OM HET ZOEKEN IN DEZE PLANTENDATABASE MAKKELIJK TE MAKEN
DRUK CTRL-F EN VUL IN HET KADERKE
HET GEWENSTE WOORD IN BV."HULST"
EN ALLE VERWANTE TEKSTEN MET HET WOORD "HULST" IN VERSCHIJNEN.
WEL BLIJVEN KLIKKEN TOT U HET GEWENSTE ARTIKEL GEVONDEN HEBT
------------------------------
HOE MEER REAKTIES ER KOMEN HOE MEER DE SITE WORD UITGEBREID
14-10-2012
Schizostylis coccinea
Schizostylis coccinea
Botanische benaming : Schizostylis Nederlandse naam : Kafferlelie Kleur : Rood, Roze, Wit Bloeiperiode : augustus, september, oktober, november Zaaiperiode : maart, april Plantperiode : maart, april Winterhard : Is half winterhard Wintergroen : Is half bladhoudend Standplaats : Zon Ondergrond : Neutraal, Voedingsrijk Vochtigheid : Goed doorlatend, Vochtig, Normale grond
Standplaats: De plant heeft grasachtig blad en groeit op een warme plaats in de zon, in de omgeving van een vijver Naast een vochtige grond is een voedzame, humusrijke grond van belang voor een goede groei en bloei. Winterhard tot -10°C, breng een dikke mulchlaag aan als het vriest.
Kenmerken: Laatbloeiend knolgewas/ vaste plant met grasachtige bladeren. Groeit in Zuid-Afrika vooral langs stromend water. De rode of roze bloemen met 6 kroonbladen staan in trosjes en staan aan lange stengels. Zeer goede snijbloem. De wortelstokken vormen uitlopers waardoor de plant flink kan uitgroeien en de clusters kunnen in het voorjaar na de ijsheiligen gedeeld worden
Bloemen : De bloemen met 6 kroonbladen staan in trosjes aan lange stengels. Zeer goede snijbloem. Kleur van de bloemen afhankelijk van de varieteit . Het meest voorkomend is scharlaken rood, maar ook roze en wit. Bloei : sept / nov. Schizostylis is langzaam groeiend en duurt vele jaren voor de productie van veel bloemaren. Maar het is het wachten waard. Eenmaal gevestigd, zal elke stengel produceren tussen de zes en 12 bloemen of meer.
Planten : de kafferlelie heeft in de winter wel enige bescherming in de vorm van bladdekking nodig. De plant verdraagt geen langdurige droogte in de zomer. Plantdiepte : +10 tot -5cm in het voorjaar: april-mei
Eigenschappen: Geen snoei nodig. Goed bestand tegen ziekten en plagen. Slakken lusten wel een jong kafferlelieblaadje. Kan aan de rand van de vijver geplant worden of in ondiep water. Heb je geen vijver dan kan je ze ook in een pot op het terras zetten in modderige grond. Regelmatig water geven is dan een must!
Vermeerderen : De planten om de 3 à 4 jaar in het najaar te scheuren en op afstand van elkaar opnieuw uit te planten De wortelstokken vormen uitlopers waardoor de plant flink kan uitgroeien. Kan soms woekeren. Soms worden onder gunstige onstandigheden zaden gevormd. Die kunnen in het voorjaar in een een verwarmde kas of in de vensterbank op een warme plaats tot kiemen worden gebracht.
Het woord kaffer is afgeleid van het Arabische woord kafir, dat ongelovige betekent
Schizostylis coccinea zijn Zuid-Afrikaanse bloemen, leden van de Iris familie en algemeen bekend als Kafferlelies. Ze zijn een geweldige toevoeging aan het eind van de seizoengrens
Deze kleinbloemige variëteiten van de vertrouwde Allerheiligenchrysant wordt veel te weinig gekweekt. Deze kunnen zeer goed in potten gekweekt worden zodat men de bloeitijd gevoelig kan verlengen. Indien de planten tegen de vorst nog niet bloeien kan men ze op een beschutte plaats zetten en daar tot bloei laten komen.
Stekken : Deze planten zijn zeer gemakkelijk te stekken. Wanneer men begin mei stekken neemt, ze begin juni oppot en ze begin juli topt heeft men in oktober-november bloemen. Om te stekken moeten wij erop letten dat er nog een paar blaadjes aan het stekje zitten want een bladloze stek wortelt moeilijk. Stekpoeder is voor een chrysant niet nodig. Een chrysant stekt het best in een aarden pot. Voor elke stek is het belangrijk dat men de natte grond tegen de snijwonde drukt. Een plastik zak over de pot trekken is geen overbodige luxe.
Het stekken moet gebeuren van goede en gezonde moederplanten. Enkel de vegetatieve delen komen in aanmerking om gestekt te worden. (= kruidachtige stengels). De stekken worden gescheurd, niet met een mes gesneden. Dit met het oog op virus-infecties. Stekjes worden best behandeld met stekpoeder en in een luchtig mengsel geplaatst van turf en perlite.
Het stekken in zwarte plastieken potten is gevaarlijk omdat de juni zon deze potten zo kan opwarmen dat onze stekken gekookt worden.
Na een achttal dagen hebben de stekken reeds voldoende wortels om verpot te worden. Daarna geven wij wat meststoffen. Eens in de was halen wij de top uit de plant. Dan geeft de plant 5-6 scheuten. De meeste mensen laten de stekken te lang in het kleine potje staan zodat door gebrek aan voeding en voldoende verse grond de groei uit de plant verdwijnt.
De flink bewortelde stekken zet men in een "chrysantenpot". Dit zijn aarden potten met een immens groot gat in de bodem. Deze potten kan men dan eind juli in de volle grond plaatsen. Deze potten moeten niet te diep staan. Indien ze te diep zitten hebben de wortels niet genoeg lucht en wortelen ze niet door. Door ze een vijftal cm in de grond te zetten wordt de kans van het omwaaien van de potten verkleind.
Afleggen kan ook.
Het pluizen : In knijpen moet gebeuren om goede volle en dichtvertakte planten te krijgen. Het stimuleert om gevulde planten te krijgen, maar het tempert de hoogte groei, wat dan weer ten goede komt aan een rijke bloei. En hoe meer vertakkingen hoe groter het aantal bloemen per plant. In de klassieke kweek van chrysanten moet de derde en laatste in nijping gebeuren rond 15 juni. Dit geeft de plant de kans een laatste maal gelijkmatig te vertakken en mooi bol te staan.
Pluizen is een bewerking die dan weer veel gemeen heeft met het in nijpen maar meer een 'opkuis-functie' in zich heeft. Waar bij het in nijpen de eigenlijke stengels worden verkort, met het oog op een goede en regelmatige vertakking dient het pluizen voor het verwijderen van alles wat onregelmatig is en het eindproduct in gevaar brengt. In de eerste plaats zijn dat de okselscheuten die dienen verwijderd te worden bij het pluizen. Zeker als deze aanleg hebben zelf bloemen te vormen. Verzwakt de eigenlijke plant te veel.
Afharden : Het afharden gaat meestal de laatste in nijp beurt vooraf. Dit gebeurt vanaf half mei. Het afharden wordt vaak overbodig. Sommige culturen gebeuren volledig onder glas. De korte dag periode is een bewerking die een uitgerekend aantal weken of dagen voor het gewenste bloeitijdstip aanvangt en tot doel heeft de plant aan te zetten tot knopvorming en bloei.
De Chrysant is een herfstbloeier. Dus onder invloed van kortere dagen (minder licht) zal deze aanzetten tot het vormen van bloemen. Door een korte dag periode in te voegen in het kweekschema wordt dit bevorderd en kan het uiteraard ook vervroegd of verlaat worden.
Overwinteren : Na de bloei, en in ieder geval voor het invallen van de vorst, worden de planten opgenomen en vorstvrij en zo droog mogelijk overwinterd. De planten moeten in rust blijven, maar mogen niet verdrogen.
Zij worden in februari weer aan de groei gebracht.
Weetjes :
Aan te hoog opgeschoten chrysanten zetten wij een steun en wij controleren de planten regelmatig op de aanwezigheid van bladluizen die wij dan met de gepaste middelen gaan bestrijden.
Een chrysant zet men best zo vlug mogelijk buiten om te lange "nekken" te vermijden.
Deze chrysanten lenen zich uitstekend voor het bloemschikken en met een mum van inspanning kan men ze overwinteren om het volgend jaar weer in bloei te trekken.
Er zijn heel wat variëteiten die afhankelijk van de soort bloeien van augustus tot oktober.
Botanische naam : Helianthus salicifolia Nederlandse naam : Zonnebloem Herkomst : Bijzonderheden : drachtplant, overhangend Grondsoort : alle, zand Vochtbehoefte : droog Licht : zon Gebruik : solitair, borders, snijbloem, insecten Hoogte : > 1.20 m Bloeikleur/vorm : geel, hoofdje Bloeitijd : september, oktober Blad : groen
Standplaats: deze gemakkelijk groeiende vaste plant die graag in de zon staat weinig eisen. Verlangt een warme, zonnige plek en een vochthoudende bodem die af en toe droog mag zijn.
Kenmerken: De hoofdkleur is altijd geel en de hoogte varieert van 1.50m tot 2.00m Een plek achterin de border is daarom aan te raden.
De bladeren zijn groen en ongeveer 180 cm. hoog. De volwassen hoogte van deze vaste plant is ca. 200 cm. Verdraagt een temperatuur tot -30 gr. C. De geadviseerde plantafstand is 58 cm. (1-3 st. per m2.) Is
Bloemen : De bloemkleur is geel en de bloeitijd is van ca. september tot en met oktober.
Planten : Het zijn gemakkelijke snijbloemen, maar aanbinden aan steunmateriaal is noodzakelijk. Bemest jaarlijks. Weinig wiedwerk. Knip uitgebloeide bloemen uit voor een goede doorbloei.
Eigenschappen: Deze plant heeft een opvallende vorm welke gezichtsbepalend en sfeerbepalend kan zijn voor de tuin. Daardoor soms wat lastig te combineren. De plant heeft een karakteristieke vorm. Woekert niet of nauwelijks en laat zich goed combineren met andere planten.
Vermeerderen : Scheur de planten om de twee jaar.
Soorten : --Helianthus atrorubens --Helianthus decapetalus --Helianthus 'Lemon Queen' Is verwant aan de eenjarige zonnebloemen. Hij bloeit in de herfst met grote aantallen lichtgele bloemen. Een steuntje voor de dunne stengels is wenselijk . Hoogte : 180 cm
Welke planten moet ik wanneer, waar en hoe binnen zetten?
Vragen die in deze tijd veel gesteld worden, want waar moet u heen met de fuchsia en de oleander ?
