Ons verhaal voor December komt uit Ierland. Niet kerst gerelateerd, maar wel de moeite om te lezen, en wie weet om geïnspireerd te worden deze tocht eens over te doen anno 2021, 90 jaar later. Een nakomeling van een Minervist vond het dagboek van zijn grootoom, welke in het jaar 1929 een bijna 1000 kilometer lange tocht plande en uitvoerde met zijn Minerva. Het verhaal is uitvoerig opgetekend, met een enkele overlevende foto, poserend bij Mount Mukisch. Over de wagen zelf word helaas niet heel veel verteld, enkel dat hij onvermoeibaar was. De auto, een model met dickeyseat, was waarschijnlijk nog in nieuwstaat. De reis zelf word beschreven over 5 pagina's, welke toch wel enige aanzet geven tot goesting. Wij namen de moeite om de plaatsbeschrijvingen op een kaart uit te zetten, om zo een idee te vormen van het traject.
Hier het hele verhaal.
Englisch, Use Google translator.
Ierse reis.
Al vele
jaren hadden we het over een kampeervakantie, en nu, eindelijk zijn we klaar
voor een ontdekkingsreis naar Donegal. Onze twee kleine ‘scout’ tenten werden
in de auto gepakt, samen met grondbedekking, dekens en kussens, onder en op de
zitbanken, en de dickey werd volgeladen met dozen boodschappen, een ketel, een bakpan, sauspan,
en tenslotte het belangrijkste, een kleine kachel. De auto was eerder klein, dus we konden
slechts het allerbelangrijkste aan bagage meenemen. Voldoende kleding, om te
gebruiken in geval we nat zouden worden, en genoeg eten in blik voor één week,
in het geval we ons te ver van de beschaving zouden bevinden, wetende dat delen
van Donegal eerder wild en onbewoond zijn, en accidenten altijd tot de
mogelijkheid behoren. Ik voorzag mezelf van eerste hulp benodigdheden, lint,
verband, iodine, carronolie, zalf en
pleisters.
Het eerste
deel van de reis van Belfast naar Enniskillen, was niet avontuurlijk. Bij
Belleek, thuishaven van de Ehina fabriek maakten we een bocht naar de ontmoetingsplaats
van Engelse en Amerikaanse toeristen, het douane kantoor. Ik geloof dat deze officials verantwoordelijk
zijn voor het buitenhouden van vele Engelse en zelfs Noord Ierse tourristen uit
de ‘vrije staten’. En toch is er weinig nodig voor het overschrijden
van de grens. De gemakkelijkste weg, is
zoals wij het deden. Vraag de nodige formulieren aan, en maak ze over aan de R.A.C.
en laat hen de rest doen. Een bedrag
voor het voertuig is aan hen overgemaakt volgens zijn waarde, en alles wat
nodig is aan formulieren om te tonen aan de grenzen word bezorgd. De douane
beambten zelf zijn de essentie van beleefdheid, en schitteren in hun plicht, bij
de controle of alles in orde is. Als ze het gewild hadden konden ze ons vragen
om al onze bagage te openen, maar ze vertrouwden ons vriendelijk zodat we
onze weg naar Ballyshannon konden verder
zetten. Hier voor de eerste keer constateerden we dat al de postkantoren,
bedienden, straatborden, etcÂ…. in
pitoresque Ierse letters waren
weergegeven, waarmee we al weldra familiair begonnen te worden.
We waren
uiteindelijk echt in Donegal. Een korte rit van enkele mijl bracht ons tot in
Rossnowlagh, waar we voor het eerst de wilde Atlantische golven zagen brekend
op de zwarte rotsen. Het uitzicht en het geluid waren overweldigend. Hier kregen we een eerste blik op de ‘Blue
Staek MountainsÂ’ Deze wildernis is kenmerkend
voor de schoonheid van Donegal.
Van Donegal
reden we tot Barnsmore Gap, en terug rond Lough Esk. Deze route staat met slechts enkele woorden
vermeld in de gidsen, maar wij zouden zeggen dat ze zeker niet gemist zou mogen
worden door de liefhebbers van ruige landschappen. De bergen zijn magifique, en de brede rivier donderd naast de weg, wat het geheel
tot een niet te missen avontuur omtovert. Gigiantische hopen van Graniet herbergen
vele forten, ooit gebouwd om de smalle pas te verdedigen op de meest nauwe
plaatsen. De omhoog torenende steile
hellingen bevinden zich aan weerszijden.
