Season", of kortweg STRESS. Het komt in vele varianten; je hebt orale STRESS (blijven vasthangen aan zware gerechten tot in mei), esthetische STRESS (het willen verliezen van die winterkilo's, alsof vrouwen er in de winter zo slecht uitzien?), verjaardags-STRESS (spijt hebben dat Sebastiaans verjaardag al gepasseerd is, een voorlopig en helaas redelijk unieke variant), en sociale STRESS (het gezellig binnen en onder elkaar willen blijven).
Het is de laatste variant die hier in de Maison des Belges rondhangt. Het is gekomen toen plots Saint-Patrick's Day op de agenda verscheen, zo'n typische einde-winterfeest. Een aantal onder ons kwam tot het besef dat het snel gedaan zou zijn, die gezellig donkere avonden in de keuken, en prompt werd de Bar de Jeudi tot Saint-Patrick's Bar omgedoopt; een laatste wanhoopspoging tot warmte en menselijk samenzijn in onze donkere kelder. Dit was echter buiten UNESCO gerekent. Jawel, je hoort het goed, UNESCO, onze bars hebben wel degelijk verstrekkende diplomatische gevolgen. Kennelijk hadden de blue-collars daar ook last van lentestress, want sommigen onder ons even deed vermoeden dat er ook emoties aan de Place de Fontenoy rondwaren. Alleszins, de heren en dames UNESCO hadden besloten hun STRESS tegen te gaan met een filmmarathon in ons eigenste Maison des Belges. En je raadt het al; beginnend op donderdag, Saint-Patrick's Day. Het aldus ontstane diplomatisch conflict had zeker geëscaleerd indien onze wijze directeur niet besloten had dat UNESCO toch belangrijker was dan zijn eigen studenten. Bar de Jeudi werd dus Bar de Vendredi, we hebben er ons mooi bij mogen neerleggen. Maar niet zonder protest; zo wandelde op donderdagavond ene SL achteloos doorheen de receptie én de etiquette van de Wereldervenaars, dampende pizza en ijskoud biertje in de hand.
Maar ondanks zijn guerilla-actie heeft SL het niet aan zijn hart laten komen. STRESS is nu ook maar STRESS (en UNESCO trouwens ook maar UNESCO). En SL is archie, die hebben meestal meer last van SAD (komt door de donkere Autocadachtergrond). Na de pizza heeft SL dan ook besloten zijn archievriendinnetjes te gaan vervoegen, en al die STRESS, SAD en UNESCO vrolijk weg te drinken.
Mijn broer vond dat ik een blog over hem moest schrijven. Hij zei me dat, naar zijn mening, z'n persoonlijkheid wel een blog waard zou zijn, en eigenlijk vond ik dat een forse onderschatting. Ikzelf schrijf ondertussen al zes maanden blogberichten over mezelf, en ik word toch geacht in meer of mindere waarde zijn spiegelbeeld te zijn. In principe zou hij dus ook zijn eigen blog moeten hebben (aan de broer: dit is GEEN aanmoediging). Als hij dan zegt dat een hommage aan zijn psychologie in de ruimte van één schamel blogbericht zou passen, is dat ofwel een sterk staaltje nederigheid, ofwel een zwak staaltje tactische inschatting. Het kan ook dat ik mijn eigen belang fors overschat, door zoveel over mezelf en zo weinig over hem te schrijven. Maar dàt toegeven is een preuve van nederigheid die hier nooit in een blogbericht zal passen.
Maar goed, mijn broer dus. Voor diegene die hem niet kennen: u heeft fors ongelijk. En u bent redelijk asociaal, want ik heb toch de indruk dat mijn broer wel een goed stukje Gent en Aalst en hunner beide omstreken kent. Mijn boodschap is dus; leer hem kennen, als is het maar voor uzelf. Hij weet trouwens ook interessante dingen te vertellen, die broer van mij, dus uw kennismaking met hem zal alleszins wel van hartelijke aard zijn. Een kennerstip: vraag hem vooral eens uit naar de sociologie van de minder gekende etnische minderheden. Een ware aanrader! Pas daarentegen wel op als hij begint over de oriëntatie van paardenachterpoten. Indien u met hem daarover in een discussie verzeild geraakt, is de kans groot dat hij u (letterlijk en figuurlijk) op uw paard probeert te zetten. Anderzijds, bij het aanhalen van de sociologie van de minder gekende etnische minderheden durft hij u ook weleens bij uw pietje te nemen. Maar laat u hierdoor vooral niet afschrikken.