Het wordt langzamerhand wel tijd om voorbereidingen te treffen voor de overwintering van uw balkon- en terrasplanten. Dat wil zeggen voor de soorten die koel en vorstvrij moeten over-winteren. Het mag dan overdag nog heerlijk zonnig zijn, 's nachts kan het behoorlijk koud worden, zelfs nachtvorst is niet uitgesloten.
Welke planten moeten naar binnen?
In principe de overblijvende planten die in ons klimaat niet winterhard zijn en die volgend jaar weer bloeiend op terras of balkon moeten staat.
Dit zijn de zgn. mediterrane-. of oranjerieplanten, zoals oleander, laurier en sinaasappelboompje. Uiteraard moeten ook fuchsia en geranium naar binnen en kamerplanten die deze zomer buiten stonden (vingerplant, Yucca).
Sommige struikachtige zomerbloemen kunt u goed overwinteren: struikmargriet, Felicia, heliotroop.
Tot slot moeten enkele zomerbloeiende bloembollen vorstvrij bewaard worden, zoals dahlia, knolbegonia.
Winterharde heesters en bomen (Clematis, bamboe, roos, wilg) laat u buiten staan. Wel moeten de potten bij strenge vorst beschermd worden en is het aan te bevelen ze beschut te zetten, bijvoorbeeld dicht tegen de muur en onder een afdak.
Denkt u er wel aan dat deze planten ook 's winters af en toe water nodig hebben! Wie over een tuin beschikt, kan de planten met pot en al in de grond zetten. Op die manier hebben ze minder van vorst te lijden. In andere gevallen, gevoelige planten bijvoorbeeld, met een rietmat beschermen.
Wanneer is het de beste tijd?
Helaas bieden de meeste huizen onvoldoende ruimte om al deze planten te overwinteren. Het is dikwijls te warm en te donker en bovendien is de lucht erg droog. De overgang van buiten naar binnen moet zeer geleidelijk gebeuren, zodat de planten zich kunnen aanpassen aan de gewijzigde groeiomstandigheden. Bij het naar binnen brengen van grote kuipplanten heeft u meestal hulp nodig. Gedurende een week een plaats in een garage, schuurtje of vertrek waar ook 's nachts gelucht wordt, biedt een goede overgangsoplossing.
Direct naar binnen moeten de kamerplanten die de zomer buiten hebben doorgebracht, zoals vingerplant (Fatsia), drakenboom (Dracaena) en rubberplant (Ficus). Zelfs al houden deze planten van warmte, u moet ze toch ook enige tijd op een wat koelere plaats laten acclimatiseren.
Voor de eerste nachtvorst toeslaat moeten ook de oranjerieplanten naar binnen: Bougainvillea, Datura, sinaasappelboompje, Chinese roos (Hibiscus), vijg, oleander, Tibouchina en natuurlijk struikrnargriet, fuchsia en geranium.
Daalt de temperatuur beneden 5 °C, dan moeten de volgende planten in huis, loodplant (Plumbago), dadelpalm, hortensia, olijf, Yucca en Callistemon. Ook de echte vijg, granaatappel, laurier en mirte kunnen enkele graden vorst verdragen.
Temperaturen tot -10 °C zijn voor de oranjerieplanten e.d. vrijwel altijd fataal.
Winterharde kruiden zoals rozemarijn, tijm en salie verdragen vorst redelijk goed mits de planten beschut staan en voldoende droog, bijvoorbeeld onder een afdak.
Winterbescherming is nodig voor: Clematis, klim- en struikroos, bamboesoorten en wanneer ze in de gure wind staan ook Buxus en andere wintergroene struiken en coniferen.
Overblijvende zomerbloemen zoals fuchsia, geranium en verkleurbloemen (Lantana) worden binnen gezet wanneer de laatste bloemen zijn verwelkt, maar in ieder geval voorde eerste vorst.
Bollen en knollen worden gerooid wanneer de planten meestal ten gevolge van nachtvorst verlept zijn. Met aanhangende grond worden ze koel en droog weggezet. Voor de winter worden ze gecontroleerd op rot, schimmel e.d.
Voor de planten op hun overwinteringsplaats worden gezet, moet u drie zaken niet vergeten: alle planten op ziekten en dierlijke belagers controleren en zo nodig bestrijden (luis, witte vlieg); alle verlepte en dode bladeren en bloemen verwijderen. Dit moet ook in de daarop volgende weken regelmatig gedaan worden; te lange scheuten afknippen. Veel planten kunnen voor de winterrust flink worden gesnoeid.
Hoe verplaatst u zware kuipen?
Het binnenhalen van planten van normaal formaat vormt geen probleem. Maar het verplaatsen van exemplaren die de omvang van een kleine boom hebben bereikt, is heel wat lastiger.
Een tip: Giet een paar dagen voor het verplaatsen niet. Droge grond is lichter dan natte.
Is een zware pot nog nauwelijks te verplaatsen, probeert u er een stuk oud tapijt onder te krijgen. Dan kunt u het geheel trekken. Op een aantal ronde paaltjes kan een kuip voortgerold worden. Het eenvoudigst zijn grote bakken te verplaatsen met een steekkar, de karretjes die ook verhuizers en leveranciers gebruiken voor het transport van kisten.
Waar moeten de planten staan?
Om jaren achtereen succes te hebben met de typische oranjerie- en kuipplanten is het van groot belang dat ze 's winters op de juiste plaats staan. In grote lijnen kunnen de planten in drie groepen worden verdeeld:
soorten die warm, bij normale kamertemperatuur moeten staan;
soorten die liever wat koeler staan, 13-15 °C;
soorten die echt koel moeten staan bij temperaturen tussen 5-IO°C.
Bij de laatste groep kan dan nog een onderscheid worden gemaakt in soorten die in het volle licht moeten staan en soorten die een donkere plaats verdragen.
De 'warme' planten zijn gemakkelijk onder te brengen: ze komen gewoon in de huiskamer, weliswaar na de gebruikelijke overgangsperiode. Tot deze groep behoren: banaan, cocospalm, paradijsvogelbloem (Strelitzia) en de echte kamerplanten die 's zomers buiten staan.
De 'gematigde' planten vinden in de meeste huizen ook nog wel een geschikt onderkomen tijdens de winter, bijvoorbeeld in een koele logeer- of slaapkamer waar regelmatig voldoend, lucht kan worden. Ook een lichte hal of trappehuis is voor dit doel geschikt. In flatgebouwen kan wellicht gezamenlijk op een overloop of in een trappehuis ruimte gevonden worden.
De 'koude' planten leveren altijd de meeste problemen. Dit zijn de echte oranjerieplanten die veel licht nodig hebben en toch bij ongeveer 5 °C moeten staan. Wie over een kasje beschikt dat 's winters op de juiste temperatuur kan worden gehouden hoeft zich geen zorgen te maken. Door aan de binnenzijde noppenfolie aan te brengen, kunt u de stookkosten drukken. Wel moet het altijd mogelijk zijn om flink te luchten. Ook een licht verwarmde serre of muurkas is voor deze planten geschikt. Bezit u niet een dergelijke accommodatie, dan moeten er andere oplossingen worden gevonden,
bijvoorbeeld: Een kelder. Bezit deze een raam, dan is de ruimte goed te gebruiken voor de meeste 'koude' planten. Is het een donkere ruimte, dan kunt u de kelder alleen gebruiken voor de overwintering van bollen en knollen en bladverliezende planten.
Een garage. Wat betreft de lichtinval geldt hiervoor hetzelfde als bij de kelder. Maar: de auto moet dan buiten staan, want uitlaatgassen zijn slecht voor de planten.
Een zolder of vliering. Deze ruimte kan heel goed gebruikt worden wanneer er zich ramen in bevinden. Het zal er minder snel vriezen dan in een buiten het huis staande garage.
Wie helemaal niet over de juiste ruimte beschikt, moet de kuipplanten aan hun lot overlaten of bij een tuincentrum of kweker in de buurt onderbrengen. Dit is soms tegen betaling wel mogelijk.
Hoe beschermt u planten buiten?
Wie een platte bak bezit, kan daarin heel goed diverse planten inkuilen (met of zonder pot). Bij strenge vorst afdekken met rietmatten of noppenfolie.
In een tuin kunnen ook vele goed winterharde planten met pot en al worden ingegraven. De wortels hebben dan meer bescherming dan wanneer ze op de grond staan. In het gat onder pot of bak eerst een flinke laag grind, steenslag of klei korrels uitspreiden zodat overtollig water snel kan worden afgevoerd. Op de pot en rond de plant een dikke laag droog blad, ruige mest of turfmolm uitstrooien voor extra bescherming.
Ook op balkon of terras kunt u planten in pot voldoende tegen de winter beschermen. Allereerst zoekt u een beschutte plaats, dicht tegen de muur en vooral beschermd tegen de koude noorden- en oostenwind. Een isolerende styroporplaat om de potten op te zetten voorkomt optrekken van koude.
De pot, kuip of bak zelf kan omwikkeld worden met schuimplastic of noppenfolie. Een goede oplossing is ook kippegaas in een flinke hoogte en met voldoende ruimte rond de pot te plaatsen. De open ruimte tussen plant, pot en gaas wordt opgevuld met een isolerende laag van droge bladeren.
Jonge planten zijn altijd gevoeliger voor vorst dan oudere exemplaren.
Boompjes op stam - en dat geldt vooral voor rozen - lopen niet alleen de kans dat de wortels bevriezen. Veel meer gevaar loopt de entplaats aan het einde van de stam. Juist die plek moet beschermd worden. Omwikkelen met stro en daarna omwinden met folie waarin flinke, grote luchtgaten zijn gemaakt. In plaats van stro is sparregroen een zeer goed produkt.
Moeten de planten nog worden verzorgd?
Bemesten is tijdens de winter niet gewenst. Wel moet u regelmatig water geven, maar dat is zeer afhankelijk van de omstandigheden.
Hoe koeler en hoe donkerder de planten staan, hoe minder water u moet geven. Totale uitdroging moet wel voorkomen worden.
Regelmatige controle is noodzakelijk. Niet alleen om dode bladeren e.d. te verwijderen, maar ook om aantastingen door witte vlieg, spint en bladluis tijdig te signaleren.
Waar u de planten ook heeft staan, tijdens vorstvrije dagen steeds zoveel mogelijk luchten.
Overwinterings-ABC
*Abutilon: licht en bij gematigde temperatuur, matig gieten, voor het binnenhalen snoeien.
*Agave: koe! en met veel frisse lucht, weinig gieten.
*Banaan: licht, bij kamertemperatuur, normaal gieten, regelmatig besproeien.
*Bamboe: eventueel in huis koel en zeer licht overwinteren, veel gieten.