We
spendeerden een comfortabele nacht in Donegal en de volgende morgen verlieten we Mount Charles,
een klein dorp van waaruit je een breed overzicht hebt over Donegal bay. Aan onze rechterkant scheerden we langs de
baai, tot we aankwamen in Killbegs, een
mooie plaats met een natuurlijke haven.
Verder
rijden vanuit Killbergs langs de kustweg, kwamen we in Fintra Bay, met het mooiste uitgestrekt strand van
goudgeel zand dat ik ooit had gezien. We
genoten er allen van en trakteerden ons met een plons in de warme
golfstroom. Voldaan reden we verder naar
Muckross Head. Fantastische krijtstenen
kliffen liggen niet op het parcours, maar zeker het bezoeken waard. De extraordinaire rotsformaties en variërende
kleuren maken het spektakel compleet. Hier ook krijgen we een eerste zicht op de
loodrechte kliffen van Slieve league, welke 640 meter boven de zeespiegel
uitpriemen, dikwijls gehuld in mist en wolken. Toevoegsel aan een betoverend en
mysterieus beeld.
Ik had nog
nooit zo hoge golven gezien, die zich over de platte kliffen wierpen, met
overdonderend geluid. Vandaaruit namen
we een zeer heuvelde weg naar Carrick.
Enkel mijl na Carrick bracht ons
naar Bundglass, waar we de auto achterlieten, en ons te voet begaven naar Carrigan Head, om de enorme kliffen van
Slieve League te aanschouwen. Dit uitgesproken uitzicht heeft de mooiste combinatie van Zee, Kliffen,
en Bergen van het continent. De kleuren
zijn even opmerkelijk als de impresionante hoogte van 640 meter, evenals de
kleine baaien die zich als juwelen nestelen aan de voet van de rotsen.
Terug in
Garrick, zetten we onze tocht verder door de wilde veenlandschappen
richting Malin Beg, waar we onze tent opsloegen
aan een klein riviertje.
Vroeg in de
morgen verlieten we dan Malin Beg via Malin Grove richting Glen Head, een mooi
stukje kust dat het waard is te voet te verkennen, en daarna het binnenland in
te trekken naar Glen Columbkille. Hier
in een van de meest eenzame en ontoegankelijke streken die je je kan
voorstellen leefde ooit St. Columba, en
relikwiën van hem zijn overal tegenwoordig.
Het is een mooie vallei, wild en verlaten. Het zicht in de richting van
de hoge bergen waar we vandaan kwamen, voor we weer naar omlaag duiken is
superbe. Het zou een ultiem uitkijkpunt kunnen zijn. De kliffen en de zee zijn
moeilijk te overtreffen, maar de vallei en zijn antiquiteiten moeten niet ver
onderdoen.
De Bergen
over, moesten we omlaag naar Glengesh Hill, welke verondersteld word de ergste route te
zijn in Noord Ierland. Een serie
haarspeldbochten op een zeer steile helling,
welke veel gebruikt word door de Ierse Motor club om er te racen. Ter hoogte van Andara rijden we door een
laagliggend land, naar Narrin, voorbij
Port Noo, een kleine havenstad, en verder dan naar Dowross. Vele toeristen missen dit kleine stukje, maar
het bevat een van de wildste en facinerendste scenes van heel de reis.
Bij iedere
bocht van de weg mikken we op de kleine grijze berg die uitsteekt over de grijze rotsen.
Vele
granieten blokken lijken in het wild rondgestrooid in het distrikt Narrin, en
elke heuvel is bezaaid met grijze menhirs.
De afwezigheid van bomen maakt deze omgeving ruw en bleek, maar het
uitzicht van Dowross tot de baai van Slieve tovey en zijn kliffen, zijn
verrassend mooi. Dit zou een mooie
plaats zijn voor een toekomstige vakantie.
Dwalend rond
de kop van Gwee- Barra, geërodeerd door de gelijknamige rivier, langs een lange
brug, kwamen we bij de zandige heuvels aan de andere kant. Hier sloegen we weer
onze tent op. Het zilveren warme zand,
droeg eveneens de warme lucht van de golfstroom. De interesse en vriendelijkheid die we overal
kregen, was ‘most striking’ Op deze
plaats liep een plaatselijke boer enkele km met ons mee om ons de meest
geschikte kampeerplaats aan te wijzen.
