20
maart was het tweede werelddag van het geluk. Grootscheepse onderzoeken
worden opgezet om uit te vogelen waar mensen het meest gelukkig zijn, wat daar
voor bepalend is, of we meer of minder gelukkig zijn dan tien jaar geleden.
Wel
nu, ik was gelukkig tijdens mijn kinderjaren, denk ik zo. Gelukkig in een
school waar een stuk van de speelplaats uit aarde bestond (knikkeren in het
seizoen, wilde kastanjes oprapen onder de reuzengrote bomen die de speelplaats
overloverden), het verteluurtje van de meester op zaterdagmorgen (het waren
allemaal meesters in die tijd), Ronde van Frankrijk rijden in de tuin, allemaal
samen naar de weide lopen om het Rondekrantje te zien droppen uit een
overvliegend vliegtuigje, kikkervisjes gaan vangen bij de watermolen, naar de
kermis met een dikke muts omdat ik bof had, betrapt worden bij de bakker omdat
ik een snoepje had achterovergeslagen uit de glazen pot op de toog, uren aan
het kanaal liggen en kattenkwaad uithalen, helemaal achteraan in de tuin
proberen een glimp op te vangen van het onbereikbare buurmeisje.
Als
binnen vijftig jaar mijn kleinkinderen hetzelfde kunnen neerschrijven, dan
zullen alle onderzoeken overbodig zijn.
|