*Bougainvillea: licht, veel luchten, koel overwinteren, weinig gieten, flink snoeien.
*Bruidsbloem: licht en koel overwinteren, weinig gieten.
*Buxus: buiten ofin huis licht en zeer koel, matig gieten.
*Camellia: koe!, licht en luchtig zetten, royaal water geven.
*Canna: wortelstokken in enigszins vochtige turfmolm overwinteren.
*Coniferen: buiten op beschutte plaats ofbinnen licht, luchtig en koel, matig gieten.
*Clerodendrum: koel, licht en luchtig, spaarzaam gieten.
Botanische naam : Morus alba Nederlandse naam : Witte moerbezie, Witte moerbei Herkomst : China Bijzonderheden : vaak als grote struik Grondsoort : alle, lichte klei, zware klei Vochtbehoefte : droog Licht : zon Wind : gevoelig Gebruik : parken, vruchthout Hoogte : 5.00-8.00 m Vorm : bol Kroon : half open Bloeikleur/vorm : onopvallend Bloeitijd : mei Blad : bladverliezend Vrucht : wit, eetbaar
Standplaats: Een moerbei groeit het beste op een vruchtbare, lichte zandgrond. De moerbei is kalkminnend. Een regelmatige bemesting met stalmest voldoet het beste om de kalk- en organische voorraad aan te vullen en op peil te houden.
Kenmerken: Morus alba heeft een redelijk lange steel die ongeveer de helft van de vruchtlengte bedraagt. Bij onrijpheid heeft de vrucht een lichte flets zure smaak, bij rijpheid zoet tot zeer zoet zonder enige zuurheid. De vrucht is nogal vlezig. De vruchtjes rijpen doorgaans van half juni tot begin juli. De vruchten zijn wit,geel, lavendelkleurig of zwart. Het blad is getand hartvormig of gelobd, licht groen en glanzend bovenaan en licht harig onderaan met een lichte bladstructuur en nervatuur. Morus alba is een stevig groeiende boom die in jong stadium een struik vormt maar al gauw uitgroeit tot een stevige boom van zon 15 m hoog. De boom leeft zon 50 tot 100 jaar.
Bloemen : De moerbei bloeit eind mei. De boom is zelf fertiel. Vruchten van de moerbei zijnbuitengewoon smakelijk
Er zitten zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen aan de boom (eenhuizig). De mannelijke bloem lijkt op de bloeivorm van een hazelaar (katje): ze zijn alleenstaand. De vrouwelijke bloemen staan steeds bij elkaar en groeien na bevruchting uit tot een vlezige, op bramen lijkende vruchten.
Planten : Een moerbei plant je in het najaar op een plaats die veel zon krijgt. Maak een ruim plantgat en vul dit op de bodem eerst met verteerd organisch materiaal (bladaarde, oude verteerde stalmest). Dek de wortels toe met verteerd, organisch materiaal.
Snoeien : Om de groei er wel in te houden worden alle nieuwe scheuten in de winter getopt: de uiterste groeipunt wordt afgesnoeid Snoei een moerbei uitsluitend vanaf het begin tot midden winter. De bomen verkeren dan in rust.
Gebruikte delen: Moerbeivruchten zijn niet in één keer rijp. Vanaf half augustus tot ver in september rijpen de vruchten. Er moet in die periode dus geregeld worden geplukt.
Eigenschappen: Moerbeien zijn meestal 2 huizig, dat wil zeggen ofwel mannelijk ofwel vrouwelijk. Maar sommige variëteiten zijn éénhuizig. Voor de vruchtzetting heeft dat echter absoluut geen belang want de moerbei is parthenocarp,hij zet dus ook vrucht zonder bestuiving.
Zijderupsen worden enkel gevoed met de bladeren van de witte moerbei, de andere soorten hebben te ruwe en behaarde bladeren. In Azië wordt de witte moerbei industrieel gekweekt voor de bladproduktie voor de zijderupsteelt. Daartoe zijn veredelingsprogrammas opgezet om variëteiten te ontwikkelen met enorme bladproduktie, het ontstaan van variëteiten met lekkere vruchten is een toevallig neveneffect.
De moerbeivruchten worden reeds duizenden jaren gebruikt als voedsel. De vrucht wordt ook gedroogd net als rozijnen en kan op die manier lang bewaard worden .
Moerbeivruchten zijn uitermate bevorderlijk voor de spijsvertering.
Vermeerderen : De moerbei laat zich eenvoudig stekke,:snij een tak af welke ongeveer een halve meter lang is en doe deze in een pot met aarde
Soorten :
Morus alba of de witte moerbei heeft witte,gele,lavendelkleurige of zwarte vruchten.
Morus nigra of de zwarte moerbei heeft steeds zwarte vruchten.
Morus rubra of de rode moerbei heeft steeds zwarte vruchten
Morus alba heeft een steeltje dat ongeveer half zo lang is als de vrucht. De onrijpe vrucht smaakt flets zurig. De kleur van de rijpe vrucht kan zowel wit, geel, lila of zelfs zwart zijn.
Morus rubra heeft een iets langere steel dan Morus alba. Bij onrijpheid (rood) smaakt de vrucht stevig zuur, bij rijpheid (zwart) is de vrucht lekker zoetzuur. Het vruchtvlees is steviger dan bij Morus alba.
Morus nigra heeft een steeltje dat zo kort is dat het lijkt alsof er geen is omdat het kleine dingetje helemaal in de vrucht is ingebed. Bij onrijpheid (rood) is de vrucht nog zuurder dan een citroen , bij rijpheid (zwart) heeft de vrucht een zeer geconcentreerde zoetzure smaak en is ze extreem sappig
Weetjes :
Minder bekend zijn de heerlijk sappige vruchten. 't Is wel oppassen geblazen met die vruchten; vlekken zijn bijna niet te verwijderen.
De witte moerbei (Morus alba) is een plant uit de moerbeifamilie (Moraceae). De soort komt oorspronkelijk uit China. Omdat dit de belangrijkste moerbei voor de zijderups is, wordt de soort ook buiten China in veel gebieden met een geschikt klimaat aangeplant. In Duitsland staat de plant niet alleen in parken, maar wordt de soort ook als haagplant gebruikt.
De witte moerbei is een tot 16 m hoge boom. De schors is grijsgroen tot roodbruin, die van een oude boom donker oranjebruin. De kruin is hoog en tamelijk smal. Takken zijn opvallend vaak gebroken, waardoor de kruin vaak ook lager en gewelfd wordt.
De loten zijn dun en recht en fijn behaard. De vorm van het blad is zeer variabel, aan een boom kunnen gelobde en ongelobde bladeren voorkomen. Veel bladeren zijn aan de basis hartvormig of rond en de meeste zijn eivormig toegespitst. De bladeren zijn meestal 8 x 10 cm groot met uitschieters naar boven van 12 x 20 cm. De bladeren hebben een zaagrand en de bladnerven zijn aan de onderkant behaard. De bladsteel is ongeveer 2,5 cm lang, gegroefd en licht behaard.
De vruchten zijn wit, later geel, maar vaak ook roze tot paars en eetbaar. Omdat ze niet lang houdbaar zijn, worden ze, als ze al worden aangeboden, in gedroogde vorm aangeboden.
De witte moerbij is interessant vanwege het record voor de snelste beweging in de plantenwereld. De meeldraden schieten het stuifmeel weg in een beweging die slechts 25 μs duurt. De beweging bereikt daarbij een snelheid van meer dan de helft van de geluidssnelheid
Moerbei-appeljam
Ingrediënten Voor 4 potten
600 g schone moerbeien 400 g zure appels 2 dl water 1 kg Geleisuiker
Bereiding De moerbeien in een grote, hoge pan doen. De appels halveren, klokhuis verwijderen en het vruchtvlees in stukjes snijden. De appels en het water bij de moerbeien voegen. De massa aan de kook brengen en circa 10 minuten zachtjes laten koken. Af en toe roeren. De geleisuiker erdoor roeren. Het mengsel al roerend langzaam weer aan de kook brengen en 4 minuten goed borrelend laten koken. De kooktijd gaat in op het moment dat het gehele oppervlak van de massa borrelt en dit niet meer door roeren ongedaan gemaakt wordt. Eventueel de jam met een schuimspaan afschuimen en in schoongemaakte potten schenken. De potten tot de rand vullen, direct sluiten en 5 minuten op hun kop zetten.
Bewaarvoorschrift ± 1 jaar; na openen gekoeld bewaren.
Botanische naam : Osmanthus burkwoodii Nederlandse naam : Schijnhulst Herkomst : Engeland Bijzonderheden : Grondsoort : humeus Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, solitair, tuinen Hoogte : 2.00-3.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : geurend, wit/créme Bloeitijd : april, mei Blad : wintergroen
Standplaats: Groeit op elke normale, humusrijke grond. Stelt geen bijzondere eisen alhoewel een beschutte plek tegen koude wind wordt aangeraden. Volle zon of halfschaduw.
Kenmerken: mooie bloem- en bladstruik met dichte, afgeronde groeiwijze, die zelfs als haag kan gebruikt worden. Trekt bijen aan. De donkergroene bladeren zijn 2-4 cm lang, eirond tot elliptisch en enigszins gezaagd en leerachtig. Aan de bovenzijde zijn ze glanzend donkergroen terwijl de onderzijde meer lichtgroenig gekleurd is. Een wintergroene, compact groeiende heester. Zowel als solitair als in groepen een opvallende plant met donkergroen blad.
Bloemen : Bloeit met kleine witte, geurende bloemen in april- mei
Planten : ook geschikt voor kleinere tuinen. Kan worden toegepast in groepen of als lage haag.
Snoeien : Snoeien is niet echt nodig. Enkel nodig om te modelleren. Laat zich makkelijk op vorm snoeien. Snoeien in het voorjaar na de bloei
Gebruik: Osmanthus burkwoodii is een mooie bloem- of bladstruik die ook in de rotstuin past. Zelfs als geurende luxehaag is hij heel goed toe te passen. Kies altijd een ietwat warme en beschutte groeiplaats. Ze doen het ook nog goed op drogere gronden.
Eigenschappen: deze plant bevat geurende plantendelen
- deze plant is wintergroen (groenblijvend)
- exotische aandoende plant voor gebruik in potten, bakken, terraskuipen edm.
- geschikt voor groepsbeplantingen
- geschikt voor een solitaire positie in een beplantingsschema
- deze plant is aantrekkelijk voor bijen (lokt bijen)
- deze plant is zijn onaantrekkelijk voor konijnen, zijn min of meer veilig voor konijnenvraat
Vermeerderen : door zaaien, stekken of afleggen
Weetjes :
Eventueel winterbescherming geven bij felle zon tijdens kale vorst. Als de bloemen na de bloei lelijk zijn, kunnen ze net als bij Rhododendron voorzichtig worden uitgebroken.
