OM HET ZOEKEN IN DEZE PLANTENDATABASE MAKKELIJK TE MAKEN
DRUK CTRL-F EN VUL IN HET KADERKE
HET GEWENSTE WOORD IN BV."HULST"
EN ALLE VERWANTE TEKSTEN MET HET WOORD "HULST" IN VERSCHIJNEN.
WEL BLIJVEN KLIKKEN TOT U HET GEWENSTE ARTIKEL GEVONDEN HEBT
------------------------------
HOE MEER REAKTIES ER KOMEN HOE MEER DE SITE WORD UITGEBREID
17-10-2010
Viburnum davidii
Viburnum davidii
Botanische naam : Viburnum davidii Nederlandse naam : Sneeuwbal Herkomst : West-China Bijzonderheden : kruisbestuiving, matig winterhard Grondsoort : alle, humeus, kalkrijk Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw Wind : gevoelig Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, tuinen, insecten, heidetuinen, giftig Hoogte : 0.20-0.50 m Vorm : breed Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : mei, juni Blad : wintergroen Vrucht : blauw
Standplaats: Groeit op vrijwel elke grondsoort. Zon of halfschaduw.
Kenmerken: Een laagblijvende maar breed uitgroeiende heester met overhangende takken. Wintergroen. Zet steeds enkele planten bij elkaar want er bestaan mannelijke en vrouwelijke planten. Geschikt voor toepassing in een kleine tuin of in groepen als bodembedekker. Kan last hebben van bladvlekkenziekte of bladluizen.
Bloemen : Bloemen : eindstandige tuilen van kleine bloempjes Kleine, rozewitte bloemen. Staan bij elkaar in tuilen. Opvallende staalblauwe bessen, verschijnen in september en blijven lang aan de struik. Mannelijke struiken dragen geen vruchten Bloeitijd: Juni. Kan echter reeds vanaf maart bloeien.
Planten : Wanneer je ze in grote groepen aanplant vormen ze een voortreffelijke, grootschalige bodembedekking.
Eigenschappen: deze plant is wintergroen (groenblijvend) goed bruikbaar voor bodembedekking geschikt voor groepsbeplantingen geschikt voor onderbeplantingen (heesters, bomen) deze plant is zijn onaantrekkelijk voor konijnen, zijn min of meer veilig voor konijnenvraat deze plant verlangt een zurige bodem (pH 4,5-5 of lager) deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden deze plant vormt opvallende en aantrekkelijk bessen
Vermeerderen : De meeste viburnums vormen volop scheuten vanuit de voet of aan oudere takken. Een sterkgesnoeide struik zal dus opnieuw gaan uitlopen
Weetjes :
De naam davidii verwijst naar een Franse missionaris Armand David (1826-1900) die naast het prediken van het evangelie in China, ook veel nieuwe planten- en diersoorten ontdekte. Hij had ook een grote belangstelling voor rododendrons waarvan hij een uitgebreide collectie bezat.
Viburnum davidii is een groenblijvende soort afkomstig uit de Chinese provincie Sichuan. Hij vormt een zeer dicht vertakte en bebladerde struik van amper 1 m hoog, en 2 meter breed. Het blad is taai, elliptisch tot spits-ovaal en langwerpig-elliptisch, tot 15 cm lang, donkergroen, met drie lengten erven die van de aanhechting aan de bladsteel tot de bladpunt doorlopen. Deze bladstelen en nieuwe scheuten zijn roodachtig bruin aangelopen. In mei-juni verschijnen weinig spectaculaire witte bloemen die echter gevolgd worden door aantrekkelijke metaalblauwe vruchten. deze plant is vorstgevoelig
Snoeien: Viburnum davidii kan ongesnoeid gelaten worden of worden teruggeknipt met een snoeischaar halverwege het voorjaar. Heeft weinig snoei nodig. Indien nodig in maart bijsnoeien om de vorm te corrigeren. Dood hout wegsnoeien.
Verzorging
-De Viburnum doet het goed op zure, zandige en goed doorlatende bodem en houdt van een beschutte plek in de schaduw of halfschaduw.
-De struik moet weinig worden gesnoeid. Natuurlijk is snoeien wel nodig als hij op stam staat. Snoei liefst vóór eind juni. Als je het later doet, snoei je de bloem in wording weg.
-De Viburnum verdraagt een dek van bladeren, compost of boomschors op de wortels. In de zomer beschermt zon dek tegen uitdroging, in de winter tegen de kou.
-De struik kan het stellen met weinig mest en groeit goed op de organische materialen die de wortels beschermen.
Botanische naam : Echinops bannaticus Nederlandse naam : Kogeldistel Herkomst : Zuid-Europa (Hongarije) en Centraal-Azië. Bijzonderheden : drachtplant, vlinders, donkerblauw Grondsoort : alle Vochtbehoefte : droog Licht : half schaduw, zon Wind : weinig gevoelig, zeewind bestendig Gebruik : groepen/vakken, solitair, borders, kust/zeewind, snijbloem, droogbloem, insecten Hoogte : 0.80-1.20 m Bloeikleur/vorm : blauw Bloeitijd : juli, augustus, september Blad : donkergroen
Standplaats: groeit het liefste op een plaats in de felle zon en met een beetje kalk in de grond.
Kenmerken: Met zijn paarsblauwe distels is het een mooie aanvulling in de border. Hommels zijn dol op de kogelronde doornige bloemen. De bloemen zijn ook geschikt om te drogen voor binnenhuisdecoratie. De kogeldistel kan tegen de warmte dus hij doet het prima in de zon.
Bloemen : paarsblauwe distels,Bloeimaanden: september-oktober De kogeldistel bloeit kort maar rijk met grote blauwe bollen. Deze plant is erg sterk en heeft een diepblauwe kleur. Planten : Hij kan in elke goed doorlatende grond geplant worden. Uitplanten kan best op een onderlinge afstand van 30 - 40 cm.
Gebruikte delen: Kunnen gedroogd worden mits men ze snijdt voordat de bloempjes uit de bolletjes komen
Eigenschappen: Ze kunnen heel wat wind verdragen, bloeien juni tot september met blauwe of witte kogelronde bloemen, in juli zijn ze pas echt blauw Ze worden 100cm hoog, het blad blijft lager tot 40cm.
Vermeerderen : Vermeerderen door scheuren / delen van de planten in het voorjaar. Kogeldistels kunnen ook uit zaad worden vermenigvuldigd.
Soorten : Er bestaan een- en tweejarige soorten, maar voornamelijk wordt de vaste plant van de kogeldistel aangeplant
--Echinops bannaticus 'Albus' - wit --Echinops bannaticus 'Blue Globe' blauw; 100 cm --Echinops bannaticus 'Blue Glow' lichtblauw; 90 cm
Weetjes :
-Een kogeldistel wordt graag bezocht door vlinders en hommels.
-Echinops komt van het Grieks waar je het kan vertalen als 'als een egel' wat een duidelijke verwijzing is naar de kogelronde, stekelige bloeiwijze.
-Kogeldistels komen altijd goed tot hun recht als ze in groep worden aangeplant.
-Ze hoeven weinig verzorging en doen het toch goed in bloemenborders. Na de winter mag je ze bovengrond afknippen.
-Mooi te combineren bij Anthemis, siergrassen, Foeniculum, Amarant, Lavatera, Buddleja, witte Lysimachia
Botanische naam : Alchemilla mollis Nederlandse naam : Vrouwenmantel Herkomst : Midden- en Zuid-Europa, Azié Bijzonderheden : regen/dauw op het blad Grondsoort : alle, veen Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Wind : weinig gevoelig, zeewind bestendig Gebruik : groepen/vakken, randen, bodembedekker, borders, bladplant, snijbloem, bostuinen Hoogte : 0.20-0.40 m Bloeikleur/vorm : geel Bloeitijd : juni, juli, augustus Blad : groen, grijsgroen
Standplaats: Vrouwenmantel doet het in vrijwel elke grond goed. Zon- halfschaduw.
Kenmerken:
- plant met geurende eigenschappen - geschikt voor gebruik in de vasteplanten border - goed bruikbaar voor bodembedekking - deze plant is zijn onaantrekkelijk voor konijnen, zijn min of meer veilig voor konijnenvraat - deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Bloemen : Robuuste plant die bloeit met groengele pluimen van kleine bloempjes.
Planten : In de border doen ze het goed als bodembedekker voor en tussen houtige gewassen, maar ook als randplant, in het bijz. van rozenbedden. Vanwege hun geur lenen de bloempluimen zich ook voor maken van zomerboeketten als bijvoegsel van een boeket. De zacht kleuren van Alchemilla lenen zich uitstekend in combinatie met gele rozen. In de border mooi in aanplantingen met Hosta, Bergenia, Geum, Iris, varens en grassen.
Gebruikte delen: De zachtbehaarde bladeren zijn waaiervormig en worden wel een in bloemstukjes gebruikt.
Eigenschappen: Algemeen gekende en veel toegepaste sterke plant.Geschikt om als randplant toe te passen of als bodembedekker. Kleine, groengele, stervormige bloemen in losse schermen. Met elkaar vormen ze een pluim. Geschikt als snijbloem.
Mooie bladplant, vooral na een regenbui wanneer het blad de regendruppels lijkt vast te houden.
Alchemilla mollis is een gemakkelijke meerjarige vaste plant met tot 10 cm grote, ornamentale, grijsgroene bladeren met een zijdeachtige oppervlak, waarop 's morgens de dauwdruppels sfeervol glinsteren. Zijn groengele, geurende pluimen komen begin juni te voorschijn en blijven ver tot in juli zitten. Vaak is er een redelijke nabloei. Alchemilla mollis is inheems in Noord-Griekenland en de Oost-Karpaten in Roemenië en West-Rusland, zuidelijk tot Kaukasus, Noord-Turkije, Armenië en Noord-Iran.Groeit langs beken in weiden en in sparren- en beukenbossen.
Vermeerderen : Vaak zaait hij zichzelf uit. Is een koudkiemer. Scheuren of delen in het najaar of voorjaar.
