OM HET ZOEKEN IN DEZE PLANTENDATABASE MAKKELIJK TE MAKEN
DRUK CTRL-F EN VUL IN HET KADERKE
HET GEWENSTE WOORD IN BV."HULST"
EN ALLE VERWANTE TEKSTEN MET HET WOORD "HULST" IN VERSCHIJNEN.
WEL BLIJVEN KLIKKEN TOT U HET GEWENSTE ARTIKEL GEVONDEN HEBT
------------------------------
HOE MEER REAKTIES ER KOMEN HOE MEER DE SITE WORD UITGEBREID
07-05-2011
Corokia cotoneaster
Corokia cotoneaster
Botanische naam : Corokia cotoneaster Nederlandse naam : Zigzagstruik Herkomst : Nieuw-Zeeland Bijzonderheden : Vochtbehoefte : matig/spaarzaam Licht : half schaduw, zon Bloeikleur/vorm : geel Blad : wintergroen ,grijs Vermeerdering : stekken Voedingsbehoeft : om de week Standplaats : halfschaduw, zon kenmerken : wintergroen,decoratief,compacte groei,rode bessen na de bloei
Deze heester wordt ook wel eens zig-zag struik genoemd door zijn specifieke takstand. De twijgen zijn viltig grijswit en geliefd in de bloemsierkunst. De plant heeft kleine gele stervormige bloempjes gevolgd door kleurige bessen. Voorkeur voor volle zon of halfschaduw en een vruchtbare goed doorlatende grond. Indien men na de bloei de struik terug snoeit behoudt deze zijn dichte en compacte vorm. Halfgroenblijvende heester met grijsgroene blaadjes.
Twijgen viltig grijswit, z ig-zag-groeiend, kleine sterbloemen. De hoogte na 10 jaar is 50 cm. De bloemkleur is geel. Deze plant is matig winterhard. De bloeiperiode is mei - juni.
Groenblijvende struik uit Nieuw-Zeeland. Bloeit met kleine, stervormige, gele bloemen. Bloeitijd mei/juni. Gevolgd door rode bessen. Standplaats in volle zon of halfschaduw. Vruchtbare, goed doorlatende grond. Na bloei snoeien voor dichte en compacte vorm. Verdraagt circa -15 graden vorst.
Botanische naam : Clematis 'Madame Baron Veillard' Nederlandse naam : Bosrank, Bosdruif (Jackmanii-type) Herkomst : Bijzonderheden : roodachtig purper Grondsoort : alle, humeus, kalkrijk Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Wind : weinig gevoelig, gevoelig Gebruik : tuinen en parken Vorm : klimmend Bloeikleur/vorm : rood/bruin, paars Bloeitijd : juli, augustus, september Blad : bladverliezend
Kenmerken :
Jackmanii-groep lichte streep op kelkblad. De hoogte na 10 jaar is 4 m. De bloemkleur is rose. Deze plant is zeer winterhard. De bloeiperiode is juli - september.
Clematis 'Madame Baron Veillard heeft rooskleurige bloemen tot 10 cm groot.
deze plant verlangt een kalkhoudende bodem (pH 6,5 of hoger)
De Jackmanii groep bloeit zeer rijk gedurende de gehele zomer en kan ieder jaar sterk teruggesnoeid worden. Het zijn over het algemeen grootbloemige clematissen maar er zijn cultivars met relatief kleinere bloemen en ook zijn er gevuldbloemigen (dubbelbloemigen). De bloemen hebben 4 tot 6, meestal bedekkende, bloembladen. Ze bloeien meestal rondom juli-augustus waarbij sommige cultivars nog een tweede maal nabloeien.
Botanische naam : Rhododendron 'Apple Blossom' Nederlandse naam : Mollis azalea Herkomst : Bijzonderheden : zuiverrose, 15/5-25/5, spint Grondsoort : humeus, veen, kalkarm Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw Groep : rhododendrons Gebruik : groepen/vakken, solitair, onderbeplanting, tuinen, heidetuinen Hoogte : 0.50-1.00 m Vorm : breed Bloeikleur/vorm : roze Bloeitijd : mei Blad : bladverliezend
De nederlandse naam is Rododendron, familie van de Ericaceae. De bloemkleur is zuiverroze en de bloeitijd is van ca. mei. De bladeren zijn groen. De volwassen hoogte van deze middelgrote heester is ca. 100 cm. Verdraagt een temperatuur tot -20 gr. C. Heeft een opvallende bloeiwijze. Is slecht verkrijgbaar.
