Tot half 12 lag ik in mijn bed, en nog had ik niet genoeg geslapen. Ik vermoed dat de eerste nachten allemaal nogal onrustig gaan zijn. Vanop het balkon keek ik naar de kleine palmbomen en het verwaarloosde zwembad beneden. Ik at in een restaurantje vlakbij het hostel, en opeens kreeg ik in de gaten dat ze ook aan huis leverden, maar dan met de fiets en niet met de brommer. Er stonden een heel aantal fietsen buiten met mandjes, en constant zag ik mensen met regenjassen aan weg en weer rijden (ook van een ander restaurant je in de buurt). Het was immers nogal betrokken buiten, en regelmatig was er een hevige bui. De temperatuur voelde warmer aan dan de dag waarop ik gearriveerd was, maar door de regen koelt het met momenten wel een beetje af. Ik vind de hitte in Wuhan veel erger dan dit soort hitte, dus voor mij is dit een meevaller, zij het dat het zweet met momenten nog van me afdruipt. Ik nam een taxi naar de universiteit, en dat kostte me geloof ik iets meer dan 50 kuai (toch vrij veel voor iets dat volgens de eigenaars van het hostel vlakbij was). De rit was bevreemdend; ik wist wel dat we naar een soort van eiland reden, maar niet dat dit gebied zo afgezonderd is dat je effectief de stad uit moet, een soort van tol moet betalen om in de universiteitsstad te kunnen, en daarna in een groot netwerk van brede wegen en kruispunten die allemaal op elkaar lijken verzeild geraakt. En het toppunt was dat op die brede wegen gewoon geen kat te zien was. Af en toe een fietser of een brommer, of een enkele wandelaar, maar verder was alles doodstil. Ik zag grote borden waarop de universiteiten in die zone aangegeven waren, en na een tijdje doemde uit het niets mijn universiteit op: South China University of Technology (华南理工大学). Ik was dinsdagavond nog naar Sunparks geweest, en toen ik uit de taxi (met airco) stapte had ik het gevoel dat ik daar opnieuw was. Het regende een beetje, maar de regen was zo warm dat je ze amper voelde. De vochtigheid was enorm hoog en dat zie je ook aan de lucht en de tropische planten die hier groeien. Het registratiegebouw bleek vlak naast de hoofdingang van de campus te zijn, en het heeft net zoals alle andere gebouwen op deze immense campus een oranjerode kleur. Eenmaal binnen werd me onmiddellijk de lift gewezen door één van de vele Indonesische studenten van de studentenkring van buitenlandse studenten die je hier helpen met de administratie. Ik heb de neiging om Chinees met hen te spreken, maar ze volgen bijna allemaal een major in het Engels, dus hun Engels is vrij goed. Ik heb gehoord dat de buitenlanders die Chinees volgen in de noordelijke campus zitten (ook wel de oude campus genoemd, omdat het deel waar ik zit later gebouwd en veel moderner is). Het gebouw is vanbinnen heel deftig en proper, net zoals de rest van de campus. Er werd me een nummertje in mijn handen gestopt, ik moest een formulier invullen en daarna inderdaad, wachten. Het heeft toch wel een dikke 2 uren geduurd voor ik eindelijk aan de beurt was, en al gauw sloeg ik aan de praat met andere wachtende studenten. Het klikte onmiddellijk met een jongen van Libanon, Juman (van 1992, jong he), die eerder al in de noordelijke campus van mijn universiteit gestudeerd had. Ook met zijn vader heb ik gepraat, hij doet business in Guangzhou (handel in constructie). Verder zag ik vooral Indonesische studenten en (surprise surprise) veel Afrikanen. Ik zag een supermoderne drankautomaat, maar buiten cola was die zo goed als leeg en moesten we bijgevolg dorst lijden.
