Dag trouwe bloglezers
Het is vandaag 1 september, en ik ben nu welgeteld 5 dagen thuis. De verveling heeft al toegeslagen, en ik mag dan wel in mijn vertrouwde Mol zijn, met mijn hoofd zit ik nog steeds in China. Vorig jaar, op 2 september, net een jaar geleden, begon mijn avontuur. En, mocht je het je nog afvragen: ik zou het zo opnieuw doen.
Na mijn Peking-tripje en mijn verjaardagsfeestje, ben ik op 29 juli naar Shanghai vertrokken om mijn mama te gaan verwelkomen. Ik zat in het jeugdhostel Le Tour naast een metrostation. Van locatie dus goed, van lawaai net iets minder. Ik ben op mijn gemakje in Pizzahut gaan eten waarna ik met onder andere Bon (die op de expo werkt, in het Surinaamse paviljoen) afsprak om naar een feestje op de Expo-site te gaan. Bon dacht dat zowel hij als Ziff (een vriend van hem die daar ook werkt) elk iemand mee naar binnen mochten nemen. Eenmaal aan de ingang bleek echter dat dat niet het geval was: geen kaart, geen toegang. Jammer, maar niets aan te doen. We zijn er nog ene gaan drinken, waarna ik per taxi terug naar het hostel gegaan ben. De metro in Shanghai sluit erg vroeg; om kwart na 11 is het overal al gedaan.
De volgende dag stond er eerst een emotioneel weerzien met mama op het programma in Pudong International Airport. Vanaf het hostel was het toch een kleine 2 uren metro naar de luchthaven, en toen we eindelijk terug op de kamer waren, besloot ons mama eerst even in haar bed te kruipen. Ik contacteerde Bon weer, en via een kaart die hij gewonnen had, kon ik die namiddag al een eerste blik werpen op een aantal paviljoenen op de Expo. Het Surinaamse Paviljoen bevond zich in het Caribische gebouw, waar ook andere kleinere landen en eilandjes zoals Jamaica, Saint-Lucia, Barbados en Dominica hun standje hadden. Klein maar fijn . De voornaamste taak van mijn Surinaamse vrienden bestond uit stempelen. Je kan op de Expo namelijk speciale Expo-paspoorten kopen, waarin elk land zijn pagina heeft. In elk paviljoen zit er dan iemand die stempels in die paspoorten zet. Deze gadgets zijn onder de Chinezen natuurlijk weer een heuse hype geworden, en het gevolg was dat al gauw alle Chinezen tegen sneltempo van het ene paviljoen naar het andere vlogen voor een stempel, zonder ook maar één blik op het paviljoen zelf te hebben geworpen. Ik heb een tijdje in dat gebouw rondgelopen (buiten was het snikheet) en besloot na een 3-tal uurtjes terug naar mama te trekken. Die zat reeds uitgeslapen buiten op een verhoogje het Chinese verkeer gade te slaan. We aten ergens op de bovenste verdieping van een shopping mall, want daar bevinden zich vaak enkele goede restaurants.
De volgende ochtend wierpen we eerst een blik op de St. Ignatiuskathedraal. Een toerist met slippers aan de voeten mocht er niet binnen. Nog even langs de bibliotheca ernaast, maar daar was nog niet veel te zien aangezien de rondleidingen pas in de namiddag van start gingen. We besloten dan maar iets te gaan eten in de Yuyuan Garden (waar ik met Gong Yiwei nog geweest was). Dat hadden we beter niet gedaan, want het was er zo druk dat je amper om je heen kon kijken. Iets verderop hebben we dan toch smakelijk gegeten, alvorens terug naar de bibliotheek te trekken om er een rondleiding te volgen. Die duurde uiteindelijk maar een tiental minuten (dankzij mijn vragen, want anders had ze maar 5 minuten geduurd). Om dan toch het gevoel te hebben er iets langer geweest te zijn, probeerden we mee te kijken over de schouder van een meneer die iets aan het opzoeken was, maar ook daaraan maakte het personeel snel een einde. De weinige uitleg die we van onze persoonlijke Engelssprekende gids gekregen hadden, was echter wel indrukwekkend. Zelfs prins Filip was er de maand tevoren nog over de vloer geweest.
Na ons blitzbezoek aan de bibliotheca stond het maritieme museum op de campus van de Jiaotong Universiteit op het programma. Een hele verdieping was gewijd aan CW Tung, een reder met 150 schepen die intussen overleden is. Op de weg terug kochten we een paar kettinkjes met tekens van de Chinese dierenriem. Een Chinese klant was er van overtuigd dat mama een kip was, dus kochten we voor haar een kip. Later bleek dit niet te kloppen: mama is geen kip, maar een aap .
De volgende ochtend vlogen zowel mama als ik naar Kunming, elk wel met een ander vliegtuig (ik had 2 goedkope tickets rond hetzelfde uur gevonden op internet). Ik vertrok een half uurtje later dan mama, en zou maar een tiental minuutjes later in Kunming aankomen. Het was drukker op de luchthaven dan ik had gedacht, en het duurde een tijdje voor mama me vond. 17 yuan later waren we al in Youthostel The Hump. Ik vond het hostel super: goed gelegen (pal in het centrum), met dakterras, lekker eten, proper. Net eronder is trouwens een heel goed hotpot-restaurant, waar het elke avond stampvol zit. Daar zijn we de eerste avond al direct gaan eten, aangezien het buiten regende en we onze wandeling dus even moesten uitstellen. Voor mama was het de eerste keer: alles bij elkaar smijten in een grote pot kokende bouillon (vlees, vis, noedels, groenten), en maar smullen. De Chinezen zijn dol op een soort van hammetjes met veel bot, en trekken maar al te graag hun plastieken handschoentjes aan om te knabbelen. Naast handschoentjes worden er ook kleine zaagjes voorzien om het bot open te snijden en het merg eruit te peuteren. Wat een festijn!