Bijvoorbeeld voor stedelijk openbaar groen (parken) en bostuinen. Deze plant wenst een matig voedselrijke, vochthoudende tot vochtige, 'gemiddelde' bodem. Dus niet te zware of te lichte grond en een vrij neutrale zuurgraad (pH = 6 - 8). Verlangt een plekje in de zon of lichte schaduw. Kan bij nachtvorst in april-mei schade oplopen. Deze plant is goed te combineren met 'bosrand' en 'borderplanten', zolang die er niet te dicht op staan.
Botanische naam : Platanus acerifolia Nederlandse naam : Plataan Herkomst : Engeland Bijzonderheden : donker/lichtgroen gevlekte stam Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Wind : ongevoelig Gebruik : straten/pleinen, parken, tuinen, verkeer, industrie Hoogte : > 15.00 m Vorm : bol Kroon : half open Bloeikleur/vorm : rood/bruin, groen, onopvallend Bloeitijd : mei Blad : bladverliezend Vrucht : opvallend Twijg/stam : gekleurd, afschilverend
Standplaats: Platanen groeien goed op klei-, leem- en zandgrond en is een liefhebber van kalk in de grond.
Kenmerken: De boom heeft een koepelvormige kroon met grote, gespreide takken aan een lange stam. De boomschors is glad, dun en grijsbruin. Door afschilferen ontstaan groenachtige of gele vlekken. De boom heeft bleekgroene twijgen, die later fors en bruin van kleur worden. De knoppen zijn kegelvormig, roodbruin en hebben een grote voet die uitsteekt. Ze zijn 6-8 mm groot.
De plataan heeft vijflobbige bladeren, waarvan elke lob driehoekig is en een ruwe getande rand heeft.De bladkleur is aan de bovenzijde helder, glanzend groen en aan de onderzijde bleker.
De plataan is eenhuizig. De mannelijke en vrouwelijke bloemen vormen katjes. Het zijn ronde hoofdjes aan lange stelen. De mannelijke zijn geel, de vrouwelijke karmijnrood.
De boom heeft bruine dopvruchten (nootjes) die in bolvormige groepjes staan. Deze hebben een doorsnede van 8 cm. In de winter blijven de bolletjes aan de boom zitten. De zaden verspreiden zich in de lente. Dit zaad is voorzien van gele haartjes die als parachute dienen
Bloemen : Bloemkleur : groen Bloeiperiode : mei - Bloemen : groen-roodbruin, vallen nauwelijks op
Planten : De boom wordt veel aangeplant voor schaduw en om de sierwaarde in stadsstraten en op pleinen. De boom kan de luchtvervuiling in de stad goed verdragen, evenals de beperkte beschikbare ruimte voor de wortels. Ook flink snoeien kan de boom hebben. De gewone plataan kan ongeveer 35 m hoog worden.
Gebruikte delen: Het roze-bruine hout van de plataan kan gebruikt worden voor speelgoed, fineer, etc.
Eigenschappen: snelgroeiende boom met rechte, verticale, afschilferende stam met een attractief vlekkenpatroon in grijs, bruin en wit. De kruin wordt zo'n 5 à 6 meter breed
Vermeerderen : Even gemakkelijk te stekken als populieren (in oktober; stek best met voetje tweejarig hout).
Soorten : Een veel gebruikte cultivar is Platanus hispanica 'Malburg'
--Platanus acerifolia, met langgesteelde handvormige bladeren tot dertig centimeter groot. Groeit snel en is geschikt om op te leiden als dak- en leiplataan. Vrij groeiend wordt een hoogte van dertig meter bereikt bij een kroonomvang van twintig tot vijfentwintig meter. Heeft een karakteristieke geelgroen afschilferende stam.
--Platanus acerifolia 'Tremonia', vormt een mooie rechte stam met piramidale kroon. Vrijwel gelijk aan voorgaande.
--Platanus orientalis, met diep ingesneden en gelobd lichtgroen blad. Jonge bomen moeten beslist beschut staan en op een warme plaats worden geplant. Heeft 'zuidelijk bloed', daardoor in jeugdfase licht vorstgevoelig. Beslist mooi als solitair groeiende boom.
--Platanus orientalis 'Digitata', met zeer diep ingesneden blad. Tot twintig meter hoog groeiend. Goed als solitair.