Mulchen is uitstekend
De naam schijnhulst is goed gekozen, omdat deze struik erg op hulst lijkt. De bladeren zijn vrijwel gelijk, leerachtig met scherpe tanden. Een kenner ziet het verschil aan hoe de bladeren aan de tak zitten. Bij hulst zijn ze over de tak verspreid en bij schijnhulst zitten ze tegenover elkaar, overstaand genoemd
Osmanthus x burkwoodii is ontstaan uit een kruising tussen twee andere schijnhulst-soorten namelijk Osmanthus decorus en Osmanthus delavayi. De eerst genoemde Osmanthus komt oorspronkelijk uit Noordoost-Turkije en de tweede uit Zuidwest-China.
Botanische naam : Lemna trisulca Nederlandse naam : Puntkroos Herkomst : Europa, Azié, Noord-Amerika, Mexico Bijzonderheden : onder water, bij bloei aan oppervlakte Grondsoort : alle Licht : half schaduw, zon Gebruik : groepen, verwildering,zuurstofplant Hoogte : drijvend Vorm : overig Winterbeeld : ondergedoken, overblijvend
Standplaats: In zoet of brak, voedselrijk water. Geschikte pH: neutraal en basisch (alkalisch) bodems. Het kan niet groeien in de schaduw. Het kan alleen groeien in het water
Kenmerken: Puntkroos (Lemna trisulca ) is een plant uit de aronskelkfamilie (Araceae) die voorkomt in Europa, Azië, Noord-Amerika en Mexico. Bij de plant zitten de lancetvormige schijfjes onder water, behalve als ze bloeien. De schijfjes zijn aan één eind steelachtig versmald. Bloeiende schijfjes zijn eirond tot eirond-lancetvormig. Hierin verschilt puntkroos van klein kroos (Lemna minor), waarbij de schijfjes altijd op het wateroppervlak drijven. De plant komt voor in zoet en brak, voedselrijk water en vermeerdert zich vooral vegetatief.
Een schijfje is een bladachtige stengel zonder bladeren. Een enkel worteldraadje hangt aan elk plantje.
Bloemen : Puntkroos bloeit van mei tot juni De bloemen zijn eenslachtig en eenhuizig. Een bloemdek ontbreekt. Aan de rand van een schijfje zitten vaak twee mannelijke en één vrouwelijke bloem bijeen. De mannelijke bloem heeft één meeldraad en de vrouwelijke een eenhokkig vruchtbeginsel. De vrucht is een droge vrucht.
Planten : Ze kunnen heel goed samen gaan met andere drijvers als kikkerbeet en krabbescheer en ook met hoornblad gecombineerd worden.
Werkzame bestanddelen: Puntkroos bezit een grote reinigende kracht waardoor ze ook sterke algengroei afremmen. Je moet er wel voor zorgen dat de plantjes de vijver niet gaan overheersen. Regelmatig verwijderen is dan ook absoluut noodzakelijk.
Eigenschappen:
-Doordat hun bladeren zo zacht zijn levert de plant enorme hoeveelheden zuurstof. Vanwege die zuurstofproductie zijn ze dan ook heel belangrijk in de vijver.
-Vereist een zonnige ligging in stilstaand water dat rijk is aan nitraten en limoen
-Kroos kan een lastige vijver onkruid zijn al is het gemakkelijk te controleren door simpelweg scheppen het uit
-Dit schepte materiaal is een uitstekende aanvulling op de composthoop.
-De groeiende plant is een goede bron van voedsel voor vissen en vogels, alsmede het verschaffen van dekking voor wezens in de vijver
-Deze soort is zeer geschikt voor gebruik in koud water aquaria echter als alle leden van het geslacht, kan haven visparasieten
-De plant overwintert in gematigde gebieden door middel van rust knoppen die zinken naar de bodem van de vijver in de late herfst en opstaan in de lente
Vermeerderen : Deze kleine plantjes vermeerderen zich enorm snel en vormen al gauw hele plakkaten. Regelmatig een deel verwijderen is absoluut nodig
Weetjes :
Puntkroos is afkomstig uit Europa, Azië, Noord-Amerika, Mexico en onder water groeiend, bij bloei komen ze aan de oppervlakte
Vissen, kikkerdikkopjes en andere vijverbewoners houden veel van kroos. Vissen eten zelfs graag van deze plantjes
Voedsel voor vissen en watervogels en habitat voor aquatische ongewervelden. Vanwege zijn hoge voedingswaarde, word Puntkroos gebruikt voor vee en varkensvoer in Afrika, India en Zuidoost-Azië.
Duivelsklauw, Harpagophytum procumbens, is een plant uit de woestijngebieden van Namibië, Botswana en het noorden van Zuid-Afrika. De plant wordt ook wel naar zijn herkomst vernoemd, nl 'bitterwortel van Namibië' of naar de hoofdstad van Namibië 'de wortel van Windhoek". Op het eerste gezicht is het een zeer aantrekkelijke plant, met op de grond liggende uitlopers, die in het voorjaar met schitterende rood-paarse bloemen bedekt zijn en doen denken aan de bloemen van vingerhoedskruid
De plant duivelsklauw (devil's claw) is afkomstig uit de woestijnstreken van zuidoost Afrika en dankt zijn naam aan het feit dat de vrucht is voorzien van talrijke 'klauwtjes'.
Deze 'klauwtjes' zorgen ervoor dat de vruchten zich aan de hoeven van vee kunnen vasthouden waardoor de verspreiding ervan makkelijker wordt.
Gewrichten, spieren en rugpijn
Duivelsklauw is ontstekingswerend bij chronische en acute reumatische aandoeningen. Het is het absolute hoofdmiddel bij artritis en de ziekte van Bechterew, waarbij nachtelijke pijn en startpijn of stijfheid op de voorgrond staan. Het vermindert de zwelling en de pijn, ook bij artrose.
Duivelsklauw geeft verbluffende resultaten bij jicht, artritis en reuma door o.a. de uitscheiding van urinezuur en de beschermende werking op het kraakbeen.
Duivelsklauw helpt bij chronische rugpijn, spierpijn en spierstijfheid, peesontstekingen, verstuikingen en zenuwpijn. Het kan helpen de dosis klassieke pijnstillers te verlagen of af te schaffen en heeft een veel betere tolerantie.
Duivelsklauw heeft een bloedzuiverende werking bij bijvoorbeeld chronische nicotine-intoxicatie
Duivelsklauwextract wordt gemaakt uit de wortels van de plant en bevat de actieve stoffen gluco-iridoïden.
Voor sporters kan duivelsklauw erg handig zijn wanneer je je onderrug soepel wil rekken en strekken. Daar wordt het vaak voor ingenomen.
Ouderen kunnen duivelsklauw proberen bij ongemakken in het heup- en kniegewricht.
Duivelsklauw wordt overigens ook nog wel eens toegepast op paarden en/of honden. In veel landen wordt duivelsklauw beschouwd als doping voor een paard, en de werking is nog niet afdoende onderzocht. De werking van duivelsklauw op het paard en op honden zal hier daarom verder niet worden besproken. Vooralsnog is er onvoldoende bewijs om het gebruik van duivelsklauw bij het paard of bij honden af te raden, dan wel aan te bevelen. Wel moet worden opgemerkt dat u bij het gebruik van onvoldoende onderzochte producten altijd met enige terughoudendheid dient op te treden!
De bijwortels van de Duivelsklauw verbeteren de beweeglijkheid van de gewrichten omdat ze bestanddelen bevatten die zowel een pijnstillende als ontstekingsremmende werking hebben.
Door sporters wordt Duivelsklauw o.a. gebruikt om door overbelasting ontstane tendinitis (peesontsteking) en de symptomen van een tennisarm te bestrijden.
Inwendig
Door Duivelsklauw oraal in combinatie met Lithotamnium te gebruiken wordt de uitscheiding van urinezuur gestimuleerd en geneutraliseerd waardoor verbluffende resultaten worden geboekt bij jicht, artritis en reuma.
Uitwendig
De heilzame en waardevolle plantaardige bestanddelen van de Duivelsklauw gewrichten-gel, worden snel in de huid opgenomen en zorgen voor smering van de gewrichten waardoor u zich beduidend beter kunt bewegen.
Botanische naam : Hippophae rhamnoides Nederlandse naam : Duindoorn Herkomst : Europa, China Bijzonderheden : tweehuizig Grondsoort : alle, zand, kalkrijk Vochtbehoefte : droog, normaal, nat Licht : zon Wind : ongevoelig, zeewind bestendig Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, kust/zeewind, landschap Hoogte : 1.00-2.00 m Vorm : breed Bloeikleur/vorm : geel, groen, onopvallend Bloeitijd : april, mei Blad : bladverliezend, grijsgroen Vrucht : oranje, eetbaar Twijg/stam : doornen/stekels
Standplaats: Zonnige plaatsen op droge tot vrij vochtige, voedselarme, kalkhoudende, humusarme grond. De struik verdraagt zout (zand en stenige plaatsen).
Kenmerken: De duindoorn (Hippophae rhamnoides) is een tweehuizige struik; er zijn mannelijke en vrouwelijke planten. De plant komt in Nederland van nature vooral voor in open, kalkrijke duinen. De duindoorn is een xerofyt; ook is hij goed bestand tegen zout en het stuiven van het zand. Hij wortelt dan ook zowel horizontaal als verticaal. In Centraal-Azië groeit hij in woestijn-achtige omgevingen, in de Alpen in open land en aan rivieroevers.
Bloemen : Bloeimaanden: April en mei De struiken zijn tweehuizig. De groenige bloemen groeien in de oksels van dicht bij elkaar geplaatste, bruine knopschubben. Ze verschijnen voor de bladen. Mannelijke bloemen hebben 2 min of meer rechtopstaande ronde slippen, die samen de 4 meeldraden helemaal kunnen omsluiten. Vrouwelijke bloemen zijn spoelvormig en hebben bijna allemaal geen steeltje. De lange stempel is roodbruin. Vruchten: De oranje bessen zijn bijna bolrond en 6 tot 8 mm groot. Ze zijn eetbaar, maar vrij zuur
Planten : Duinen (duinstruwelen en zandvlakten), opgespoten grond (met kalkrijk zand), langs spoorwegen (spoordijken), rotskusten, rivieroevers, grindafzettingen in gebergten en kiezelbanken.
Gebruikte delen: het sap van de duindoorn kan preventief tegen verkoudheden worden gedronken. De besjes zijn erg zuur, maar met suiker kan je ze lekker verwerken tot siroop of jam. Van de siroop maken ze lekkere limonade. Een deel van de overgebleven duindoornvelletjes gaat naar de theefabriek. Daar verwerken ze de restanten van de bessen tot thee
Werkzame bestanddelen: De zure bessen zijn rijk aan vitamine C en daarnaast vitamine A, B1, B2 en E.