Na ons avondmaal begonnen we aan de wandeling, en al gauw belandden we in een aantrekkelijke buurt met allerlei stalletjes met kruiden, gedroogde champignons (Kunming heeft gedurende drie maanden per jaar een overvloed aan champignons), gedroogde vissoorten, kokosnoten, eetstalletjes met eitjes aan spietjes, zeewier, enzovoort enzovoort.
De volgende ochtend begon de dag goed met wentelteefjes als ontbijt. We hielden even halt aan het pleintje onder ons hostel om fotos te nemen van bendes oudjes die aan taiji en dans deden. Zoals altijd deden ze dat weer vol enthousiasme, met allerlei accessoires. We namen de taxi naar het zuidelijk busstation, want vandaag stond Shilin (het stenen woud) op het programma. In het zuidelijk busstation wist men ons te vertellen dat we op de verkeerde plaats waren en dat we naar het nieuwe oostelijke busstation van Kunming moesten. Ver kon dat niet zijn, of toch? De busstations in Kunming liggen echt belachelijk ver uit elkaar. Ik kan aannemen dat ze zich willen voorbereiden op een eventuele uitbreiding van de stad, maar dit gaat er toch wel wat over. Na een lange rit arriveerden we inderdaad op een plaats waar er wél bussen naar Shilin vertrokken. In Shilin vielen we bijna achterover van de hoge inkomprijs: 130 yuan voor mij, en 175 yuan voor ons mama (175 yuan is een dikke 20 euro). Dan zou het maar beter de moeite zijn natuurlijk
We volgden de aangelegde paden tussen de rotsen, met wat verbeelding zagen we onder andere een olifant in een stuk rots, we beklommen een paviljoen om een uitzicht te hebben op het hele park. Op zich best leuk, maar als je al in Cappadocia (Turkije) geweest bent, is het waaw-effect er helemaal niet. Daarnaast is Cappadocia veel groter, zij het dat er ondertussen ook paadjes tussen de rotsen zijn aangelegd. We waren nog niet lang binnen toen het plots begon te stortregenen, waardoor het er ook nog eens gevaarlijk werd. Rond half 3 waren we er klaar en namen we de bus terug (25 yuan pp enkele rit). s Avonds in het restaurant bestelden we dan maar
champignons, maar die bleken achteraf erg prijzig te zijn. We hebben dan ook geen enkele champignon overgelaten .
Op dinsdag 3 augustus vertrokken we vanuit het westelijke busstation naar Dali. Klokslag 9.30 vertrok de bus, en het was bijna half 4 toen we in Dali arriveerden. Tijdens de busrit was het weer beginnen regenen en het regende nog steeds bij onze aankomst. We vreesden terecht voor de rest van onze trip in Yunnan. Het was erg moeilijk onze weg naar het oude Dali te vinden, maar na een tijdje vonden we dan toch bus 8, die ons na nog eens een vrij lange rit aan de Westelijke poort van de oude stad dropte. We vonden al snel een goed hostel (Four Seasons), voor een goede prijs, breakfast included. We gingen nog even langs de 3 pagodes van Dali, waar we toch niet zochten binnen te gaan (hoge inkom en het was al vrij laat), namen een paar fotos en trokken terug het centrum in met een brommerriksja. Het avondeten namen we in de buurt, in een restaurantje waar we eerst een Engelse menu (zonder prijzen) kregen, die ik omwisselde voor een Chinese (met prijzen). De rekening klopte niet, dat moest dus recht gezet worden, maar over de gerechten viel niet te klagen. Een eindje links van ons hostel bevond zich het reisbureau van Michael (highly recommended by Lonely Planet, zo hangt het althans in zijn bureel), waar we gingen informeren naar de bus naar Lijiang. Michael overviel ons echter met een ander aanbod: een dagtoer rond Erhai Lake met enkel hij, als gids, en zijn chauffeur. Aangezien we in Dali maar één volledige dag hadden, sprak ons dat wel aan, en na wat haggling about the price tekenden we voor 360 yuan (voor 2 personen).