Weetjes :
Het jonge blad en twijgen zijn dicht bezet met stervormige haren. Als de haren uitvallen kunnen deze soms allergische reacties, zoals jeuk en irritaties aan de slijmvliezen, veroorzaken.
De plataan kan aangetast worden door de schimmel Apiognomonia errabunda, die het blad aantast en kankerplekken op de twijgen en takken veroorzaakt. Bij aantasting kan het noodzakelijk zijn de takken fors terug te snoeien om zo de schimmel kwijt te raken, maar meestal herstelt de boom vanzelf.
De plataanvouwmijnmot kan veel bladen aantasten, op een blad zijn wel tot zestig mijnen aangetroffen, maar de boom schijnt hiervan verder weinig schade te ondervinden.
Een plataan met een kroon op stam heeft alleen in de jeugdfase snoei nodig om een goede harttak te vormen. De kroon van een dergelijke boom moet zich op een hoogte van drie meter kunnen gaan vormen. Alle scheuten vanuit de stam die lager groeien dan drie meter, worden systematisch in de herfst tot het einde van de winter weggesnoeid.
Kenmerken: Kalimeris incisa is afkomstig uit Japan, Korea, Noord-China en Mantsjoerije. De bladeren zijn lancetvormig ingesneden (incisa) en getand. Tijdens de bloeiperiode zijn de planten overdekt met lilablauw of witte bloemen. Het is een op aster lijkende vaste plant met lancetvormige ingesneden bladeren. In tegenstelling tot de asters hebben ze geen last van meeldauw.
Deze plant is zeer geschikt voor de siertuin. Ze heeft opvallend blad, bloei, of vorm en laat zich eenvoudig combineren. Verlangt een zonnige plek en goed doorlatende, voedselrijke grond. Deze plant is zeer geschikt om te combineren met de 'basisplanten'. Verdraagt korte periodes van droogte prima. Natte winters daarentegen niet. Geeft een goede snijbloem.
Bloemen : Bloeitijd: juni-september Bloemkleur: wit of paars + geel hart Mooie struikachtige plant waarvan de bloemen op asters lijken. Ze zijn wit met een geel hart en worden 50cm hoog.
Planten : Je zou Kalimeris nog het best kunnen omschrijven als een vroegbloeiende aster. Het is een plant met een bossige groei, die in vergelijking met asters sterker is en minder gevoelig voor meeldauw. De bloemen trekken bijen en vlinders aan.
Eigenschappen: *Standplaats lichtbehoefte: zon *geschikt voor gebruik in de vasteplanten border *geschikt voor groepsbeplantingen *deze plant verlangt een kalkhoudende bodem (pH 6,5 of hoger) *deze plant moet gesteund worden *deze plant is ziekteresistent (meeldauw)
Vermeerderen : Scheuren of delen.
Soorten :
-- 'Blue Star': blauwe bloemen -- 'Madiva': een hoger wordende soort (80-90cm) met witte bloemen met een blauwe tint. - Kalimeris pinnatifida var. hortensis: wordt zo'n 60cm hoog en draagt dubbele witte bloemen.
Weetjes :
Kalimeris is een langbloeier, als je niet oppast bloeit hij zich dood. Je moet hem dus (hoewel hij nog steeds bloeit !) terugknippen (net zoals Gaura), zodat hij zijn laatste krachten spaart om sterk genoeg de winter in te gaan. 'Alba' hoef je eigenlijk nu niet meer aan de naam van de witte Kalimeris toe te voegen, dat is recent veranderd. 'Nana Blue' is de lichtblauwe mini-vorm die slechts een 20 cm hoog wordt, een rond compact bolletje, ook zo'n langbloeier; zet hem in de zon, vooraan in de border.
Standplaats: Mandevilla houdt van een lichte standplaats. Dit betekent dat U de plant in de zon kunt plaatsen. Hoe donkerder de plant staat, hoe minder bloemen. heeft een warme, beschutte plaats in de halfschaduw nodig om echt hoog te klimmen. De klimstruik kan goed in de morgenzon, maar volle zon in de middag is uit den boze.
Kenmerken: Niet winterharde klimplant die in de natuur tot 4-5m hoog kan worden. Bij ons toegepast als terrasplant De plant heeft steun nodig en wordt langs een steun- frame geleid.
Bloemen : Roze of rode bloemen die aan de bloemen van Oleander doen denken. De bloemen verschijnen enkel als de plant voldoende klimruimte heeft. Bloeit van vroege zomer tot ver in de herfst, april-oktober De kroonbuis van de bloemen is wijd en meestal van buiten bleekroze en van binnen geel of donkerroze. In de natuur worden de bloemen gevolgd door sigaarvormige vruchten. Deze verschijnen bijna nooit aan de cultuurplanten.