Eigenschappen: Hij kan ook gebruikt worden om sikstof in de bodem vast te leggen en de bodem vruchtbaarder te maken. Het is ook een ideale plant om als haag te gebruiken.
Vermeerderen : vermeerdert zich door uitlopers.
Soorten :
-- 'Leikora': tot ong. 3m hoog. Zeer grote vruchten. Voor een goede vruchtzetting moet de mannelijke cultivar 'Pollmix' in de buurt worden geplant. Heldergrijs blad.
-- 'Pollmix': mannelijke vorm van 'Leikora'.
-- Hippohae rhamnoides Silver Star® 'Darstar', uit Denemarken afkomstige cultivar. Zeer mooie bossige plant met dichtbebladerde, zilverwitte tallen. Vormt een dichte struik. Het is een mannelijke vorm zonder vruchten.
Weetjes :
De duindoorn leeft in symbiose met een bacterie van het geslacht Frankia die in wortelknolletjes stikstof bindt. Dit proces vindt vooral plaats in jonge wortels. Door de stikstoffixatie is er lokaal meer stikstof in de grond waardoor men vaak stikstoflievende planten als brandnetels onder de duindoorn vindt. De duindoorn wordt in zijn milieu tien tot vijftien jaar oud waarna zijn plaats ingenomen wordt door opvolgende plantensoorten
In de winter kunnen de bessen gaan gisten, hierdoor kunnen vogels (o.a. kramsvogels) dronken worden.
In de zestiende eeuw schrijft de Engelse botanicus William Turner dat arme kustbewoners uit de bessen een saus maken. De Nederlandse botanicus Abraham Munting spreekt over de 'duynbezie', zoals hij de duindoorn noemt. In zijn Nauwkeurige Beschryving der Aardgewassen (1696) staat: De bladeren en Vruchten der Duynbezien zijn koud en droog van aart. Verslaan den dorst der Koortsige lieden drijven ook uyt alle slijmerige en taye vochten. Van het zap dezer Vruchten werd een Verjuys gemaakt, zeer bequaam ten gebruyk in spijzen. Op een paar plaatsen wordt de struik gekweekt voor de fruitteelt.
in China worden echte plantages aangelegd om er producten van te maken die worden gebruikt in de culinaire, cosmetische en farmaceutische industrie.
De oude Grieken wreven de huid van paarden in met bladeren en jonge spruiten van de duindoorn. Ze glansden dan mooi. Dat is ook de oorsprong van de wetenschappelijk geslachtsnaam Hippophae van hippos = paard en phaes = lichtend. De botanische soortnaam rhamnoides = doornachtig geeft aan dat de plant doornen heeft.De Fransen voedden de schapen met duindoornbladeren zodat de vacht een speciale glans kreeg.
Botanische naam : Astilbe 'Fanal' Nederlandse naam : Astilbe (arendsii groep) Herkomst : Bijzonderheden : granaatrood Grondsoort : alle, humeus, veen, kalkarm Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw Gebruik : groepen/vakken, borders, snijbloem, waterkant Hoogte : 0.40-0.60 m Bloeikleur/vorm : rood/bruin, pluim Bloeitijd : juni, juli, augustus Blad : groen
Standplaats: Verlangt een plekje in de halfschaduw en een voedzame, humusrijke bodem met weinig boomwortels in haar nabijheid.
Bloemen : Ziet er prachtig uit het weergeven van de robijn rode bloemen in het midden om van een schaduw achtertuin. Vooral opvallend in een grote groep omringd door kleinere, witte bloeiende planten
Bij bloeiende planten is het belangrijk om veel knoppen te hebben en om die knoppen uit te laten komen. De aanmaak van knoppen wordt gestimuleerd met een, verhoudingsgewijs, hoger fosfor gehalte. De bloei van de knoppen wordt gestimuleerd door een hoog kalium gehalte. Het hogere kalium gehalte zorgt tevens voor een langere bloei en verbetert de kwalitatieve eigenschappen zoals geur van de bloemen. Daarnaast zorgt het hogere kalium gehalte voor een efficiëntere waterhuishouding zodat de planten zuiniger zijn met water. Hoe verder de onderlinge gehalten uiteenlopen des te sterker gaat er een stimulerende werking vanuit. Advies samenstelling: N5+P2+K4 tot maximaal N9+P6+K8
Planten : Zorg voor voldoende vocht in de bovenlaag van de grond. Dek lichte gronden met blad en houtsnippers af om vocht vast te houden. Volg een regelmatig water schema tijdens het eerste groeiseizoen om een diepe, uitgebreid wortelstelsel vast te stellen. Voor een nette uitstraling, verwijder de oude gebladerte voor nieuwe bladeren ontstaan.
Gebruikte delen: Word ook als snijbloem gebruikt
Eigenschappen: Deze plant is ook te gebruiken als borderplant (op een iets zonniger plek). De bodem moet dan wel goed vochthoudend zijn. Woekert niet of nauwelijks en laat zich goed combineren met andere planten.
Botanische naam : Ilex aquifolium Nederlandse naam : Scherpe hulst, Groene hulst Herkomst : West-Europa, China, Inheems Bijzonderheden : haag, twee-huizig Grondsoort : alle, kalkrijk Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw Wind : weinig gevoelig Groep : (sier)heesters Gebruik : randen/hagen, solitair, kust/zeewind, tuinen, insecten Hoogte : 5.00-10.00 m Vorm : kegel Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : mei, juni Blad : wintergroen, gestekeld Vrucht : rood/bruin
Standplaats: Hulst groeit zowel in volle zon, halfschaduw en schaduw, maar verlangt voldoende vochthoudende humusrijke grond. Een kalkbodem hebben ze niet graag. Zeer natte gronden zijn niet geschikt voor hulst.
Kenmerken: De besdragende soorten dragen in de lente onopvallende, witte bloemen van ongeveer 8 millimeter groot. Ook de vruchten zijn ongeveer 8 millimeter groot, min of meer rond en rood van kleur. Niet elke cultivar draagt veel bessen
Bloemen : In mei verschijnen de kleine, waswitte bloemetjes. Ze zijn okselstandig geplaatst en verschijnen in bosjes. Ze hebben een vijfgelobde kelk met een witte, gespleten kroon en vier of vijf meeldraden, die aan het vruchtbeginsel kleven. De groene bessen kleuren in het najaar prachtig rood Hulst is doorgaans tweehuizig: mannelijke en vrouwelijke bloemen groeien niet aan dezelfde plant. In de rode bes zitten twee tot acht zaden.
Planten : Plant u een hulst om de vele mooie, rode bessen, dan kunt u voor de bevruchting het beste bij vrouwelijke exemplaren een mannelijke planten. En om bezitters van kleine tuinen toch van hulsttakken vol bessen te laten genieten, hebben kwekers zelfbestuivende variëteiten ontwikkeld. Ilex aquifolium 'J.C. van Tol', 'Pyramidalis' en 'Alaska' zijn er als beshulst. Ook van deze variëteiten zal het aantal bessen groter zijn als er een mannelijke hulst in de buurt staat.
Gebruikte delen: De bladeren en bessen worden gebruikt in kerststukjes. Hout van de hulst wordt gebruikt voor meubilair en inlegwerk. De jonge bladeren kunnen in juni worden geplukt en gedroogd. Thee die hiervan wordt getrokken, werkt koortsverlagend en urinedrijvend. Hulst is in bepaalde gebieden beschermd.
Eigenschappen: Hulst laat zich zeer gemakkelijk knippen en kan gebruikt worden als solitair, in groepen en als haag. Zelfs de Romeinen gebruikten al hulst om er ondoordringbare hagen mee aan te planten.
Vermeerderen : Een hulst kan worden vermeerderd door te zaaien, te stekken, te delen of via uitlopers. Neem aan het eind van de zomer of begin van het najaar de halfhoutige takken als stekken. Of pluk de bessen meteen nadat ze goed op kleur zijn. Laat het vruchtvlees verrotten en was daarna de zaden heel goed schoon. Het vruchtvlees bevat namelijk stoffen, die de kiemkracht remmen. Bewaar het zaad in wat vochtig zand. Zaai ze het eerstkomende voorjaar op een halfschaduwrijke plek in vochtige, humusrijke grond. De opkomst kan een periode van drie jaar bestrijken. Cultivars kunnen door afleggen, enten of stekken worden vermeerderd. De jonge boompjes kunnen in strenge winters, vooral als ze in de volle winterzon staan, nog wel eens wat vorstschade oplopen.
Soorten : Meer dan 400 bladhoudende en bladverliezende soorten uit de gematigde zones van het noordelijk en zuidelijk halfrond.Mannelijke en vrouwelijke soorten.Met en zonder rode, gele, zwarte en of witte bessen.
Weetjes :
De vrucht is een kleine bes, meestal rood, met een tot tien zaden. De bessen zijn mild giftig en kunnen bij mensen braken en/of diarree veroorzaken. Ze zijn echter zeer belangrijk voedsel voor veel soorten vogels. Ook andere wilde dieren eten de bessen. In de herfst en de vroege winter zijn de bessen hard en ogen niet aantrekkelijk. Wanneer echter de vorst enkele malen er over is gegaan, worden de bessen zacht en eetbaar. Tijdens winterstormen nemen vogels graag hun toevlucht in Ilex-soorten. Ze vinden daar een schuilplaats, bescherming tegen roofdieren door de stekelige bladeren en voedsel.
Symboliek Hulst is een symbolische plant vanwege zijn altijd groene verschijning. Volgens het volksgeloof beschermt hulst tegen blikseminslag en tegen vijandige machten zoals demonen en heksen.
Hydrangea arborescens is perfect winterhard, en geschikt voor zowel zon als halfschaduw.
Enkel in voldoende vochtige grond kunnen ze in de volle zon staan. Vij voorkeur op koele, licht tot rijk beschaduwde plaatsen. Bij teveel aan zon of een tekort aan water kunnen de bladeren verdrogen of verbranden. Zorg voor een voldoende vochtige standplaats die goed waterdoorlatend is. Hortensia's haten nattige voeten in de winter.
Kenmerken:
De bloemknoppen van de Hydrangea arborescens 'Annabelle' bevriezen nooit omdat de plant bloeit op het hout dat hij in het voorjaar maakt.
Hydrangea arborescens 'Annabelle' vormt bolronde tuilen die eerst wit bloeien en in de nazomer groen verkleuren. De tuilen kunnen mooi drogen.
bloemen :
De plant is bijna de hele zomer overdekt met enorme witte bloemschermen, die prachtig staan bij het lichtgroene blad. Bekendst is 'Annabelle', met haar bolvormige bloemschermen die bijna zo groot als een voetbal zijn.
