Geweld is een direct gevolg van overbevolking van
een gebied en de strijd om de bestaansmiddelen van het gebied. Het is vooral de
groeiende overbevolking die door technologische en medische ontwikkeling worden
aangewakkerd en onderhouden, die oorzaak zijn van de veelvuldigheden van
oorlogen en burgeroorlogen. Ook de schraapzucht en Arische geldgier van
westerse Adel en heersende machten die geen geweld schuwen om rijkdommen en
macht naar zich te trekken, lokken verzet en geweld uit, uit puur en logisch verweer
van de benadeelde bevolking. Ook hier zijn het vooral de jongere heethoofden
die in de bres staan en de meute revolterende zullen vormen.
Pesten.
Kinderen pesten elkaar dood, hoe kan het anders als
de overheidspartijen en niet vies van zijn en zelfs niet terugschrikken van
moord op burgers die hen en hun vuile praktijken bedreigen.
Hoeveel onopgehelderde moorden zijn er en zullen er
nog volgen, waaraan men geen milieuconflict kan koppelen. Waarom eist men van
deelnemers in de regering absolute collegialiteit, als er geen vuiligheid is
dat binnenkamers moet blijven.
1940-45:
Jeugdrevoltes zijn van alle tijden, gedurende de
tweede wereldoorlog waren het jongeren idealisten uit de burgerij van tussen
15 en 25 die het initiatief namen en witte brigades vormden, geweld en sabotage
pleegden tegen de vijandelijke troepenmacht en op vermeende ZWARTEN zoals men
verraders of vermeende verraders van het eigen volk omschreef. Sommigen doen
het uit idealisme andere uit wellust en twistziekte of dus echte amokmakers.
Schoolstrijd:
De
eerste schoolstrijd (1878-1884) De
opkomst onder liberaal beheer van de overheidsscholen die niet onder verplicht
christelijk onderwijs opkwamen, en waarbij het vooral jongeren idealisten bijgestaan door
echte amokmakers waren, die de revolte compleet maakten.
De
tweede schoolstrijd (1950-1958) De
strijd om subsidiering van de vrije katholieke scholen, die benadeeld waren
doordat zij geen subsidiering genoten, ook hier waren het jongeren idealisten vooral
studenten van het hoger onderwijs bijgestaan door echte amokmakers die op de bres gingen en de straten opbraken terwijl ze kat en muis speelde met
de politie. Deze jonge rebellen van zowel de eerste als tweede schoolstrijd
belanden veelal in de politiek als eerbare politici.
De Koreaanse oorlog:
De
Koreaanse Oorlog begon in juni 1950 met een aanval van communistisch Noord- op
Zuid-Korea. Hij eindigde in juli 1953 met een wapenstilstand. Er is echter
nooit een vredesverdrag gesloten.
(Wikipedia)
Op
25 juni 1950 vielen Noord-Koreaanse troepen Zuid-Korea binnen. Daarop besloot
de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties tot militaire steun aan Zuid-Korea.
Uiteindelijk bestond die militaire steun uit een troepenmacht waaraan naast
troepen van de Verenigde Staten nog vijftien landen deelnamen: waaronder België. Het waren vrijwilligers
uit het leger, vooral jonge militairen die er naartoe trokken.
De burgeroorlog in Syrië.
Ook hier zijn het jongeren idealisten bijgestaan
door echte amokmakers die naar Syrië trekken om er te vechten tegen
het geweld dat op, geloofgenoten wordt gepleegd. Hier is het vaak gebaseerd op
een opgewekt gevoel van idealisme door ronselaars als Fouad-Belkacem, doch ook
hier moet men rekenen met een belangrijk deel van ziekelijke amokmakers die de
hoofdbrok vormen.
Men mag bedenken dat
revolteren een eigenheid is aan de puberteit en de volwassenwording van ALLE jongeren
en slechts een gezond element in de ontwikkeling tot volwassenheid vormt, daar
ontwikkeling staat voor het verzamelen van ervaringen en zonder ervaringen
ontwikkeling geen waarden heeft.
|