Planten : Plant Mandevilla in grond voor heideachtigen en verschraal de grond met zand. Geef de klimstruik in de zomer op warme dagen veel water. Zorg ervoor dat het water gemakkelijk door de grond kan wegzakken. Eigenschappen: Dipladenia bloeit met grote witte of roze trompetvormige bloemen een ganse zomer lang. De groene leerachtige bladeren van deze zomerbloeier zijn ook zeer decoratief. Deze terrasplant houdt van veel zon en vraagt weinig zorgen. Slechts matig water geven.
Vermeerderen : Door stekken die in warme aarde na een paar weken wortels vormen. De stekken zijn de licht verhoute tussenstekken met 1 bladpaar. Per moederplant kunnen 10-15 stekken gesneden worden.Bij het stek snijden kan er wit melksap uit de wonden lopen. Daarom worden de stekken in lauw water gedompeld.
Snoeien: Te lange ranken kunt U het gehele jaar verwijderen door ze af te knippen. Het terug knippen tot een bloemtros geeft extra bloemen.
Soorten : --Mandevilla x amoena 'Alice du Pont' 6 - 9 Bloeit met geurloze donkerroze bloemen. Met donkergroen, ovaal blad. Vorstgevoelig.
--Mandevilla laxa 6 Bloeit met witte, geurende bloemen. Groenblijvend. Vorstgevoelig. Snoeien in de lente.
--Mandevilla sanderi 4,5 Met roze bloemen. Bladeren zes centimeter lang. Is zelf windend. Vorstgevoelig.
--Mandevilla sanderi 'My Fair Lady' 4,5 Met rozewitte bloemen. Bloemen in knop roze. Is zelfwindend. Vorstgevoelig.
--Mandevilla sanderi 'Red Riding Hood' 4,5 Helderroze bloemen. Lang bloeiend. Is zelfwindend. Vorstgevoelig.
--Mandevilla sanderi 'Scarlet Pimpernel' 4,5 Donkerrode bloemen. Bloeit het hele jaar. Is zelfwindend. Vorstgevoelig.
--Mandevilla splendens 3 Rozerode bloemen met geel hart. Bloeit vanaf de lente tot de herfst. Vorstgevoelig
Weetjes : Genoemd naar de Engelse diplomaat en botanicus Henry Mandeville. In zijn tijd heette de plant wel Dipladenia
Overwinteren: Mandevilla is een niet winterharde plant. Dit betekent dat U de plant in de herfst, als er kans op nachtvorst is, de plant naar binnen moet halen. Zorg ervoor dat de potkluit niet te nat is, vanwege de kans op wortelrot. Eventuele te lange ranken mag U verwijderen. Plaats de plant op een lichte plaats bij een een temperatuur van 10 graden of meer. Zorg ervoor dat de potkluit nog net voldoende nat is. Dit betekent dat U om de week water moet geven. Maar dit is natuurlijk afhankelijk van de standplaats en de temperatuur. Controleer dit door regelmatig de plant op te tillen.
In de winter heeft de plant minder water nodig. De plant overwinteren op een lichte,vorstvrije plaats met een minimale temperatuur van 10°C. In het voorjaar de slappe scheuten inkorten. Opgelet: bevat giftig melksap dat kan irriteren.
De verzorging is supereenvoudig. Vanaf half mei kan de plant dag en nacht buiten staan. Bij heel zonnig weer krijgt Dipladenia elke dag water. Wel is belangrijk dat het teveel aan giet- en regenwater gemakkelijk uit de pot kan weglopen. Ook stelt de plant wat voeding op prijs. Deze voeding kan in het gietwater worden opgelost. Ook kunnen er aan het begin van het seizoen wat gecoate mestkorrels bij de plant in de aarde worden gestoken.
Dipladenia of mandevilla kan, voordat de vorst invalt, naar binnen. Het grote voordeel van deze plant is dat hij dan genoegen neemt met een temperatuur tussen de 10 en 16 graden. Ideaal is een plek voor het raam op een slaapkamer waar in de winter de verwarming niet volop brandt. Geef de plant in de winter weinig water, maar zorg wel dat de aarde niet uitdroogt. Vervolgens kan hij dan in april/mei van het volgend jaar gewoon weer naar buiten!