Zij bloeit van eind juni tot aan de eerste vorst, en kan na enkele jaren gerust twee meter hoog en breed worden
Vermeerderen :
Vermeerderen uit stekken of door afleggen
Snoeien :
Dikke bloemtuilen bekomt men door de stuik in de lente tot 30 cm terug te snoeien.
Kleinere bekomt men dus door niet te snoeien, met het voordeel dat ze minder zwaar zijn en niet zullen doorbuigen.
Knip in de vroege lente de twijgen steeds kort in (op 3-4 ogen). Sommigen maaien ze zelfs gewoon af, maar dat kan ik niet aanraden op te volgen. Deze cultivar is bijzonder winterhard.
De grond heeft voor deze cultivar geen invloed op de kleur van de bloem.
Weetjes :
tip: een korf rond de Hydrangea arborescens 'Annabelle' maken met gaas en zo de takken steunen
Hydrangea arborescens 'Annabelle' is mooi te combineren met Alchemilla, Hedera, Hosta, Taxus, Buxus, herfstanemonen, Monnikskap
De hortensia "Annabelle" variëteit kent zonder twijfel het meest succes bij de kenners. Het is een cultivar (een gekweekte variëteit), die oorspronkelijk uit de Verenigde Staten afkomstig is. Sommigen bronnen spreken van een selectie van H. arborescens 'Grandiflora'. In de VS, kent de plant een onafgebroken succes sinds 1978. De Annabelle heeft uiteraad de erg typische Hortensia-bloem, die eigenlijk samengesteld is uit tal van kleine bloempjes. De kleur varieert van zachtgroen tot een erg puur wit. De bloemen zijn een stuk groter dan bij 'Grandiflora' en daarom lijkt deze ook krachtiger. Deze spectaculaire plant kan bloeien van eind juni, tot aan de eerste vriesdagen; het is daarbij niet ongewoon dat de bloemen een doorsnede van 20- 30 cm bereiken
Soms kan een Hortensia niet bloeien:
- Omdat de knoppen bevroren zijn door late vorst in het voorjaar. Je kan ze daartegen beschermen door de oude bloem te laten staan tot aan de ijsheiligen.
Deze dienen dan tevens als steun voor eventueel afdekmateriaal zoals vliesdoek, lakens of papier,
maar geen plastiek.
- Verkeerd snoeien. Elke soort heeft zijn eigen snoeimethode.
Standplaats: Het hele jaar zo licht mogelijk. Alleen tegen zeer felle zon moet geschermd worden (verbrandingsgevaar).
Kenmerken : In niet-bloeiende toestand zijn de planten bepaald niet decoratief. De langwerpige pseudobulben eindigen in een of twee min of meer stugge bladeren. Ze zijn om ze zoveel mogelijk tegen de felle zon te beschermen nog van een waslaagje voorzien.
Soorten : Heel veel soorten en varieteiten
Gieten: Gedurende de groeiperiode vrij ruim. De grond mag nooit helemaal uitdrogen. Tijdens de rustperiode minder gieten. De pseudobulben mogen best wat indrogen.
Bemesting: Gedurende de groeiperiode bij elke derde watergift wat speciale orchideeënmest aan het gietwater toevoegen.
Verpotten: Om de twee tot drie jaar, steeds aan het begin van de groeiperiode. We gebruiken uiteraard speciale orchideeëngrond. De Cattleyas bezitten dikke vleesachtige wortels en deze zijn omgeven door een velamen, alleen het puntje is groen. Deze wortels bezitten een hoge zuigkracht en houden de vochtigheid vast. Bij sommige wortels is chlorofyl te vinden, waardoor ze kunnen ademen. Hiervoor verlangen ze een luchtige grond. Nooit water geven waarin teveel kalk zit, want dan verkalt het velamen en wordt de wortelwerking onderbroken. Ook teveel water verdrijft de lucht uit de grond en doet de wortels afsterven. Hierbij worden de bladeren dof, slap en verschrompelen. Deze plant dient verpot te worden in een luchtig substraat.
Beschadigers: Wanneer de bloei schede nog gesloten is, wordt daar vaak plantesap afgescheiden. Daar bevinden zich vaak blad-, schild- en wolluizen, die zeker tijdig bestreden moeten worden.
Temperatuur: Gedurende de groei periode 20 à 25°C (overdag). In de rusttijd 15 à 17°C (sommige vormen iets warmer).
Bij aankoop op letten: --Kies steeds planten die óf in volle bloei staan of waarvan de bloemknoppen zich nog in de bloemschede bevinden. Op die manier wordt voorkomen dat de planten ten gevolge van de verandering in standplaats de bloemknoppen afstoten. --Cattleya's zijn duurder dan andere orchideeën. Dat is onder meer een gevolg van de langere kweekduur. Indien er goedkope Cattleyaplanten worden aangeboden, is daar meestal wat mee aan de hand.
Er was eens... een beroemde plantkundige.
Hij ondernam in 1818 een expeditie naar Brazilië. Hij verzamelde orchideeën en andere tropische planten voor de Europese markt. De gevonden planten werden zorgvuldig in kisten verpakt. Als verpakkingsmateriaal voor zijn 'groene buit' gebruikte deze plantenjager delen van allerlei andere planten die daar in massa's voor het grijpen lagen. Ontvanger van deze zending was de Engelse plantenliefhebber Cattleya. Hij was ook geïnteresseerd in het eigenaardige verpakkingsmateriaal dat o.a. uit lange plantendelen bestond. Uit nieuwsgierigheid plantte hij enige van die lange stengels in een compostmengsel en zette ze in zijn kas.
Groot was zijn verbazing toen zich uit deze plantendelen nooit eerder waargenomen orchideeënbloemen ontwikkelden. U zult het al wel begrepen hebben: de Cattleya had z'n intrede in Europa gedaan.
Ook heden ten dage is de Cattleya een buitenbeentje onder de orchideeën. Zijn sprookjesachtige, mooie bloemen, de geur en het gevarieerde kleurenspel houden talloze plantenliefhebbers in de ban.
Verzorging :
Eigenlijk is de verzorging van Cattleya betrekkelijk eenvoudig. Dat komt omdat alle ongeveer 30 soorten die bekend zijn en in Midden- en Zuid-Amerika voorkomen onder ongeveer gelijke klimatologische omstandigheden groeien. Ze groeien epifytisch, dus op bomen maar ook op rotsstenen . Tijdens de groei periode staan ze graag warm; zo'n 20 à 25 °C. In de rustperiode daarentegen nemen ze al genoegen met 15 à 17 °C. Deze rustperiode is voor een Cattleya uiterst belangrijk. Indien deze ontbreekt zal de bloei te wensen overlaten.
Helaas is deze rustperiode niet precies aan een bepaald jaargetijde gebonden. Meestal echter zijn het de lichtarme wintermaanden. Daarna is het zaak de planten goed te observeren.
De nieuwe groeischeut die aan de pseudobulben zichtbaar wordt, geeft het begin van groei periode aan. Men ontdekt dan ook snel nieuwe wortels; ( nieuwe scheut groeit en de nieuwe bladeren worden gevormd
Bloemen : Heel vlot daarna ontwikkelt zie een platte bloemschede aan ,basis van het blad.
Hierin bevindt zich een korte, niet-vertakkende bloemstengel met bloemen. Het kan echter vaak lang duren voor die bloemen te voorschijn komen; soms ontluiken ze pas als er nog een rustperiode is geweest. Aanvankelijk is de schede zachtgroen, maar in de maanden die volgen wordt hij bruinachtig en verdroogt. Dat is normaal.
Dat de jaarlijkse groei ten einde is, kan men vaststellen aan de donkergroene kleur. De plant moet dan koeler gehouden worden. Daarbij wordt natuurlijk ook veel minder gegoten. Pas wanneer men vaststelt dat er zich in de schede een knop bevindt of dat er wortelvorming plaatsvindt, mag er weer wat meer gegoten worden en mogen de planten weer wat warmer staan. Om in de kamer, waar de relatieve luchtvochtigheid laag is, de bloei te bevorderen kan men proberen de bruine schede te openen. Doe dat uiterst voorzichtig, want de kans dat de bloemknoppen daarbij beschadigd worden is natuurlijk aanwezig. Wanneer de bloeiperiode erg kort duurt, heeft dat dikwijls te maken met lichtgebrek. Maar ook wateroverlast door te veel gieten kan de oorzaak zijn.
Door kruisingen o.a. met andere geslachten (Brassavola. Laelia en Sophronitis) zijn talloze nieuwe vormen ontstaan. Cattleya's en verwanten zijn dan ook tegenwoordig vrijwel het hele jaar in allerlei kleuren te koop.
Standplaats: De plant groeit op goed doorlatende grond en in de volle zon Je kan knoflook uitsluitend voor de plantbol, op zonnige, tamelijk vochtige plaatsen kweken. Zorg ervoor dat je lichte, goed omgespitte grond
Kenmerken: Geur :Veel componenten in knoflook zijn zwavelverbindingen. Deze worden bijna allemaal door het lichaam verteerd, behalve allylmethylsulfide (AMS). Dit wordt niet verteerd in de ingewanden, maar opgenomen in het bloed. Het bloed brengt de AMS naar de longen en de huid waar het een, voor anderen, onprettige geur veroorzaakt. Uit een onderzoek gedaan door de Universiteit van Edinburgh blijkt dat de geur helpt tegen muggen.
Ook kleine stukjes knoflook in de mond, zoals tussen de tanden, kunnen slechte adem veroorzaken.
Dit laatste kan gedeeltelijk verholpen worden door het kauwen van peterselie, of kervel,door het eten van een geraspte appel of enkele lepeltjes honing
Bloemen : Deze plant bloeit in juli en moet je oogsten eind augustus Wit tot roze bloempjes
Planten : De broedbolletjes in maart of oktober planten op een onderlinge afstand van 15 tot 20 cm
Gebruik Inwendig Knoflook is een goed lange termijnmiddel bij problemen met de bloedsomloop.
--Het houdt de bloedvaten schoon en de bloeddruk laag.
--Vermindert het risico op problemen met de bloedsomloop bij diabetici.
--Beschermt het hart.
--Desinfecteert en verwijdert slijm uit de longen.
--Helpt bij aandoeningen en infecties van de luchtwegen met slijmvorming.
--Werkt preventief tegen verkoudheid, griep en andere virusinfecties.
--Verlicht de symptomen van bijholteontstekingen en hooikoorts.
--Verbetert de vertering van vetten.
--Doodt wormen in de ingewanden.
Gebruik Uitwendig
--Knoflookolie bij oor- en neusinfecties (druppels).