Soorten :
Alchemilla alpina Groengeel. Laagblijvend (15cm) Bloeitijd: juni-september Geschikt als rotsplant
Alchemilla erythropoda Blauwgroen blad met zachte haren. 30cm hoog Groengele bloemen in schermen. Kleiner dan A.mollis.Bloeitijd: juni-september
Alchemilla mollis De meest toegepaste soort in de tuin. 40cm hoog Geelgroene bloemen in schermen.Bloeitijd: mei-september. langbloeiend Zaait zich makkelijk uit. Goed bestand tegen droogte.
Wanneer de vrouwenmantel bijna is uitgebloeid en de bloemen en de bladeren beginnen te verdorren, dan mag je deze volledig terugknippen tot een vijf centimeter boven de grond. Geef na het terug snoeien wat extra bemesting (blauwe korrel) en na amper 1 week is de bodem al terug bijna volledig dicht gegroeid. Na twee weken is het terug een volwaardige bodembedekker maar dan met frisse groene bladeren en nog 14 dagen later krijg je zelfs een tweede bloei. Deze herbloei is wel minder als in de eerste periode.
Alchemilla is afgeleid van het Arabische 'alchimia', omdat de alchemisten geloofden dat de plant bepaalde geneeskrachtige werkingen had. Later bleek inderdaad dat de plant als zuiverend middel kan gebruikt worden en als middel tegen diarree.
Botanische naam : Scabiosa Nederlandse naam : Duifkruid, Schurftkruid Herkomst : Europa en Azié Bijzonderheden : drachtplant, vlinders, grote bloem Grondsoort : alle, zand, zware klei Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Gebruik : groepen/vakken, borders, snijbloem, insecten Hoogte : 0.60-0.80 m Bloeikleur/vorm : blauw, hoofdje Bloeitijd : juni, juli, augustus, september Blad : groen, ingesneden
Standplaats: matig vochtige, kalkrijke grond. Scabiosa kan in elke normale grond staan met een voorkeur voor droge en kalkhoudende grond.
Kenmerken: De plant wordt 30-90 cm hoog. De onderste bladeren zijn liervormig tot lierdelig en hebben een grote eironde eindlob. De verdere bladeren zijn fijner gedeeld en een- of twee maal veerspletig.
Bloemen : Duifkruid bloeit van juli tot september met roodachtig lila, soms witte bloemen, die in een 1,5-3,5 cm breed hoofdje zijn gerangschikt. De zoom van het vliezige, bijzonder omwindsel (omwindsel van schutbladeren) staat breed uit. Op de bloembodem staan stroschubben. De vrucht is een nootje.
Planten : Verplant hem zo weinig mogelijk, best in april en geeft hem regelmatig wat meststoffen.
Eigenschappen: Snijbloem, Bijen aantrekken, Vlinders aantrekken Een langbloeiende plant waarvan de soort lichtblauwe grote bloemen heeft, er bestaan andere cultivars met witte en andere blauwe tinten. Het blad is langwerpig en groen.
Vermeerderen : Vermeerderen, zaad, delen of scheuren voorjaarsdeling in april
--Duifkruid (Scabiosa columbaria) is een vaste plant uit de kamperfoeliefamilie (Caprifoliaceae). De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeldzaam en zeer sterk afgenomen.
--Duifkruid komt voor in Eurazië en in Nederland in Zuid-Limburg en het rivierengebied. Cultivars van duifkruid worden in de siertuin gebruikt. Duifkruid komt tussen het gras voor op matig vochtige, kalkrijke grond. Op Begraafplaats Bergklooster in Zwolle bevindt zich de grootste groeiplaats van Nederland. In augustus 2007 werden hier vierduizend bloeiende planten geteld. Het totale aantal bedroeg elfduizend.
--Het duifkruid is een vasteplant uit de kamperfoelie groep. De soort staat als zeldzaam en zeer sterk afgenomen.Het kruid komt voor in Europa op verlaten plaatsen.De cultivars van duifkruid worden in de tuin gebruikt. Duifkruid komt tussen het gras voor op matig vochtige en kalkrijke gronden.De plant wordt van 25 tot 60 cm hoog. De onderste bladeren zijn liervormig en hebben een eironde eindlob. De verdere bladeren zijn fijner gedeeld en een paar maal veerspletig.Duifkruid bloeit van juli tot september met roodachtig lila, soms witte bloemen die tot 3,5 cm breed hoofdje zijn
--Schurftkruid of de lieflijker naam duifkruid heeft niets te maken met een nare huidaandoening. De bouw van de bloem is wat schilferachtig of geschubd en ook is er een vergelijking te maken met een duif, die z'n kropveren wat heeft opgezet. Het is een uitstekende en lang bloeiende vaste plant.
Botanische naam : Campanula persicifolia Nederlandse naam : Perzikbladig klokje Herkomst : Europa Bijzonderheden : Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Gebruik : groepen/vakken, borders, kust/zeewind, snijbloem, insecten, kuipen/potten, bostuinen Hoogte : 0.60-0.80 m Bloeikleur/vorm : blauw Bloeitijd : juni, juli, augustus Blad : groen
Standplaats: De plant komt voor op matig vochtige, kalkrijke grond in loofbossen en langs de rand ervan, tussen het struikgewas en in bermen
Kenmerken: Het prachtklokje of perzikbladklokje (Campanula persicifolia) is een vaste plant die behoort tot de klokjesfamilie (Campanulaceae). De plant komt van nature voor in Europa en wordt al vanaf 1554 in siertuinen gebruikt. Het is een in Nederland wettelijk beschermde plant. De plant wordt 30-90 cm hoog, is vrijwel helemaal kaal en vormt wortelstokken. De bladeren zijn stijf en de onderste langwerpig tot lancetvormig bladeren zijn in de bladsteel versmallend.
Bloemen : Het prachtklokje bloeit in juni en juli met hemelsblauwe of witte, wijdklokvormige bloemen. De bloemstelen hebben aan de voet twee blaadjes. De bloemkroon is 25-40 mm lang. De bloeiwijze is een tros met drie tot acht bloemen. De kelkslippen zijn smal-driehoekig en aan de basis 2-3 mm breed.
Planten : Deze Campanula is bijzonder geschikt voor de border op groeiplaatsen in de halfschaduw, bijvoorbeeld naast schaduwgevende soorten, of langs de bosrand. De plant geeft de voorkeur aan een kalkhoudende, humeuze en doorlatende grond.
Voorzie 6-10 planten/m2
Gebruikte delen: Goede snijbloem met stengels van 80 tot 150 cm lang. Mooi te combineren met akelei, margriet of klaprozen.
Eigenschappen: De rechtopstaande vrucht is een doosvrucht met strooigaatjes waar de zaden door vrijkomen. Het duizendkorrelgewicht van de zaden is 0,14 gram.
Vermeerderen : De plant breidt uit door worteluitlopers die ook bruikbaar zijn voor de vermeerdering, als ook zaaien en delen. Gemakkelijk te vermeerderen door zaad, maar dan heb je zowel wit als blauw bloeiende planten.
Perzikbladklokje is een doorlevende Campanula die reeds sinds 1554 bij ons in cultuur is. Inheems in Europa. De bloemen zitten in rechte trossen bijeen en staan opzij gericht.
Campanula betekent in het Latijn letterlijk 'klokje'. Verschillende soorten zijn in ons land inheems; één hiervan, Cam^panula rapunculus (Rapunzelklokje), werd vroeger als groente geteeld: de wortels hebben een pittige, zoete smaak; ze kunnen rauw samen met de jonge, malse scheuten in salades verwerkt worden of bereid worden als asperges.
Botanische naam : Aponogeton distachyos Nederlandse naam : Kaapse waterlelie Herkomst : Zuid-Afrika Bijzonderheden : vanille geur, knol mag niet bevriezen Grondsoort : alle Licht : zon Wind : ongevoelig Gebruik : solitair, groepen Hoogte : drijvend Vorm : overig Bloeikleur/vorm : geurend, wit/crme Bloeitijd : juni, juli, augustus, september, oktober Waterstand : > 0.40 m Winterbeeld : afstervend/overblijvend
Standplaats: Lichteisen: Zon - Half schaduw Aponogeton distachyos staat het liefste in de volle zon, maar neemt met halfschaduw ook genoegen. Let wel: hoe meer licht u haar geeft, des te meer bloemen krijgt u hiervoor terug.
Grondeisen: Kleigrond De beste grond is speciale lelie aarde of klei. In substraat zal de Kaapse Waterlelie voornamelijk blad vormen in plaats van bloemen. Af en toe een groeibol bij de wortels stelt zij op prijs...
Vochteisen: Nat Watereisen: Behoeft licht zuur tot kalkhoudend water en houdt het daarom in de meeste vijvers goed vol
Kenmerken: Deze onderwaterplant mag eigenlijk in geen enkele vijver ontbreken! Het is een betrekkelijk winterharde, drijvende waterplant met langgesteelde groen bruine bladeren die ovaal tot smal langwerpig zijn en leerachtig. De bladeren groeien gedeeltelijk onder water en voor een groot deel drijven ze op het wateroppervlak.
Bloemen : bloeit van april tot mei met witte ruikende bloemen met een vanille geur (ook wel op meidoorn lijkende geur). Soms bloeien ze ook wel eens tijdens de winterperiode (bij zacht weer). De Kaapse waterlelie bloeit twee maal per jaar, maart-mei en juli-oktober. Tussen deze twee bloeiperiodes gaat ze in rust en verdwijnen ook de bladeren. Wanneer je deze plant in de schaduw plaatst kan ze echter het hele seizoen blijven bloeien!
Planten : Plant de Kaapse waterlelie niet te dicht bij andere waterlelies want hij gaat ze anders verstikken. De Kaapse waterlelie wordt best op een diepte tussen 20 en 50 cm geplaatst. Hierdoor kan ze niet vervriezen, maar kunnen de bladeren en bloemen sneller het wateroppervlak bereiken en heb je al heel snel een tapijt van bloemen.
Gebruikte delen: Het is een zeer decoratieve plant met zeer veel pluspunten. Uitermate geschikt voor terrasvijvertjes. Decoratief door bloemen en blad, terwijl de geur het genieten compleet maakt.