Na deze initiële introductie tot mijn broer, kan u eens pogen met hem te gaan skiën. Mijn tip: koop een sneeuwscooter, want persoonlijk kan ik hem niet bijhouden. Ik de techniek, hij de vitesse: als broers zijn we fantastisch aanvullend. Desondanks werkt de combinatie niet altijd perfect, ik ben hem vandaag zelfs even kwijtgeraakt, de deugniet. Grote piste, een wijds uitzicht, en toch, foetsie was hij! Sjans dan dat we broers zijn, en kunnen terugvallen op de noodsituatie-voor-als-je-je-broer-verloren-bent. Je keert terug naar het restaurant, en drinkt er eentje in afwachting van zijn thuiskomst. Jaja, met mijn broer is het plezant skiën.
Indien u deze twee eerste lessen tot mijn broer bent doorgeworsteld, kan u tenslotte nog eens proberen samen met hem op de foto te staan (of te zitten). Opnieuw, naar zijn mening, is dit een hele uitdaging, en vooral een hele eer... Soit. Aan de broer: ik geef je gelijk in zoverre dat ik bereid ben je foto op mijn blog te zetten. En ja, ik hou je wel op de hoogte van de eventuele piek in de bezoekersaantallen na het posten van dit beeldje.
Dus, mijn beste bezoeker, dit is mijn broer. Ik heb er eigenlijk nog een andere, die ook een blogbericht waard is, en over hem zal ik dus een andere keer wat schrijven. Vanuit een objectief, en vooral ook diplomatisch oogpunt verdienen ze elk hun eigen bericht. Vooral dan omdat ik hen ondertussen wel al ken: die twee samen in één bericht, er zou gewoon ambras van komen. Maar dit geheel terzijde.
Groetjes uit Oostenrijk, Sebastiaan (en ook Benjamin) (en ook Nicolaas)
Je zal me vast voor een gek verklaren. Maar neem het toch maar van me aan: rond 7u in de ochtend toont de Maison des Belges zich van zijn meest muzikale kant. De resonerende stilte van zijn gangen, de gedempte wekkers achter zijn deuren. Het gekrijs van tramwielen dat zich een weg doorheen raamkaders schuurt. Het zachte ruisen van douchewater. Een kort vleugje percussie; een paar dameshakken etaleren hun eigenaar's storende zelfvertrouwen op die o zo harde tegelvloeren. Misschien hier en daar een portie ochtendradio, en achter één enkele deur het pruttelen van een koffiemachine (als je verslaafd bent, moet je het goed doen!).
Eens buiten, een geheel andere compositie: Parijs in zijn claxonerend ochtendhumeur. Maar dit slechts als kleinzielige intro op diens ware ouverture; het wagneriaans geraas van de RER B. Je moet een Parijzenaar om het te kunnen appreciëren. Probeer het maar: in de metro herken je zo makkelijk toeristen omdat het diegene zijn die niet zwijgen. Geen rollercoaster die aan het monstreus gerommel van de Parijse sous-terrain kan tippen, en al evenmin aan diens tegenhanger; het takkende gehaast doorheen de lange staptunnels. Het geschal van koperblaas en staalgeraas, en daartegenover het trappelen van Afrikaanse ritmehakken.
De RATP zou er eigenlijk een CD van moeten maken, van dit muzikale wonder. En vervolgens gratis aanbieden aan al die cultuurhatende I-Phonegebruikers wiens paden de mijne kruisen. Nu, toegegeven, gezien het vroege uur van ons kruisen heb ik meestal ook geen oren voor dit gratis concert. Moest de school me niet dwingen, ik zou eerder genieten van de stilte van mijn dodo doux.
Dus maar een geluk dat de school er is. En ook de Maison, met zijn ochtendlijke radio en avondlijke concerten. Want dat gebeurt hier ook; spreek maar gerust van een overdosis. Gisteren passeerde bijvoorbeeld een of andere gitaartroubadour toevallig langs onze deur. Muzikaal ingesteld als we zijn, haalden we de Waal/Luxemburger (nooit gedacht dat er zoveel mensen in die streek woonden) snel naar binnen. Bleek nog deftig gitaar te kunnen spelen ook, maar zoals hij zelf al zei: trop de notes, ça c'est pas bon.
We vonden er een typisch Belgische oplossing voor: snel wat applaudiseren, en er dan al zwijgend er eentje op gaan drinken. Het stille geparel van een glaasje Stella na een lange, luide dag: dàt is de Maison des Belges op zijn muzikaalst.