--Olie als borstzalf bij verkouden kinderen.
--Op pessaria bij vaginale infecties.
--Op wratten en schimmelinfecties, waaronder dauwworm.
--Als kompres bij abcessen.
Opgelet! Knoflook kan de maag irriteren, maar is wel zeer heilzaam.
Eigenschappen: Antisceptisch, antiviraal, schimmeldodend, krampstillend, slijmoplossend, anti-allergisch, verlaagt de bloeddruk, verlaagt het bloedsuiker- en cholesterolgehalte, bevordert de bloedsomloop.
Knoflook is een kruidachtige, overblijvende plant, behorende tot de leliefamilie. De stengel is tot aan het midden bebladerd. De bloeiwijze draagt bolletjes.
De werkzame bestanddelen die uit de bol gewonnen worden, bestaan uit etherische olie, waarin zich glycosiden bevinden die uiteenvallen in vluchtige zwavelhoudende mengsels. Andere bestanddelen zijn suikers, pectinen, vitaminen en hormoonstoffen.
Vermeerderen : Knoflook kan alleen vegetatief vermeerderd worden. In hun bloeiwijze komen wel bloemen voor maar deze vormen geen zaad. In plaats van zaad vormen ze in de bloemtop broedbolletjes.
Soorten : Knoflook hoort bij de Alliaceae familie die uit 600 soorten planten bestaat. Rose de Lautrec, Thermidrome, Cristo, Printanor, Rose d'Auvergne, Blan de la Drôme, Olifant Knoflook (grote bollen), Blanke Reuzen, enz... Vermoedelijk komt knoflook van de steppen in Centraal-Azië. Via nomaden ging deze plant naar het Midden-Oosten. Daar werd hij in cultuur gebracht en veredeld tot een variëteit met grote bollen
Knoflook bewaren Verse knoflookteentjes voelen stevig aan. Knijp daarom bij de aankoop voorzichtig in de bol. Bewaar knoflook op een donkere, droge plaats in een open pot of mand. Zo zijn de bollen doorgaans enkele maanden houdbaar. Zodra de tenen binnen het omhulsel beginnen te verschrompelen of te ontspruiten, is de knoflook niet meer goed. Bewaren in de koelkast vermindert de typische knoflooksmaak en bevordert meer een uiensmaak. Knoflook kan je wel goed invriezen. Verwijder de pel en hak de knoflook fijn. Bewaar dit in een potje in de diepvriezer. Zo heb je steeds knoflook in huis.
Geschilde knoflookteentjes worden vaak bewaard in olie. Hierbij is echter voorzichtigheid geboden. Deze manier van bewaren in afwezigheid van lucht kan de groei van de dodelijke bacterie Clostridium botulinum of de botulismebacterie bevorderen indien aanwezig. Dit kan worden voorkomen door de knoflooktenen vooraf een paar uren in azijn of citroensap te leggen. Om de vorming van een groenblauw lint te voorkomen als gevolg van een reactie van een zwavelhoudende verbinding in knoflook met het zuur, kunnen de knoflooktenen voor het inleggen ook nog worden geblancheerd.
Weetjes :
Knoflook, een van de meest gebruikte keukenkruiden, stamt oorspronkelijk uit Centraal-Azie maar wordt nu in de meeste klimaten gekweekt. De knoflookbol bestaat uit vele afzonderlijke teentjes onder een wit, papierachtig vel.
Folklore Knoflook wordt al eeuwen gebruikt als versterkend voedsel en tegen infecties.
Culpeper merkte op dat knoflook al in de Oudheid als goedkoop middel tegen alle kwalen gold. Hij achtte knoflook vanwege de sterke geur ongeschikt voor mensen met een cholerische of melancholieke natuur.
Europese landarbeiders meenden dat knoflook hen de kracht gaf om onder de hete zon te kunnen werken.
In het graf van Toetanchamon werden knoflooktenen gevonden
In Rusland wordt Knoflook ook wel 'Penicilline voor de arme' genoemd
De Chinezen, de oude Grieken en ook de Romeinen gebruikten al knoflook tegen allerlei kwalen zoals infecties, wonden en zweren, zwakte, en tumoren.
In het oude Egypte zwoeren artsen hun eed onder het aanroepen van de Knoflook, deze plant werd als heilig beschouwd. Hoe belangrijk de Knoflook was in Egypte blijkt verder uit een bericht van de Griekse schrijver Herodotus (van 480 v. Chr. na 430 v. Chr.) waarin staat dat bij de bouw van de grote piramide van Cheops 1600 zilvertalenten werden uitgegeven voor de aankoop van een voorraad uien, knoflook en radijzen voor de arbeiders. In de bijbel wordt Knoflook vermeld als een van de planten waarnaar men terugverlangt na de vlucht uit Egypte
Wie eenmaal dikblad in huis heeft gehaald zal waarschijnlijk zo enthousiast zijn, dat hij/zij zal proberen het sortiment uit te breiden. Reden genoeg om winkels af te lopen, bij vrienden te ruilen om zo een hele verzameling aan te leggen. Zijn de omstandigheden in uw huis ideaal, dan kunt u een zeer vormenrijke en interessante groep planten aanschaffen.
Soorten Er zijn meer dan 300 soorten Crassula (afgeleid van het Latijn crassus = dik) bekend. Het overgrote deel hiervan groeit in droge en warme streken van Zuid-Afrika. Crassula behoort tot de vetkruidfamilie (Crassulaceae), vetplanten waartoe o.a. ook Kalanchoe, Echeveria, Rochea en de in tuinen veel voorkomende huislook (Sempervivum) en muurpeper (Sedum acre) behoren.
Standplaats Dikblad moet warm en zonnig staan en dat betekent dus een venster op hetzuiden. Wit berijpte en lichtgroene soorten tegen te felle zon beschermen. In de winter de planten koel (8-12 "C) zetten. De bladkleur blijft dan mooier en de kans op bloei wordt groter.
Verzorging Weinig gieten en wanneer de planten 's winters koel staan zelfs uiterst weinig water geven. In de zomermaanden eenmaal per maand mest geven, meer is niet nodig. Wel moeten de planten jaarlijks, als ze ouder zijn om de drie jaar worden verpot. Daarvoor wordt de potgrond vermengd met scherp zand en klei gebruikt. Denkt u vooral aan een goede drainage.
Ziekten Echte ziekten komen bij dikblad nauwelijks voor. Het zijn heel sterke planten, mits ze op de juiste plaats staan en een goede verzorging krijgen. Problemen zijn vooral het gevolg van teveel water in de winter: wortels verrotten en dat heeft ook tot gevolg dat de stengelbasis verrot en de plant dood gaat. Te hoge wintertemperatuur betekent ook slappe planten en nauwelijks of geen bloei. Bovendien kan er gemakkelijk spint, thrips en bladluis optreden, soms zelfs schild- en wolluis.
In een vroeg stadium van aantasting helpt een flinke waterstraal met lauwwarm water, bijvoorbeeld onder de douche. De oplossing is echter nadat de diertjes dood zijn - zorgen voor een juiste standplaats. De meeste mensen geven vooral tijdens de winter teveel water en de planten staan in die periode bovendien meestal te warm.
Vermeerderen Alle dikbladsoorten zijn gemakkelijk te vermeerderen. U kunt kopstek of zelfs de dikke bladen gebruiken. zowel blad- als kopstek ongeveer een week laten drogen. Daarna stekken in zandige grond ol op kleikorrels.
Tip Veel dikbladsoorten kunnen 's zomers op een zonnige plaats buiten staan. Beschermen tegen te veel regen en eind augustus naar binnen halen.
Botanische naam : Prunella grand. 'Loveliness' Nederlandse naam : Brunel , bijenkorf Herkomst : Bijzonderheden : drachtplant, vlinders, mauveblauw Grondsoort : alle Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : half schaduw, zon Gebruik : groepen/vakken, randen, bodembedekker, verwildering , kust/zeewind, insecten, bloemenweide, bostuinen Hoogte : 0.20-0.40 m Bloeikleur/vorm : blauw, aar Bloeitijd : mei, juni, juli, augustus Blad : groen
Standplaats: Deze bodembedekkende vaste plant stelt weinig eisen aan de grond.
Kenmerken: In bloei is het een zee van golvende aren, die vaak lilapaars, wit, of diep lilaroze van kleur zijn
Bloemen : In de zomer bloeit de hij vanaf juni tot aan de eerste nachtvorst. Bijen vliegen af en aan op de bloeiende brunel
Eigenschappen: Bij de Grandiflora-groep vallen vooral de bloemaren op door hun grootte. De bladeren zijn gaafrandig en ei-lancetvormig. Het blad is frisgroen van kleur. De stengels stijgen op tot een hoogte van 15 - 20 cm. Dit is de beste soort om een tapijt te vormen.
Vermeerderen : Door uitlopers
Weetjes :
Een zeker gemakkelijk te houden plant voor iedere tuin is de brunel of prunel.
Wanneer hij het naar z'n zin heeft, verovert hij elk jaar wel wat meer van de ruimte om zich heen. Uitlopers van 10 - 20 cm zijn heel gewoon.
Het is een uitstekende plant om een tapijt te vormen.
Botanische naam : Potentilla fruticosa 'Abbotswood' Nederlandse naam : Ganzerik , Vijfvingerkruid Herkomst : Noord-Europa, Noord-Amerika en Azie Bijzonderheden : grote bloem, beste witbloeiende vorm Grondsoort : alle, kalkarm Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : zon Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, randen/hagen, tuinen Hoogte : 0.50-1.00 m Vorm : breed Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : juni, juli, augustus, september Blad : bladverliezend, blauwgroen
Standplaats: Deze plant wenst een voedselrijke, vochthoudende tot vochtige bodem. Voor wat betreft de zuurgraad is ze vrij tolerant (pH = 5.5 - 8). Verlangt een plekje in de zon of lichte schaduw. Bij voorkeur uit de middagzon. Kan bij nachtvorst in april-mei schade oplopen.
Kenmerken: De nederlandse naam is Heesterganzerik, familie van de Rosaceae. De bloemkleur is wit en de bloeitijd is van ca. juni tot en met september. De bladeren zijn blauwgroen. De volwassen hoogte van deze middelgrote heester is ca. 70 cm. Verdraagt een temperatuur tot -35 gr. C. Heeft een opvallende bloeiwijze. Is goed verkrijgbaar.
Bloemen : Bloemkleur : wit Bloeiperiode : juni - sept ,grote bloemen van 2,5 cm groot
Planten : 4 tot 5 /m²
Snoeien : moet ieder jaar in het voorjaar, bij voorkeur in maart, gesnoeid worden. Knip alle takken ongeveer 7 cm boven de grond af. Wanneer de struik als haag wordt gebruikt, moet deze ook in haagvorm worden gesnoeid. Vergeet dan niet ook enkele takken diep uit de struiken weg te knippen. De haag blijft zodoende tot vlak boven de grond.