Werkzame bestanddelen: In Zuid Afrika is men verzot op de Kaapse Waterlelie, die men er Waterblommekes noemt. Voor dit doel zijn er zelfs speciale kwekerijen te vinden in het prachtige land van Mandela. Er zijn zeer veel culinaire toepassingen te noemen, voor verschillende onderdelen van de plant. De bloemen worden rauw gegeten en gebruikt voor garnering en verwerking in koude voorgerechten en salades. in combinatie met fruit en ijs is het een lekkernij. 'Waterblommetjiebredie' is een stampot van schapenvlees en waterblommetjes. Schijnt verrukkelijk te zijn... Daarnaast gebruikt men bloemen en bloemstengels voor het binden en aromatiseren van stoofschotels. In Frankrijk eet men de scheuten van de Kaapse Waterlelie en zijn er bekend als Kaapse asperges. De wortelknollen zijn eetbaar en worden beschouwd als delicatesse...
Eigenschappen: De witte bloemen staan op lange stelen die net boven het water uitsteken. Opvallend is de merkwaardige Y-vorm van de bloemen. Later verbloeien ze naar groen en gaan de bloemen omkrullen, zodanig dat de gevormde vruchten verder onder water worden gevormd. De bruine puntjes in de bloemen zijn de meeldraden. De planten trekken zich onderwater terug als het kouder wordt, maar komen al vroeg in het voorjaar met hun langwerpige drijvende bladeren en bloemen boven water.
--Bloeiwijze: Samengestelde aar Elke aar bestaat uit twee 'assen'. Elke as draagt vijf tot tien bloemen in twee rijen. Een bloem bestaat uit een roze kroonblad en 8 tot 16 zwartpaarse stuifmeeldraden en 2 tot 6 vruchtbladeren met elk ongeveer 4 vruchtbeginsels. De zwartpaarse stuifmeeldraden contrasteren schitterend met de roze kroonbladeren, die later naar groen verbloeien. De bloem heeft een aparte, wasachtige structuur en lijkt op het water te drijven. 'Rosea' is de roze cultuurvariëteit van de botanische soort die witte bloemen draagt.
Vermeerderen : - Zaait zichzelf uit: laad de zaden stratificeren. In maart in een bakje met kleihoudende grond laten ontkiemen. Plaats het bakje met een beetje water boven de zaden in de volle zon. Na een aantal jaren groeien de zaailingen uit tot een volwassen knol. - Door delen van de knollen in het voorjaar.
Weetjes :
--Aponogeton bloeit overigens ook in de kamer, en wel dan in de winter, als hij daar koel bij ongeveer 10 ° Celcius staat. Opletten want de knol mag niet bevriezen.
--Deze uitstekende waterplant maakt zijn eerste blad aan vanaf eind maart en gaat door met de groei tot de eerste echte nachtvorst. Blad en bloemen verschijnen vanuit de langzaam kruipende wortelstok. Raak niet in paniek als de plant plotseling verdwijnt midden in haar groeiperiode; zij trekt zich dan even terug voor een verdiende rustperiode, maar keert na een aantal weken weer volop terug.
--De Kaapse Waterlelie hoort in elke vijver thuis. Vanwege de heeerlijke geur is het een topper voor terrasvijvers en wat kleinere vijvers. Toch is ze ook geschikt voor grotere vijvers in grote groepen aangeplant. Een aanrader voor strakke, moderne vijvers. Aangeplant in rechte plantmanden zal de plant het gewenste effect alleen maar versterken. Het is een uitstekende beginnersplant, want niet moeilijk in de verzorging.
--De oorsprong van de wetenschappelijke naam Aponogeton is wat onduidelijk. Mogelijk komt het van de woorden aponos (gemakkelijk) en geiton (buur), wegens de gemakkelijke bestuiving door naburige bloemen. Een andere verklaring zou zijn dat er verwezen wordt naar de Romeinse kuurbron Aquae Aponi. Waarschijnlijker is echter dat het een anagram is van de genusnaam Potamogeton. Distachyos betekent twee-arig en verwijst naar de stand van de bloemen.
--Naast de gebruikelijke namen Kaapse waterlelie en wateraar gebruikt men in het Nederlandse taalgebied soms ook wel waterkaars. Andere gebruikte namen zijn wateruitje, Kaaps vijverkruid of Kaaps vijverblad. In het Afrikaans wordt de plant waterblommetjie genoemd.
Ziekten en plagen:
1. Na de bloei verdwijnen soms alle bladeren en sterven de planten af tot aan de knolachtige wortelstok. Dit is een natuurlijk proces. De planten nemen dan een rustperiode in acht van enkele weken om opnieuw voedsel te verzamelen en later weer opnieuw uit te lopen.
2. Slakken: de planten staan dikwijls op het slakkenmenu.
3. De waterleliekever vreet gaten in de bladeren. Ook de stengelbasis kan beschadigd worden waardoor er neusrot gaat optreden. Dikwijls sterft dan de gehele plant af.
Botanische naam : Miscanthus sinensis Nederlandse naam : Chinees riet,Prachtriet Herkomst : Azie Bijzonderheden : witte pluim, 2.00 m Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : zon Gebruik : verwildering, grassen, snijbloem, droogbloem Hoogte : > 1.20 m Bloeikleur/vorm : wit/créme, pluim Bloeitijd : september, oktober
Standplaats: Miscanthus groeit het beste op een humushoudende grond, die permanent vocht kan vasthouden. groeit op vrijwel iedere grondsoort in de zon. Je hoeft niet benauwd te zijn, dat binnen de kortste keren de tuin door prachtriet overwoekerd is.
Kenmerken: - de plant heeft mooie herfsttinten - geschikt voor gebruik in de vasteplanten border - geschikt voor gebruik in de vijvertuin - deze plant vraagt of gedijt goed op droge gronden - geschikt voor een solitaire positie in een beplantingsschema
Bloemen : Witte tot créme kleurige pluimen in het najaar
Planten : Bij de meeste cultivars worden de voeten afgedekt (beschermd), als een strenge vorstperiode zich aanmeld. Je kan dat met een laag bladeren of een mulchlaag. Aantal planten per m2: 1-3
Gebruik : Miscanthus vormt een mooie achtergrond voor andere struiken en vaste planten, zelfs tijdens de wintermaanden. Ze geven een tropisch gevoel aan de tuin.
Eigenschappen: sterke, snelgroeiende plant die niet woekert en in mooie pollen groeit. Decoratief. Vermeerderen : Door scheuren in het voorjaar. Pollen kunnen aan het begin van het voorjaar, vlak voor het uitlopen van de nieuwe halmen, worden gedeeld. Deel door middel van het afsteken van de kleine pollen aan de buitenkant van de plant of door de pol door midden te delen.
Soorten :
--M. sinensis 'Zebrina' en de meer stijf omhoog groeiende --M. sinensis 'Stricta' met de gele banden zijn vrij bekend. Vele Miscanthussen krijgen een fraaie herfstkleur, bijvoorbeeld: sinensis 'Flammenmeer' en M. sinensis 'Africa'. --M. sinensis 'Giganteus' kan als uitzondering ook met weinig zon toe. --M. sinensis´Gracillimus´ is de best gekende en meest gekweekte soort onder het Miscanthus geslacht. Makkelijk in tuinen terug te vinden. Hij is ontstaan bij collega vaste plantenkweker Ernst Pagels uit Leer (Friesland) en wordt ook chinees riet genoemd. Kan heel mooi als solitair in een watertuin gebruikt worden. Bloeit bijna zeker in de herfst met mooie zilverachtige halmen. Hoogte van 1.50 tot 2 meter. De bladeren zijn fijn, grijsgroen en met zilverachtige strepen. Ook schitterend in grote groepen, plant ze dan 1 meter van elkaar
Weetjes :
--'s winters kort afsnijden
Bij het veredelen deed de Duitse kweker Ernst Pagels het pionierswerk. Hij heeft veel mooie rassen gewonnen en dat is de reden dat relatief veel cultivars Duitse namen dragen. Er is veel variatie: onder andere in hoogte, groeikracht en habitus. Sommige soorten krijgen geen pluimen in ons klimaat (bijvoorbeeld de witbonte M. sinensis 'Variegata'), maar de meeste vallen op door meestal glanzende rozebruine pluimen. Door hun toenemende populariteit verschijnen er steeds meer rassen. Er is onder andere een tendens van lagerblijvende rassen die wat sneller een plek kunnen hebben in de relatief kleine Nederlandse tuinen.
De Miscanthussen excelleren in de herfst met hun pluimen en behouden vaak in de winter een mooi silhouet. Het is om die reden en ook ter bescherming tegen de vorst verstandig ze pas in het voorjaar handbreed af te knippen, om plaats te maken voor de nieuwe groei. Bijna alle houden ze van zon en niet te droge grond. Miscanthussen woekeren niet, maar vormen wel een steeds grotere pol.
Je kan de planten ook opbinden zodat ze bij harde vrieskou veel minder te leiden hebben
Nog een voordeel is dat ze bij het afsnijden niet uiteen vallen een mooi op te rapen zijn
Botanische naam : Sarcococca Nederlandse naam : Vleesbes Herkomst : India, China en Oost-Azië Kenmerk : Snijbloem, Geurende bloem, Bodembedekker Soort : Heester / struik Standplaats : Schaduw Grondsoort : Droge bodem, Normale bodem, Vochtige bodem Bloeikleur : wit Bloeimaand : januari, februari, maart Bladkleur : Groen Hoogte : van 40 tot 1.50 ,afhankelijk van de soort Wintergroen : Bladhoudend / wintergroen Winterhardheid : Goed winterhard
Standplaats: Sarcococca groeit op vrijwel elke grond maar heeft een voorkeur voor eerder vochtige maar goed doorlatende grond. Het is een bodembedekker die ook goed gedijt op moeilijke, droge, schaduwrijke plekken. Toch verkiest de Sarcococca een goed doorlatende maar vochthoudende bodem en dat in de halfschaduw tot schaduw.
Kenmerken: Het is een lage, spreidende, groenblijvende struik die perfect is voor diepe schaduw. Eventueel een beetje terug in vorm snoeien kan na de bloei. De ellipsvormige bladeren zijn diepgroen en glanzend en iets groter dan van de Buxus. Na de bloei verschijnen opvallende zwarte bessen.
Bloemen : Bladhoudende heester met witte bloemen die verschijnen in januari - maart. De kleine, sterk geurende bloemetjes staan in groep samen en vallen eigenlijk niet zo hard op, maar ze verspreiden een hemels aroma die je van enkele meter ver al kan waarnemen.