De éénpersoonskamers waren al heel lang geleden verdeeld, dus probeerden ze me een 3-persoonskamer aan te smeren (ik denk zelfs dat het eigenlijk een 4-persoonskamer was), waarmee ik niet akkoord ging. Mijn beurs geeft me recht op minstens een 2-persoonskamer, en nadat ik dat gezegd had, fiksten ze zonder gemor een 2-persoonskamer voor me. Daarna kon ik eigenlijk direct naar mijn kamer (de organisatie lijkt hier dus wel een pak beter dan in Wuhan). Buiten stond een busje, en samen met een paar studenten van eilanden vlakbij Indonesië die al langer hier zijn, reden we naar het gebouw met koten voor buitenlandse studenten. Daar liep ik Juman (Libanon) weer tegen het lijf, en die wist me direct te vertellen dat ze hem een 4-persoonskamer hadden aangesmeerd die op geen zak trok. Ik wist genoeg, en zonder al te hoge verwachtingen trok ik met de hulp van een student naar verdieping 6, kamer 622. Mijn kamergenote bleek er (nog?) niet te zijn. Mijn lage verwachtingen werden min of meer ingelost, zij het dat het gebouw op zich beter is dan de gebouwen in Wuhan. Toch zal er van dat nieuwe binnen de kortste keren niets meer overschieten, als je ziet hoe hier geleefd wordt. Ik zag een aantal meubels, veel zwarte haren op de reeds vuile grond, 2 bedden met matrassen (waarvan één ook niet al te proper), een airco, een blazer en een deur naar het balkon. Eenmaal op het balkon zijn er rechts twee deurtjes: het eerste deurtje is de douche, het tweede deurtje is het hurktoilet. Hoewel deze faciliteiten in zekere zin binnen zijn, moet je langs buiten, en zal het er in de winter zeker niet warm zijn, en op dit moment snikheet natuurlijk. De douche en het toilet waren in Wuhan dus toch net iets comfortabeler dan hier. Verder is er een grote wasbak en een spiegel op het balkon. Het gaat op zich, maar ik zie me er niet direct mijn make-up doen J. Anders dan vorig jaar kreeg ik nu geen paniekaanval en beredeneerde ik de situatie rustig ten minste, voor zover dat ging, aangezien het hier nogal lawaaierig is. Er is een soort van receptie, en je kan gaan klagen over lawaai hoorde ik, maar studenten mogen net als in Wuhan eigenlijk doen wat ze willen, hoewel de regels sinds kort verstrengd zijn. Zo hoorde ik dat te veel lessen skippen vanaf nu uit den boze is, en dat er vorig jaar zelfs studenten zijn weggestuurd. Ik denk dat veel universiteiten stilaan strenger tegenover buitenlanders beginnen op te treden, en terecht. Ik denk dat Chinezen dat aanvankelijk niet durfden, maar dat die mentaliteit aan het veranderen is. De rechthoekige kotengebouwen staan in een soort van kleine open cirkel, met in het midden een plein, en dat heeft wel iets, omdat veel studenten s avonds rondhangen, een babbel doen of naar elkaar roepen vanop de gangen (die in openlucht zijn, zodat je iedereen kan zien, wel apart). Het is dus niet zo dat er een poort is, en thuiskomen of weggaan kan op elk uur. Veel studeren zie ik hier dus eerlijk gezegd niet gebeuren. Studenten arriveren op dit moment nog maar; ik ben benieuwd hoe het hier zal zijn als iedereen zich gesetteld heeft. Voor mij was echter al gauw duidelijk dat ik hier niet wil wonen. Het gebouw ligt zonder zwanzen in het uiterste, meest afgelegen hoekje van de campus, zeer ver van de hoofdpoort, en er is gewoon NIKS. Zelfs aan de hoofdpoort is niks, en het was me tot voor kort een raadsel waar hier ergens leven te vinden is. Een winkeltje ben ik gepasseerd, maar de gezellige straatjes met voedselkraampjes en kleine winkeltjes, of barbecueplaatsjes leken hier volledig te ontbreken. De befaamde universiteitsstad leek een geheel van grote straten met amper verkeer, grote kale gebouwen, gehuld in een doodse stilte. Ik ben naar beneden gegaan, op zoek naar iemand om mijn talrijke vragen te beantwoorden, en vond die persoon direct in Masta P, die me vergezelde op mijn eerste ontdekkingstocht door de campus. Masta P (ik heb geen flauw idee waar die naam vandaan komt, maar hij klinkt cool, niet?) is een jongen uit Ghana die me als eerste de gebouwen in de directe omgeving van de campus toonde. Ik zag cantines, basketbalvelden, de metro, en hoewel het donker was en ik me helemaal niet kon orienteren, was deze wandeling meer dan welkom. Iets later liepen we langs bouwwerken in de buurt van de campus, allemaal appartementen. Ik had in de orientatieboekjes (ja, ze hebben me informatieboekjes gegeven! Wat een verschil met Wuhan!) gelezen dat veel studenten in een appartementsgebouw net buiten de campus wonen, en Masta P toonde me dat gebouw. Ik zag onmiddellijk dat het een deftig gebouw was, en besloot de dag erop contact op te nemen met de eigenaar. Later hoorde ik dat die boekjes er op vraag van de studentenraad gekomen zijn, omdat nieuwe studenten ook hier tot voor kort aan hun lot overgelaten werden. Ik heb een boekje over studeren, leven en dan nog een orientatieboekje met uitleg over onder andere het visum, medische toestanden enzovoort. Er staan simpele kaartjes in, met uitleg in zowel Chinees als Engels. Ik was onder de indruk.
