OM HET ZOEKEN IN DEZE PLANTENDATABASE MAKKELIJK TE MAKEN
DRUK CTRL-F EN VUL IN HET KADERKE
HET GEWENSTE WOORD IN BV."HULST"
EN ALLE VERWANTE TEKSTEN MET HET WOORD "HULST" IN VERSCHIJNEN.
WEL BLIJVEN KLIKKEN TOT U HET GEWENSTE ARTIKEL GEVONDEN HEBT
------------------------------
HOE MEER REAKTIES ER KOMEN HOE MEER DE SITE WORD UITGEBREID
16-08-2010
Fargesia - Bamboe
Fargesia - Bamboe
Latijnse naam : Fargesia murieliae 'Simba' Nederlandse naam : Bamboe Familie : Poaceae Bladkleur : Groen Hoogte : tot 1,5 m Wintergroen : Bladhoudend / wintergroen Winterhardheid : Goed winterhard Standplaats : Zon, Halfschaduw Soort gewas : Siergras Speciale kenmerken : Haagplant, Opvallende bladeren Habitat : Normale bodem, Vochtige bodem
Standplaats:
Fargesia groeit, zoals de meeste geslachten onder de bamboes, op humusrijke, vochthoudende grond.
Daar het polvormende bamboesoorten zijn, kan je ze ook in grote kuipen of plantenbakken aanplanten mits je ze van voldoende water kan voorzien. Wintergroene planten die in kuip staan dien je in de winter ook te beschermen tegen de uitdrogende oostenwind.
Fargesia's zijn zeer winterharde bamboes met dunne, lichtgroene stengels die zachtjes doorbuigen onder het gewicht van de vele smalle, langwerpige bladeren.
Deze bamboe gedijt goed in de volle zon of in de halfschaduw en dat in een voedzame bodem.
Kenmerken:
Fargesia is een van de aantrekkelijste geslachten onder bamboe. De plant heeft sierlijk blad en opvallend gekleurde scheuten. De oude benaming (synoniem) van dit geslacht was Arundinaria. F. rufa wordt tot één meter vijfentwintig hoog
Planten : Er zijn soorten, die geschikt zijn voor de tuin als solitair, voor in een kuip en ook als haag. Om de bamboe binnen de perken te houden, kan men wortelbegrenzer gebruiken. De wortelbegrenzer is totaal overbodig voor de staande bamboes (Fargesia) die helemaal geen uitlopers vormen. De verschillende Fargesiasoorten zijn aanbevelingswaardig, ook voor de kleine tuin.
De Fargesia's zijn uitstekend te gebruiken als haagplant; men bekomt een wintergroene haag die weinig onderhoud vraagt. Ze kan bijgesnoeid worden, maar dat is geen noodzaak.
Eigenschappen: Bamboes zijn voor veel tuiniers het summum van elegantie. Ze vallen op door hun grote bladeren of hun dikke stevige stengels, die groen, okergeel of zelfs zwart kunnen zijn.
Er is een groot onderscheid tussen woekerende of met wortelstokken uitlopende bamboes en de polvormende of staande bamboes.
Tot de eerste soort behoren de dwergbamboes (Pleioblastus), de breedbladige (Sasa) en de Phyllostachys soorten (tot 6 m).
Soorten : Het geslacht Fargesia telt ongeveer zes soorten. Hiervan zijn maar drie soorten en hun variëteiten echt van belang voor gebruik. Het is moeilijk om de soorten uit elkaar te houden; voor leken een welhaast ondoenlijke zaak. Fargesia murieliae, Fargesia nitida en Fargesia robusta zijn het geschiktst voor gebruik. Tussen de soorten zijn er geen opzienbarende verschillen wat blad betreft. In de kleur van de stengels/scheuten zijn er wel opmerkelijke verschillen. Fargesia muriliae heeft grijsblauwe stengels, Fargesia nitida heeft zwartpurperkleurige stengels en Fargesia robusta heeft groene tot geel gekleurde stengels. F. robusta heeft de gunstige eigenschap niet te woekeren F. nitida 'Nymphenburg' groeit compact Bladen zijn spits langwerpig van vorm en hebben een frisgroene kleur.
De laatstgenoemde soort groeit bovendien niet vanuit een compacte pol (pachymorf). Wat niet van de twee andere soorten kan worden gezegd. Die groeien met worteluitlopers (polymorf).
Weetjes : De meeste soorten stammen af van moederplanten in China en de noordelijke streken van de Himalaya.
Fargesia robusta is, zoals de tweede naam al doet vermoeden, een robuuste groeier. Deze bamboe kan gemakkelijk een hoogte bereiken van zes meter. Viereneenhalve meter hoogte is wel het minimum. Deze soort groeit polvormig en breidt zich langzaam in de tijd concentrisch uit. De bladen ontspruiten uit de scheden bij de knopen op de stengels. De jonge scheuten zijn aanvankelijk tussen de knopen (internodiën) groen van kleur, maar verkleuren naarmate ze ouder worden naar goudgeel.
Fargesia nitida 'Nymphenburg' is een middelhoog groeiende bamboe. De maximale hoogte die deze bamboe kan bereiken, bedraagt circa drieëneenhalve meter. De verschijningsvorm is wat je noemt luchtig. Hoge en lage stengels groeien door elkaar, wat een transparant uiterlijk oplevert. Alle soorten Fargesia nitida groeien ook uitstekend in de schaduw en dat kan van niet veel bamboesoorten worden gezegd. De opvallend zwarte tot purperkleurige internodiën steken fraai af tegen het groene blad. In het najaar en gedurende de winter verkleurt een aantal bladen geel om vervolgens af te vallen (ruien). Ze worden opgevolgd door weer frisgroene, nieuwe bladen.
Deze niet woekerende bamboe is ideaal om aan te planten als solitairplant in kleine tuinen of zelfs als wintergroene haag.
Botanische naam : Artemisia absinthium Nederlandse naam : Absint, Alsem Herkomst : Europa Bijzonderheden : halfheester, wit behaard blad Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : zon Gebruik : tuinkruiden Hoogte : 0.80-1.20 m Bloeikleur/vorm : wit/créme, tros Bloeitijd : juli, augustus, september Blad : groen, grijsgroen
Standplaats: Deze plant heeft goed afwaterende grond en een zonnige plek nodig.
Kenmerken: Alsem is een bitter smakende, stengelachtige plant met grijsgroene blaadjes en gele bloemetjes. De Engelse naam is 'wormwood'. Het heeft een psychoactieve werking en staat bekend als gezondheidsproduct. Vaste, tot 1 ½ meter hoge halfstruik met veerdelige bladeren, door dichte beharing, zilvergrijs. Rijkvertakte pluim met tot 4 mm. brede bloemhoofdjes in de vorm van een halve bol. Groei in droge gebieden van Europa en Azië, op woeste grond, muren en weides.
Gebruikte delen: Alsem wordt gebruikt als ingrediënt in kraamanijs. De olie van de alsem wordt gebruikt als smaakstof in voeding, alhoewel in veel lagere hoeveelheden als in de genoemde absint. Als medicijn werd het als bitter gebruikt bij slechte eetlust, om worminfecties te bestrijden en om de menstruatie te stimuleren. Ook werd het als goede remedie gezien bij lever- en galblaasproblemen. De bloemen en bladeren oogst u in de maand augustus. Droog de bladeren en bloemen in een luchtige ruimte.
Werkzame bestanddelen: De aromatische olie in Alsem bevat de toxine thujone en isothujone. In normale thee of tincturen is maar heel weinig van deze olie aanwezig. De olie is weliswaar effectief tegen wormen, maar kan ook het menselijk zenuwstelsel beschadigen. De bittere stoffen absinthin en anabsinthin stimuleren de spijsvertering.
Te gebruiken bij galblaas ontsteking indigestie en zuurbranden spastische darm parasieten slechte eetlust leverkoliek extreem brandend maagzuur miltontsteking
Eigenschappen: Alsem struiken groeien in het wild in Europa, Noord Afrika en Azië. In Noord Amerika groeit een gecultiveerde vorm. De bladeren, bloemen en de olie die daaruit wordt gewonnen, worden medicinaal gebruikt.
Vermeerderen : In de maand April kunt u overblijvend Absint of Alsem buiten zaaien. De wortels van dit kruid kunt u in de herfst of in het voorjaar scheuren. In het prille begin van het voorjaar neemt u een stekje van het kruid en plaatst dit in zandachtige kompost in een kas of een bak met glasplaat. In de eerste levensjaren kan Alsem niet zo goed tegen vorst.
Soorten : Diversen soorten van dit geslacht komen in Nederland en België voor:
--Artemisia absinthium - Absintalsem --Artemisia ludoviciana (adventief uit Noord-Amerika) --Artemisia vulgaris -Bijvoet - (komt veel voor, langs wegbermen en op ruige plaatsen) --Artemisia campestris subsp. Maritima -Duinaveruit - (groeit in schorren en kwelders) --Artemisia biennis - Rechte alsem --Artemisia campestris subsp. Campestris - Wilde averuit - (langs rivierdalen en in de duinen) --Artemisia maritima - Zeealsem --Artemisia alba - Witte alsem - (synoniem: Artemisia camphorata), een zuidelijke soort vindt men op de kalkrotsen van de Fonds de Leffe (Zuid-België)
Daarnaast worden --Artemisia abrotanum citroenkruid en --Artemisia drancunculus dragon gekweekt. --Artemisia annua - Zomeralsem , zoete alsem of qing hao wordt in China al heel lang gebruikt, maar sinds kort wordt ze ook in de moderne geneeskunde gebruikt als bron van artemisinine, een antimalariamiddel.