Stipt om half 9 stonden we bij Michael aan de deur. Al snel kwam de auto met chauffeur aangebold en vertrokken we richting meer. De dagtrip was echt de moeite. We reden langs verschillende Bai-dorpjes (de Bai is een minderheid die aan die kanten gevestigd is). We stopten op een lokaal marktje en zagen de voorbereidingen voor het fakkelfestival, dat van 4 tot 7 augustus zou plaatsvinden. Tijdens dit festival wordt de god van het vuur vereerd, en worden alle dorpjes volgezet met toortsen, versierd met bloemen. s Avonds worden die dan in brand gestoken. Op het marktje liep iedereen rond met een mand op de rug, zoals we nog vaak zouden zien. Ferm gemakkelijk, maar in Mol zou ik het niet proberen, want dan is uw mandje terug leeg voor je thuis bent . We bezochten hier en daar een tempeltje, en in één daarvan waren de minoriteiten druk bezig met offervoedsel klaar te maken. Zelfs de beste stukjes werden geofferd, en iedereen was zo in de weer dat je je amper kon voorstellen dat alles echt geofferd zou worden. We stopten in een batikmakerij (batiks zijn typisch in deze streek), waar we even keken naar de uitgestalde waar. Aanvankelijk wilden we niets kopen. We hoopten dat we nog de kans zouden krijgen om in andere winkeltjes rond te kijken, maar we bedachten ons. De vrouw vroeg 140 yuan, en met veel moeite speelden we het klaar de prijs tot 85 te herleiden. We werden bestempeld als verstandige kopers die een goede zaak hadden gedaan. Joepie, we hadden een koopje gedaan! Ten minste, dat dachten we toch. Toen we even daarna in een restaurantje stopten, merkten we echter dat daar de batiks zomaar als tafellaken werden gebruikt!... Ze mochten dan wel kleiner zijn, maar we hadden ergens al het vermoeden dat er iets niet pluis was. We reden verder naar de westelijke oever, die omwille van de natuur en de uitzichten op het meer mooier was dan de oostelijke oever. Overal langs het meer lagen visjes en garnalen te drogen op netten. Het grijzere weer van s ochtends was inmiddels omgeslagen tot stralende zonneschijn, en dat maakte de uitzichten op het meer nog meer idyllisch. Vissers waren in een bootje hun netten aan het repareren, terwijl op korte afstand daarvandaan kinderen in het meer ploeterden. Verder op het meer dobberden enkele eenzame bootjes, en er was eigenlijk niets dat de rust verstoorde, behalve Michael. Van half 9 s ochtends tot 6 uur s avonds weerklonk in onze auto zijn iet of wat nasale en opgejaagde stemgeluid. Hij was dan wel onze gids, maar het merendeel van de tijd had hij het tegen zijn kompaan achter het stuur, die al even erg was als Michael zelf. Het was niet simpel de twee viswijven te onderbreken als ik een vraag wilde stellen. Op een gegeven moment was het dan toch stil, en al gauw werd duidelijk hoe dat kwam: Michael had zichzelf in slaap gezaagd. Op het einde van de rit werd er nog gestopt voor een bezoek aan een zeer mooie tempel. Helaas was de batterij van mijn fototoestel toen plat en konden we er niet meer op los trekken. Daarom leende ik eventjes het fototoestel van een Chinese, stak er mijn geheugenkaartje in, en zo heb ik dus toch nog een paar fotos kunnen nemen. We kregen die avond in een restaurant weer maar eens een toeristenmenu, die ik snel omruilde voor een Chinese menu, en de rekening moest ook weer recht gezet worden. We hadden goed gegeten en zijn vermoeid maar voldaan in ons bed gekropen.
Op donderdag 5 augustus gingen mams en ik eerst nog eens rondkijken voor een mooie batikdoek, maar omdat de verkoopster haar prijs niet wilde laten zakken, hebben we het moeten opgeven. Afdingen is daar geen sinecure. We aten nog snel een portie tomaat-met-ei-soep en begaven ons weer naar het travelbureau van onze goede vriend Michael. Om 13.05 (weer stipt, naar Chinese gewoonte) stopte de minibus naar Lijiang pal voor diens deur. De buschauffeur had weer luide muziek opstaan (jammer genoeg óók naar Chinese gewoonte), en al gauw kreeg ik weer hoofdpijn. De bus was eerder krap, en geregeld gingen en kwamen er nieuwe mensen. De rit duurde uiteindelijk iets langer (4 uren ipv 3 uren zoals we gehoord hadden), waarschijnlijk omdat het een minibusje was. Kort na aankomst besloot ik het hostel Mama Naxi te bellen (Lonely Planet). Ik kreeg te horen dat er nog kamers vrij waren, en ze kwamen ons zelfs persoonlijk oppikken aan het busstation. De kamer was klein, maar deftig, met een eigen badkamertje (120 yuan). We zijn een wandeling gaan doen en besloten in een klein eetplaatsje de lokale mixi (noedels met kruiden en vlees) te proeven. Niet echt lekker, eerder waterig, en het restaurantje zelf was ook niet al te hygiënisch. We schrokken even toen de baas een vis in één klap doodsloeg op de houten tafel in de keuken achterin. Tegen de avond lichtten de eerste fakkels op, want ook hier werd het vuurfestival uitbundig gevierd. Het dorp was een zee van mensen, die zich door ministraatjes wrongen, met daartussen ook nog eens brandende fakkels. Toch best wel gevaarlijk. Daarom stond er ook een brandweerbrigade paraat, die we met jeep-achtige voertuigen over de kleine trappen van Lijiangs oude stad zagen bewegen ( moeizaam, en belemmerd door omstaanders). We kwamen langs een menigte mensen die rond een vuur (brandend hout) aan het dansen waren, en ik voegde me even bij hen. Souvenirshops en eetkraampjes waren er met de massa, maar toch is het niet raadzaam hier veel te shoppen, aangezien de prijzen torenhoog zijn en je amper iets van de prijs af krijgt. We gingen even een terrasje doen, iets waar in Lijiang zeer veel gelegenheid toe is, in tegenstelling tot elders, dus ook iets wat ik al lang niet meer gedaan had. Ik schreef in ons mamas dagboek, onder het constante gefotografeer van Chinese toeristen. Lijiang is een heuse doolhof, en de kaart die je er bij de toeristenstand kan kopen, brengt je enkel meer in de war. Een vriendelijke man bracht ons te voet naar huis.
We aten de volgende ochtend voor de eerste keer Chinees ontbijt. Mama heeft namelijk liever iets lichts (eventueel westers) op de maag, en dat is moeilijk te vinden. Nochtans verkopen ze in China op sommige plaatsen youtiao (letterlijk: gefrituurde lange repen gemaakt van ei), en dat is best te doen s ochtends. Daarnaast dronk ik jakyoghurt, en aten we een beetje van de lokale (te zoete) specialiteiten. Een Franse vrouw vroeg me in het pinyin op te schrijven hoe je gelieve geen zout (MSG) toe te voegen in het Chinees zegt. Haar vriendin was namelijk allergisch aan MSG, en dat kan in China een groot probleem vormen, aangezien Chinezen daar nogal kwistig mee zijn.