Planten : Kan eventueel toegepast worden in blokken/ vakken of als onderbegroeiing, bodembedekker. Omwille van de geringe afmetingen is deze plant geschikt voor elke tuin. Op een beschutte plaats, solitair of in kleine groepen aangeplant. Een leuke combinatie kan je maken met bijvoorbeeld de op hetzelfde moment bloeiende Helleborus of Mahonia bealei. Je kan deze planten ook goed gebruiken om smalle strookjes tuin mee op te vullen. Plantperiode :Gans het jaar door Plantafstand :40cm of 5 stuks per 2 lopende meter
Gebruikte delen: Als je een paar takjes afknipt voor binnen, geurt de hele kamer ernaar.
Eigenschappen:
- deze plant is vorstgevoelig - deze plant bevat geurende plantendelen - deze plant is wintergroen (groenblijvend) - geschikt voor groepsbeplantingen - geschikt voor een solitaire positie in een beplantingsschema - deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden - deze plant vormt opvallende en aantrekkelijk bessen
Vermeerderen : laat zich vermeerderen uit zaad en door stekken of afleggen.
Soorten :
--Sarcococca hookeriana is een vrij compact struikje die tot 0,8 meter hoog. De crèmekleurige bloemen verschijnen in de winter.
--Sarcococca hookeriana var. digyna heeft smallere bladeren.
--Sarcococca hookeriana var. humilis is een lage dwergvorm die max. 0,4 meter zal worden. Het is een ideale groenblijvende bodembedekker voor in de diepe schaduw. De witte bloemen scheiden een honinggeur af.
--Sarcococca confusa kan 1,5 meter hoog worden. De confusa heeft gladde, glanzende, donkergroene bladeren die tot 5 cm lang zijn. De groepjes witte bloemetjes verschijnen langs de takken van de late herfst tot in de winter.
--Sarcococca ruscifolia is de meest gekende soort en de tot 80 cm hoge plant is afkomstig uit China. Na de bloei verschijnen bij deze echter glanzende, rode bessen.
Sarcococca confusa is een bossige, spreidende struik met lange, slanke, puntige bladeren die donker en glimmig zijn. Het blad is ovaal tot ovaal-eirond, 2,5-5,5 cm langen donkergroen. De roomkleurige, gele sterk welruikende bloemen worden gevolgd door kleine, zwarte glanzende vruchtjes. Deze soort is alleen in cultuur bekend. Is ontstaan uit zaad verzameld door Wilson in West-China, maar is verder nooit in het wild gevonden. Het is waarschijnlijk een natuurlijke hybride. Lijkt zeer veel op Sarcococca ruscifolia var. chinensis, maar met zwarte bessen en twee of drie stempels.
Weetjes :
Deze plant komt oorspronkelijk uit India, China en Oost-Azië en is familie van de Buxaceae. Het is een geslacht met 11 soorten groenblijvende struiken
Een nog te weinig gekende en toegepaste winterharde en wintergroene heester die weinig onderhoud vraagt. Ze zijn niet gevoelig voor ziektes of plagen.
Nauw verwant aan buxus maar de bladeren zijn groter en staan afwisselend geplaatst. In Frankrijk heet hij dan ook 'buis parfumé' of geurbuxus.
Snoeien Eventueel een beetje terug in vorm snoeien kan na de bloei
Botanische naam : Choisya Nederlandse naam : Glansmispel of Mexicaanse oranjebloesem Herkomst : Verenigde Staten en Mexico Bijzonderheden : Geurende bloem, Opvallende bladeren Soort : Heester / struik Standplaats : Zon, Halfschaduw Grondsoort : Droge bodem, Normale bodem Vochtbehoefte : normaal Bloeikleur : wit Bloeimaand : mei, juni Bladkleur : Groen, Geel Hoogte : 1,5 m - 2 m Wintergroen : Bladhoudend / wintergroen Winterhardheid : Matig winterhard
Standplaats: goed doorlatende, humusrijke grond. Een plaats in de volle zon of halfschaduw is het beste.
Kenmerken: De bladen geuren heerlijk als je ze kneust. De bloei mag rijk genoemd worden. Tijdens de bloei is de struik overdekt met groepjes stervormige bloemen.
Bloemen : De stervormige bloemen komen te voorschijn uit de bladoksels. De bloemen hebben in knop een roze gloed, eenmaal open zijn ze zuiver wit en ruiken bovendien lekker.
Planten : exotische aandoende plant voor gebruik in potten, bakken, terraskuipen edm. - deze plant verlangt een zurige bodem (pH 4,5-5 of lager)
Eigenschappen: Half winterhard tot winterharde, bladhoudende heester. Wordt vooral toegepast in potten en bloembakken maar verdient in de tuin zeker een plaats. Tegen een beschutte muur. Kan ook worden toegepast om er blokken mee te vormen.
Vermeerderen : In de herfst kan de plant door kopstek worden vermeerderd.
Soorten : - Choisya 'Aztec Pearl': wintergroene heester (tot 2m) met ingesneden blad. Rijkbloeiend. Geurende bloemen. Beschutte plaats geven.
-Choisya moet aan het einde van het voorjaar direct na de bloei worden gesnoeid om een tweede bloei in de nazomer mogelijk te maken. De bloei in de nazomer is wel minder dan de voorjaarsbloei. Knip de uitgebloeide scheuten met 30 centimter terug. Knip in het voorjaar doodgevroren scheuten bij de grond weg.
Ziekten en plagen: Doordat de planten vrij vorstgevoelig zijn moet de winterschade regelmatig worden bijgesnoeid.
Botanische naam : Aster alpinus Nederlandse naam : Voorjaarsaster Herkomst : Europa Bijzonderheden : drachtplant, zodenvormend, stapelmuur Grondsoort : alle, humeus, kalkrijk Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : zon Gebruik : groepen/vakken, borders, insecten, rotstuinen Hoogte : 0.10-0.20 m Bloeikleur/vorm : wit/créme, hoofdje Bloeitijd : mei, juni, juli Blad : grijsgroen
Standplaats: Lage asters van 20 cm hoog , houden van de volle zon, bloeitijd: mei-juni
Kenmerken: Het is kruidachtige plant die aantrekkelijk is voor bijen, vlinders en vogels. Hij doet het beter over het algemeen in koelere klimaten.
Bloemen : Kleur : lilablauw Bloeitijd : mei - juni
Planten : Aanbevolen aantal per vierkante meter : 11
Eigenschappen: Aster alpinus is een polvormende plant uit de bergen van Europa die gewoonlijk circa 15-30 cm hoog wordt en 45 cm breed en die van eind voorjaar tot midden zomer grote bloemkorfjes draagt met een geel hart en met een donkergroen blad. Het is een populaire, winterharde rotsplant
Soorten : Aster alpinus: blauwpaars A. 'Albus', witte bloemen A. 'Happy End': roze bloemen
Weetjes :
Hoogte ongeveer : 20 cm. Nederlandse naam : Alpen-aster
Kenmerken: De luchtige bloeiwijze die net wolken lijken en de sierlijke groeiwijze maken dit gras de moeite waard voor elke tuin. Ze staan mooi in de border met andere siergrassen of in combinatie met vaste planten zoals bv Campanula Loddon Anna. Voorkeur voor een neutrale tot zure grond, en een vochtige tot natte bodem.
Bloemen : Bloemkleur : geel Bloeiperiode : juni - aug Bloemen : open pluimen die uitsteken boven het blad
Planten : open plaatsen, bosrand, frisse, vochtige bodem
Gebruik : groep,grote groep,middelgrote groep,solitair
Eigenschappen: overhangend donkergroen blad bloeit in pluimen dichte groeiwijze
Vermeerderen : soorten vormen pollen, die zich concentrisch uitbreiden en kunnen gescheurd worden
Soorten : --D. cespitosa 'Goldtau' --D.'Goldschleier' zijn de meest gebruikte cultivars, met roodbruine bloemen die verbloeien naar goudgeel. --D.'Tardiflora' heeft groene aren.
Weetjes :
Smele groeit van nature in alle gebieden met een gematigd klimaat. Dit siergras komt het beste tot zijn recht in flinke groepen.
Ruwe smele bloeit in juni en juli met grote tot 20 cm lange pluimen. De aartjes zijn 4-6 mm lang, meestal tweebloemig en hebben vliezige, glanzende, stompe kelkkafjes, die groen, zilverkleurig, goudachtig of paars kunnen zijn. De kafnaaldjes van de onderste kroonkafjes steken niet buiten de kelkkafjes uit. De vrucht is een graanvrucht.
Ruwe smele komt voor op natte, voedselrijke, min of meer zure grond in grasland, uiterwaarden, loofbossen, dijken, laagveenmoerassen en waterranden.
Ruwe smele is waardplant van de microvlinder Elachista albifrontella.
Botanische naam : Hypericum calycinum Nederlandse naam : hertshooi,Sint Janskruid Herkomst : Balkan, Klein-Azié Bijzonderheden : halfheester Grondsoort : alle, kalkrijk Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : schaduw, half schaduw, zon Gebruik : bodembedekker, verwildering, kust/zeewind, insecten Hoogte : 0.20-0.40 m Bloeikleur/vorm : geel Bloeitijd : juli, augustus, september Blad : wintergroen, blauwgroen
Standplaats: Prefereren volle zon, maar verdragen ook wat schaduw. Ze gedijen het beste in vruchtbare, goed doorlatende grond die voldoende vochtig blijft in het voorjaar en de zomer. Standplaats lichtbehoefte ,zon, halfschaduw
Kenmerken: Een goede bodembedekker voor elke niet te natte tuingrond. Bij strenge winters zonder sneeuw is het goed om een winterbescherming aan te brengen, alhoewel de plant in de lente wel weer uitloopt Ze hebben soms last van roestziekte.
Bloemen : De bloemen verschijnen van juli tot september, zijn heldergeel en 7-8 cm breed. Ze staan meestal afzonderlijk en hebben roodachtige helmknoppen.
Planten : Verlangt een plaats met veel zon en een goed doorlatende humusrijke bodem. Deze plant is goed te combineren met andere heesters of struiken op een vochthoudende bodem. De geadviseerde plantafstand is 8-10 st. per m2. Verdraagt een temperatuur tot -15 gr. C.