Weetjes : Alsem (Artemisia) is een geslacht uit de composietenfamilie (Asteraceae).
De naam alsem verwijst in het bijzonder naar de absintalsem (Artemisia absinthium). Aan de knoppen van deze plant wordt vanouds een geneeskrachtige werking toegeschreven. Het bittere aftreksel van deze knoppen vormt een belangrijk bestanddeel van de dranken vermout en (klassieke) absint. De smaakstof die daarbij een rol speelt is het naar menthol ruikende terpeen Thujon.
Bijbel De spreekwoordelijke bitterheid van alsem komt ter sprake in een passage uit het Bijbelboek Openbaring, (hoofdstuk 8): "10 De derde engel blies op zijn bazuin. Uit de hemel viel een grote ster, die zo fel brandde als een fakkel. Hij viel op een derde deel van de rivieren en op de waterbronnen. 11 De naam van de ster is Alsem. Dat derde deel van het water werd alsem.
Veel mensen stierven door het water, dat bitter geworden was." Na de kernramp van Tsjernobyl in 1986, ontstond de theorie dat deze tekst een voorspelling van die ramp was. Met name een aflevering van Michael Palins reisprogramma Pole to pole zorgde voor de verspreiding van dit verhaal. De naam Tsjernobyl zou volgens deze theorie het Oekraïense woord zijn voor de bittere soorten alsem. Dit laatste is niet helemaal juist: Tsjernobyl is het Oekraïense woord voor bijvoet, een andere soort uit het geslacht.
Gebruik Een gebruikelijke toedieningsvorm van alsem is thee. Eén theelepel kruid in een kop water later trekken, niet koken. De thee heeft echter een zeer bittere smaak, hier is weinig aan te doen. Je kunt een beetje pepermuntblad of anijs in de thee doen. Zoet en bitter gaan niet samen, dus geen suiker in de thee doen. Om absint te maken laat je 40 gram alsem 1 tot 2 weken in een halve liter sterke drank (bv. Pernod) trekken. Na het gezeefd te hebben is deze krachtige drank klaar voor gebruik. Probeer eerst een klein glaasje om het effect goed te kunnen doseren. Zie ook de waarschuwingen.
Waarschuwingen Alsem is giftig. Veel en langdurig gebruik van alsem leidt tot verslaving, lichamelijke en geestelijke achteruitgang en kan nervositeit, rusteloosheid en krampen veroorzaken. Hoge doseringen kunnen hoofdpijn en duizeligheid veroorzaken. Nog hogere doseringen zijn psychostimulerend, krampopwekkend en hebben een verlammend effect. Het verdere intoxicatiebeeld bij overdosering verloopt van willekeurige ontlasting, naar bewusteloosheid, coma en dood. Wanneer je de absint hebt gemaakt, probeer dan eerst een klein glaasje en wacht het effect een uurtje af. Probeer het op een ander moment opnieuw. Je kunt beter te weinig doseren en niets merken, dan dat je jezelf misschien vergiftigt of ziek wordt. Autorijden wordt sterk afgeraden wanneer je onder invloed van alsem bent.
In 1792 werd absint, gemaakt van onder andere alsem, uitgevonden door een Franse dokter. Het was bedoeld als geneesmiddel, maar werd een volksdrank. Veel kunstenaars hebben zich in hun werk laten beïnvloeden door absint. Eerst had de drank de bijnaam 'de groene fee'. Later kreeg het benamingen als 'de pest' en 'de koningin der vergiften'. In 1915 werd de productie van absint in een aantal Europese landen verboden, want men verdacht het brouwsel ervan mensen tot waanzin te drijven. Zelfs bij het drinken in grote hoeveelheden, wat niet aan te raden is, kan men enkel rekenen op een stevige dronkenschap, en is het vooral het hoge alcoholpercentage (tot 75%) dat schadelijk kan zijn. Recentelijk mag het weer in de meeste Europese landen (waaronder nu ook Nederland) verkocht worden.
Botanische naam : Mahonia aquifolium Nederlandse naam : Mahoniestruik, Hulstberberis Herkomst : West-Canada, Noordwest-U.S.A. Bijzonderheden : zaad giftig Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, randen/hagen, tuinen, insecten, wintergroen Hoogte : 1.00-2.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : geel Bloeitijd : maart, april Blad : wintergroen Vrucht : blauw
Standplaats: Zon, Halfschaduw, Schaduw Verlangt een tochtvrije plek in de tuin zoniet valt het blad voortijdig af. De bodem moet iets vochtig zijn, en hoe zonniger hij staat hoe roder het blad wordt in de herfst. deze plant verlangt een zurige bodem (pH 4,5-5 of lager)
Kenmerken: Geurende bloem, Haagplant, Opvallende vruchten, Opvallende bladeren Breed opgaande heester, soms sterk uitstoelend. Te gebruiken als solitaire struik in de border of in blokbeplanting of als lage haag.
Bloemen : Bloeikleur : geel Bloeimaand : april, mei Bladkleur : Groen, Bruin, Rood, Divers Licht geel tot diep goudkleurig geel (botergeel)Eindstandige trossen. Na de bloei verschijnen de blauwzwarte bessen. Deze blijven lang aan de plant zitten.
Gebruikte delen: De vruchten doen denken aan kleine druiven (druifstruik) en worden gebruikt voor het maken van confituur / jam.
Eigenschappen: Een traag groeiende struik dat uiteindelijk 150cm wordt. Opgaande twijgen met glanzend groen getand blad in de zomer. In de herfst verkleuren ze naar brons/puperachtig. In de lente verschijnen er trossen van gele bloemen, gevolgd door blauwe bessen.
Vermeerderen : Vermeerderen door afleggen Wordt ook uit zaad vermeerderd en kan daardoor variabel zijn in groeivorm.
Soorten :
'Apollo': lage en brede vorm, vrij klein blad, diepgele bloemen. Bodembedekker. 0.60m
'Atropurpurea': Breed uitstoelende struik. 0.60m hoog Kleine trossen heldergele bloemen. Blad heeft mooie winterkleur.
'Dart's Quickstep': Opgaande, bossige struik. 1.25 Groot glanzend blad. Rijkbloeiend.
'Donewell': Breed uitstoelend. tot 1m
'Golden Pride': compacte struik tot 0.6m hoog.Klein blad, Rijkbloeiend
'Green Ripple': opgaande heester tot 1m
'Hillary 'Darhill': Compact groeiend. Goed voor vakbeplanting, bodembedekker. Rijkbloeiend
'Maqu': rechtop groeiend tot 1m
'Marijke': Mooi en bossig. Rijkbloeiend. Gezonde, sterke heester.
'Metro': laag en breed uitgroeiend. Tot max 40cm
'Scallywag': brede uitstoelende struik.
'Smaragd': brede en bossige struik. Rijkbloeiend
'Undulata': opgaande heester tot 1.75m. Rijkbloeiend
Weetjes : Mahonia snoeien hoeft nauwelijks te gebeuren. Oude takken mag je tot aan de grond afzagen.
Opgaande twijgen met glanzend groen getand blad van 20 cm lang in de zomer. In de herfst verkleuren ze naar brons/purperachtig.
In de lente verschijnen er trossen van sterk geurende gele bloemen, gevolgd door blauwe bessen.
Mahonia aquifolium is afkomstig uit West-Canada en Noordwest-U.S.A. waar hij voorkomt als onderbegroeiing in naaldbossen. Deze groeiblijvende heerster maakt veel wortelopslag en groeit uit tot een rechtopstaande, bossige struik van 1 m hoog. Bladeren tot 20 cm lang, glanzend en ietwat stekelig. In de late herfst en winter verkleurend naar brons en bruinrood. Opvallend gekleurd hout: wanneer een tak of een wortel wordt doorgesneden is deze diepgeel. Het laat zich raden, dat deze planten vroeger verfstoffen leverden. De lichtgele tot goudgele bloemen staan in dichte trossen.
Eetbare bessen?
De zaden van de bessen zijn giftig. Er is discussie over het gebruik van de rijpe bessen. Er wordt gezegd dat de rijpe (blauwe) bessen bruikbaar zijn voor vers sap, compote, gelei, confituur en dranken.
Meeldauw, bladvlekkenziekte en roest zijn de meest voorkomende problemen bij Mahonia
Mahonia is een botanische naam voor een geslacht van struiken uit de berberisfamilie (Berberidaceae). Het geslacht is genoemd naar Bernard M'Mahon of McMahon (1775-1816), een Amerikaans botanicus. Het heeft dus niets te maken met de houtsoort mahonie.
Er is geen overeenstemming of dit geslacht het verdient erkend te worden of dat het ingevoegd moet worden bij het geslacht Berberis. De 23e druk van de Heukels kiest voor dit laatste.
Indien erkend telt het een 70-tal soorten. De planten in dit geslacht zijn groenblijvend. De bladeren zijn samengesteld. Het zijn langzame groeiers. Ze onderscheiden ze zich van Berberis door hun grote geveerde bladeren. De geveerde bladeren zijn 10-50 cm lang en bestaan uit 5 tot 15 deelblaadjes. De bloemen staan aan 5-20 cm lange stelen.
Het geslacht komt van nature voor in Oost-Azië, de Himalaya, Noord-Amerika en Midden-Amerika.
In België en Nederland komt slechts één soort in het wild voor, namelijk de mahonie (Berberis aquifolium, synoniem: Mahonia aquifolium). Deze soort stamt oorspronkelijk uit het gebied langs de westkust van Noord-Amerika, maar is bij ons uit parken en tuinen verwilderd.