Ziekten: Om ziekten te voorkomen is het best om de afgevallen en aangetaste bladeren te verwijderen tijdens de stekfase. Op de Dipladenia kunnen volgende parasieten voorkomen: witte vlieg, spint, bladluizen, schilluis en wolluis
Botanische naam : Myosotis sylvatica Nederlandse naam : Vergeet-mij-nietje Herkomst : Europa Bijzonderheden : variabele bloemkleur, grijsgroen blad Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Groep : 2 jarig Gebruik : borders, rotstuinen, verwildering, kuipen/potten Hoogte : 0.30-0.60 m Bloeikleur/vorm : geurend, wit/créme, roze, blauw Bloeitijd : mei, juni Blad : grijsgroen
Standplaats: vraagt een losse, humusrijke grond op een zonnige plaats. De plant wordt ongeveer 15-20 cm hoog. Groeien het best in stevige grond die in lente en herfst vochthoudend is. Hebben weinig last van zomerse droogte. In zon tot halfschaduw geven ze het meeste bloemen.
Kenmerken: Zoom van de bloemkroon vlak, 5-8 mm in doorsnede, lichtblauw (bij cultuurplanten soms roze blijvend). Niet-bloeiende, tamelijk grootbladige rozetten aanwezig.
Bloemen : De bloeitijd is van april tot augustus. De bloemen zijn klein en variëren in grootte van 5-8 mm. De bloemkroon is vlak.
Planten : Het klassieke tweejarige Vergeet-me-nietje, om te combineren met alle mogelijke voorjaarsbloeiers: viooltjes, muurbloemen, bolgewassen Verrijk lichte grond met compost,dan kan de aarde beter vocht vasthouden In oktober de zelfgekweekte plantjes op de gewenste plaats zetten. Bedek de grond met mulch
Eigenschappen: -Geurend -Gemakkelijk te verzorgen - geschikt voor gebruik in de vasteplanten border - geschikt voor gebruik in de vijvertuin - goed bruikbaar voor bodembedekking -Is niet altijd winterhard. Zeer strenge winters zonder sneeuw hebben altijd een grote uitval tengevolge. Ook voortdurende nattigheid in de winter en in het vroege voorjaar kan veel verlies veroorzaken.
Soorten : Er zijn twee soorten, één die vaak bijna zuilvormig groeit en ongeveer 30 cm hoog wordt en die door de kweker als snijbloem wordt gekweekt; een boeketje vergeetmijnietjes is lang houdbaar, de knoppen komen allemaal uit. ´Blaues Wunder´ is daarvoor heel geschikt, hij wordt ongeveer 40 cm hoog, met vele hemelsblauwe bloemen, die ongeveer 1 cm breed worden.
Vermeerderen : zaait zich uit op alle soorten grond 15 cm Zaaien : In mei / juni in een zaaibak. Strooi er wat zaaigrond over en duw de aarde aan . Geef water met een nevelsproeier. Leg daarna op de grond gedurende 1 week een blad krantenpapier. Hou de grond vochtig tot de eerste blaadjes 8 tot 10 dagen later verschijnen. Haal een maand later de zwakste exemplaren weg zodat er om de 10cm een plantje overblijft. Plant de jonge exemplaren in sept/okt op hun definitieve plaats.Plantafstand : 15/20 cm
Weetjes :
Het bosvergeet-mij-nietje (Myosotis sylvatica) is in Europa in tuinen een veel voorkomende plant met blauwe bloemen uit de ruwbladigenfamilie (Boraginaceae). In tuinen komen ook vormen voor met witte en roze-rode bloemen. Ook zijn er gekweekte cultivars met meer dan vijf kroonslippen en met min of meer gevulde bloemen. Deze verwilderen vaak.
In Nederland komen alleen in Zuid-Limburg op bosrijke heuvels echt wilde bosvergeet-mij-nietjes voor. Het bosvergeet-mij-nietje is tweejarig (soms meerjarig)
Laat de bloemen na de bloei staan voor de zaadvorming.
Als u de verdroogde planten weghaalt , schud ze dan even zodat dit zaad op de grond valt.
Let in de herfst op de spontaan uitgezaaide jonge plantjes.
Na de zaadvorming sterft de plant af. Hij zaait zich echter zeer gemakkelijk uit en kan dan overal in de tuin weer opkomen. In een gram zaad zitten ongeveer 1200 zaden.
Het bosvergeet-mij-nietje lijkt sterk op het akkervergeet-mij-nietje (Myosotis arvensis).