Oude, verwaarloosde heesters kunnen ook tot vlak boven de grond (10-15 cm) worden teruggezet.
Eigenschappen: De bloei van de knoppen wordt gestimuleerd door een hoog kalium gehalte. Het hogere kalium gehalte zorgt tevens voor een langere bloei en verbetert de kwalitatieve eigenschappen zoals geur van de bloemen. Daarnaast zorgt het hogere kalium gehalte voor een efficiëntere waterhuishouding zodat de planten zuiniger zijn met water.
Vermeerderen : Moeten iedere 3 tot 4 jaar gescheurd worden
Soorten :
--'Daydawn': zalmroze bloemen
--'Primrose Beauty': hooggroeiend, met spreidende, overhangende takken en talrijke crèmegele bloemen
--'Tangerine': oranje bloemen
--'Elisabeth': citroengele bloemen
--'Longacre': geel, tot 1 m
Weetjes :
Potentilla of ganzerik behoort tot de familie van de roos-achtigen (Rosaceae). De 500 soorten zijn voornamelijk te vinden in noordelijke gematigde gebieden. De potentilla vertegenwoordigd zowel eenjarige, vaste planten als heesters.
Botanische naam : Rosa 'Baron Girod de L'Ain' Nederlandse naam : Remontant roos Herkomst : Bijzonderheden : Grondsoort : alle, humeus, lichte klei Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : weinig gevoelig Groep : oude rozen Gebruik : groepen/vakken, tuinen Hoogte : 1.00-2.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : geurend, rood/bruin Bloeitijd : juni, augustus Blad : bladverliezend Twijg/stam : doorns/stekels
Beschrijving: Karmijn rood met een witte kraag, vol, zeer geurig. Bewezen ras met anjer-achtige bloemen en grijs-groene bladeren Is een hybride eeuwigdurende roos. Het is een krachtige groeier van bossige gewoonte, met stekelige stengels en donkergroene bladeren. In de zomer en de herfst, het produceert geurende, dubbel, donker-rode bloemen met een aantal bloemblaadjes met subtiele witte aftekeningen aan de randen
Snoeien : Bloeit op oud hout, snoeien na de bloei
Bodem pH vereisten: 5,6 tot 6,0 (zure) 6,1 tot 6,5 (zwak zuur)
Vermeerdering: Van zomerstek Van semi-stekjes Van stekjes Door enten Door knopvorming
Botanische naam : Helianthemum 'Wisley Pink' Nederlandse naam : Zonneroosje Herkomst : uit de bergen Bijzonderheden : matig winterhard Grondsoort : alle, humeus, kalkrijk Vochtbehoefte : droog Licht : zon Wind : weinig gevoelig, zeewind bestendig Gebruik : groepen/vakken, randen, bodembedekker, borders, verwildering, kust/zeewind, insecten, rotstuinen Hoogte : 0.10-0.20 m Bloeikleur/vorm : roze Bloeitijd : juni, juli, augustus Blad : wintergroen, donkergroen
Standplaats: Halfschaduw -Zon Alle grondsoorten -Droog -Goed gedraineerd -Humusrijk Plant zonneroosjes bij voorkeur op de zuidkant of op de zuidelijke helling van de rotstuin. Alvast in de volle zon en op een goed doorlatende grond. Helianthemum vraagt een kalkrijke grond. Geef wat kalk in het najaar (oktober-november).
Kenmerken: Zonneroosjes zijn stevige, meestal groenblijvende planten. Ze hebben glimmende, groene tot grijze, viltige kleine bladeren afhankelijk van ras tot ras. In koude winters kunnen soms de bladeren gedeeltelijk afvallen.
Bloemen : De bloemkleur is zachtroze en de bloeitijd is van ca. juni tot en met augustus. De bloemen variëren van enkel, halfgevuld of gevuld in vele kleurschakeringen. In het voorjaar de plant flink terugsnoeien zodat deze weer opnieuw kan uitlopen en een zee aan bloemen kan geven in de zomer 20 cm hoge soort bloeit zachtroze van juni t/m augustus. Het blad is grijs van kleur
Planten : plantafstand is 30 cm. (8-11 st. per m2.) Balkon-Bodembedekker-Potten en bakken-Randbeplanting-Rotstuin Vakbeplanting-Vaste planten border
Gebruik : Helianthemum zijn bijzonder geschikt voor rotstuinen, de heidetuin of een plaatsje vooraan in de border. Ze zijn altijd mooi te combineren met grassen, ereprijs, vlas of havikskruid
Eigenschappen: De bladeren zijn grijs en ongeveer 20 cm. hoog. De volwassen hoogte van deze vaste plant is ca. 25 cm. Verdraagt een temperatuur tot -20 gr. C. en blijft de gehele winter groen.
Vermeerderen : De plant is te vermeerderen door het stekken van gerijpte scheutjes in de zomer en te zaaien. Zonneroosjes zijn te vermeerderen door het nemen van kruidachtige stekken in het najaar. Neem bij voorkeur stekken met een hieltje. Dat zijn stekjes die van de plant worden getrokken waardoor er nog een vlaggetje oud hout aan de onderkant blijft hangen. Deze stekjes worden dan in een koude bak of in een serre overwinterd en in het voorjaar als ze beworteld zijn worden ze opgepot.
Soorten : Meerdere bekende soorten van zonneroosje
Weetjes :
Helianthemum betekent 'bloem van de zon' die zich alleen bij zonneschijn openen, en dat kan je zo letterlijk nemen. Het zijn dwergachtige, struikachtige, vaste planten en met zo'n 100 soorten ruim vertegenwoordigd zijn in de vaste planten wereld.
Er zijn talloze hybriden die meestal laag blijven en breed uitgroeien.
Zonneroosjes groeien overal waar de grond droog is en een beetje kalk bevat. Strooi eventueel in de herfst wat kalk. Kort ieder voorjaar alle takjes zo in, dat onder de plaats waar u knipt nog wat groen zit. Knip absoluut niet na half augustus in. De plant is gevoelig voor strenge vorst. Dek eventueel in de winter af met wat blad en takken.
De planten bloeien op de takken die het vorige jaar werden gevormd. Om de planten compacter te houden kun je best na de bloei deels terug snoeien.
Familie : Caprifoliaceae - kamperfoelieachtigen Botanische naam : Abelia schumannii Nederlandse naam : Abelia Bloeikleur : roze, geurende bloemen Bloeimaand : mei, juni, juli, augustus, september Bladkleur : Groen Hoogte : 70 - 120 cm (kan na tien jaar uiteindelijk tot 2 meter hoog worden) Wintergroen : Bladverliezend Winterhardheid : Goed winterhard Standplaats : Zon tot halfschaduw Soort gewas : Heester / struik Habitat : Normale bodem
Standplaats: Abelia presteert het best in de volle zon, in een vochtige maar goed doorlatende grond.
Kenmerken: Abelia shumannii is een bladverliezende struik die een stuk lager blijft dan de meeste andere soorten abelia's. Schumann Abelia is een elegante struik met gebogen stengels, die clusters van aantrekkelijke, lila-roze bloemen in de zomer te dragen
Bloemen : De kleine plant met de rode takken staat graag beschut en bloeit vanaf mei tot aan september met roze bloempjes.
Planten : Het is een prima plant, die uitstekend kan worden gebruikt als lage haag. En een aantal soorten is bruikbaar als potplant voor op het balkon of op het terras.
Eigenschappen: Een bladverliezende struik tot circa 2 m hoog, met slanke, gebogen takken. De jonge twijgen zijn paars en bedekt met donshaartjes. De bladeren zijn groen, ovaal, afgeronde punt tot ca. 3 cm lang ongeveer 1 cm. De trechtervormige bloemen zijn roze-roze met oranje markeringen en tot ongeveer 1,5 cm lang, en bloei van mei tot augustus.
Vermeerderen : Het kan worden vermeerderd door stekken Abelia kan je vermeerderen door in het midden van de zomer (juli - augustus) half verhoute stekken te nemen. Knip hiervoor tot tien cm lange takuiteinden af. De wond onderaan moet gaaf zijn. Strip de onderste blaadjes af en laat enkele de bovenste twee bladparen zitten. Plaats de stekken naast elkaar in een pot gevuld met voedselarme stekgrond. Benevel de stekjes maar zorg ervoor dat de grond ook niet te nat is. De pot met stekken (die elkaar net mogen raken), zet je op lichte standplaats waar de stekken niet in contact komen met rechtstreekse zonnestralen. De eerste winter plaats je de pot op een vorstvrije plek in een kas, serre, garage, tuinhuis of zolder. In de lente als de ergste vorst is geweken kunnen de bewortelde stekken in de tuin worden uitgeplant en getopt om het vertakken te bevorderen.
Soorten : Het geslacht telt ongeveer 23 soorten, de meeste geconcentreerd in Noord-oost Azië en drie soorten in Mexico. Het geslacht is vernoemd naar Dr. Clarke Abel (1780-1826), die de soort Abelia chinensis ontdekte tijdens zijn reis door China toen hij als arts verbonden was aan het gezantschap van Lord Amherst
Snoeien : Abelia's die tot augustus en langer bloeien kun je best pas in het voorjaar snoeien. In de lente wanneer de kans op strenge vorst is geweken, zie je ineens welke takken de winter niet hebben overleefd of een stuk zijn ingevroren. Dode en zwakke takken snoei je volledig weg. Bij de gezonde takken, snij je per struik een derde van de oudste takken weg. Op die manier zijn alle takken van de abelia nooit ouder dan drie jaar en stimuleer je de vorming van nieuwe scheuten die uit de grond komen opschieten. Zo heb je struiken met jonge takken die veel bloemen produceren, want de meeste bloemen verschijnen op de twijgen van het voorafgaande jaar en op de scheuten die vroeg in het voorjaar werden gevormd. Regelmatig de uiteinden van de takken toppen is aan te raden om compacte, gesloten struiken te bekomen.
Weetjes :
De generieke naam, Abelia, herdenkt dr. Clarke Abel, een botanicus en chirurg die China bezocht in 1816-1817 als Chief Medical Officer (op voordracht van Sir Joseph Banks ) en Naturalist naar de ambassade. Er werd echter Abelia parvifolia niet gegroeid in het westen van tuinen tot bijna een eeuw later. Zoals A. schumannii in Plantae Wilsonae, het was een van de vele planten verzameld door Ernest Wilson (ook bekend als 'Chinees' Wilson) op expedities in 1907, 1908 en 1910, en teruggestuurd naar het Arnold Arboretum