Botanische naam : Euonymus fortunei Nederlandse naam : kruipende kardinaalmuts Herkomst : Japan en Korea Bijzonderheden : plantenbak, heg Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Wind : weinig gevoelig Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, randen/hagen, tuinen Hoogte : 0.50-1.00 m Vorm : opgaand Blad : herfstkleur, wintergroen, witbont
Standplaats: groeit het beste op een goed doorlatende en humusrijke grond
Kenmerken: De stengels liggen in het algemeen over de grond en maken wortels bij de knopen laagblijvende, bossige vorm die sterk in de breedte uitgroeit. Kan ook toegepast worden als klimmer over muurtjes en stenen.
Bloemen : Vanaf het begin van de zomer draagt de struik onopvallende, groenig witte bloemen aan de vertakte, niet klimmende stengels
Planten : bermbeplanting, woon- en werkomgeving, rotonde. Redelijk bestand tegen wind. Plant in het voor- of najaar. Spit eerst de grond diep los . Maak vervolgens een plantgat dat twee keer zo groot is als de wortelkluit. Verbeter de grond met compost. Haal de plant uit de pot. Klop met het plantschopje tegen de potwand, zodat de wortels loskomen. Zet de kardinaalsmuts vervolgens zo diep in het plantgat dat de bovenkant van de wortelkluit aansluit bij het aardoppervlak. Vul op met het verbeterde grondmengsel. Druk dit met de handen goed aan. Maak een gietrand en geef een ruime hoeveelheid water. Verdeel op de grond rond de plant compost of versnipperde boomschors om de aarde vochtig te houden en onkruidgroei te onderdrukken.
Gebruikte delen: bodembedekking,grote groep,haag
Eigenschappen: groene elliptische bladeren met witte rand die in winter vaak een roze zweem hebben. 4 cm lang en 3 cm breed. Giftig bij inname. Vruchten : doosvruchten die in de herfst opensplijten en felgele, rode of oranje zaden tonen die afsteken tegen hun omhulsel. Trekken vogels aan. Giftig voor de mens.
Vermeerderen : de stengels liggen meestal over de grond en maken bij de knopen wortels. Deze stengels kun je afknippen en weer uitplanten. U kunt alle kardinaalsmutsen in de zomer door stekken vermeerderen. Ze wortelen spoedig in een mengsel van zand en turf
Soorten :
Euonymus fortunei Coloratus: groen elliptisch blad dat in de winter roodpurper verkleurt met een sterke spreidende groeiwijze, dienstig als klim- en kruipheester.
Euonymus fortunei Vegetus: struik met groen, eirond blad met een kruipende groeiwijze.
Euonymus fortunei Emerald Gaiety: bredere grijsgroene blaadjes die wit gerand en gevlekt zijn, bruikbaar voor lage haagjes en bodembedekking, groeit tot 50 cm. hoog.
Euonymus fortunei Emerald n Gold: zelfde eigenschappen als voorgaande, doch heeft geel gerande blaadjes.
Euonymus fortunei Harlequin: nieuwe cultivar met lichtgroen gevlamd wit blad, geschikt voor bodembedekking.
Euonymus fortunei Radicans: matgroene kleine blaadjes geschikt als bodembedekker.
Euonymus fortunei Sunspot: grote groene met geel gevlekte bladeren, breed groeiend.
Euonymus japonicus: grote groene eivormige tot ovale bladeren van 3 tot 5 cm. groot. Deze groeit tot 1m50 hoog en vormt een prima solitair of haagje.
Euonymus japonicus Aureopictus: zelfde kenmerken maar met geel blad dat met groen omrand is.
Euonymus japonicus Aureus: zelfde karakteristieken van bovenvermelde, doch heeft een geel gerand blad.
Euonymus japonicus Microphyllus: klein langwerpig groen blinkend blad, niet geheel winterhard, uiterst trage groei tot 50 cm. hoog.
Euonymus japonicus Microphyllus Aureovariegata: typerend als vorige, doch heeft geel gerande blaadjes.
Euonymus japonicus Président Gauthier: grote ovale bladeren, lichtgroen van kleur en wit gerand, bruikbaar als solitair, haagje en klimmer
Weetjes : verzorging Snoei gebeurt in het najaar of het vroege voorjaar, en alleen het dode hout en verkeerd geplaatste takken worden weggesnoeid. Gebroken en beschadigde takken snoei je weg tot op een lager gelegen zijtak (indien aanwezig). Grotere soorten kunnen gebruikt worden voor vormsnoei verdraagt sterke snoei. Snoei in het late voorjaar of de zomer
Als je een bredere plant wil krijgen, neem je in het voorjaar de toppen terug. Bladhoudende planten mag je nooit helemaal kaal knippen. Ze gaan dood van te veel snoei. Laat dus altijd wat groene bladeren zitten om als saptrekker te dienen voor het opnieuw uitlopen van de plant.
Om onder een plant meer licht te krijgen kun je meteen na de bloei de dode bloemen uitknippen, ook bevordert dit het opnieuw uitlopen van de scheuten en bovendien heeft de plant zo een heel seizoen om te groeien en knoppen aan te maken. Bij een stamboompje vraagt het snoeien extra aandacht.
Afkomstig uit Japan en Korea. Het geslacht Eunymus bestaat 2 groepen: te weten de bladverliezende en de grootste, de bladhoudende soort. Altijd goed groeiende planten met mooi bont blad. Hoe donkerder de plaats waar ze staan hoe meer groen er in het blad zit. Probleemloze bodembedekker of klimplant. De wintergroene soorten groeien langzamer dan de andere soort en hebben meer bladeren dan twijgen, en vaak ook bont blad. De soorten met klein blad kunnen grogweg gesteld het best gebruikt worden als bodembedekker, klein haagje, afzetting van de border, in bloembakken of als klimplant. De grootbladige soorten komen het best tot hun recht als solitair, of als halfhoog haagje. Deze houden niet van bakken en potten en ook hebben ze een beschutte plek en winterbescherming nodig.
Bij heet en droog weer kan spint optreden. De eerste symptonen zijn zilverachtige spikkels op de bladeren. Later worden fijne spinsels zichtbaar. Bedek preventief de grond met mulch en houd de planten vochtig. Desnoods een insekticide spuiten.
Botanische naam : Carex Nederlandse naam : Groenblijvende zegge Herkomst : Midden en West Europa Bijzonderheden : zodenvormend, bladeren stijf Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw Gebruik : verwildering, grassen, bostuinen Hoogte : 0.60-0.80 m Bloeikleur/vorm : aar Bloeitijd : juni, juli Blad : wintergroen, groen
Standplaats: Zonnige tot beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselrijke, meestal zwak zure grond en in ondiep zoet, zelden heel zwak brak water.
Kenmerken: De plant wordt 50-100 cm hoog en vormt een dichte pol. De onderste bladscheden hebben geen bladschijf, zijn rafelig en geelbruin van kleur. De bladschede vormt aan de voet van de stengel een fijn vezelnet. De grijsgroene bladeren zijn 2-7 mm breed.
Bloemen : De plant bloeit in april en mei. Het onderste schutblad is korter dan de bloeiwijze. De plant heeft één tot drie mannelijke en één tot vier vrouwelijke aren. De mannelijke aren zitten meestal boven de vrouwelijke aren. De mannelijke aren zijn 2-5 cm lang en de vrouwelijke aren zijn 1,5-7 cm lang. De opgeblazen urntjes zijn 3-5 mm lang en zijn een soort schutblaadjes die geheel om de vruchten zitten. Op het urntje zit een mierenbroodje en de vruchtsnavels zijn lang. Het vruchtbeginsel heeft twee stempels. De nootjes zijn lensvormig.
Planten : De stijve zegge komt voor langs waterkanten, in moerassen, in moerasbossen, in nat grasland en in voedselrijker wordende vennen
Eigenschappen: Stengels: Scherp driekantig, tot 3 mm dik, naar boven toe ruw, onderste scheden glanzend geelbruin, netvormig rafelend, tenslotte een hoeveelheid bruine vezels, dichte pollen zonder uitlopers.
Bladeren: Stijf, grijsgroen, ruwe randen, bij verdroging naar beneden omrollend, aan de voet van de bloeistengels zijn ze kort, stijf en hoogstens 3 mm breed, bladeren van niet-bloeiende scheuten breder (tot 5 mm), minder stijf en veel langer (vaak even hoog als de bloeistengels).
Vermeerderen : Door de pollen te scheuren in het voorjaar
Soorten : Er bestaan wel 350 soorten Cultivars van de stijve zegge, zoals de gouden zegge (Carex elata 'Aurea') worden ook in siertuinen aangeplant.
Weetjes :
De stijve zegge (Carex elata, synoniemen: Carex stricta en Carex hudsonii) is een vaste plant uit de cypergrassenfamilie (Cyperaceae). De plant komt van nature voor in West- en Midden-Europa en in de Kaukasus. De stijve zegge lijkt op de zwarte zegge (Carex nigra), maar vormt dichtere pollen en is langer dan zwarte zegge.
Verspreiding Wereld: De Kaukasus, op 1 plek in Noordwest-Afrika en Midden- en West-Europa, zuidelijk tot in Noord-Spanje en Sicilië, noordelijk tot in Zuid-Schotland en Zuid-Scandinavië. In West- en Midden-Azië en Oost-Europa groeit een andere ondersoort.
Nederland: Plaatselijk vrij algemeen in de noordelijke laagveengebieden, aangrenzende gebieden, Noord-Brabant, het aangrenzend rivierengebied, Noord-Limburg en het oosten van het land, zeldzaam op de Waddeneilanden en zeer zeldzaam elders, o.a. in de duinen.