Na ons ontbijt begaven we ons naar de Wanfulou (een 33-meter hoge toren van 5 verdiepingen met uitzicht op de daken van Lijiang). Het was een redelijke beklimming. Ik kocht uiteindelijk toch nog een batik (verslavend hoor) en we gingen stilaan richting het park van de Black Dragon Pool. Onderweg aten we iets, en hielp ik een Nederlandse familie verder die moeilijkheden had met het vinden en bestellen van eten. Eten is er in overvloed, maar als je je niet kan behelpen in het Chinees, is een goede maaltijd vinden nog de grootste uitdaging van al. Het Black Dragon Park was mooi, en een verademing omdat het er wat rustiger was. Ernaast is het Dongamuseum, dat gratis is, en dat toch wel de moeite is om eens door te lopen. We trokken naar het express-busstation om al een ticket te boeken terug naar Kunming en hadden een rustig avondje in Lijiang.
Zaterdag namen we bus 11 (van de buurt van het Schoepenrad, een reusachtig rad in het centrum van Lijiang) naar Shuhe, een klein dorpje in de buurt. We konden bijna niet geloven dat het er zo druk was. Het was al bijna hetzelfde als Lijiang zelf. We wandelden uit de drukte weg en kwamen zo tussen de simpele huisjes van het dorpje terecht. We namen een wegje door de velden toen we plots 3 Chinese studenten tegen het lijf liepen die naast een gewone fiets ook een tandem gehuurd hadden, maar er niet op konden rijden. We wandelden samen wat verder en bleken op de weg naar het volgende dorp (Baisha) te zitten. Een Chinees vertelde ons dat het nog wel een eindje was, maar ik wilde per se verder, en overtuigde mama. Even wat regen, dan weer een stralende zon, en het werd een mooie wandeling. Baisha was het tegenovergestelde van Shuhe: heel rustig. Hoewel hier qua batiks minder keuze was, kocht ik er nog 2 (surprise surprise) en ons mama kocht er ook nog één, om de pijn van onze eerste te dure aankoop aan het Erhai Lake wat te verzachten, want hier waren de prijzen (soms toch) goed te doen, en ging afdingen vlot. We aten een pannenkoek in een restaurantje dat uitgebaat werd door een buitenlander en bezochten nog snel het kleine, niet zo indrukwekkende frescomuseum. Het zouden de mooiste frescos van China geweest zijn, maar daar geloof ik niks van. Geen aanrader. Ik kocht onderweg naar het centrum van Lijiang nog 2 cds met Tibetaanse muziek, want die stijl kan ik wel smaken.
De volgende ochtend weer vroeg uit de veren, en na ons ontbijt bracht het personeel van het hostel ons naar het busstation. Het ontbijt was weer Chinees. Ik wilde een ei, en had de keuze tussen eieren gekookt in een donkerbruin mengsel, en daarnaast nieuwe eieren die er geweldig goed uitzagen. Dus pikte ik er een mooi ei uit, waarbij de dienster me met grote ogen aankeek. Dat is nieuw, zei ze, maar dat wist ik natuurlijk al. Ik snapte het nadat ik één hap had genomen, en eindelijk ken ik nu ook het procédé van het goor uitziende bruine Chinese ei. Eerst worden die blijkbaar in heel zout water gekookt, en daarna nog eens in dat bruine mengsel, waardoor de zoute smaak volledig verdrongen wordt. In de bus terug naar Kunming stond natuurlijk weer lawaai op. Ditmaal geen irritante Chinese karaokemuziek, maar een film. En daarna nog één, en nog één, en nog één
5 FILMS hebben we gezien, en het toppunt was dat niemand keek. Zowel mama als ik kregen barstende koppijn, en we konden onze stoel niet eens achteruit zetten omdat het merendeel van de stoelen stuk was. Ik had gevraagd of het een beetje stiller mocht, maar veel heeft het niet geholpen. We stopten even in een wegrestaurant, waar we in een soort eethok aan een ronde tafel met andere reizigers een sobere maaltijd kregen voorgeschoteld (inbegrepen). Het vulde de maag, maar dat was dan ook alles. Na een rit van 11 uren kwamen we eindelijk in Kunming aan, in ons hemelse hostel met dakterras en wentelteefjes. We aten in Dicos (daar ben ik toch stiekem een beetje fan van hoor) en sliepen om half 12.
De volgende ochtend namen we de taxi naar het busstation. Welk busstation het was, dat ben ik al vergeten, maar het leek op een rit van Mol naar Herentals. Zo ver was het. En dat was ook aan het bedrag op de teller te merken. Gelukkig konden we snel op een bus naar Jianshui, een stadje met zon 20 000 inwoners, onze tussenstop op weg naar de rijstterrassen in Yuanyang. Stipt om 11.10 waren we weg, en ditmaal stond de film in de bus niet erg luid. Om 14.00 waren we ter plaatse. De startprijs van de taxi in Jianshui is trouwens 4 yuan (ter vergelijking: Wuhan 6 yuan, Kunming 8 yuan). We sliepen de eerste nacht in het Tianhe Hotel, vermeld in de Trotter. 80 yuan voor de kamer, 220 yuan waarborg; een beetje vreemd maar goed. We besloten al snel de plaats te verkennen en trokken naar de mooie Confuciustempel (de tweede of derde grootste, al naargelang het boek, van China). Het was er ronduit prachtig! En ruim! Je zou het Jianshui niet aangeven, zon tempel. Natuurlijk was men er weer trouwfotos aan het nemen. Het stadje is echt Chinees, buitenlanders hebben we er amper gezien (tenzij in de omgeving van de toeristische attracties), en we vonden het dus echt de moeite om er te stoppen. We aten in een gezellig restaurantje (pas toch op voor toeristenprijzen), waar we door sympathieke Chinezen onmiddellijk gevraagd werden ons bij hun tafel te voegen, maar dat was buiten de waardin gerekend, die dit ten alle koste wilde vermijden.