Ik had nog geen lakens, kussen en eerlijk gezegd ook gewoon geen zin om in de koten te slapen, dus schreef ik een briefje aan mijn toekomstige roommate (met oa mijn telefoonnummer en een welkomstwoordje ) om daarna richting het centrum te trekken. Ik sprak af met Piers, een jongen die ik vorig jaar in Harbin had leren kennen en hier al een paar jaar Engelse les geeft. Hij woont op een appartement voor 2 personen en had een vrije kamer goed nieuws voor mij dus. We aten iets, liepen langs de Canton-tower (die jammer genoeg niet meer verlicht was) en het International Finance Center en een prachtig operagebouw langs de Pearl River. Ik was Piers ongelooflijk dankbaar voor de leuke avond en stond de volgende ochtend met goede moed op. Ik kocht lakens en nam de metro terug, omdat ik rond de middag met Juman had afgesproken dat we naar appartementen gingen kijken. De appartementen vlakbij de campus bleken gloednieuw te zijn, en van prijs vielen ze ook erg goed mee, maar knopen doorhakken durfde ik op dat moment nog niet, dus keerde ik weer naar de dorms. Ik opende de deur van mijn kot, maar kwam tot de vaststelling dat mijn roommate er nog steeds niet was, en ik voelde me plots wat verloren. Er was me nog steeds niet duidelijk gezegd of ik nu bij de bachelorstudenten of de masterstudenten zou studeren, en aangezien deze universiteit nog een campus heeft in een ander stadsdeel, wilde ik eerst nog wat meer informatie en zekerheid over of ik al dan niet op deze campus moest blijven. Ik verzoop in het zweet toen ik aankwam op het office, en ik was een beetje gefrustreerd. Ik herkende het gevoel van in Wuhan: er komt zoveel op je af en je weet niet waar je moet beginnen. Ik wilde me installeren, maar kon nog niet beslissen waar ik wilde wonen (te weinig info, zowel over mijn studie als over mijn toekomstige roommate). Er moest zoveel gebeuren, maar bepaalde zaken kun je maar op bepaalde tijdstippen doen, en een goede planning is daarom cruciaal. Ik wilde de campus verkennen, maar ik had geen goede kaart. Ik wilde mensen leren kennen, maar ik was vermoeid en slechtgezind. Ik zat een tijdje voor me uit te staren en sloeg dan toch aan de praat met een paar mensen. Uiteindelijk was naar het office trekken achteraf gezien de beste keuze die ik op dat moment had kunnen maken. Even later ontdekte ik op mijn eentje de Oostpoort van de campus, waar er iets meer leven was (een aantal restaurantjes, fruitkraampje en winkel). Mijn kot bleek nog even leeg als toen ik het had achtergelaten, en ik snakte naar internet, dus liep ik de kamer van mijn buurman binnen. Ik had die dag reeds met Robin Sharma (Nepal) gepraat, en het moest lukken dat hij mijn buur was. Hij wist me te vertellen dat mijn roommate wel degelijk op kot geweest was, maar dat hij haar misschien had weggejaagd met zijn te luide muziek (ze was s nachts nogal boos op zijn deur komen kloppen wegens te veel lawaai). Daarna heeft hij haar niet meer gezien. Uiteindelijk bleek dat ze inderdaad niet meer op de campus woont, maar in de appartementen waar ook ik van plan was te gaan wonen. De volgende dagen zou ik bijna allemaal met Robin spenderen.
Zoals jullie kunnen zien is dit geen nieuwe blog, maar een
blog die reeds bestond. Al sinds ik deze blog precies een jaar geleden beëindigd
had, hoopte ik stiekem dat ik hem op een gegeven moment terug zou kunnen
opstarten; een wens die bij deze vervuld is.
Het begon allemaal tijdens een reis naar China in de zomer
van 2005, een reis die in de eerste plaats geboekt werd omdat ik met het idee
speelde Chinees te gaan studeren. De reis beviel me goed, en in 2006 startte ik
mijn studie sinologie aan de KUL. Nadat mijn bachelor afgerond was, kon ik een
beurs van de Volksrepubliek China bemachtigen om gedurende een jaar in Wuhan
(Centraal China, de hoofdstad van de provincie Hubei) Chinees te gaan studeren.