Gebruikte delen: De bladeren
Werkzame bestanddelen: Alle hertshooisoorten hebben klieren die voornamelijk in de bladeren zitten en die een bepaalde stof afscheiden. De tinctuur wordt gebruikt tegen onder andere ischias, zenuwaandoeningen en brandwonden en is vaak een toegevoegde stof bij antidepressiva
Eigenschappen: - deze plant is vorstgevoelig - deze plant is wintergroen (groenblijvend) - geschikt voor gebruik in de vasteplanten border - goed bruikbaar voor bodembedekking - geschikt voor groepsbeplantingen - geschikt voor onderbeplantingen (heesters, bomen) - deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Vermeerderen : Vermeerdering in de zomer door stek of ook door wortelstekken (uitlopers) te nemen.
Soorten : Wereldwijd zijn kent het geslacht ongeveer vierhonderd soorten
H.androsaemum : 80cm, geel, zwarte bessen, kan als een laag haagje gebruikt worden. H.calcycinum : 25cm, geel H.'Excellent Flair' : 80cm, geel, bruin rode bes H.hookerianum 'Hidcot' :100cm, goudgeel H.olympicum 'Citrinum' :15cm, cremegeel, grijs blad H.perforatum : 60cm, geel
Weetjes :
Hertshooi (Hypericum) is een plantengeslacht uit de hertshooifamilie (Hypericaceae). Het geslacht omvat struiken en kruidachtige planten. De soorten zijn populair in de sierteelt omdat de soort goed uitstoelt en mooi geel bloeit in de zomer. Enkele soorten en hybriden (Hypericum androsaemum, Hypericum ×inodorum) ontwikkelen bessen in het najaar. De besdragende soorten worden sinds begin jaren negentig op grote schaal als snijtak voor in boeketten geteeld.
Hypericum calycinum is een lage bodembedekkende soort die we daarom onderbrengen bij de vaste planten. De plant is afkomstig uit Zuid-Europa (Turkije) en was vroeger de beste soort voor grote oppervlakken. Hoewel de plant probleemloos wil groeien in de droge schaduw onder bladverliezende bomen, bloeit hij in de zon veel rijker. Momenteel niet meer zo populair wegens zijn gevoeligheid voor o.a. roestziekte. Een droge standplaats beïnvloed de ziekte. De bladeren zijn eirond, 5-10 cm lang, matglanzend, donkergroen, van onder blauwachtig groen en leerachtig.
Een waarschuwing: slakken houden zich graag schuil onder hertshooi, maar ze eten er niet van.
Winterhardheid In koude winters vriezen er vaak takken dood, waarna men ze tot op de grond moet terugsnoeien.
Ziekten en plagen Deze soort is bijzonder gevoelig voor de roestziekte. Hypericum is onder niet ideale omstandigheden wat gevoelig voor roest. Dit zal zich in hoofdzaak openbaren in het vochtige najaar. Het ziektebeeld is te herkennen aan de rood-bruine spikkeltjes aan de onderzijde van de bladeren. Deze spikkeltjes zijn allemaal hoopjes met sporen, welke bij droog weer en wind kunnen worden verspreid. In veruit de meeste gevallen zal na een grondige voorjaarssnoei de plant in het volgende jaar weer uitbundig groeien en bloeien. Bij aanwezigheid in de zomer, proberen de aantasting weg te snoeien en af te voeren. Niet in de compostbak!!
De Boerenjasmijn stelt geen bijzondere eisen aan de bodem. Hij bloeit beter in de zon dan in de halfschaduw.
Phila is afgeleid van het Latijnse woord philonotis, dat vochtminnend betekent. De boerenjasmijn is dus geschikt voor gronden, die vocht vasthouden.
Kenmerken:
Herkomst en naamgeving
De naam is verwarrend, want de Boerenjasmijn geurt als de echte Jasmijn, maar is het niet. De echte Jasmijn ( Jasminum officinale) is een klimplant met geurende, witte bloemen die laat in de zomer bloeien. De vorm van de bloemen lijkt op die van de Winterjasmijn. Beiden horen bij de zelfde familie, namelijk de olijfachtigen. Het blad is samengesteld uit 5-7 kleine blaadjes.
De botanische naam Philadelphus verwijst naar de Egyptische Prins Ptolemy II Philadelphus die gek was lekkere geurtjes. Volgens de legende liet hij in zijn paleis ieder jaar een feest organiseren ter herinnering aan de dood van Adonis (een mooie jonge man). In potten die men uit gegraven heeft, vond men sporen van heerlijk geurende oliën. Tafels waren versierd met zilveren vazen gevuld met geurende bloemen. De Boerenjasmijn heeft dus een prinselijke naam gekregen.
Aanbeveling: hommels, bijen en andere nectarminnende insecten profiteren alleen van de ongevulde bloemen.
bloemen :
De Boerenjasmijn begint in mei te bloeien en is een geliefde heester in onze tuinen om zijn mooie, witte of roomwitte bloemen en zoete geur die je uit de slaap kan houden wanneer een dergelijke struik bij het slaapkamerraam staat.
Bloeien met witte of roomwitte heerlijk geurende bloemen.
Vier bloemblaadjes.De gevuldbloemige soorten geuren over het algemeen minder dan de enkelbloemige soorten.
Planten :
U kunt deze heester in het najaar of vroege voorjaar planten. Doe tijdens het planten extra organische mest bij de wortel.
Snoeien :
Om te voorkomen dat de Boerenjasmijn verwildert, kunt u de takken die gebloeid hebben wegsnoeien.
Om van boerenjasmijn lange tijd te genieten is een juiste snoeiwijze van belang. Let er op, dat u een pas gekochte struik iets dieper in de grond plant dan hij op de kwekerij stond. Dit bevordert de groei van jonge scheuten.
De grootste boerenjasmijngroep zijn hybriden. Die worden direct na de bloei - aan het einde van de zomer - gesnoeid. Hiertoe wordt ongeveer de helft van de oude scheuten tot op de basis van de struik weggeknipt. Heeft zo'n oude scheut laag bij de grond al een goede jonge scheut, dan wordt boven deze scheut gesnoeid. Verjongingssnoei wordt in de winter uitgevoerd. Knip dan alle oude scheuten bij de grond af. Jonge scheuten worden met een kwart tot de helft van hun lengte ingekort. Zorg in alle gevallen voor een open struik, waarin de scheuten op afstand op de basis staan.
Philadelphus coronarius wordt op dezelfde wijze gesnoeid als hiervoor uiteengezet.
Philadelphus microphyllus wordt ook zo gesnoeid, maar voer verjongingssnoei aan het begin van het voorjaar uit.
Vermeerderen : Meestal door stekken
Eigenschappen:
Boerenjasmijn wordt als solitaire struik of als fors groeiende losse haag gebruikt. Bedenk, dat de struik met gemak tot drie à vier meter hoog kan worden en zeker drie meter in doorsnede wordt. De struik heeft bladen tot tien centimeter lang, ze zijn breed elliptisch van vorm en hebben gezaagde randen. De meeste soorten en hybriden van Philadelphus bloeien in de periode begin mei - juni, een enkele hybride bloeit tot ver in juli.
Soorten :
De Boerenjasmijn is een bladverliezende struik waarvan meer dan 60 cultivars bestaan. Deze zijn ontstaan uit kruisingen tussen verschillende soorten. De mooiste hybriden komen uit de Franse kwekerij Lemoine . Het is een gemakkelijke struik die zich aan allerlei situaties aanpast, zelfs als hij in halfschaduw en op arme grond groeit. Luchtvervuiling kan hem niet deren.
coronarius Gedrongen groei. Wordt tot twee meter hoog. Grote geurende bloemen.
coronarius 'Aureus' Als de soort. Bladen lopen lichtgeel uit. Bloem iets kleiner.
coronarius 'Variegatus' Als de soort. Met wit gerand blad.
hybride 'Albâtre' Compact groeiende struik. Bloeit in juni met sterk geurende, halfgevulde bloemen.
hybride 'Beauclerk' Middelhoge struik. Bloeit met grote gebroken, witte bloemen, die rond de meeldraden iets roze zijn.
hybride 'Belle Etoile' Wordt tot twee meter hoog. Takken hebben gebogen punten. Bloemen enkel met gefranste rand, rode vlek in het midden.
hybride 'Frosty Morn' Tot drie meter hoog. Bloeit rijk met gevulde bloemen.
hybride 'Innocence' Tot ruim vier meter hoog. Blad geel gevlekt. Bloemen sterk geurend, albast wit.
hybride 'Lemoinei' Groeit met dunne scheuten. Geschikt voor losgroeiende haag. Bloemen wit, enkel.
hybride 'Manteau d'Hermine' Groeit tot een meter hoogte, maar wordt breed. Geschikt als vakbeplanting. Blad klein. Bloemen crèmewit, geheel of half gevuld. De laagste variëteit.
hybride 'Mont Blanc' Middelhoge struik. Heeft dunne scheuten en klein blad. Bloemen geurend, enkel.
hybride 'Rosace' Wordt tweeëneenhalf tot drie meter hoog. Bloeit met witte, komvormige bloemen, enkel.
hybride 'Schneesturm' Tot vier meter hoog. Met gevulde, witte bloemen.
hybride 'Silberregen' Middelhoge struik. Bloeit met wijd openstaande, grote bloemen, enkel.
hybride 'Virginal' Hoge struik. Bloeit met witte, halfgevulde bloemen.
microphyllus Tot een meter hoge struik. Bloeit met heel sterk geurende bloemen. Scheuten hebben een donkere, afbladderende bast.
Waarschuwing! De Boerenjasmijn is giftig voor katten!!
Latijnse naam : Fargesia murieliae 'Simba' Nederlandse naam : Bamboe Familie : Poaceae Bladkleur : Groen Hoogte : tot 1,5 m Wintergroen : Bladhoudend / wintergroen Winterhardheid : Goed winterhard Standplaats : Zon, Halfschaduw Soort gewas : Siergras Speciale kenmerken : Haagplant, Opvallende bladeren Habitat : Normale bodem, Vochtige bodem
Standplaats:
Fargesia groeit, zoals de meeste geslachten onder de bamboes, op humusrijke, vochthoudende grond.