We hadden nog graag de tuinen van de familie Zhou bezocht, maar het was al vrij laat, en in het donker moet je dat ook niet meer doen. De avondmarkt van Jianshui hebben we niet gevonden, en ook locals hadden geen flauw idee van waar die zou kunnen zijn.
Ondanks de drukke baan en het getoeter (het was ofwél lawaai, ofwél een kamer zonder airco
) toch redelijk geslapen. We pakten alles in, want we hadden aan de overkant van de straat een ander, goedkoper, maar ook veel rustiger gelegen en zelfs properder hotel gevonden. Met rozijnenbrood in de hand trokken we na onze verhuis naar het busstation, waar we in een wip de bus naar Yuanyang op mochten. Na 3 uur rijden, stopten we even in Nancha. Van daaruit reden we door naar Yuanyang Xinjie(zhen), een rit van nog een uur. Bij aankomst was alles nogal chaotisch. We hadden gedacht dat we daar al rijstterrassen te zien zouden krijgen, maar Xinjie was enkel de vertrekplaats naar de omliggende dorpjes met zichten op de rijstterrassen. Echter, zoveel tijd hadden we niet. Een man probeerde ons een rit aan te smeren langs enkele dorpen, want het bleek dat de bussen terug naar Jianshui al redelijk vroeg vertrokken. Ik kon amper geloven dat de laatste bus al om half 2 reed, en ik vroeg het nogmaals aan de loketbediende. Die weigerde echter me ook maar iets meer te vertellen. Ik heb in China zelden zon venijnige vrouw gezien. We werden niet direct wijzer, en informeerden bij enkele chauffeurs. Eentje stelde voor ons met een nachtbus (vertrek om 5 of 6) naar Kunming mee te nemen, en ons dan onderweg in Jianshui te droppen. Dat voorstel was oke, en we vertrokken naar de rijstterrassen. De man die ons langs dorpjes wilde rijden, verlaagde zijn prijs tot 150, maar we hebben niet toegehapt omdat we helemaal niet de tijd hadden zoveel te doen. Ik hield een vrouw met een klein busje tegen, en die bracht ons voor 40 yuan naar Qinkou (6 km verder). Een Israëliet sprong nog op het nippertje bij in het busje, en zo waren we even met 3. De jongen liep te voet verder, en wij bleven op dat plaatsje. Na een tijdje zagen we een paadje dat in de velden liep, en nadat we dat even gevolgd hadden, kregen we een prachtig zicht over de rijstterrassen. Er was een man zijn ossen aan het hoeden, en enkele vrouwen van één of andere minoriteit sprokkelden hout. We rustten er uit en genoten van het plaatje, en namen daarna de riksja terug naar Xinjie. In het centrum waren festiviteiten van alle minoriteiten uit de regio aan de gang: een mix van zang en dans. Toen we voor alle veiligheid nog een kijkje gingen nemen in het busstation, stond daar een minibus die naar Jianshui zou rijden. Omdat het geen zin had nog veel langer in Xinjie te blijven, zijn we dan maar direct ingestapt (90 yuan voor 2). De man zei dat we ons moesten haasten, maar we hebben uiteindelijk nog 45 minuten in het busje mogen wachten. Om 20 na 4 waren we dan eindelijk weg, maar we stopten alweer in Nancha. Daar mochten we van bus wisselen, en pas om 18.40 (!!!) vertrokken we daar weer. We werden echter beloond met een prachtige, weliswaar gevaarlijke tocht langs de Mekong-rivier, bruin omwille van het slib. Het was magnifiek! Bananenplantages, rijstterrassen, de rivier, vergezichten vanuit de bergen
Het is een enorme kloof die de rivier daar heeft uitgesneden, en in de avondschemering was het allemaal nog mooier. We waren pas laat thuis, en namen nog een snelle hap in de food-express. We ontdekten dat in het hotel prostituees verbleven, en we hadden zon vermoeden dat dat in het vorige hotel niet anders was.