België: Vrij zeldzaam in Vlaanderen en de Kempen, elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
Botanische naam : Lonicera nitida 'Maigrün' Nederlandse naam : kamperfoelie Herkomst : Midden-China Bijzonderheden : redelijk winterhard, invriezend, hagen Grondsoort : zand, kalkrijk Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw Wind : weinig gevoelig Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, bodembedekker Hoogte : 0.80 m Vorm : breed,compact Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : mei Blad : wintergroen,frisgroen Vrucht : blauw Vermeerderen : stek van kruidachtige delen in juli Snoeien : in vorm snoeien Planten : in okt Bemesten : humus
Standplaats: Verlangt een plekje uit de volle zon. Dus bij voorkeur in gefilterd licht van andere planten. Een plekje in de halfschaduw wordt ook verdragen. Deze plant wenst een voedselrijke, vochthoudende tot vochtige bodem. Verdraagt een temperatuur tot -10 gr De kamperfoelie gedijt het best op een beschutte en windvrije standplaats in een goed doorlaatbare grond. Ook op andere grondsoorten, zoals bosgrond, kan de struik gedijen. Regelmatig snoeien wordt aanbevolen.
Kenmerken: Het is een dichtvertakte struik met overhangende takken die kan uitgroeien tot 1,5 m hoog. De blaadjes zijn groen, elliptisch en circa 1 cm lang. De bloei is in het voorjaar met roomwitte, welriekende, kleine bloempjes. In de nazomer komen er blauwe besjes aan. In zeer strenge winters kan harde vrieswind de struiken bevriezen.
Bloemen : Krijgt in mei/juni kleine witte bloempjes tenzij men het als haagje gebruikt dan blijft de bloei achterwege.
Planten : Geadviseerde plantafstand is 4 - 7 planten per m2.
Gebruikte delen: Kan als haag, solitair en bodembedekker gebruikt worden. Is een snelle groeier.
Eigenschappen: De Chinese kamperfoelie is een struikvormige kamperfoelie net als Lonicera pileata. Beide soorten zijn in het begin van de twintigste eeuw geïntroduceerd door de beroemde Engelse plantenontdekker Ernest Henry Wilson. Wilson was in 1900 in China en vond eerst Lonicera pileata. Acht jaar later ontdekte hij Lonicera nitida.
Weetjes :
De Nederlandse naam is Chinese kamperfoelie. Deze kamperfoelie is er een uit een grote familie, waarvan er velen bekend zijn als bloeiende klimplant. Deze is echter van de andere tak van de familie, die van de kleinbladige vakkenvullers.
Lage struik met een grote sierwaarde, vooral bv. als accentplant in het openbaar groen en in de tuin vanwege de mooie compacte vorm, of de bladkleur.
De Lonicera nitida Maigrün is wat minder wild dan haar grotere broers, te weten pileata en nitida Elegant. De plant is wel giftig
Onderhoud. U kunt in het voorjaar terugsnoeien. Knip alleen de overtollige of beschadigde takken eruit. De plant kunt tegen strenge vorst met dennentakken of blad beschermen.
Ziekten en plagen. De kamperfoelie is niet bijzonder gevoelig voor ziekten en plagen, wel kan er vooral in het voorjaar wel eens een enkel bladluisje in zitten. Probeer natuurlijke vijanden, zoals lieveheersbeestjes te sparen.
Bemesting. Standaard bemesting voor heesters en vaste planten voldoet over het algemeen prima!
Botanische naam : Jasminum nudiflorum Nederlandse naam : Winterjasmijn, Naaktbloeiende jasmijn Herkomst : China Bijzonderheden : leistruik Grondsoort : alle, zand Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Groep : (sier)heesters Gebruik : tuinen Hoogte : 2.00-3.00 m Vorm : breed Bloeikleur/vorm : geel Bloeitijd : januari, februari, december Blad : bladverliezend Twijg/stam : kleurig
Standplaats: De struik stelt weinig eisen aan de bodem en neemt genoegen met vrijwel iedere grondsoort.Op elke kalkarme grond in de zon en schaduw. De bloei is het rijkst op een zonnige plek. De winterjasmijn is een gemakkelijke plant die weinig eisen stelt aan de grond. Het liefst staat hij op kalkarme grond, in de zon is de bloei het rijkst, maar ook in de schaduw kan deze struik het goed vinden.
Kenmerken: Een wat slordig groeiende plant met sterk overhangende, slappe twijgen. De jonge twijgen zijn opvallend felgroen en vierkant. Oudere takken worden bruin van kleur en krijgen een soort kurklaagje. Moet geleid worden of ondersteund. Kan ook gebruikt worden om een talud te laten begroeien. Wordt vooral gewaardeerd door de bloei in de winter.
Bloemen : Kleine, goudgele, stervormige bloemen verschijnen aan de nog kale takken. Niet of weinig geurend. Bloeit aan de takken van het voorafgaande jaar, hou hiermee rekening bij het snoeien. Bloeitijd: December- maart
Snoeien : Uitdunnen om te voorkomen dat de struik een kluwen van oud, dood hout wordt. De oudste twijgen worden weggesnoeid. Deze zijn makkelijk herkenbaar aan de kleur: groengrijs en dof. De jonge twijgen zijn glimmend donkergroen. Snoeien na de bloei in maart/april.
Planten : Het beste kunt u een winterjasmijn tegen een muur leiden, de warmte die een muur uitstraalt voorkomt dat de bloemen bevriezen. De winterjasmijn kan zelf niet klimmen en groeit ook nog eens een beetje rommelig, daarom is het van groot belang dat u een stevig klimornament heeft. U kunt de struik op verschillende manieren ondersteunen, denk hierbij aan een latwerk, pergola of prieel.
Gebruikte delen: Losse takken - bijna in knop - kunnen in huis in bloei getrokken worden en de bloemen blijven lang mooi.
Eigenschappen: De jasmijn heeft kleine gele stervormige bloemen die elk jaar weer verschijnen aan de dan nog kale takken. De hoogte van de struik is een beetje afhankelijk van of hij al dan niet tegen een muur geleid wordt. Leistruiken worden iets van 3 meter en de planten die niet worden geholpen bij het klimmen halen anderhalve meter.
Vermeerderen : Halfhoutige stekken in de zomer of het najaar. Scheuten afleggen in het najaar. De plant kan vermeerderd worden door halfhoutige stekken in de zomer of het najaar. Ook kunt u een twijg afleggen. Pak een twijg en snij deze schuin in, leg hem daarna op de grond en bedek hem zand. Leg er vervolgens een steen bovenop of zet de twijg vast met een klem. Na een tijdje ontstaan er wortels op de plaats van de inkerving en dan kan het jonge plantje van de moederplant worden afsnijden.
Weetjes : De winterjasmijn is al jaren een bekend gezicht in Nederland en België. De prachtige gele bloemen vallen erg op, als u een kale trap, muur of dergelijk in bezit heeft is deze plant zeker het overwegen waard. Nog een pluspunt is de gemakkelijke verzorging en als u dat wilt- vermeerdering.
De winterjasmijn komt van oorsprong uit China, waar hij groeit tegen de rotswanden. De winterjasmijn heeft een langdurige bloei, van december tot april. Het liefst groeit de plant tegen een noord of oostenmuur, waar hij wel 3 meter lang kan worden.
In de winter kan het voorkomen dat als de grond bevroren is en de zon schijnt, deze teveel vocht bij de struik via de takken onttrekt. Het gevolg daarvan zijn geribbelde of bruine uitgedroogde scheuten. Om dit te verkomen kunt u het beste tijdens vorstvrije dagen af en toe ietwat water geven. De grond bij (huis)muren is vaak behoorlijk droog, zorg ervoor dat de grond wat water vast houdt. Dit doet u doormiddel van compost, stalmest of humus.
De plant is afkomstig uit China met name van de westelijke provincies Gansu, Shaanxi, Sichuan, de zuidoostelijke provincie Xizang en het noordwestelijk gelegen Yunnan. Hij groeit daar op rotsachtige bodem op een hoogte tussen de 800 en 4500 meter en stelt zeer weinig eisen aan de grond.
Botanische naam : Euphorbia characias wulfenii Nederlandse naam : Wolfsmelk Herkomst : De Balkan Bijzonderheden : trekt vlinders aan Grondsoort : alle, zand Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : half schaduw, zon Wind : weinig gevoelig, zeewind bestendig Gebruik : kust/zeewind, giftig, insecten, rotstuinen Hoogte : 0.40-0.60 m Bloeikleur/vorm : geel, scherm Bloeitijd : juni, juli Blad : groen
Standplaats: Op een humusrijke grond groeit te plant het best Zonnig tot halfschaduw Groeien in elke normale goede maar doorlatend grond. Kalkminnend.
Kenmerken: Zowel bloem als blad is blauwgroen met geelgroen aan de binnenkant van de bloempjes. In het najaar krijgen ze mooie roestbruine tinten. De tweejarige stengel krijgt het eerste jaar grijsgroen blad, en pas het volgend jaar de bloem
Bloemen : Wordt 80cm, heeft een geelgroene bloem en bloeit van april tot juni Vanaf mei tot ver in oktober zijn de bloemen zichtbaar. Vroeg in de zomer staat deze wolfsmelk op z'n hoogtepunt van bloei. De lichtgele bloemen zitten geborgen in ronde kleine groene tuilen.
Planten : Plaats euphorbia characias ssp wulfenii liefst op een beschutte standplaats.