We kregen melk zoveel we maar wilden, en de betaling werd gewoonlijk geweigerd, of zeer af en toe
aanvaard voor ‘the wee ones’
Eieren
kosten nooit meer dan een shilling per dozijn, en aardappelen kregen we er gewoon
bij op verzoek. Iedereen was de
vriendelijkheid zelve voor de zeldzame campeerders.
De volgende
dag, bij het verlaten van het strand, volgden we de Gwee-Barra rivier richting
Lough Barra, een wild, eenzaam meer, gelegen in de scene van het Bleak Moorland
landschap. Rijdend tussen de Gwendowan
bergen en de Derryveagh, raakten we in Loung
Vengh en maakten we een omweg rond Garton Lough. Lough Veagh is ‘verry pretty’, met pitoresque
kastelen op de oevers. Maar de bergen verderop waren betoverend, en hier kregen we de eerste glimp van
Muekish, de vierkant vormige massa van graniet welk het noord Donegalse
landschap domineert. De wegen hier waren
erg goed, liggend in een schitterend berglandschap. Enkele mijl verder, kwamen we in het zicht
van Errigal, de hoogste berg van Donegal,
een conische massa van glinsterend kwarts, welk veel geleek op de met
sneeuw bedekte bergen van Zwitserland. Deze vallei tussen de Derryveagh bergen
an Errigal, was de meest beklijvende van alles wat we al gezien hadden op onze
reizen. Errigal zelf is uniek en aan de
andere kant van de weg ligt de ‘poisoned glen’
een rare griezelige vallei,
omgeven door de wilde steile bergen, en eindigend in een mooi meer. Het was een mysterieus aandoende plaats door
het spel van zon en schaduw, bleekheid en schoonheid, verrassend en diepe
stilte.
Met spijt
verlieten we deze unieke locatie, en blikten we terug op Errigal, langzaam
tuffend door Gweedore naar Rosses. Dit
is een laag liggend veengebied, een wirwar van meren en grote rondslingerende
granieten rotsblokken. De populatie
bestaat grotendeels uit Vissers, en een klein deel van het land is voor de
landbouw. Vanuit Dunfanaghy, de volgende
dag, reden we gezapig verder naar afdaling
van Horn Head in onze onvermoeibare auto, zo ver als de weg ons bracht. Het
zicht van de horizon is de beklimming waard, en het uitzicht van de Grand kliff
van Horn Head zelf, het extensieve zicht op de haven baai, met zijn vele
eilandjes and inhammen. Verderop het
adembenemende Mulroy Bay, met de dominante ‘Muckisch’ op de achtergrond,
maakten een impressie om niet vlug te vergeten.
Dunfanaghy
verlatend, reden we naar Port-Nablagh, langs greppels van goudkleurig zand, richting
Marble Hill strand, waar we weer een glorieus zicht kregen op de scheepshaven, met in de verte een rij van blauwe heuvels,
en bocht na bocht konden we de gele zandvlaktes observeren.
Het landschap
van Dunfanaghy, langsheen Sheephaven Bay tot Rossapenna is magnifiek. Bossen reiken tot aan de rand van het water,
en de weg kronkelt zich een baan tussen de paarse heide en goudkleurig gras.
Achter elke bocht onthult zich een nieuw fris beeld van schoonheid, met steeds
op de achtergrond de paarse heuvels die Muckisch en Errigal typeren.
We trokken
verder naar Mulroy Baai, een inham van de zee, omzoomd met beboste eilanden en de
binnenkomende drie vingerige delta met
zijn krommingen en bochten.
We stopten nabij
Portsalon om de zeven arken te bezoeken, een collectie van groteske,
boogvormige rotsformaties, gevormd door de wilde wateren van de Atlantische oceaan.
Van hier heb je dan weer een super
uitzicht langsheen Lough Swilly tot aan de ‘Rugged Heather Clad Hills’ op de achtergrond. Hier genoten we onze laatste pick-nick,
en de wilde natuur op zÂ’n best, want van hieruit keerden terug met een goed gevoel.
Van Millford
ging het via Letterkenny naar
Stabane, waar we weer de douane moesten
passeren om de vrije staten te verlaten.
Onze reis vanaf hier was niet avontuurlijk en ordinair.
Zo ging het terug naar Belfast en naar huis, na een trip van 600 mijl
doorheen een van de meest glorieuze landschappen van Europa.