Daar het polvormende bamboesoorten zijn, kan je ze ook in grote kuipen of plantenbakken aanplanten mits je ze van voldoende water kan voorzien. Wintergroene planten die in kuip staan dien je in de winter ook te beschermen tegen de uitdrogende oostenwind.
Fargesia's zijn zeer winterharde bamboes met dunne, lichtgroene stengels die zachtjes doorbuigen onder het gewicht van de vele smalle, langwerpige bladeren.
Deze bamboe gedijt goed in de volle zon of in de halfschaduw en dat in een voedzame bodem.
Kenmerken:
Fargesia is een van de aantrekkelijste geslachten onder bamboe. De plant heeft sierlijk blad en opvallend gekleurde scheuten. De oude benaming (synoniem) van dit geslacht was Arundinaria. F. rufa wordt tot één meter vijfentwintig hoog
Planten : Er zijn soorten, die geschikt zijn voor de tuin als solitair, voor in een kuip en ook als haag. Om de bamboe binnen de perken te houden, kan men wortelbegrenzer gebruiken. De wortelbegrenzer is totaal overbodig voor de staande bamboes (Fargesia) die helemaal geen uitlopers vormen. De verschillende Fargesiasoorten zijn aanbevelingswaardig, ook voor de kleine tuin.
De Fargesia's zijn uitstekend te gebruiken als haagplant; men bekomt een wintergroene haag die weinig onderhoud vraagt. Ze kan bijgesnoeid worden, maar dat is geen noodzaak.
Eigenschappen: Bamboes zijn voor veel tuiniers het summum van elegantie. Ze vallen op door hun grote bladeren of hun dikke stevige stengels, die groen, okergeel of zelfs zwart kunnen zijn.
Er is een groot onderscheid tussen woekerende of met wortelstokken uitlopende bamboes en de polvormende of staande bamboes.
Tot de eerste soort behoren de dwergbamboes (Pleioblastus), de breedbladige (Sasa) en de Phyllostachys soorten (tot 6 m).
Soorten : Het geslacht Fargesia telt ongeveer zes soorten. Hiervan zijn maar drie soorten en hun variëteiten echt van belang voor gebruik. Het is moeilijk om de soorten uit elkaar te houden; voor leken een welhaast ondoenlijke zaak. Fargesia murieliae, Fargesia nitida en Fargesia robusta zijn het geschiktst voor gebruik. Tussen de soorten zijn er geen opzienbarende verschillen wat blad betreft. In de kleur van de stengels/scheuten zijn er wel opmerkelijke verschillen. Fargesia muriliae heeft grijsblauwe stengels, Fargesia nitida heeft zwartpurperkleurige stengels en Fargesia robusta heeft groene tot geel gekleurde stengels. F. robusta heeft de gunstige eigenschap niet te woekeren F. nitida 'Nymphenburg' groeit compact Bladen zijn spits langwerpig van vorm en hebben een frisgroene kleur.
De laatstgenoemde soort groeit bovendien niet vanuit een compacte pol (pachymorf). Wat niet van de twee andere soorten kan worden gezegd. Die groeien met worteluitlopers (polymorf).
Weetjes : De meeste soorten stammen af van moederplanten in China en de noordelijke streken van de Himalaya.
Fargesia robusta is, zoals de tweede naam al doet vermoeden, een robuuste groeier. Deze bamboe kan gemakkelijk een hoogte bereiken van zes meter. Viereneenhalve meter hoogte is wel het minimum. Deze soort groeit polvormig en breidt zich langzaam in de tijd concentrisch uit. De bladen ontspruiten uit de scheden bij de knopen op de stengels. De jonge scheuten zijn aanvankelijk tussen de knopen (internodiën) groen van kleur, maar verkleuren naarmate ze ouder worden naar goudgeel.
Fargesia nitida 'Nymphenburg' is een middelhoog groeiende bamboe. De maximale hoogte die deze bamboe kan bereiken, bedraagt circa drieëneenhalve meter. De verschijningsvorm is wat je noemt luchtig. Hoge en lage stengels groeien door elkaar, wat een transparant uiterlijk oplevert. Alle soorten Fargesia nitida groeien ook uitstekend in de schaduw en dat kan van niet veel bamboesoorten worden gezegd. De opvallend zwarte tot purperkleurige internodiën steken fraai af tegen het groene blad. In het najaar en gedurende de winter verkleurt een aantal bladen geel om vervolgens af te vallen (ruien). Ze worden opgevolgd door weer frisgroene, nieuwe bladen.
Deze niet woekerende bamboe is ideaal om aan te planten als solitairplant in kleine tuinen of zelfs als wintergroene haag.
Botanische naam : Artemisia absinthium Nederlandse naam : Absint, Alsem Herkomst : Europa Bijzonderheden : halfheester, wit behaard blad Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : zon Gebruik : tuinkruiden Hoogte : 0.80-1.20 m Bloeikleur/vorm : wit/créme, tros Bloeitijd : juli, augustus, september Blad : groen, grijsgroen
Standplaats: Deze plant heeft goed afwaterende grond en een zonnige plek nodig.
Kenmerken: Alsem is een bitter smakende, stengelachtige plant met grijsgroene blaadjes en gele bloemetjes. De Engelse naam is 'wormwood'. Het heeft een psychoactieve werking en staat bekend als gezondheidsproduct. Vaste, tot 1 ½ meter hoge halfstruik met veerdelige bladeren, door dichte beharing, zilvergrijs. Rijkvertakte pluim met tot 4 mm. brede bloemhoofdjes in de vorm van een halve bol. Groei in droge gebieden van Europa en Azië, op woeste grond, muren en weides.
Gebruikte delen: Alsem wordt gebruikt als ingrediënt in kraamanijs. De olie van de alsem wordt gebruikt als smaakstof in voeding, alhoewel in veel lagere hoeveelheden als in de genoemde absint. Als medicijn werd het als bitter gebruikt bij slechte eetlust, om worminfecties te bestrijden en om de menstruatie te stimuleren. Ook werd het als goede remedie gezien bij lever- en galblaasproblemen. De bloemen en bladeren oogst u in de maand augustus. Droog de bladeren en bloemen in een luchtige ruimte.
Werkzame bestanddelen: De aromatische olie in Alsem bevat de toxine thujone en isothujone. In normale thee of tincturen is maar heel weinig van deze olie aanwezig. De olie is weliswaar effectief tegen wormen, maar kan ook het menselijk zenuwstelsel beschadigen. De bittere stoffen absinthin en anabsinthin stimuleren de spijsvertering.
Te gebruiken bij galblaas ontsteking indigestie en zuurbranden spastische darm parasieten slechte eetlust leverkoliek extreem brandend maagzuur miltontsteking
Eigenschappen: Alsem struiken groeien in het wild in Europa, Noord Afrika en Azië. In Noord Amerika groeit een gecultiveerde vorm. De bladeren, bloemen en de olie die daaruit wordt gewonnen, worden medicinaal gebruikt.
Vermeerderen : In de maand April kunt u overblijvend Absint of Alsem buiten zaaien. De wortels van dit kruid kunt u in de herfst of in het voorjaar scheuren. In het prille begin van het voorjaar neemt u een stekje van het kruid en plaatst dit in zandachtige kompost in een kas of een bak met glasplaat. In de eerste levensjaren kan Alsem niet zo goed tegen vorst.
Soorten : Diversen soorten van dit geslacht komen in Nederland en België voor:
--Artemisia absinthium - Absintalsem --Artemisia ludoviciana (adventief uit Noord-Amerika) --Artemisia vulgaris -Bijvoet - (komt veel voor, langs wegbermen en op ruige plaatsen) --Artemisia campestris subsp. Maritima -Duinaveruit - (groeit in schorren en kwelders) --Artemisia biennis - Rechte alsem --Artemisia campestris subsp. Campestris - Wilde averuit - (langs rivierdalen en in de duinen) --Artemisia maritima - Zeealsem --Artemisia alba - Witte alsem - (synoniem: Artemisia camphorata), een zuidelijke soort vindt men op de kalkrotsen van de Fonds de Leffe (Zuid-België)
Daarnaast worden --Artemisia abrotanum citroenkruid en --Artemisia drancunculus dragon gekweekt. --Artemisia annua - Zomeralsem , zoete alsem of qing hao wordt in China al heel lang gebruikt, maar sinds kort wordt ze ook in de moderne geneeskunde gebruikt als bron van artemisinine, een antimalariamiddel.
Weetjes : Alsem (Artemisia) is een geslacht uit de composietenfamilie (Asteraceae).
De naam alsem verwijst in het bijzonder naar de absintalsem (Artemisia absinthium). Aan de knoppen van deze plant wordt vanouds een geneeskrachtige werking toegeschreven. Het bittere aftreksel van deze knoppen vormt een belangrijk bestanddeel van de dranken vermout en (klassieke) absint. De smaakstof die daarbij een rol speelt is het naar menthol ruikende terpeen Thujon.
Bijbel De spreekwoordelijke bitterheid van alsem komt ter sprake in een passage uit het Bijbelboek Openbaring, (hoofdstuk 8): "10 De derde engel blies op zijn bazuin. Uit de hemel viel een grote ster, die zo fel brandde als een fakkel. Hij viel op een derde deel van de rivieren en op de waterbronnen. 11 De naam van de ster is Alsem. Dat derde deel van het water werd alsem.
Veel mensen stierven door het water, dat bitter geworden was." Na de kernramp van Tsjernobyl in 1986, ontstond de theorie dat deze tekst een voorspelling van die ramp was. Met name een aflevering van Michael Palins reisprogramma Pole to pole zorgde voor de verspreiding van dit verhaal. De naam Tsjernobyl zou volgens deze theorie het Oekraïense woord zijn voor de bittere soorten alsem. Dit laatste is niet helemaal juist: Tsjernobyl is het Oekraïense woord voor bijvoet, een andere soort uit het geslacht.
Gebruik Een gebruikelijke toedieningsvorm van alsem is thee. Eén theelepel kruid in een kop water later trekken, niet koken. De thee heeft echter een zeer bittere smaak, hier is weinig aan te doen. Je kunt een beetje pepermuntblad of anijs in de thee doen. Zoet en bitter gaan niet samen, dus geen suiker in de thee doen. Om absint te maken laat je 40 gram alsem 1 tot 2 weken in een halve liter sterke drank (bv. Pernod) trekken. Na het gezeefd te hebben is deze krachtige drank klaar voor gebruik. Probeer eerst een klein glaasje om het effect goed te kunnen doseren. Zie ook de waarschuwingen.