De vergeet-mij-nietjes kunnen last hebben van echte meeldauw
Botanische naam : Fritillaria imperialis 'Aurora' Nederlandse naam : Keizerskroon, Stinklelie Herkomst : Bijzonderheden : Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Groep : bol Gebruik : borders, solitair Hoogte : 0.60-1.00 m Bloeikleur/vorm : oranje Bloeitijd : april, mei Plantdiepte : > 0.15 m
Standplaats: Ze verlangen een vruchtbare grond die niet te vochtig of alkalisch is wil men steeds opnieuw jaarlijks bloemen bekomen. Lichtomstandigheden: volle zon tot halfschaduw
Kenmerken: De keizerskroon is een winterhard bolgewas met een circa 8 x 13 cm grote bol. De afgeronde bollen hebben twee tot drie hele dikke en stijve schubben. Boven op de bol zit in het midden een opvallende holte op de plek, waar de stengel uitgroeit.
De stevige stengel groeit snel tot 90-120 cm lengte. Het onderste derde of halve deel van de stengel is bezet met vele, brede, staande tot hangende bladeren. De bovenste helft van de stengel draagt geen bladeren tot aan de bloemtros. Boven op de tros zit een kroon van glanzende, smalle bladeren
Bloemen : De keizerskroon bloeit van het midden tot het eind van de lente. De bloemen zitten met tot zes stuks in een cirkelvormige bloeiwijze gerangschikt. Het zijn grote klokvormige bloemen. Wilde vormen hebben gele of oranje bloemen met soms een wat donkerdere adering. Aan de binnenkant hebben de bloemen dezelfde kleur, maar met een zwarte of donkergroene vlek rond de witte honingklieren. De stijl is net zo lang als de kroonbladeren en driehokkig. De vierkante, dikke zaaddozen hebben vier vleugels.
Planten : De bloembollen mogen het jaarrond in de grond blijven. Koop steeds bollen van uitstekende kwaliteit. Plant ze vroeg in het najaar (begin oktober) op een diepte van 15-25 cm diepte (tot 3 maal de grootte van de bol en meer).
Toepassingen: verwildering en borders Plant deze grote, vreemd gevormde bollen zo vroeg mogelijk in het seizoen, en meteen nadat je ze gekocht hebt. Dit is noodzakelijk omdat de wortels al beginnen te ontwikkelen in de verpakking, en dit kan resulteren tot beschadiging tijdens het planten. De grond moet snel en geheel opdrogen; klei heeft extra zand nodig. Soorten die goed worden verzorgt komen jaar na jaar terug. Soms gebeurt het dat stengels niet meer gaan bloeien. Plant in dat geval nieuwe bollen op een andere locatie het liefst in de buurt van bodembedekkers. De bloemen hebben een muskus-achtige geur en hebben grote druppels nectar.
Gebruikte delen: Als men de keizerskronen voor de vaas snijdt,Mag men de stengels alleen tot de bladeren afsnijden,verwijder de bladeren nooit
Bemesten : U kunt de planten in het najaar met rijpe compost bemesten. Wil men in het voorjaar mest geven, dan is een organische volledige meststof aan te raden. Keizerskronen zijn soms niet winterhard,enige bescherming is raadzaam
Eigenschappen:
* Opvallend bolgewas met trossen klokvormige bloemen aan een lange stengel
* Ideaal in groep in een zonnige border
* Zo weinig mogelijk snoeien
* Verwijder beschadigd en dood hout
* Geef nooit verse meststoffen
* Bollen 20 cm diep planten
De bloem van de keizerskroon verspreidt een geur die mollen zou afschrikken. De geur komt overeen met die welke door de vos wordt verspreid. Deze geur is door Wageningse onderzoekers van Plant Research International herleid tot 3-methyl-2-buteen-1-thiol, een zwavelhoudende terpeen.(Deze geur wordt ook door mensen als onaangenaam ervaren.)
Vermeerderen : Door zaaien of delen kan maar is moeilijk. Doordat ze niet makkelijk zijn te vermeerderen zijn de bollen vaak prijzig. Het makkelijkst zijn ze te vermeerderen door het afnemen van broedbollen. De zaden zijn koudkiemers en vragen een koudeschok om tot kieming te kunnen komen. Zaai ze in het najaar (oktober-november) buiten. Het kan tot 12 maanden duren vooraleer de zaden ontkiemen.