Gebruikte delen: De bloemen worden ook gebruikt als snijbloem.
Eigenschappen: De bladeren zijn afhangend smal lijnvormig en staan gekransd rondom de stengel. Het is wat je noemt een 'architectonische plant'. Elke stengel met bladeren en bloemen staat apart. Aan de tweejarige stengels komen het ene jaar grijsgroene bladeren en het jaar daarop komen daarbij de bloemen. Deze wolfsmelk wordt wel anderhalve meter hoog en één meter breed.
Vermeerderen : Na de bloei springen de zaden in het rond, hieruit groeien weer makkelijk jonge plantjes
Soorten :
--'Black Pearl': gele bloemen, zwart hart
--'Blue Wonder': gele bloemen, blauwachtig blad
--'Burrow Silver': gele bloemen, crème groen blad
--'Emmer Green': gele bloemen, groen en wit blad
--'Forescate': gele bloemen
--'Humpty Dumpty': groene bloemen
--'Lambrook Gold': goudgeel
--'Portugese Velvet': gele bloemen, fluwelen blad
--'Starbright': gele bloemen. Rijkbloeiend
--characias subsp. wulfenii: geelgroene bloemen.
Weetjes :
Opvallende bloeiwijze en decoratief mede door de lijnvormige bladeren. Graag staan ze op een droge zonnige plek.
Een architectonische plant, zo mag men haar wel noemen met haar grote zware bloemen.
Ze wordt 120 cm hoog en bloeit van mei tot oktober.
volle zon, goed gedraineerde grond Deze wintergroene vaste plant is een echte blikvanger in de tuin. Het smalle blauw-groen blad is decoratief en wintergroen. De groen/gele bloempjes zitten aan grote bloemtrossen.
Zoals alle euphorbias bevat ook deze variëteit wit melksap als je de stengels of blaadjes afbreekt.
Snoei : de uitgebloeide bloemstengels tot aan de basis terugsnoeien in juni (liefst, niet als de zon schijnt : sap is irriterend voor de huid). De andere reeds gevormde groene bloemstengels zullen bloeien volgend jaar.
eventueel bevroren delen van de plant na de winter wegknippen, desgewenst na de bloei de uitgebloeide bloemen tot de basis afknippen
Mooi in combinatiemooi in combinatie met Papaver orientale en grijsbladige planten als Stachys byzantina, Artemisia en Lavandula
Botanische naam : Rudbeckia fulgida deamii Nederlandse naam : Zonnehoed Herkomst : noorden van Amerika Bijzonderheden : geel/zwart hart Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : half schaduw, zon Wind : zeewind bestendig Gebruik : groepen/vakken, borders, kust/zeewind, snijbloem, insecten Hoogte : 0.60-0.80 m Bloeikleur/vorm : geel, hoofdje Bloeitijd : augustus, september, oktober Blad : groen
Standplaats: Op vrijwel alle voedzame gronden, of het nu een humusrijke of kleirijke grond betreft, zal Rudbeckia het altijd naar ieders tevredenheid doen
Rudbeckia's zijn volledig winterhard en gedijen in volle zon, halfschaduw of schaduw op een goed doorlatende vochthoudende grond.
Kenmerken: Rudbeckia's (Zonnehoed) behoren tot de Asteraceae (Compositae) en omvatten éénjarige, tweejarige en overblijvende vaste planten, die allen zeer geschikt zijn als snijbloemen.
Bloemen : De rudbeckia fulgida var. deamii is een vaste plant en bloeit in augustus, september en oktober. De kleur van de bloemen is geel-zwart en de bladkleur is grijsgroen
Gebruik: Voor gebruik in de tuin zijn een groot aantal soorten en cultivars populair.
Eigenschappen: Ze bezitten sterke, soms uitlopers vormende wortelstokken. De scheuten zijn stevig en de bladeren daaraan afwisselend geplaatst. Ze zijn steeds enkelvoudig, bij sommige soorten ruw behaard.
Vermeerderen : De plant is eenvoudig te vermeerderen door scheuren. Ze zijn gemakkelijk te delen in het najaar of het vroege voorjaar, en zaaien zich heel vaak ook gemakkelijk uit.
Weetjes :
-Om de drie, vier jaar scheuren in voor- of najaar om de plant te verjongen. -Er bestaan ook eenjarige soorten. -Uitstekende snijbloemen. -Bestand tegen barre weersomstandigheden. Een beschutte plek is wel gewenst vanwege de hoogopgaande groei. Zoniet moeten ze opgebonden worden. -Scheuren in het najaar of het voorjaar. Plant meteen daarna opnieuw -Plantafstand: 30 cm.
Rudbeckia, genoemd naar Olaf Rudbeck,is een geslacht van kruidachtige planten, dat vooral afkomstig is uit Noord-Amerika. Hoewel er dertig soorten bekend zijn,hebben slechts enkele daarvan de statusvan tuinplant bereikt. Maar die worden dan ook hoog aangeslagen. Vroeger werden ook Echinacea en Ratibida tot Rudbeckia gerekend, maar dat zijn nu aparte plantengeslachten.
Botanische naam : Crocosmia crocosmiiflora Nederlandse naam : Herkomst : Tropische en Zuidelijk Afrika Bijzonderheden : zuidmuur, afdekken Grondsoort : alle, zand Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : gevoelig Groep : bol Gebruik : borders, snijbloem Hoogte : 0.30-0.60 m Bloeikleur/vorm : oranje Bloeitijd : augustus, september Plantdiepte : 0.05-0.10 m
Standplaats: De crocosmia heeft een voedzame, zandige, vochtige en losse tuingrond nodig. In de winter een beetje beschutten met turf, bladeren en takken (de plant is in principe winterhard!).
Kenmerken: Crocosmia's zijn erg goede border planten. Crocosmia is daarnaast ook erg geschikt als snijbloem en wordt hiervoor door de kwekers geteeld.
Bloemen : Crocosmia produceert verschillende bloemen per steel. Er zijn kleinbloemige en grootbloemige variëteiten. De bladeren zijn zwaardvormig
Planten : Op plaatsen waar het hard vriest, moet de Montbretia behandeld worden als gladiolen: na de bloei rooien en op een koele luchtige plaats in de winter bewaren. Kan 4-5 jaar ter plaatse blijven, mits regelmatig bemest wordt (stalmest, compost, bladgrond). Plantafstand: 10-15 cm.
Gebruikte delen: In de tuin, maar natuurlijk ook in potten op het balkon of terras. Ze bloeien tot in de herfst en worden zon 75 cm hoog met aan elke steel zon 12 tot 20 fraaie bloemetjes.
Eigenschappen: Crocosmiaknolletjes kunnen tot 10 graden vorst aan. Dat pleit ervoor de knollen in het late najaar lekker in de grond te laten zitten en te laten verwilderen. Er komen jaarlijks vanzelf nieuwe knolletjes waardoor je elke zomer een weelderig Crocosmia accent in je tuin creëert!
Vermeerderen : Vermeerderen door broed te nemen van de moederknollen en op wachtbed planten. (Bloeikans na 4 jaar).
Scheuren is bij felle uitgroei nodig (na de bloei in okt.), dat zal na 4-5 jaren het geval zijn. De knollen - met bladeren eraan - worden direct heringeplant, ofwel in maart-april voor er jonge scheuten verschijnen.
Soorten : De cultuurvariëteiten van Crocosmia x crocosmilflora en van C. masoniorum leveren goudgele, oranje en rode trompetvormige bloemen van 8 cm, op eindstandige aren van 15 cm.
Weetjes :
Deze plant kent zijn oorsprong in zuid afrika. De Crocosmia kreeg meer bekendheid onder de oude naam, die nog veel gebruikt wordt, namelijk `Montbretia'.
De plant kan vast blijven staan, als er geen overvloed aan water komt en beschutting voorzien wordt (een 20-tal cm turf of compost).
Uitgebloeide bloemen dienen weggenomen te worden.
Oude bladstengels wegknippen bij aanvang van het nieuwe seizoen (april).
Na enige jaren heeft de Montbretia neiging tot woekeren.
Crocosmia crocosmiiflora komt oorspronkelijk uit Afrika en heeft haar naam te danken aan het Latijnse krokus (saffraan) en osme (geur). Als de bloemetjes gedroogd worden, ruiken ze naar saffraan wanneer ze in water worden ondergedompeld. De knolletjes van de Crocosmia zijn klein en daarom kun je ze dichtbij elkaar planten voor een mooie toef!
Crocosmia is tijdens de bloei overladen met bloemen. Vooral op plaatsen in de tuin, waar andere vaste planten maar moeilijk groeien vanwege droogte, is een Crocosmia een goede keus om te planten. En de aarvormige bloem is uitstekend op vaas te houden.
Crocosmia is volkomen winterhard, maar op vochtige gronden is het beter de knollen in het najaar te rooien en gedurende de winter op een koele en droge plaats te bewaren. Op droge grond kunnen ze in de winter in de grond blijven.
Botanische naam : Rosa 'Allgold' Nederlandse naam : Trosroos (Floribunda) Herkomst : Frankrijk Bijzonderheden : diepgeel, grote tros, half gevuld Grondsoort : alle, humeus, lichte klei Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Wind : weinig gevoelig Groep : trosrozen Gebruik : groepen/vakken, randen/hagen, tuinen Hoogte : 0.50-1.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : geel Bloeitijd : juni, juli, augustus, september Blad : bladverliezend Twijg/stam : doorns/stekels
Trosroos, doorbloeiend
ALLGOLD Zuiver boterbloemgeel en lichtgeurend. De middelgrote bloemen van deze roos staan alleen of in grote trossen. De kleur is opvallend. Deze bossige plant met middelgroot, fletsgroen, glimmend blad is een mooie perkroos. 60 cm.
