In het nabije Kanaän worden Maria en haar zoon
Jezus, door vrienden op een bruiloft genodigd. Dergelijke bruiloft duurt naar
zuiderse gewoonten, verscheidene dagen en betekende dagen aan een stuk feesten.
De derde dag houdt Maria, die steeds klaar staat om aan dergelijke feestjes
deel te nemen, het voor bekeken, de wijn is op en feesten zonder wijn kan niet.
Ze roept haar zoon en zegt.;
Kom
jonge, de wijn is op, dus het feesten is hier gedaan, we zullen dan maar gaan
zeker.
Doch zoon lief, die net als zijn moeder, al
behoorlijk wat beneveld blijkt, herinnerd zich ondanks de nodige alcohol, aan
zijn roeping, en denkt dat dit een goed ogenblik is om zich als geroepenen te
laten kennen.
Hierop zegt hij tegen zijn moeder,
Zeg
tegen de mensen dat ik het nodige zal doen, met de zegen van mijn vader in de
hemel moet het lukken, en laat maar wat kruiken water brengen. Uiteraard is het de vraag welke vader hem hier
gaat helpen, zijn vader Jozef of de God van Abraham, en vader van het
uitverkoren volk der joden. Maria die wel een glaasje lust is te beneveld om op
die vraag een antwoordt te vinden.
De door bedienden aangebrachte kruiken water, worden door hem gezegend,
terwijl hij het publiek er van overtuigd dat dit nu een goddelijke wijn is.
Gezien allen zo beneveld zijn, is waarschijnlijk niemand van de
drinkebroers in staat enig onderscheid te maken tussen water en wijn. Een ding
stond vast, deze wijn was super, bezorgt je geen koppijn en liep binnen als
hemels water.
Als hij daags nadien en nuchter verneemt wat er op de bruiloft gebeurd is,
en wat hij uitgespookt had, rijst bij hem de vraag, heeft mijn vader in de
hemel mij geholpen. Ja, dat zal wel, want allen vonden de wijn super, hijzelf
ook, hoewel hij er zich niet veel neer van herinnerd. Maar nu achteraf bedenkt
hij dat het feitelijk een miskleun van jewelste was, en dit met de hulp van
zijn vader in de Hemel? Hij die zich geroepen acht, de wereld te verlossen van
geweld en agressie, maakt wijn voor een bedronken bende.
Ergens klopt er iets niet, doch hij herinnerd zich nauwelijks wat er zich
afgespeeld heeft, zij hadden allen genoeg wijn gedronken, of ja een beetje meer
dan genoeg. Stel je voor, nuchter zijnde vliegen ze elkaar al in de haren, laat
staan dat ze nog dronken zijn op de koop toe. Het hele gebied is nu al een hutsepot
van clans die elkaar, tot vandaag nog best rauw lusten.
Hij bedenkt nu echter dat zijn vader in de hemel natuurlijk zo wijs zal
geweest zijn om het water te laten wat het was, in al zijn wijsheid wetend dat
de dronkaards niks zouden merken. Ja, nu hij er nuchter over na denkt, is hij
wel zeker, ze hebben toen allen heerlijk water gedronken, zijn hemelse vader
heeft in al zijn wijsheid daar wel voor gezorgd.
Tot slot:
Wat niet in de Bijbel vermeld werd, is dat hij echter door de plaatselijke
wijnhandelaar voor de rechter werd gedaagd op grond van oplichting, illegale
concurrentie en wijnvervalsing.
|