
De maand maart 2014 wordt de maand van het grote
verlies voor Vlaanderen en België. Na Jan Hoet is nu één van de grote coryfeeën
van de operawereld van ons heen gegaan. Gerard Mortier werd in november 70
jaar. In zijn laatste groot interview met Knack hoopte hij op nog enkele jaren
van reflectie, nadat hij meer dan veertig jaar het bepalende gezicht was
geweest van de Europese vernieuwing van de opera.
Intellectuele anarchist als hij was, blies hij het
stof van de opera en had hij onverzoenlijke vijanden en fanatieke aanhangers.
Nergens ging zijn verblijf ongemerkt voorbij: Antwerpen en Gent, de Munt in
Brussel, de Salzburger Festspiele, de Opera National de Paris, of het Teatro
Real in Madrid. Bij zijn afscheid in Salzburg drukten zijn tegenstanders een
paginagroot doodsbericht van hem af.
Nadat bij hem in 2013 een agressieve kanker was
vastgesteld was zijn ritme trager geworden. Van een actief leven als één van de
machtigste opera-intendanten in Europa was hij overgestapt naar een beschouwend
leven.
In het grote interview met Knack zei hij:
Ik heb me met de
eindigheid verzoend. Weet u, als kind al joeg de eeuwigheid me grote angst aan.
Ik ben katholiek opgevoed bij de jezuïeten, en in de mis dacht ik daar veel
over na. Iets wat niet eindigt, dat is toch niet menselijk? Dat vond ik toen
al. De eindigheid is een essentieel element van het leven. We kunnen niet
eeuwig zijn, we mogen daar ook niet naar verlangen. Een van de grote problemen
van onze samenleving is dat we de dood niet meer aanvaarden als deel van het
leven. In een van zijn brieven schreef Mozart dat hij iedere avond voor het
slapengaan aan de dood dacht. Dat vind ik zo mooi. Het zegt veel over de
persoon die Mozart was. Als de dood weer bij het leven zou horen, dan zou dat
veel miserie voorkomen. We zijn allemaal maar bezig met geld verdienen, met
status en prestige najagen, we potten op en willen altijd meer... En voor wie
of waarom?
'Ik ben een groot
bewonderaar van Balzac. Hij schreef dat er twee soorten mensen zijn: zij die op
het einde milder worden, die gaan zingen. En zij die agressiever worden. De
laatsten zijn het die de dood het meeste vrezen. Ik ben niet bang voor de dood,
wel voor het lijden. Mijn moeder, die ook kanker had, heb ik een jaar zien
afzien. Ik geloof niet in de verlossingskracht van het lijden. Ik heb altijd een
grote waardering gehad voor Hugo Claus, die zelf beslist heeft wanneer het tijd
was om te gaan. Hij wou waardig sterven en koos voor euthanasie. Daar sta ik
volledig achter. Ik heb vrienden die jarenlang hun echtgenote die aan alzheimer
leed hebben verzorgd. Daar heb ik grote bewondering voor. Maar zelf wil ik de
ander ook niet tot last worden.'
'Ik ben omringd
door vrienden, maar ik hou ook van de stilte en de eenzaamheid. Ik ben graag
alleen
Ik wil een
geestelijk testament nalaten, daar werk ik nu aan. Als ik er dan fysiek niet
meer ben, is dat er tenminste nog. Ik heb nooit kinderen gehad. Daar heb ik wel
spijt van, maar ik heb zo veel geestelijke kinderen. Een pak Europese operahuizen
wordt geleid door mensen die ik nog heb gevormd. Ik had op het
Sint-Barbaracollege in Gent een retoricaleraar, Daniel Vandenbunder. Die man
heeft me gevormd, ik zeg vaak dat ik zijn zoon ben. Op diezelfde manier heb ik
veel geestelijke kinderen op wie ik net zo trots ben als een vader op zijn
biologisch nageslacht.'

|