Deze roos lijkt op een theehybride roos. Hij heeft halfgevulde bijna lichtgevende goudgele bloemen die alleen staan en soms in trossen. Verder heeft deze rijkbloeiende roos opvallend glanzend donkergroen blad en een bossige gedrongen groeiwijze. Deze soort is ziektevrij en dus een echte aanrader!
Om de bloeitijd en de gezondheid van de rozen te waarborgen, is het belangrijk dat de rozen in een humus-, voedingsrijke grond staan. Ook is een afgewogen en regelmatige bemesting cruciaal voor een goede groei
Deze sierstruikrozen zijn zonaanbidders en staan daarom het liefst op een zonnige, warme en luchtige plaats in de tuin. Gloeiende hitte met een open plek op het zuiden wordt vaak slecht verdragen en bevorderd de uitbreiding van Spint.
Standplaatsen met weinig wind en nauwe ruimtes zijn ongeschikt en zorgen voor schimmelziektes en zo ook voor bladluizen.
Botanische naam : Pyracantha 'Golden Charmer' Nederlandse naam : Vuurdoorn Herkomst : Duitsland Bijzonderheden : schurftvrij, leistruik Grondsoort : alle, kalkrijk Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Groep : (sier)heesters Gebruik : solitair, tuinen, insecten Hoogte : 2.00-3.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : mei, juni Blad : wintergroen Vrucht : geel, oranje Twijg/stam : doornen/stekels
Standplaats: droge bodem, normale bodem Een voedzame, goed waterdoorlatende bodem is voldoende voor deze mooie planten.
Kenmerken: Vuurdoorn (Pyracantha) is een geslacht van groenblijvende struiken uit de rozenfamilie (Rosaceae). Het geslacht komt van nature voor van Zuidoost-Europa tot Zuidoost-Azië. Het geslacht is nauw verwant aan Cotoneaster. Vuurdoorns onderscheiden zich door hun grote scherpe stekels, terwijl Cotoneaster geen doorns draagt. Vuurdoorns worden 4-6 meter hoog.
Bloemen : De Pyracantha bloeit met witte bloemen in de maanden mei en juni. Enkele maanden na de bloei hangt de struik vol met kleurrijke vruchten. In de winter komen de vogels die met plezier weg pikken om hun magen te vullen. De zeven soorten hebben witte bloemen en rode, oranje of gele bessen. De bloeitijd loopt van de late lente tot in de vroege zomer. De bessen worden laat in de zomer geproduceerd en rijpen in de late herfst.
Planten : Echter worden de planten veel vaker als solitair tegen een muur aangeplant aangezien de planten met hun breed vertakt wortelgestel zeer goed tegen de droogte kunnen. Na enkele jaren zullen de planten de gevel tot verschillende meters hoog gaan inpalmen.
Eigenschappen: Vuurdoorns zijn belangrijke sierplanten in tuinen, vanwege hun fraaie bloemen en bessen. Ze worden vaak tegen een muur geplant en bieden vogels die willen nestelen een uitstekende bescherming. Ook bieden hun doornige structuren bescherming tegen inbraak en vandalisme. Merels doen zich graag tegoed aan de bessen, de rassen met gele bessen zijn minder in trek. Een van de bijzonderheden van vuurdoorn is dat de planten droogte zeer goed verdragen ; daarbij worden ze geholpen door een wijd vertakt wortelsysteem, dat zeer diep in de grond groeit.
Vermeerderen : Na de eerste vorst verschrompelen de vruchten en verslijmt het vruchtvlees. De zaden komen dan vrij, maar kiemen niet eerder dan na veel kou te hebben geleden.
Snoeien : Vuurdoorn bloeit op hout dat ten minste twee jaar oud is. Snoeitijd: midden voorjaar. In de zomer kunnen 'verkeerd' groeiende scheuten worden weggeknipt. Vuurdoorn kan door sterk snoeien worden verjongd.
Soorten :
Pyracantha angustifolia China Pyracantha atalantoides China Pyracantha coccinea Italië Pyracantha crenatoserrata China Pyracantha crenulata Himalaya Pyracantha koidzumii Taiwan Pyracantha rogersiana China
Weetjes :
Een vuurdoorn is vooral geliefd als hij vanaf de nazomer zijn prachtig geel gekleurde bessen laat zien.
Het zijn wintergroene struiken met scherpe doorns waardoor ze geschikt zijn als ondoordringbare hagen tegen vandalisme of inbrekers. De vogels weten de doornen ook te waarderen en nestelen graag in deze met scherpe doorns beschermende struik.
De bessen van Vuurdoorn zijn weinig giftig. Na de inname van minder dan 10 bessen van deze plant volstaat het om het kind wat water te laten drinken. Na inname van grotere hoeveelheden neemt u toch best contact met uw huisarts of met het antigifcentrum. Ook na de inname van andere plantendelen (bladeren, stengels, wortels) is het beter contact op te nemen met het antigifcentrum.
Indien een kind toch symptomen krijgt na de inname van bessen die als weinig giftig vermeld staan, contacteer dan uw arts of het antigifcentrum. Misschien is er een probleem met de identificatie, of gaat het om een ander gezondheidsprobleem.
Opgelet ! Deze plant heeft scherpe doornen waar kinderen zich kunnen aan kwetsen.
De nederlandese naam heeft betrekking op twee uiterlijke kenmerken : de lange doornen aan elke scheut en de vurige kleuren van de vruchten in het najaar. In de maanden mei en juni zijn de struiken bezaaid met wolken van witte bloemen, die helaas wat scherp ruiken. De donkere, altijd groene bladeren zorgen voor kleur in de winter .
Botanische naam : Clematis armandii 'Apple Blossom' Nederlandse naam : Herkomst : Bijzonderheden : 's winters beschermen Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : gevoelig Gebruik : tuinen en parken Hoogte : 3.00-5.00 m Vorm : klimmend Bloeikleur/vorm : roze Bloeitijd : april, mei Blad : halfwintergroen
Standplaats: Op een zonnige standplaats
Kenmerken: Het weelderig, diepgroen, leerachtig blad bestaat uit 3 opvallend generfde blaadjes. De geurende witte bloemen zijn schotelvormig en tot circa 6 cm groot. Lichtjes snoeien na de bloei. Behandelen als kuipplant.
Bloemen : Bloeit in april-mei met zuiver witte tot roomkleurige bloemen, soms tot roze verbloeiend, en tot 3-6 cm in doorsnede die heerlijk geuren naar amandelen
Planten : een beschutte standplaats, bijvoorbeeld tegen een zuidmuur.
Eigenschappen: Clematis armandii moet je 's winters beschermen. Het is een krachtig groeiende klimmer die ook s winters zijn blad behoudt en komt daarom ook in aanmerking voor de kweek als kuipplant of in pot
- plant met geurende eigenschappen
- deze plant is wintergroen (groenblijvend)
- deze plant is vorstgevoelig
- exotische aandoende plant voor gebruik in potten, bakken, terraskuipen edm.
- deze plant verlangt een kalkhoudende bodem (pH 6,5 of hoger)
Weetjes :
Clematis armandii is inheems in Yunnan, Guizhou, Gansu, West-Hubei en West-Sichuan waar hij voorkomt in struikvegetaties en op rivieroevers op 60-2400 m hoogte. Hij is genaamd naar de Franse missionaris en plantenverzamelaar Père Armand David.
De armandii groep zijn krachtig groeiende clematissen die winters hun blad kunnen behouden. Ze zijn vorstgevoelig en komen daarom bijna uitsluitend in aanmerking voor opkweek als kuipplant of in de kas. De bloemen geuren naar vanille. Lichtjes snoeien na de bloei van het voorjaar in juni.
Botanische naam : Lavatera 'Rosea' Nederlandse naam : Struikmalva Herkomst : Zuid-Europa Bijzonderheden : matig winterhard, halfheester Grondsoort : alle, zand Vochtbehoefte : droog Licht : zon Wind : weinig gevoelig, zeewind bestendig Gebruik : solitair, borders, kust/zeewind, snijbloem Hoogte : > 1.20 m Bloeikleur/vorm : roze, pluim Bloeitijd : juni, juli, augustus, september Blad : groen
Standplaats: Ze houden van een zeer licht beschaduwde standplaats (bijna volle zon), op een vruchtbare en doorlatende bodem. Gevoelig voor (te) vochtige gronden. Geen natte grond in de winter en geen felle wind.
Kenmerken: Een halfheester die elk jaar diep invriest, maar in het voorjaar weer uitloopt en sterk vertakt. Best snoeien in het voorjaar als de planten al goed aan het uitlopen zijn. Heeft een gelobd fluweel blad.
Bloemen : Bloeit van juni tot september met lichtroze bloemen die 3 tot 7 cm groot kunnen zijn. De bloemtakken zijn ook geschikt als snijbloem. De bloemen worden gesneden als 1 vierde van de bloemen hun kleur vertonen.
Gebruik : Mooi te combineren met paars en blauw, blauwe Delphinium, roze en blauwe Phlox, Lythrium,Buddleja, Acanthus, Campanula Lactiflora, Aconitum, Echinacea, Aster Deze vaste planten zijn uiterst geschikt als solitair in de border maar ook in potten op het terras doen ze het erg goed. In de border mooi te combineren met Campanula lactifola, Aconitum, Echinops bannaticus en Aster novi-belgii. Zorg voor voldoende ruimte, ze nemen veel plaats in
Eigenschappen: Alle Lavatera vaste planten zijn min of meer vorstgevoelig. Een winterbescherming is aan te bevelen. Leg een dikke mulchlaag rondom de stam.