De volgende dag lieten we onze bagage s morgens tijdelijk achter aan de balie van het hotel en zetten we koers naar de tuinen van Zhou: een grote tuin met daarin maar liefst 42 binnenhoven, een vijver en een hotel. Na een citroendrankje en een ijskoffie bezochten we verder de Poort van de Zon (de Oostelijke Poort) en de moskee. Daar ontmoetten we een 80-jarig vrouwtje met ingebonden voetjes. De praktijk van ingebonden voeten is sinds 1940 verboden. Het was voor mij de eerste keer dat ik het zag, en misschien ook wel de laatste, aangezien de kans klein is dat je zulke mensjes tegen het lijf loopt. We deden nog een fruit- en groentenmarkt (champignons) en begaven ons terug naar het hotel. Om 18.10 namen we de bus terug naar Kunming (een rit van 3 uurtjes). De chauffeur reed als een gek. Op een autosnelweg met aan elke zijde maar liefst 3 rijvakken vond hij het vaak toch nodig om op de strook van de tegenligger in te halen. We reden over reeds omgevallen kegels, die dienden om wegenwerken te markeren. We reden ze nog platter dan ze al waren, en toen mama en ik het wat benauwd kregen op de eerste rij, vond de chauffeur dit grappig en werd hij nog overmoediger. Na nog eens een taxirit van 52 (!) yuan waren we dan toch eindelijk weer op ons vertrouwde stekkie, hostel The Hump. We besloten ons avondeten in het hostel te nemen, en een gezellige Hollander (Michiel) schoof bij aan tafel. Michiel bleef de hele avond met ons kletsen en ik besloot om half 1 nog met hem en een paar andere hostelbewoners naar de bar onder de Hump gegaan. We hebben het nog getrokken tot een uur of 6
Om 9 uur liep de wekker al weer af, en met slaapoogjes maakte ik me klaar. We deden de bloemen- en vogelmarkt van Kunming, die eigenlijk ook een honden-, katten-, cavia-, schildpadden-, slangen-, en tarantulamarkt was. Nog even langs het Cuihu-park in de buurt, een gewoon openbaar park waar het ongelooflijk druk was, en dat op een donderdag! Er waren muzikanten, (opera)zangers, dansgroepen, mensen die een ommetje of een tukje kwamen doen, mensen die gewoon een boekje kwamen lezen enzovoort enzovoort. De sfeer zat er goed in. In het midden van het park was dan ook nog eens een soort Lunapark, waar je ook kon hengelen. Geen eendjes, maar goudvissen
echte goudvissen. Toch wel een beetje schrijnend. s Avondslaat liepen we langs de typische blinde masseurs van Kunming. Enkele keren per week verzamelen die zich in één bepaalde straat, zetten ze er stoeltjes neer, en masseren ze er voorbijgangers. Ze hebben een hele hoop klanten, en zowel masseur als klant genieten ervan. Die avond vlogen we naar het broeierige Wuhan, waar het, toen we aankwamen (rond een uur of 10, nog 32 graden was. Na de lange busrit van de luchthaven naar Wuchang, kwamen we eindelijk per taxi aan de koten van Wuhan University. Ons mama was gechoqueerd bij het binnentreden van mijn kot , en moest er toch even van bekomen. Coco, die nog steeds op ons appartementje woonde, verwelkomde ons.
Ik had 2 namaaksleutels van zowel mijn kamer als de kamer waar mama verbleef, maar die werkten opeens niet meer. Eén sleutel draaiden we de eerste avond zelfs over. Er zat niets anders op dan de volgende ochtend naar de shifu te gaan en te hopen dat die me de 2 originele sleutels wilde overhandigen. Ik kon nu natuurlijk niet meer verbergen dat mijn moeder ook een eigen kamer had, maar ik denk dat hij dat al wel verwacht had. Het bleek uiteindelijk allemaal geen probleem te zijn, en ik mocht de sleutels s avonds bij hem gaan oppikken, want overdag zou er geschilderd worden (??!). Dat was maar goed ook, want ik had hem betaald om er mijn spullen in augustus nog te mogen laten staan. Hij wist dat ik met ons mama ging reizen en dat ik nog voor een paar dagen terug zou komen.
We trokken naar de Yellow Crane Tower (voor mij ondertussen al de tweede keer, en ook de tweede keer zonder korting, beuh). Ons mama vond het de moeite, maar het weer was onaangenaam heet en vochtig. Daarna nam ik haar mee naar Simenkou, waar ik Cliff en co ook mee naartoe had genomen. Daar heerst altijd een gezellige sfeer. Spiesjes, gevulde schelpjes, chips op een stokje, allerlei drankjes
We passeerden een inham langs de rivier waar een heleboel mensen aan het zwemmen waren. De stroming van de rivier was er nochtans erg sterk, en sommige Chinezen zwommen zo ver dat het eigenlijk onverantwoord was. Ook kinderen ploeterden in het water, met zwembandjes en al. Iets verder waren 2 gehandicapte mannen aan het zingen, en ze waren geliefd, want om hen heen stond een reusachtige kring van vrijgevige Chinezen.
Ik deed met mama de intussen al traditie geworden boottocht naar Hankou en nam haar mee de moderne winkelbuurt in. We eindigden in Pizzahut en namen daarna de taxi terug naar huis. Er bleek inderdaad geschilderd te zijn op het appartement, zij het dat enkel de grofste schimmel in de buurt van de hypermoderne airconditioning was weggewerkt.
De volgende dag stond de botanische tuin van Wuhan op het programma. Het was een groot park met een vijver vol lotusbloemen, tropische serres, bamboebossen, grote kiwiplantages enz. Leuk om in rond te lopen, maar veel te heet. Op sommige plaatsen was de tuin ook helemaal niet goed onderhouden. De serres zagen er dan wel heel goed uit. Hierna nam ik mama mee naar Guanggu om sushi te eten bij mijn favoriete restaurant: de Japanner. Langs Guangbalu reden we weer de campus binnen. We gingen nog even op het dak van de oude Chinese koten staan, wierpen een blik op de oude bib, liepen langs mijn leslokalen en eindigden op het dak van mijn eigen kotgebouw voor een schitterend zicht op het Oostelijke meer.
Om 4.30 op, en om 5.20 werden we reeds opgepikt door een zwarte taxi (met een chauffeur die ik vrij goed ken). Weer met de bus (50 minuten, omdat het verkeer nog rustig was) naar de luchthaven om op het vliegtuig naar Shanghai te springen. We logeerden in het Blue Mountain Hongqiao Hostel, oftewel 1 uur en 45 minuten metro van Pudong Airport! Ik wilde nog een kamer boeken voor de 23ste (mijn laatste nacht in China), maar het was er vrij duur, en ik besloot dan maar bij mijn Surinaamse vrienden te overnachten als dat mogelijk was. We liepen s avonds nog over Nanjing Road en kropen die avond eens iets vroeger in ons bed. De volgende dag zou een dagje Expo zijn!