In 2009 richtte ik daarom deze blog op, die eerst de titel Kelan in Wuhandroeg.
Ke Lan 珂兰is mijn Chinese naam: de Ke betekent jade en de Lan
betekent orchidee. Ik moet eerlijk toegeven dat de eerste zes maanden in
Wuhan niet gemakkelijk waren. Het klimaat is er een van extremen: zeer heet in
de zomer en zeer koud in de winter. Daarbij heeft Wuhan geen echte lente of
herfst. Daarnaast was de universiteitscampus immens groot, en de organisatie
vanaf dag één een regelrechte ramp. Maar na een tijdje leer je relativeren, en
besef je dat alles went, maar dan ook alles: de ratten op kot, de schimmel op
de muur, het lawaai van de waterleiding en de krenterige ayi in het campuswinkeltje. Ik had genoeg tijd om meer van China te
zien, maakte ongelooflijk veel vrienden en verbeterde mijn Chinees. Enerzijds
lijken veel dingen in China een struggle(strijd) te zijn, zoals het
bemachtigen van een plaatsje op de trein, bus of metro. Er zijn namelijk nogal wat
Chinezen . Anderzijds sta ik er steeds weer van versteld hoe gemakkelijk leven hier is. Je springt op het vliegtuig zoals je op de bus springt, en bussen rijden met de regelmaat van de klok. Eten is er overal op straat van s morgens tot s avonds, en zelfs om 5 uur s nachts is er ergens nog wel een plekje te vinden waar je kan bikken . Mijn jaar op Wuhan University werd dan ook onvergetelijk, en het afscheid viel me zwaar. Toen ik in 2010 aan mijn master in de sinologie begon, zat ik met mijn hoofd dan ook nog meer in China dan in België. Ik deed mee aan de Chinese Bridge Competition en kon dankzij die wedstrijd een 13 dagen op reis gaan in China, een verhaal dat ik bij gelegenheid wel eens zal doen. Ik besloot opnieuw een beurs aan te vragen, een masterbeurs ditmaal, en kreeg ze. Eind juli kreeg ik te horen waarheen ik zou gaan, en net zoals vorige keer kreeg ik mijn eerste keuze toegewezen. Ditmaal was dat Guangzhou, een stad waar ik nog nooit geweest was, maar al veel over gehoord had. Guangzhou is het kleinere broertje van Shanghai en Beijing, en ligt aan de Parelrivierdelta in het zuiden van China. Het klimaat is er subtropisch en zeer vochtig omwille van de moesson. Temperaturen zijn in het algemeen vrij aangenaam, en echt koud wordt het hier in de winter niet. De gemiddelde temperatuur is 22 graden, en dit is meteen een van de vele redenen waarom ik voor Guangzhou gekozen heb. Je bent daarnaast op een wip in Hong Kong of Macao. Een ander interessant iets aan Guangzhou is de taal die men hier spreekt, namelijk Cantonees. Hoewel ook bij deze taal gebruik gemaakt wordt van karakters, is deze taal toch volledig verschillend van het Mandarijns dat ik gestudeerd heb. Het is dan ook Chinees voor mij. Ik heb vandaag echter al ondervonden dat dit geen probleem zal zijn, aangezien bijna iedereen Mandarijns kan spreken.
Op 31 augustus rond 19.30 vertrok ik met een beetje vertraging
in Zaventem, en om 20.15 was ik al in Frankfurt. De stad was ronduit prachtig
in de avondschemering, en ook de luchthaven zelf had vanuit de lucht iets
magisch. Ik werd echter al gauw uit deze waas gerukt doordat ik dacht dat ik nog
amper een half uur de tijd had om aan mijn gate te geraken, dus spurtte ik van terminal
A naar terminal B. Ik had net enkele mensen voorgestoken aan de
paspoortcontrole (wel op een beleefde manier) toen ik tot het besef kwam dat
het niet 20 na 9, maar 20 na 8 was. Ergens was dit ook wel logisch, maar ik was
er echt van overtuigd dat ik me serieus moest haasten. De terminals lagen dan
ook ver uit elkaar. Als ik volgende keer nog eens 2 keer vlak na mekaar in
China kom, moet ik toch maar de moeite nemen mijn klok weer op Belgische tijd
te zetten Na een uur gewacht te hebben, hingen we om stipt 21.40 we in de
lucht en sloeg ik aan de praat met de Chinese man naast mij. Het bleek een
fabrieksbaas uit Dongguan te zijn, een industriestad niet ver van Guangzhou. Hij
was met een aantal fabrieksbazen-collegas uit dezelfde streek naar een
tentoonstelling in Frankfurt geweest. We praatten over alles en nog wat, en hij
toonde me wat fotos van de Huashan in de provincie Shaanxi (bekende berg in
China) die hij begin augustus beklommen had. De beklimming van die berg blijkt
wel degelijk zo gevaarlijk te zijn als ik gelezen en gezien had. De fabrieksbaas
raadde me aan dat, als ik ooit zou gaan, ik vooraf voldoende gesport moet
hebben zodat ik in conditie ben, ik geen last van hoogtevrees mag hebben
en vooral op de weg moet letten in plaats van op het landschap. Zoek maar eens
wat fotos op: de paden zijn op sommige plaatsen naar mijn mening onverantwoord
gevaarlijk.