Vermeerderen : Door zomerstek.
Soorten : Lavatera hybride 'Barnsley' wit/roze en bestaat ook in lagere vorm van 1 meter Lavatera 'Barnsley Baby' Lavatera 'Burgundy Wine': paarsrood Lavatera 'Bredon Spring': donker roze Lavatera 'White Satin': wit, Lavatera ''Candy Floss': lichtroze
Lavatera cachemiriana Herkomst: West-Himalaja, Pakistan tot Noord-India Hoogte: 2 m Bloei: 5-8 cm grote lichtroze bloemen van juli tot september.
Lavatera olbia Herkomst: Italië, Sicilië, Spanje, Portugal en Noord-Afrika Hoogte: 2 m Bloei: 3,5 tot 7 cm grote roze bloemen van mei tot september.
Lavatera thuringiaca Herkomst: Europa, Centraal-Azië, Rusland, N.W-China,Turkije. Hoogte: 1,5 m Bloei: 4,5 - 10 cm grote bloemen in wit of roze van juli tot september.
Weetjes :
Lavatera olbia' is afkomstig uit Zuid-Europa en West-Azië en matig winterhard, halfheester. Deze 'Rosea' cultivar is een oude waardevolle, rijkbloeiende vaste plant voor de border. De plant is onderaan wat houtachtig met hogerop kruidachtige stengels tot 150 cm hoog. Bladeren gelobd.
Lavatera olbia' Rosea' is een oude cultivar. Je kan beter kiezen voor de moderne 'Candy Floss'.
Ziekten en plagen: In koele, regenachtige zomers hebben de planten meer last van de roestziekte.
Botanische naam : Potentilla atrosanguinea Nederlandse naam : Ganzerik Herkomst : Himalaya Bijzonderheden : donker bloedrood, zilverig behaard Grondsoort : alle, humeus, zand Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : half schaduw, zon Gebruik : groepen/vakken, borders, kust/zeewind, insecten, rotstuinen Hoogte : 0.20-0.40 m Bloeikleur/vorm : rood/bruin Bloeitijd : juni, juli Blad : grijsgroen
Standplaats: Zon tot halfschaduw. Zon bevordert de groei en ook de hoeveelheid bloemen. Heesterganzerik gedijt echter ook in de halfschaduw. doorlatende grond. De planten stellen weinig eisen aan de grond , maar zijn niet bestand tegen veel vocht. Gemakkelijke planten die het in elke tuingrond goed doet vooral wanneer deze kalkhoudend is.
Kenmerken: De bladeren van veel soorten zijn samengesteld uit vijf deelblaadjes. Hier duidt de Engelse naam 'cinquefoil' (= vijf blaadjes) op. Overigens hebben sommige soorten maar drie deelblaadjes, zoals de aardbeiganzerik, terwijl andere er zelfs vijftien of meer hebben.
Bloemen : Ze bloeien van juni tot de vorst.
Planten : Mooi te combineren met Sedum,Hibiscus,Lavendel,Salvia,Hebe,Cotinus Planttijd van het voor- tot het najaar. De plant royaal water geven. Maak een gat dat tweemaal zo groot is als de wortelkluit. De bodem van het gat met een spitvork goed los maken. De opgegraven aarde met een schep compost en een handvol mest vermengen. Haal de plant voorzichtig uit de contaier. Tik daarvoor tegen de zijkant en de bodem van de pot, zodat de kluit loslaat. Zoveel grond in het plantgat doen dat de bovenkant van de wortelkluit en de bovenkant van het plantgat op een lijn liggen. Vul het gat verder op met het grondmengsel. Druk de aarde met de handen stevig aan. Geef de struik direct na het planten royaal water.
Gebruikte delen: De botanische naam Potentilla is afgeleid van het Latijnse potens, wat machtig betekent, duidend op een sterke medicinale werking. Zo werd de wortelstok van tormentil (Potentilla erecta) en zilverschoon (Potentilla anserina) gebruikt bij diarree en maag- en darmpijn.
Eigenschappen: Doordat ze diep wortelen kunnen ze langer een droogteperiode overleven.
Vermeerderen : Kweek nieuwe planten door een scheut vlak bij de grond in te snijden . Deze ingraven, met een steen verzwaren tot er wortels gevormd zijn. Dan de nieuwe plant afsnijden .
Soorten : In België en Nederland komen de volgende soorten voor:
Ganzerik (Potentilla) is een plantengeslacht uit de rozenfamilie (Rosaceae) van kruidachtige planten en een aantal heesters. Het geslacht telt ongeveer vijfhonderd soorten die voornamelijk in gematigde streken van het noordelijk halfrond voorkomen. Over de precieze grenzen van het geslacht vindt nog veel onderzoek en discussie plaats. Het zeer nauw verwante geslacht aardbei (Fragaria) bijvoorbeeld zal wellicht samen met ganzerik in een groter geslacht opgaan.
Verschillende soorten zijn populaire tuinplanten, met name de heesterganzerik (Potentilla fruticosa) met veel cultivars. Deze soort wordt vaak gebruikt in groenaanplant van steden en bedrijfsterreinen, omdat hij weinig onderhoud vergt, winterhard is en voor een groot deel van de zomer bloemen draagt.
De Duitse geslachtsnaam 'Fingerkraut' verwijst naar een andere eigenschap van het blad: het is meestal handvormig samengesteld.
Snoeien en bemesten. Ingewortelde planten meoten om de twee tot drie jaar worden gesnoeid. Verwijder dan eenderde deel van de struik en snoei oudere scheuten tot de grond weg, om de vorming van nieuwe scheuten te stimuleren. Verdeel compost rond de wortelzone. Meer mest heeft de plant niet nodig.
PROBLEMEN: Spint doet zich vooral bij hitte en droogte voor. Op de bovenkant van het blad verschijnen kleine puntjes, op de onderkant zilverachtige spikkels. Dagelijks afspuiten en vochtig houden. Ernstige aangetaste scheuten verwijderen. Desnoods met een speciaal middel behandelen.
Botanische naam : Hydrangea arborescens 'Grandiflora' Nederlandse naam : Amerikaanse Hortensia Herkomst : U.S.A. Bijzonderheden : steriel, geen kalk Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw, zon Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, solitair, tuinen Hoogte : 1.00-2.00 m Vorm : bol Bloeikleur/vorm : wit/créme, opvallend Bloeitijd : juli, augustus, september Blad : bladverliezend
Standplaats: Enkel in voldoende vochtige grond kunnen ze in de volle zon staan. Bij voorkeur op koele, licht tot rijk beschaduwde plaatsen. Bij teveel aan zon of een tekort aan water kunnen de bladeren verdrogen of verbranden. Zorg voor een voldoende vochtige standplaats die goed waterdoorlatend is. Hortensia's haten nattige voeten in de winter. Kenmerken: Hydrangea arborescens 'Grandiflora' is in het wild gevonden in de USA (Ohio), nabij Yellow Springs. 'Grandiflora' is tot hiertoe de meest aangeplant vorm met 12 - 18 cm brede, vlakronde, groenachtige, witte bloemen. De bloei is uitbundig te noemen. De Amerikanen noemen deze hortensia trouwens 'Hills of Snow'. Hydrangea arborescens 'Grandiflora' wenst geen kalk !!!
Bloemen : De bloeitijd is juni augustus Bloeit midden de zomer met steriel bloemen. De bloemen zijn samengesteld is uit tal van kleine bloempjes. De kleur varieert van zachtgroen tot een erg puur wit.
Planten : Knip in de vroege lente de twijgen steeds kort in (op 3-4 ogen)
Eigenschappen: Deze cultivar is bijzonder winterhard. De grond heeft voor deze cultivar geen invloed op de kleur van de bloem. De bloeiende crèmewitte bollen hebben geen fertiele bloempjes en lijken net dikke appels, die 12 tot 18 cm breed worden. De bloeiende takken moeten wel worden ondersteund en opgebonden. De takken zullen de prachtige bollen, vooral bij wat nat weer, niet kunnen dragen.
Vermeerderen : Vermeerderen uit stekken of door afleggen.
Weetjes : De 'Grandiflora' werd voor 1900 in de Verenigde Staten in het wild gevonden en wordt al heel lang aangeplant in tuinen en parken.
De Hydrangea arborescens Grandiflora' is een sterk vertakte struik, die tot 1,5 meter hoog zal worden.
De bloeiwijzen zijn bolvormig en wisselend van grootte.
Vooral als er jaarlijks wordt gesnoeid zullen de takken onvoldoende sterk zijn om de bloemen te dragen.
Het blad is eirond, gezaagd, met een korte toegespitste top, de onderkant van het blad is kaal. De bloeitijd is juni augustus. De plant is zeer winterhard.
Botanische naam : Anemone hupehensis 'Prinz Heinrich' Nederlandse naam : Herfstanemoon Herkomst : Chinese provincie Hebei Bijzonderheden : halfgevuld Grondsoort : alle, veen Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw Gebruik : groepen/vakken, borders Hoogte : 0.60-0.80 m Bloeikleur/vorm : rood/bruin, paars, pluim Bloeitijd : augustus, september Blad : groen
Standplaats: Ze prefereert een vochtige grond met goede afwatering.
groeit op alle gronden mits deze vochtig en goed waterdoorlatend is. De plant kan in lichte schaduw tot volle zon goed groeien.
