Springuel.
Via onze vriend Lucien Hautvast, welke zich vlijtig bezigde
bij voorgenoemde merken Vivinus en Pipe, kwamen we terecht bij ander Belgisch
merk met ambitie en alure. Hij werd in 1910 geëngageerd door autobouwer Springuel, een merk dat in 1902 zijn levenslicht zag.
Toen begon Jules, net afgestudeerd
als ingenieur met het construeren van enkele prototypes automobielen voor eigen
gebruik. Plaats van delict; Huy. Zijn zoektocht naar speciaalheid viel in de smaak en onder druk van vrienden,
pakte hij het groter aan. In 1907 kocht hij een oud fabriekspand om uit te
breiden. Officieel onder de naam S.A. des Automobiles Springuel.
De eerste wagen die uitkwam was een
tourer die een snelheid van 80 km/h kon behalen, een flinke jongen in die tijd
die aardig wat spektakel creëerde. Het merk werd bekend omwille van zijn prima
kwaliteit. Ze maakten gebruik van top
materialen voor de motoren, en om de bedrijfszekerheid te garanderen hadden de
wagens een dubbel ontstekings systeem. Er was geen plaats voor fragiele fragmenten.
Wat betreft de vervaardiging van mechanische onderdelen, bijna alles werd met de hand en in eigen beheer gemaakt. Ludovicus Springuel, neef van Jules verteld ; De motor werd op een testbank geplaatst, draaide minimaal acht uur en werd vervolgens op een chassis gemonteerd. Een tester reedt enkele honderden kilometers, en noteerde al zijn opmerkingen. De motor werd vervolgens volledig gedemonteerd, gecontroleerd, opnieuw geassembleerd en uiteindelijk aan de klant geleverd, welke daarna een impuls van verrukking kon ervaren. Vooral de zeer soepele werking van de koppeling van Springuel werd voor die tijd als een 'bijna orgasme' ervaren.
Het carrosseriewerk werd zoals destijds gebruikelijk, uitbesteed, maar
wel onder toezicht en aanwijzingen van Jules die overal een vinger in de pap
wilde hebben zonder zich te verbranden. Men
oogste felicitaties van de koning op het salon in Brussel van 1908, welke toen ook klant
werd.
Vanaf 1910 kwamen er meerde
modellen om een keuze te kunnen maken uit 3 lengteÂ’s.
In dat jaar trokken ze ook de succesvolle
Lucien Hautvast aan om op essentieel sportief vlak reclame te kunnen maken. Het was meteen in de
roos, want ze wonnen de ‘Coupe de la Meuse’ met de 16 pk. Ook in dat jaar werden ze eerste in de
Meeting dÂ’Oostende. In 1911 herhaalden ze het succes van de Coupe de la
Meuse. Jules kon dus direct een mooi palmares aan adelbrieven voorleggen.
Er kwam ook een kopzijklepper 2,12 liter die vanaf 1912 vele successen
kende in wedstrijden. Meegevoerd door de stroom, kon dit succes niet
onopgemerkt voorbijgaan; Er volgde een samenwerking met Imperia. De merken
hanteerden elk een eigen naam, een dun laagje Springuel-ImperiaÂ’s werden geboren
. Vanaf 1914 waren er 4 modellen ; 12/14 pk en 16/20 18/24 en 26/28 pk. Jules toonde altijd interesse om te
verbeteren, en ontwierp een vierde merk, de ‘Abadal’. Deze was qua prestaties
te vergelijken met de Hispano Suiza. Puur krachtvoer!
Ook de coureur ‘Klinkhamers’ reed
voor Springuel. Hij vestigde een record toen hij in Huy een helling van 8%
trotseerde met een snelheid van 75km/h. Op de vlakke weg haalde hij een goed gerijpte 117,64
km/h.
Datzelfde jaar schitterden ze ook
weer in de voorgenoemde wedstrijden in de sportwagen categorie. Derny deed het ook goed bij een
betrouwbaarheids rit waarbij hij probleemloos een afstand van 756 kilometer
aflegde aan een gemiddelde snelheid van 86 km/h in de Ardennen.
Jules hield
zijn geheimen angstvallig verborgen onder een luchtdicht afgesloten motorkap.
Eén Springuel verhuisde naar
Argentinië om deel te nemen aan een parcours van 1000 km door de woestenij van
de Andes. Hij reed aan een gemiddelde snelheid van 70 km/h, inclusief een botsing met een paard, wat hem veel tijd koste om de wagen te herstellen.
Maar u raad het al, de wereld begon andersom
te draaien toen de Duitsers letterlijk roet in het eten kwamen strooien.
Tijdens de bezetting probeerden ze de geheimen van de succesvolle motoren te
ontfrutselen; maar Jules weigerde ze prijs te geven, en werd prompt uit zijn eigen fabriek
gesmeten. Machines en autoÂ’s verdwenen per trein richting oosten. Na de oorlog
werden enkel nog enkele wagens geassembleerd met overgebleven- en vernieuwde
onderdelen, maar de productie kwam nooit meer op gang. Ook al omwille van
ziekte van Jules, welke hieraan overleed
in 1929. Hij tekende wel nog enkele
ontwerpen, maar moest genoegen nemen met de wetenschap dat tijdens de oorlog een
Springuel de persoonlijke post van de
Koning verzekerde in een verbinding met
Le Havre. Een laatste heldendaad voor
het merk.
Trofeeën en nalatenschappen worden
tegenwoordig bewaard door familieleden en vrienden. Voornamelijk door Hervé
Springuel, zoon van Ludovic, neef van Jules.
Lang werd gedacht dat er geen overlevende Springuel's meer ronddwaalden op deze aardbol, en waarschijnlijk is dat ook zo. Men werk wel aan een replica.De stad Huy gaf in 1997 Beeldhouwer Jean-Marc
Gaspard de opdracht een sculptuur te maken. Hij koos als culturele identiteit voor de gemeente de raceauto van Springuel, als eerbetoon aan de voormalige autoconstructeur.
Hij vervaardigde het beeld volledig in aluminium om ook de kwaliteit van het merk te
benadrukken. Een beetje Prozac voor uw ziel, te bewonderen op een rotonde te Huy.
Weet je dus niet waarheen, deze tip
als sociale ontmoetingsplaats. Maak eens een zoektochtje naar Huy en portreteer een
mooi aandenken met je oldtimer, mijmerend over de 'goede oude tijd'. Wat als ............
Heb je nog meer info over dit merk, we ontvangen dit
steeds met plezier.

Een eerste foto van de familie Springuel met een van de prototype's in 1904 !

Een latere opname met 'Roi des Belges' carrosserie aan de oever van de maas 1907.

Zelfde plaats, betere foto. Bronnen over het jaartal spreken elkaar tegen.

Familie Springuel met een Coupe chauffeur model. 1913 reeds in samenwerking met Imperia.

Een Springuel gefotografeerd in Luxemburg.

Springuel tijdens 'Coupe de Meuse', bestuurd door Klinkhamers. Men koos voor een 'Toerisme' model.