De vlucht was aangenaam, en we kregen zelfs kussentjes en
een menukaart! (in het Duits, Engels en Chinees). Het is grappig op te merken hoe
men zich probeert aan te passen aan de Chinese passagiers en bijvoorbeeld van
elk gerecht twee versies voorziet: één westerse en één Chinese versie. Zo
konden we als ontbijt kiezen voor ofwel omelet, ofwel chaofan (rijst met ei
onder). Ook waren er stokjes voorzien en kwam men rond met jasmijnthee . Ik kon
weer niet slapen en dus bood de man naast mij zijn opblaasbare kussentje aan,
en kort nadien viel ik dan toch eventjes in slaap (ik weet niet of het echt aan
zijn kussentje lag, maar laten we aannemen van wel). Eenmaal geland liet ik het
thuisfront onmiddellijk weten dat alles in orde was, aangezien ik vorige keer
geen gsm meegenomen had en mijn ouders naar eigen zeggen doodsangsten hebben
doorstaan omdat ze niets van me hoorden. Het aanschuiven aan de
paspoortcontrole er waren verschillende rijen foreigners- duurde enorm
lang. Toen ik beneden kwam, waren bijna alle valiezen dan ook reeds van de band
gehaald. Eventjes paniek toen ik maar een van mijn valiezen vond, en ook de
Colombiaan naast me zocht tevergeefs zijn bagage. Nadat we het waren gaan
melden, zijn enkele Chinezen gaan zoeken. Godzijdank kwamen ze terug met mijn
valies, maar die van de Colombiaan was er niet bij. Ik heb hem nog even geholpen
met het papierwerk dat dit met zich meebracht, en ben daarna in een taxi
gesprongen. 150 kuai naar het
centrum (zon 16 euro), maar het was het comfort waard. Mijn hostel bleek in
Dongjing Huayuan te liggen, in een appartementsgebouw, en was daarom moeilijk
te vinden. Bellen met mijn gsm lukte vreemd genoeg niet, dus heb ik de hulp
ingeroepen van enkele omstaanders, die felle bedenkingen hadden bij het hostel
dat ik geboekt had. Geen enkele van de bewakers van het gebouw had ooit gehoord
van het Sunflower Hostel, maar toen ik uiteindelijk opgepikt werd door een
Chinees meisje, bleek dat het wel degelijk daar te doen was. Het hostel bleek
een appartementje te zijn dat omgebouwd was. Niet groot, bijna niet te vinden
(zelfs op de deur van het appartement staat niet aangegeven dat het om een
hostel gaat, waardoor je riskeert rechtsomkeer te maken omdat je denkt dat je
bij een Chinese familie gaat binnenvallen). Het was er gezellig en er zaten nog
een aantal andere buitenlanders. De uitbaatsters kookten en we konden mee-eten.
Ik ging nadien even de straat op voor een gsm-kaart, tandpasta, wat geld en een
honingmeloen-melkthee. Dat alles was te vinden vlakbij het hostel op één enkele
straat. Dat is wat zo comfortabel is aan China . En zo eindigde mijn eerste dag (van dit avontuur) in China, zij het dat hier bijna elke dag een avontuur is.
Ik ben Kerlijne, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Kelan.
Ik ben een vrouw en woon in Mol (België) en mijn beroep is sinologe.
Ik ben geboren op 27/07/1988 en ben nu dus 36 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: karakters pennen en karaoke zingen.
Ik hou van Chinezen, rijst, hotpot en stokjes.