Kenmerken: De herfstanemoon heeft vlezige wortels. Anemone 'Prins Heinrich' is een halfdubbele, purperrode selectie, gewonnen door Lindner in 1902. De bloemen tellen 10 tot 13 bloembladen. Lijkt op "Koningin Charlotte' maar is donkere van kleur. Prachtige selectie voor de herfstborder met bloemstengels van 70 tot 80 cm lang.
Bloemen : purperrood, halfdubbel De bloemen hebben vijf of meer bloembladen en zijn komvormig van opbouw. De hoofdbloeiperiode valt in september tot en met oktober.
Planten : De anemone kan je best in 3 groepen onderscheiden:
De voorjaarsbloeiers met een oorsprong uit de bossen of de alpen (alpineanemoon),
de zomer en herfstbloeiers,
de knolachtige mediterrane soorten.
Gebruik : Borderplant, beplanting onder loofbomen. Niet wintergroen. De Japanse soorten zijn matig winterhard.
Eigenschappen: Een herfstanemoon behoudt vaak z'n blad in een milde winter en kan tot een min of meer bodembedekkende plant uitgroeien.
Vermeerderen : Ze zijn te vermeerderen door wortelstek te nemen
Weetjes :
Anemone hupehensis, ook wel Chinese anemoon genoemd, is een kruidachtige plant.
Ze werd ergens tussen 1900 en 1910 in Europa ingevoerd in Nancy, en is afkomstig uit de Chinese provincie Hebei. De botanische naam is afgeleid van de oude naam van deze provincie, Hupeh. Een Italiaanse missionaris wist hier een winstgevende handel in te bedrijven.
De variëteit Anemone hupehensis var. japonica komt van nature voor in Japan.
De bloemen zijn wit, roze of gemengd van kleur. De plant groeit op plaatsen in de volle zon of in de halfschaduw. De bloeiperiode loopt van de late zomer tot de herfst.
In het klimaat in Midden- en West-Europa is de plant niet volledig winterhard, en moet daarom 's winters afgedekt worden.
De Chineese Anemoon is een wat moeilijkere anemoon-soort. Hij moet vochtig staan, maar houd ook niet van te natte voeten. Overhouden kan wel, mits je hem goed warm en droog houd. Deze planten bloeien net zo laat als de herfstanemoon. En door de gigantische gelijkenis worden ze dus ook wel eens herfstanemoon genoemt.
Botanische naam : Lamium maculatum Nederlandse naam : Gevlekte dovenetel Herkomst : Bijzonderheden : drachtplant, witgerand blad Grondsoort : alle, zand Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : schaduw, half schaduw, zon Gebruik : randen, bodembedekker, insecten, bostuinen Hoogte : 0.20-0.40 m Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : april, mei, juni, juli Blad : wintergroen, witbont
Standplaats: zonnig halfschaduw tot schaduw De plant houdt van een enigszins vochtige grond.
Kenmerken: Goede wintergroene bodembedekkers voor kleine oppervlaktes in de halve schaduw. Deze planten verdragen geen vochtige volle schaduw, en het blad wordt groener naarmate ze donkerder staan. Ze worden 20 cm hoog en bloeien van april tot juli.
Bloemen : De plant heeft 2-3 cm grote, roze bloemen; deze zijn groter dan die van de paarse dovenetel (Lamium purpureum) De paarsrode of soms witte, roze of vleeskleurige bloemen zijn 2 tot 3½ cm groot. De onderlip is donker gevlekt en hartvormig met tandvormige zijslippen. De haarring in de gebogen kroonbuis loopt overdwars. De kelk is korter dan de kroonbuis. De helmknoppen zijn paarsbruin met oranje stuifmeel.
Eigenschappen: De wintergroene bladeren zijn gesteeld, driehoekig-eirond, met groffe tanden en hebben in het midden vaak een witte vlek.
Vermeerderen : Alle soorten breiden zich uit via wortel uitlopers, maar ook bijen zorgen voor uitzaaiingen, doordat zaad aan hun pootjes blijft hangen.
Soorten : 'Beacon Silver' donkerlila, wit blad met groen rand 'Gold Nuggets' roze, geel blad 'Red Nancy' rozerood, groen en zilver blad 'Roseum' roze, wit blad met groene rand 'Shell Pink' lichtroze, groen blad met witte streep in het midden 'Sterling Silver' purper, zilver blad 'White Nancy' wit, zilvergroen blad
Weetjes :
De gevlekte dovenetel (Lamium maculatum) is een in West-Europa algemeen voorkomende dovenetel.
De gevlekte dovenetel is een 20-80 cm hoge, vaste plant. . De cultivar gestreepte dovenetel (Lamium maculatum 'Variegatum') is verder te herkennen aan de gevlekte bladeren. De 'vlek' in de naam slaat op de zilverkleurige / grijze streep langs de hoofdnerf van het blad. Een ander kenmerk: de gevlekte onderlip van de bloem. De helmhokjes zijn bruin-paars (bij de witte dovenetel (Lamium album) zijn deze zwart). De bloeitijd is van april tot november.
De plant groeit vaak op dezelfde plaatsen als de paarse dovenetel, de witte dovenetel en brandnetels: op ruderale gronden, langs bermen, parkranden, bosranden, bij composthopen.
Dovenetel veroorzaakt geen jeuk en blaren zoals brandnetel. Toch mijden de meeste mensen dovenetel bij confrontatie. Waarschijnlijk wekt het blad associaties met de echte brandnetel. Tussen alle keurige vaste planten in wordt dovenetel afgedaan als onkruid
Botanische naam : Rosa 'Albertine' Nederlandse naam : Leiroos Herkomst : Bijzonderheden : eenmalig bloeiend Grondsoort : alle, humeus, lichte klei Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : weinig gevoelig Groep : leirozen Gebruik : tuinen Hoogte : 3.00-5.00 m Vorm : leirozen Bloeikleur/vorm : geurend, rood/bruin Bloeitijd : juni, juli Blad : bladverliezend Twijg/stam : doorns/stekels
Standplaats: Verlangt arme grond. Gevoelig voor meeldauw.
Kenmerken: Albertine is een klimmende rambler roos. Bloemen bijzonder: een koperachtige gemskleur aan de binnenkant, aan de bloemblaadjes naar koperachtig roze overgaand.
Bloemen : Grootbloemige bloemen in trossen welke een rijk aroma verspreiden. Deze populaire rambler heeft roodachtige, zalmkleurige knoppen die openen tot grote, koperachtig roze en bijna gevulde bloemen met een sterke geur. Zeer betrouwbaar. 400 cm.Klimroos, rambler (eenmaal bloeiend)
Planten : Geschikt voor de omheining, pergola, bomen of een hoge muur op het zuidwesten.
Eigenschappen: De bladeren zijn donkergroen met koperrode gloed aan takken die vol kromme stekels zitten. De struiken groeien hoekig en sterk tot 4,5 m hoog en 3 m breed.
Weetjes :
KLIMROZEN GROEP :
Klimrozen stammen af van diverse botanische rozen of van klimmende mutanten van grootbloemige-, tros-, thee-, bourbon- of chinese-rozen, ..
Alle hebben ze lange takken. In de tuin verlangen klimrozen een geschikte standplaats om te klimmen. Men plant ze tegen bogen, tuinhuisjes, pergola's, vrijstaande piramiden of zuilen of tegen muren en gevels. Langzaam groeiende rassen kunnen ook als struikrozen worden gebruikt. Klimrozen hoeft men bijna nooit te snoeien. Men moet zo lang mogelijke takken zien te krijgen, omdat hieraan de kortloten groeien. Het is aan deze kortloten waaraan de bloemen verschijnen.
Klimrozen hebben veel ruimte nodig. Afhankelijk van hun groeikracht moeten ze 1-3 m uit elkaar worden geplant. De hoofdbloei van klimrozen valt rond de periode van juli, al zijn er ook soorten die doorbloeiend zijn.
Hebe 'Autumn Glory' Botanische naam : Hebe 'Autumn Glory' Nederlandse naam : Struikveronica, Ereprijs Herkomst : Engeland Bijzonderheden : matig winterhard Grondsoort : humeus, zand Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Groep : (sier)heesters Gebruik : heidetuinen Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : blauw Bloeitijd : september, oktober Blad : wintergroen
Hebe is niet zo vaak te zien in een tuin. Vroegere soorten en variëteiten waren niet zo bestand tegen vorst. Tegenwoordig zijn er, die beter de winter doorkomen. Een lichte bescherming met blad is en blijft echter wel gewenst. Hebe is vooral mooi in grote groepen. Zowel blad als bloem is mooi om te zien. De struik bloeit vooral in de kleuren wit, blauw en paars. Niet alle soorten en variëteiten worden hier behandeld.
Hebe groeit en bloeit het beste op een plaats in de volle zon. Een humusrijke, goed doorlatende grond is nodig voor een beetje geluk met deze struik. Hebe kan in de zomer door middel van stek worden vermenigvuldigd.
Hebe 'Autumn Glory' heeft dik en glanzend blad. Stengels zijn roestbruin van kleur. Bloemen in korte trossen.
verzorging Zoals de meeste bomen en heesters behoeven ze nadat ze zijn aangeplant, buiten voldoende water en 2 x per jaar wat mest, verder zeer weinig speciale verzorging.
Let wel op bij het planten of de struik een mooi wortelgestel heeft. Als het te klein is moet je bovengronds ook takken snoeien anders zal de plant niet goed kunnen aanslaan. Laag snoeien dwingt de plant om jonge grondscheuten te maken
Bedek tijdens de winterperiode (vorst) de groenblijvende bladeren met wat dennentakken.
vermeerderen In de zomer kun je hebe erg makkelijk stekken.