Fritillaria imperialis Rubra Maxima: grote diep vermiljoen rode bloemen
Fritillaria imperialis The Premier: oranjerood
Weetjes :
Dit is de bekendste soort fritillaria. Het is ook één van de eerste planten die gekweekt werd. Clusius introduceerde de keizerskroon al in de 16e eeuw in Nederland. Tekeningen dateren van 1610! De plant is gevonden op locaties in Turkije, Iran en Afghanistan
Botanische naam : Rosa 'Swan Lake' Nederlandse naam : Leiroos, grootbloemig Herkomst : Bijzonderheden : doorbloeiend Grondsoort : alle, humeus, lichte klei Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : weinig gevoelig Groep : leirozen Gebruik : tuinen Hoogte : 3.00-5.00 m Vorm : leirozen Bloeikleur/vorm : roze Bloeitijd : juni, juli, augustus, september Blad : bladverliezend Twijg/stam : doorns/stekels
Standplaats: Op zonnige ,doorlatende en voedselrijke gronden Ideaal is een plekje met avond-en ochtendzon,een plaats waar de warmte blijft hangen verdraagd deze roos niet
Bloemen : Van juni tot augustus Het is een staande, nette plant met mooie, grote, welgevormde witte bloemen met lichtroze centra die worden uitgevoerd tijdens de zomer. De overvloedige bladeren zijn afgerond, donkergroen en ziekte resistent.
Planten : Leirozen vragen een goede verzorging anders gaan de planten snel achteruit. Dat betekent voldoende voeding tussen maart en september.
Gezonde leirozen maken elk jaar nieuwe scheuten vanuit de grond: dat zijn de beste bloeitakken voor het volgende seizoen.
Eigenschappen: -Ongevoelig voor ziekten -Gemakkelijk te verzorgen -Geurend
Snoeien : van begin januari tot begin april verwijder alleen dode en dwarsgroeiende takken
Weetjes :
Bij lange aanhoudende warmte en droogte kunnen bladluizen toeslaan. Bestrijden alsvolgt : Los 250 gram groene zeep op in 10 liter warm water en laat de oplossing afkoelen Daarna onverdund spuiten
Botanische naam : Digitalis purpurea Nederlandse naam : Vingerhoedskruid Herkomst : West-Europa Bijzonderheden : Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw Groep : 2 jarig Gebruik : borders, solitair, verwildering, drachtplant, giftig Hoogte : > 0.90 m Bloeikleur/vorm : paars Bloeitijd : juni, juli, augustus Blad : groen
Standplaats: Digitalis is een makkelijke plant om te houden als er maar een vochtig humeuze en het liefst halfschaduwrijke plaats is Een wilde plant die toch veel voorkomt in onze tuinen, omdat ze ook op moeilijke plaatsen nog wil groeien, diepe schaduw, tussen bomen en struiken maar wel niet te droog.
Kenmerken: Naar beneden hangende vingerhoedachtige klokjes, aan een hoogopstaande stengel Vingerhoedskruid wordt 30-150 cm groot. De plant heeft eironde tot lancetvormige bladeren, die aan de onderzijde grijs behaard zijn. De stengel en bloemstelen zijn bezet met korte, zachte haren.
Bloemen : Vingerhoedskruid bloeit van mei tot oktober met meestal donkerrood gevlekte bloemen. Er zijn drie kleuren: donkerrood (hardroze), lichtpaars en wit. Om de rode vlek zit een witte rand. De witbloeiende planten worden soms als aparte soort gezien. De bloemkroon is 4-5 cm lang. De hommels moeten in de bloemkroon kruipen om bij de nectar te kunnen komen. Soms wordt echter een gaatje in de bloemkroon gebeten om zo bij de nectar te kunnen komen. Een plant kan meer dan negentig bloemen hebben en duizenden zaadjes.
Planten : De plant komt zeer verbreid in het gehele land voor in bossen, op gekapte plekken in het bos en op bewerkte, in de schaduwliggende grond. Of het om wilde of verwilderde tuinplanten gaat is eigenlijk niet vast te stellen.
Gebruikte delen: De plant wordt gerekend tot de zogenaamde heksenkruiden, het wordt soms genoemd als ingrediënt voor heksenzalf.
De geneeskrachtige eigenschappen zijn te danken aan de digitalisglycosiden in de bladeren gedurende het jaar van de bloei. Zij produceren het bekende digitaliscomplex: saponine, digitonine en kleurstoffen.