De inkom voor de expo was 160 yuan voor mama (iets meer dan 19 euro) en 100 yuan voor mij (12 euro). We hadden schrik van de voorspelde drukte, maar die schrik was ongegrond. Het was immers al geen weekend, en als je je dag een beetje goed plant en de drukste paviljoenen mijdt, kan je op een dag heel wat gedaan krijgen. We hebben zomaar even 17 paviljoenen gedaan: België, Turkije, Oekraïne, Peru, Suriname, Marokko, De Verenigde Emiraten, Israël, Qatar, Brazilië, Pakistan, Turkmenistan, Sri Lanka, Oman, Canada, Mexico en nog iets. Bijna had ons mama een Expo-stempel in haar echte paspoort . Van 10 uur s morgens tot 10 uur s avonds (sluitingstijd) hebben wij op die Expo rondgesjokt. De mooiste paviljoenen waren voor ons vast en zeker de Emiraten en Marokko. De wachttijd voor het paviljoen van de Emiraten was 2 uren, maar we slaagden erin via de VIP-ingang binnen te geraken. De paviljoenen die voor ons tegenvielen waren Canada en Turkije. We waren onder de indruk van het Belgische paviljoen. Alle aspecten van ons land werden belicht, van Kuifje en Manneken Pis tot Frank de Winne in de ruimte en onze diamantslijpkunst. Er werd zelfs chocolade uitgedeeld. We aten s avonds nog snel in de McDonalds. Enkele opmerkingen over de Expo:
- drinkwater (vaak lauw) is er gratis (aan kraantjes)
- er is rookgelegenheid voorzien op vaste plaatsen met aanstekers en uitdovers
- tijdens het aanschuiven brachten verstuivers en blazers vaak afkoeling
- voorkruipen doen ze met de massa, maar dat was al geen verrassing meer
- telkens er een nieuwe lading Chinezen een paviljoen mocht binnengaan, liepen ze erg gejaagd, schreeuwend en roepend naar binnen
- ook als er gratis gadgets uitgedeeld worden, zijn Chinezen er als de kippen bij (het lijkt dan echt een bende kleine kinderen!)
Op 17 augustus brak mamas laatste volledige dag in China aan. We vulden de dag met een bezoek aan het Shanghainese Madame Tussauds, waar naast een aantal Chinese bekendheden toch ook heel wat westerse beroemdheden stonden (100 yuan inkom voor mij, 135 voor mama). Je krijgt er in het begin nog een andere attractie bovenop: een wandeling door een spookhuis. In een grote groep heeft dat echter niet zoveel effect. s Avonds gingen we met Gong Yiwei eten in een Brazilian Barbecue restaurant. Mams en ik deden nog een wandeling over de Bund. Deze toeristische trekpleister heeft volgens ons inderdaad een van de mooiste skylines ter wereld.
Nog een paar opmerkingen:
- regelmatig zie je in China op het einde van een werkdag het personeel in groep buiten staan, netjes in de rij, met daarvoor de baas, die de dag zon beetje samenvat. Hij geeft opmerkingen over wat goed was, en over wat beter kan.
- het gebak in China ziet er altijd subliem uit, maar valt meestal tegen. Gewoon brood is bijna niet te vinden: alles is te zoet. Zwijg me maar van de echte zoetigheden, waar je vaak de gekste dingen in terug vindt, zoals bijvoorbeeld rode-bonen-pasta. Chinezen maken geen onderscheid tussen zoet en hartig
- als een restaurant vol zit, moet je buiten op een stoeltje wachten tot men je nummertje afroept
- in Dali heeft ons mama een paar Tibetaanse gebedsmolentjes gekocht. Toch oppassen dat je tijdens het zwieren niets in je oog krijgt. Gebedsmolentjes kunnen dus eigenlijk ook als wapen gebruikt worden
- Dali en Lijiang zijn zééééér toeristisch, maar het zijn toch voornamelijk Chinese toeristen, dus dat maakt het minder erg. Nochtans heb ik nog nooit een dergelijke drukte als in Lijiang gezien. Shangri-La, dat vooraan in het hooggebergte ligt, hebben we daarom maar gelaten voor wat het was. Ik had Noordwest-Sichuan immers al gedaan, en veel authentieker dan dat kon Shangri-La onmogelijk zijn.
- in Lijiang kan je mooie kammen uit jakgebeente vinden. Een mooie souvenir, maar afdingen is moeilijk.
- vooral in Kunming, maar ook elders in Yunnan zijn we vrij veel bedelaars tegengekomen. In China had ik dat tot op heden nog niet zoveel gezien, maar in Kunming zitten ze erg dik. Niet enkel kinderen die kunstjes opvoeren of zingen, en zwervers, maar ook veel gehandicapten.
De volgende dag dropte ik mama eerst op Pudong Airport. Ze zou weer via Moskou naar Brussel vliegen. Het afscheid viel niet zo zwaar, want mijn vertrek uit China was nu niet veraf meer. Ik ging nog even iets eten, en op weg naar het hostel kwam ik op de metro een andere hostelbewoner (Chris uit Ohio, US) tegen. Ik was van plan samen met Bon (van Suriname) naar de Chinese film Aftershock te gaan kijken, en ik nodigde ook Chris uit. De film was prachtig. Omdat ik vlak daarna had afgesproken met Gong Yiwei, stelde ik aan Chris en Bon voor om met me mee te gaan. Gong Yiwei nam ons mee naar Tianzifang, een supergezellige buurt in Shanghai, en daarna zijn we daar ook gaan eten.