Waarschuwingen Alsem is giftig. Veel en langdurig gebruik van alsem leidt tot verslaving, lichamelijke en geestelijke achteruitgang en kan nervositeit, rusteloosheid en krampen veroorzaken. Hoge doseringen kunnen hoofdpijn en duizeligheid veroorzaken. Nog hogere doseringen zijn psychostimulerend, krampopwekkend en hebben een verlammend effect. Het verdere intoxicatiebeeld bij overdosering verloopt van willekeurige ontlasting, naar bewusteloosheid, coma en dood. Wanneer je de absint hebt gemaakt, probeer dan eerst een klein glaasje en wacht het effect een uurtje af. Probeer het op een ander moment opnieuw. Je kunt beter te weinig doseren en niets merken, dan dat je jezelf misschien vergiftigt of ziek wordt. Autorijden wordt sterk afgeraden wanneer je onder invloed van alsem bent.
In 1792 werd absint, gemaakt van onder andere alsem, uitgevonden door een Franse dokter. Het was bedoeld als geneesmiddel, maar werd een volksdrank. Veel kunstenaars hebben zich in hun werk laten beïnvloeden door absint. Eerst had de drank de bijnaam 'de groene fee'. Later kreeg het benamingen als 'de pest' en 'de koningin der vergiften'. In 1915 werd de productie van absint in een aantal Europese landen verboden, want men verdacht het brouwsel ervan mensen tot waanzin te drijven. Zelfs bij het drinken in grote hoeveelheden, wat niet aan te raden is, kan men enkel rekenen op een stevige dronkenschap, en is het vooral het hoge alcoholpercentage (tot 75%) dat schadelijk kan zijn. Recentelijk mag het weer in de meeste Europese landen (waaronder nu ook Nederland) verkocht worden.
Botanische naam : Mahonia aquifolium Nederlandse naam : Mahoniestruik, Hulstberberis Herkomst : West-Canada, Noordwest-U.S.A. Bijzonderheden : zaad giftig Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, randen/hagen, tuinen, insecten, wintergroen Hoogte : 1.00-2.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : geel Bloeitijd : maart, april Blad : wintergroen Vrucht : blauw
Standplaats: Zon, Halfschaduw, Schaduw Verlangt een tochtvrije plek in de tuin zoniet valt het blad voortijdig af. De bodem moet iets vochtig zijn, en hoe zonniger hij staat hoe roder het blad wordt in de herfst. deze plant verlangt een zurige bodem (pH 4,5-5 of lager)
Kenmerken: Geurende bloem, Haagplant, Opvallende vruchten, Opvallende bladeren Breed opgaande heester, soms sterk uitstoelend. Te gebruiken als solitaire struik in de border of in blokbeplanting of als lage haag.
Bloemen : Bloeikleur : geel Bloeimaand : april, mei Bladkleur : Groen, Bruin, Rood, Divers Licht geel tot diep goudkleurig geel (botergeel)Eindstandige trossen. Na de bloei verschijnen de blauwzwarte bessen. Deze blijven lang aan de plant zitten.
Gebruikte delen: De vruchten doen denken aan kleine druiven (druifstruik) en worden gebruikt voor het maken van confituur / jam.
Eigenschappen: Een traag groeiende struik dat uiteindelijk 150cm wordt. Opgaande twijgen met glanzend groen getand blad in de zomer. In de herfst verkleuren ze naar brons/puperachtig. In de lente verschijnen er trossen van gele bloemen, gevolgd door blauwe bessen.
Vermeerderen : Vermeerderen door afleggen Wordt ook uit zaad vermeerderd en kan daardoor variabel zijn in groeivorm.
Soorten :
'Apollo': lage en brede vorm, vrij klein blad, diepgele bloemen. Bodembedekker. 0.60m
'Atropurpurea': Breed uitstoelende struik. 0.60m hoog Kleine trossen heldergele bloemen. Blad heeft mooie winterkleur.
'Dart's Quickstep': Opgaande, bossige struik. 1.25 Groot glanzend blad. Rijkbloeiend.
'Donewell': Breed uitstoelend. tot 1m
'Golden Pride': compacte struik tot 0.6m hoog.Klein blad, Rijkbloeiend
'Green Ripple': opgaande heester tot 1m
'Hillary 'Darhill': Compact groeiend. Goed voor vakbeplanting, bodembedekker. Rijkbloeiend
'Maqu': rechtop groeiend tot 1m
'Marijke': Mooi en bossig. Rijkbloeiend. Gezonde, sterke heester.
'Metro': laag en breed uitgroeiend. Tot max 40cm
'Scallywag': brede uitstoelende struik.
'Smaragd': brede en bossige struik. Rijkbloeiend
'Undulata': opgaande heester tot 1.75m. Rijkbloeiend
Weetjes : Mahonia snoeien hoeft nauwelijks te gebeuren. Oude takken mag je tot aan de grond afzagen.
Opgaande twijgen met glanzend groen getand blad van 20 cm lang in de zomer. In de herfst verkleuren ze naar brons/purperachtig.
In de lente verschijnen er trossen van sterk geurende gele bloemen, gevolgd door blauwe bessen.
Mahonia aquifolium is afkomstig uit West-Canada en Noordwest-U.S.A. waar hij voorkomt als onderbegroeiing in naaldbossen. Deze groeiblijvende heerster maakt veel wortelopslag en groeit uit tot een rechtopstaande, bossige struik van 1 m hoog. Bladeren tot 20 cm lang, glanzend en ietwat stekelig. In de late herfst en winter verkleurend naar brons en bruinrood. Opvallend gekleurd hout: wanneer een tak of een wortel wordt doorgesneden is deze diepgeel. Het laat zich raden, dat deze planten vroeger verfstoffen leverden. De lichtgele tot goudgele bloemen staan in dichte trossen.
Eetbare bessen?
De zaden van de bessen zijn giftig. Er is discussie over het gebruik van de rijpe bessen. Er wordt gezegd dat de rijpe (blauwe) bessen bruikbaar zijn voor vers sap, compote, gelei, confituur en dranken.
Meeldauw, bladvlekkenziekte en roest zijn de meest voorkomende problemen bij Mahonia
Mahonia is een botanische naam voor een geslacht van struiken uit de berberisfamilie (Berberidaceae). Het geslacht is genoemd naar Bernard M'Mahon of McMahon (1775-1816), een Amerikaans botanicus. Het heeft dus niets te maken met de houtsoort mahonie.
Er is geen overeenstemming of dit geslacht het verdient erkend te worden of dat het ingevoegd moet worden bij het geslacht Berberis. De 23e druk van de Heukels kiest voor dit laatste.
Indien erkend telt het een 70-tal soorten. De planten in dit geslacht zijn groenblijvend. De bladeren zijn samengesteld. Het zijn langzame groeiers. Ze onderscheiden ze zich van Berberis door hun grote geveerde bladeren. De geveerde bladeren zijn 10-50 cm lang en bestaan uit 5 tot 15 deelblaadjes. De bloemen staan aan 5-20 cm lange stelen.
Het geslacht komt van nature voor in Oost-Azië, de Himalaya, Noord-Amerika en Midden-Amerika.
In België en Nederland komt slechts één soort in het wild voor, namelijk de mahonie (Berberis aquifolium, synoniem: Mahonia aquifolium). Deze soort stamt oorspronkelijk uit het gebied langs de westkust van Noord-Amerika, maar is bij ons uit parken en tuinen verwilderd.
Botanische naam : Euonymus fortunei Nederlandse naam : kruipende kardinaalmuts Herkomst : Japan en Korea Bijzonderheden : plantenbak, heg Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Wind : weinig gevoelig Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, randen/hagen, tuinen Hoogte : 0.50-1.00 m Vorm : opgaand Blad : herfstkleur, wintergroen, witbont
Standplaats: groeit het beste op een goed doorlatende en humusrijke grond
Kenmerken: De stengels liggen in het algemeen over de grond en maken wortels bij de knopen laagblijvende, bossige vorm die sterk in de breedte uitgroeit. Kan ook toegepast worden als klimmer over muurtjes en stenen.
Bloemen : Vanaf het begin van de zomer draagt de struik onopvallende, groenig witte bloemen aan de vertakte, niet klimmende stengels
Planten : bermbeplanting, woon- en werkomgeving, rotonde. Redelijk bestand tegen wind. Plant in het voor- of najaar. Spit eerst de grond diep los . Maak vervolgens een plantgat dat twee keer zo groot is als de wortelkluit. Verbeter de grond met compost. Haal de plant uit de pot. Klop met het plantschopje tegen de potwand, zodat de wortels loskomen. Zet de kardinaalsmuts vervolgens zo diep in het plantgat dat de bovenkant van de wortelkluit aansluit bij het aardoppervlak. Vul op met het verbeterde grondmengsel. Druk dit met de handen goed aan. Maak een gietrand en geef een ruime hoeveelheid water. Verdeel op de grond rond de plant compost of versnipperde boomschors om de aarde vochtig te houden en onkruidgroei te onderdrukken.
Gebruikte delen: bodembedekking,grote groep,haag
Eigenschappen: groene elliptische bladeren met witte rand die in winter vaak een roze zweem hebben. 4 cm lang en 3 cm breed. Giftig bij inname. Vruchten : doosvruchten die in de herfst opensplijten en felgele, rode of oranje zaden tonen die afsteken tegen hun omhulsel. Trekken vogels aan. Giftig voor de mens.
Vermeerderen : de stengels liggen meestal over de grond en maken bij de knopen wortels. Deze stengels kun je afknippen en weer uitplanten. U kunt alle kardinaalsmutsen in de zomer door stekken vermeerderen. Ze wortelen spoedig in een mengsel van zand en turf
Soorten :
Euonymus fortunei Coloratus: groen elliptisch blad dat in de winter roodpurper verkleurt met een sterke spreidende groeiwijze, dienstig als klim- en kruipheester.
Euonymus fortunei Vegetus: struik met groen, eirond blad met een kruipende groeiwijze.
Euonymus fortunei Emerald Gaiety: bredere grijsgroene blaadjes die wit gerand en gevlekt zijn, bruikbaar voor lage haagjes en bodembedekking, groeit tot 50 cm. hoog.
Euonymus fortunei Emerald n Gold: zelfde eigenschappen als voorgaande, doch heeft geel gerande blaadjes.
Euonymus fortunei Harlequin: nieuwe cultivar met lichtgroen gevlamd wit blad, geschikt voor bodembedekking.
Euonymus fortunei Radicans: matgroene kleine blaadjes geschikt als bodembedekker.
Euonymus fortunei Sunspot: grote groene met geel gevlekte bladeren, breed groeiend.
Euonymus japonicus: grote groene eivormige tot ovale bladeren van 3 tot 5 cm. groot. Deze groeit tot 1m50 hoog en vormt een prima solitair of haagje.
Euonymus japonicus Aureopictus: zelfde kenmerken maar met geel blad dat met groen omrand is.
Euonymus japonicus Aureus: zelfde karakteristieken van bovenvermelde, doch heeft een geel gerand blad.
Euonymus japonicus Microphyllus: klein langwerpig groen blinkend blad, niet geheel winterhard, uiterst trage groei tot 50 cm. hoog.
Euonymus japonicus Microphyllus Aureovariegata: typerend als vorige, doch heeft geel gerande blaadjes.
Euonymus japonicus Président Gauthier: grote ovale bladeren, lichtgroen van kleur en wit gerand, bruikbaar als solitair, haagje en klimmer
Weetjes : verzorging Snoei gebeurt in het najaar of het vroege voorjaar, en alleen het dode hout en verkeerd geplaatste takken worden weggesnoeid. Gebroken en beschadigde takken snoei je weg tot op een lager gelegen zijtak (indien aanwezig). Grotere soorten kunnen gebruikt worden voor vormsnoei verdraagt sterke snoei. Snoei in het late voorjaar of de zomer
Als je een bredere plant wil krijgen, neem je in het voorjaar de toppen terug. Bladhoudende planten mag je nooit helemaal kaal knippen. Ze gaan dood van te veel snoei. Laat dus altijd wat groene bladeren zitten om als saptrekker te dienen voor het opnieuw uitlopen van de plant.
Om onder een plant meer licht te krijgen kun je meteen na de bloei de dode bloemen uitknippen, ook bevordert dit het opnieuw uitlopen van de scheuten en bovendien heeft de plant zo een heel seizoen om te groeien en knoppen aan te maken. Bij een stamboompje vraagt het snoeien extra aandacht.
Afkomstig uit Japan en Korea. Het geslacht Eunymus bestaat 2 groepen: te weten de bladverliezende en de grootste, de bladhoudende soort. Altijd goed groeiende planten met mooi bont blad. Hoe donkerder de plaats waar ze staan hoe meer groen er in het blad zit. Probleemloze bodembedekker of klimplant. De wintergroene soorten groeien langzamer dan de andere soort en hebben meer bladeren dan twijgen, en vaak ook bont blad. De soorten met klein blad kunnen grogweg gesteld het best gebruikt worden als bodembedekker, klein haagje, afzetting van de border, in bloembakken of als klimplant. De grootbladige soorten komen het best tot hun recht als solitair, of als halfhoog haagje. Deze houden niet van bakken en potten en ook hebben ze een beschutte plek en winterbescherming nodig.
Bij heet en droog weer kan spint optreden. De eerste symptonen zijn zilverachtige spikkels op de bladeren. Later worden fijne spinsels zichtbaar. Bedek preventief de grond met mulch en houd de planten vochtig. Desnoods een insekticide spuiten.
Botanische naam : Carex Nederlandse naam : Groenblijvende zegge Herkomst : Midden en West Europa Bijzonderheden : zodenvormend, bladeren stijf Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw Gebruik : verwildering, grassen, bostuinen Hoogte : 0.60-0.80 m Bloeikleur/vorm : aar Bloeitijd : juni, juli Blad : wintergroen, groen
Standplaats: Zonnige tot beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselrijke, meestal zwak zure grond en in ondiep zoet, zelden heel zwak brak water.
Kenmerken: De plant wordt 50-100 cm hoog en vormt een dichte pol. De onderste bladscheden hebben geen bladschijf, zijn rafelig en geelbruin van kleur. De bladschede vormt aan de voet van de stengel een fijn vezelnet. De grijsgroene bladeren zijn 2-7 mm breed.
Bloemen : De plant bloeit in april en mei. Het onderste schutblad is korter dan de bloeiwijze. De plant heeft één tot drie mannelijke en één tot vier vrouwelijke aren. De mannelijke aren zitten meestal boven de vrouwelijke aren. De mannelijke aren zijn 2-5 cm lang en de vrouwelijke aren zijn 1,5-7 cm lang. De opgeblazen urntjes zijn 3-5 mm lang en zijn een soort schutblaadjes die geheel om de vruchten zitten. Op het urntje zit een mierenbroodje en de vruchtsnavels zijn lang. Het vruchtbeginsel heeft twee stempels. De nootjes zijn lensvormig.
Planten : De stijve zegge komt voor langs waterkanten, in moerassen, in moerasbossen, in nat grasland en in voedselrijker wordende vennen
Eigenschappen: Stengels: Scherp driekantig, tot 3 mm dik, naar boven toe ruw, onderste scheden glanzend geelbruin, netvormig rafelend, tenslotte een hoeveelheid bruine vezels, dichte pollen zonder uitlopers.
Bladeren: Stijf, grijsgroen, ruwe randen, bij verdroging naar beneden omrollend, aan de voet van de bloeistengels zijn ze kort, stijf en hoogstens 3 mm breed, bladeren van niet-bloeiende scheuten breder (tot 5 mm), minder stijf en veel langer (vaak even hoog als de bloeistengels).
Vermeerderen : Door de pollen te scheuren in het voorjaar
Soorten : Er bestaan wel 350 soorten Cultivars van de stijve zegge, zoals de gouden zegge (Carex elata 'Aurea') worden ook in siertuinen aangeplant.
Weetjes :
De stijve zegge (Carex elata, synoniemen: Carex stricta en Carex hudsonii) is een vaste plant uit de cypergrassenfamilie (Cyperaceae). De plant komt van nature voor in West- en Midden-Europa en in de Kaukasus. De stijve zegge lijkt op de zwarte zegge (Carex nigra), maar vormt dichtere pollen en is langer dan zwarte zegge.
Verspreiding Wereld: De Kaukasus, op 1 plek in Noordwest-Afrika en Midden- en West-Europa, zuidelijk tot in Noord-Spanje en Sicilië, noordelijk tot in Zuid-Schotland en Zuid-Scandinavië. In West- en Midden-Azië en Oost-Europa groeit een andere ondersoort.
Nederland: Plaatselijk vrij algemeen in de noordelijke laagveengebieden, aangrenzende gebieden, Noord-Brabant, het aangrenzend rivierengebied, Noord-Limburg en het oosten van het land, zeldzaam op de Waddeneilanden en zeer zeldzaam elders, o.a. in de duinen.
België: Vrij zeldzaam in Vlaanderen en de Kempen, elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
Botanische naam : Lonicera nitida 'Maigrün' Nederlandse naam : kamperfoelie Herkomst : Midden-China Bijzonderheden : redelijk winterhard, invriezend, hagen Grondsoort : zand, kalkrijk Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw Wind : weinig gevoelig Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, bodembedekker Hoogte : 0.80 m Vorm : breed,compact Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : mei Blad : wintergroen,frisgroen Vrucht : blauw Vermeerderen : stek van kruidachtige delen in juli Snoeien : in vorm snoeien Planten : in okt Bemesten : humus
Standplaats: Verlangt een plekje uit de volle zon. Dus bij voorkeur in gefilterd licht van andere planten. Een plekje in de halfschaduw wordt ook verdragen. Deze plant wenst een voedselrijke, vochthoudende tot vochtige bodem. Verdraagt een temperatuur tot -10 gr De kamperfoelie gedijt het best op een beschutte en windvrije standplaats in een goed doorlaatbare grond. Ook op andere grondsoorten, zoals bosgrond, kan de struik gedijen. Regelmatig snoeien wordt aanbevolen.
Kenmerken: Het is een dichtvertakte struik met overhangende takken die kan uitgroeien tot 1,5 m hoog. De blaadjes zijn groen, elliptisch en circa 1 cm lang. De bloei is in het voorjaar met roomwitte, welriekende, kleine bloempjes. In de nazomer komen er blauwe besjes aan. In zeer strenge winters kan harde vrieswind de struiken bevriezen.
Bloemen : Krijgt in mei/juni kleine witte bloempjes tenzij men het als haagje gebruikt dan blijft de bloei achterwege.
Planten : Geadviseerde plantafstand is 4 - 7 planten per m2.
Gebruikte delen: Kan als haag, solitair en bodembedekker gebruikt worden. Is een snelle groeier.
Eigenschappen: De Chinese kamperfoelie is een struikvormige kamperfoelie net als Lonicera pileata. Beide soorten zijn in het begin van de twintigste eeuw geïntroduceerd door de beroemde Engelse plantenontdekker Ernest Henry Wilson. Wilson was in 1900 in China en vond eerst Lonicera pileata. Acht jaar later ontdekte hij Lonicera nitida.
Weetjes :
De Nederlandse naam is Chinese kamperfoelie. Deze kamperfoelie is er een uit een grote familie, waarvan er velen bekend zijn als bloeiende klimplant. Deze is echter van de andere tak van de familie, die van de kleinbladige vakkenvullers.
Lage struik met een grote sierwaarde, vooral bv. als accentplant in het openbaar groen en in de tuin vanwege de mooie compacte vorm, of de bladkleur.
De Lonicera nitida Maigrün is wat minder wild dan haar grotere broers, te weten pileata en nitida Elegant. De plant is wel giftig
Onderhoud. U kunt in het voorjaar terugsnoeien. Knip alleen de overtollige of beschadigde takken eruit. De plant kunt tegen strenge vorst met dennentakken of blad beschermen.
Ziekten en plagen. De kamperfoelie is niet bijzonder gevoelig voor ziekten en plagen, wel kan er vooral in het voorjaar wel eens een enkel bladluisje in zitten. Probeer natuurlijke vijanden, zoals lieveheersbeestjes te sparen.
Bemesting. Standaard bemesting voor heesters en vaste planten voldoet over het algemeen prima!