Op 19 augustus vloog ik terug naar mijn geliefde Wuhan om mijn spullen te pakken, en om nog 2 extra dozen bagage naar huis te sturen. Ik bracht de laatste avonden voornamelijk met een paar vrienden uit Angola door. We zijn nog naar Vox geweest en hebben binnen en buiten rondgehangen. Sam was niet in Wuhan en heeft het niet op tijd gehaald, en ook Ayrton heb ik niet meer kunnen zien. Ik heb wel kaartjes voor hen achtergelaten. Ik ben nog eens met Sarah (Sri Lanka) gaan uiteten, en ook met Vishala (India). Coco en Esmeraldo wuifden me uit.
Op 23 augustus nam ik terug mijn intrek in Shanghai op het appartementje van Bon en Ziff. Het was er druk, want de vriendin van Ziff sliep er ook, eveneens zijn zus, zodat Bon uiteindelijk in de woonkamer belandde. We wilden weer eens uitgaan op de Expo-site, en dus hadden zowel de zus van Ziff en ik (kadootje van Bon) een avondticket bij ons. We kwamen er echter pas om kwart na 9 aan, en om 9 uur sloten de toegangspoorten. Tevergeefs hebben we de bewakers proberen te overtuigen, en wij niet alleen
Jammer, maar helaas, we zijn moeten afdruipen. We bestelden nog wat Chinees en gingen slapen, het was ondertussen toch al laat. Mijn laatste dag in China zat erop
dacht ik.
De volgende ochtend liep ik op de luchthaven al onmiddellijk Vincent tegen het lijf. We gingen aanschuiven aan de balie, waar het helemaal niet vooruit ging, en plots kreeg ik telefoon. Ik wist niet direct wie het was, en de persoon aan de telefoon wilde het me niet zeggen. Het was een buitenlander met wie ik Chinees moest praten, maar ik kon amper geloven dat het Ibrahim was. Uiteindelijk bleek het toch zo te zijn, en ik zei hem dat ik normaal gezien binnen anderhalf uur op het vliegtuig naar Londen zou zitten. Ibrahim was speciaal vroeger van Turkije naar China gekomen, en had zich van dag vergist . In de waan dat ik nog een dag langer in Shanghai zou zijn, belde hij me op zijn dooie gemak op om te vragen waar ik was. Hij is toen als een haas de taxi ingesprongen en heeft daarna de metro genomen, maar er was geen schijn van kans dat hij het nog zou halen. Ik was nog steeds aan het aanschuiven. Langzaamaan werd het echter duidelijk dat de vlucht wegens een defect afgelast was en dat we allemaal op andere vluchten zouden gezet worden. Toen ik hoorde dat we ook de mogelijkheid hadden om 2 dagen later pas te vertrekken, heb ik geen moment getwijfeld. Vincent wilde eerst nog een vlucht nemen die eindigde in Amsterdam, maar die bleek net volzet. Aanvankelijk ging hij dan ook pas de 26ste naar huis, maar omdat hij écht niet wilde wachten, ging hij terug informeren. Even later holde hij ervan door. Hij is nog nipt op een andere vlucht (via Frankfurt) geraakt. Die vlucht vertrok eigenlijk op hetzelfde tijdstip als onze oorspronkelijke vlucht, dus hij heeft geluk gehad. Maar Vincent was niet de enige die geluk heeft gehad . Even later bevond ik me (hetzij zwaarbeladen) terug in het centrum van Shanghai, samen met Ibrahim. We zijn iets gaan eten, de koffer naar Bon gaan terugbrengen, en daarna zijn we met zn allen (Bon, Ziff, zus van Ziff, Ibrahim en ik) naar de film geweest. We liepen nogmaals over Nanjing Lu en ik nam Ibrahim mee naar Tianzifang. Daar was jammer genoeg bijna alles al dicht (om 11 uur gaat alles toe), behalve 2 gezellige tavernes ergens in een zijstraatje.
We besloten om de volgende dag nog eens naar de Expo te gaan. Naast nogmaals het Belgische en Turkse paviljoen, zijn we langs onder andere de USA, Chili, Kazachstan en een paar Arabische landen geweest. In het Turkse paviljoen kregen we gratis kebab, omdat de kok en Ibrahim stadsgenoten bleken te zijn. Ibrahim genoot er met volle teugen van, en voor mij was het ook leuk onverwachts toch nog eens op de Expo te kunnen zijn. We probeerden regelmatig via de achterpoortjes binnen te geraken, maar de regels waren er verstrengd omwille van boze Chinezen. Ibrahim haalde zijn beste Arabisch en Japans boven, maar het mocht niet baten. We zijn naast het Japanse paviljoen nog wel een film over de contacten tussen Japan en China gaan bekijken, zodat we toch een beetje het gevoel hadden dat we Japan gezien hadden . s Avondslaat zijn we weer naar de Bund afgezakt, en daar hebben we nog tot s morgens gezeten, tot de zon van achter de wolkenkrabbers in Pudong oprees. We zijn even mijn spullen gaan oppikken bij Bon en daarna heeft Ibrahim me nog vergezeld tot op het absolute einde. Jammer genoeg was het vliegtuig toen niet kapot.
Ik heb weer 10 bladzijden neergepend, en dit verhaaltje mag dan wel geëindigd zijn, maar ik hoop nu al dat er een vervolg komt ) TO BE CONTINUED !
01-09-2010 om 00:00
geschreven door Kelan 
|