De grens tussen geneeskrachtig en gevaarlijk is hier echter erg nauw. De symptomen beginnen meestal met maagdarmstoornissen en kunnen in heel ernstige en uitzonderlijke gevallen leiden tot een hartstilstand. Na direct contact met de plant kun je een huidirritatie oplopen.
Werkzame bestanddelen: De plant bevat de glycosiden: digoxine, gitoxine en gitaline en is erg giftig. Digoxine wordt gewonnen uit de bladeren van tweejarige planten en wordt gebruikt bij behandeling van bepaalde hartritmestoornissen (atriumfibrilleren) en (steeds minder) bij de behandeling van hartfalen. Deze toepassing is voor het eerst beschreven door de Engelse arts William Withering (1741-1799) uit Birmingham, die waarnam dat een kruidenmengsel van een lokale kruidengenezeres ("old Mother Hutton" uit Shropshire) zeer effectief was bij ernstig oedeem van de benen. Hij ontdekte dat vingerhoedskruid het effectieve bestanddeel in het mengsel was en publiceerde deze bevinding in 1785 in zijn boek "An Account of the Foxglove and some of its Medical Uses". Hoewel hij het middel voor oedemen aanbeval en de werkingswijze hem niet bekend was, was hem wel opgevallen dat het de pols verlangzaamt
Eigenschappen: Het eerste jaar wordt er een rozet gevormd en het tweede jaar verschijnen de bloemen. Daarna sterft de plant af.(=tweejarige plant)
Vermeerderen : Ze zaait zich fel uit, tenzij men na de bloei de bloemstengel afknipt.
Vingerhoedskruid (Digitalis purpurea), ook wel gewoon vingerhoedskruid genoemd, is een tweejarige plant die veel in siertuinen wordt gebruikt. De witbloemige variant Digitalis purpurea 'Alba' heeft op de Nederlandse Rode lijst van planten gestaan.
tweejarige plant die zich makkelijk uitzaait. Alle delen van de plant zijn giftig
Het blad kan door schimmelziekten als meeldauw en de bladvlekkenziekte lelijk worden. Giet daarom niet op het blad en de stengel. Verwijder aangetast blad.
Botanische naam : Dictamnus albus 'Albiflorus' Nederlandse naam : Vuurwerkplant Herkomst : Midden- en zuid-Europa; Oost-Azië Bijzonderheden : drachtplant, etherische olien Grondsoort : alle, kalkrijk Vochtbehoefte : droog Licht : half schaduw, zon Wind : weinig gevoelig Gebruik : groepen/vakken, solitair, borders, snijbloem, insecten Hoogte : 0.60-0.80 m Bloeikleur/vorm : geurend, wit/créme, tros Bloeitijd : juni, juli Blad : donkergroen
Standplaats: een warme, zonnige standplaats en een kalkrijke, humeuze grond.
Kenmerken: De plant wordt 40-80 cm hoog. Het fototoxische blad is onevengeveerd en heeft zeven tot elf eivormige, 5-8 cm lange, fijn getande deelblaadjes
Bloemen : In mei - juli bloeit de plant met witte (Dictamnus albus 'Albiflorus') of donker paarsrode (Dictamnus albus 'Purpureus') bloemen. Na de bloei ontwikkelen zich zaden in markante zaaddozen
pas na enkele jaren bloeit hij massaal met rode/roze of witte bloemen, daarvoor bloeit hij maar met een paar bloemen.
De bloem ruikt naar een mengsel van vanille en citroen. De bloeiwijze is een tros
Planten : Deze plant is zeer geschikt voor vrij open tuinen met slechts een enkele volwassen boom of heester. Verlangt een vrij zonnige plek met af en toe wat schaduw van bomen of heesters.
De planten laten zicht moeilijk verplanten. Eenmaal ze in de groei zijn kan je ze beter met rust laten.
Gebruikte delen: De plant bevat etherische olie welke onder meer bestaat uit bergapteen, fraxinellon, thymolmethylether, pineen, anethol, estragol, myrceen, limoneen, cineol en alkaloïden als skimmianine, fagraine en dictamine. Verder komt saponine, bitterstof, anthocyaan en flavonglycoside voor.
Volgens de volksgeneeskunde zou de plant koortsverlagend en bacteriedodend zijn. Een tinctuur van de bloemen en bladeren werd tegen reuma gebruikt.
De wortelbast zou goed werken tegen wormen en malaria.
Werkzame bestanddelen: Tijdens de bloei produceert de plant zoveel etherische olie dat deze al op grote afstand geroken kan worden. Op extreem hete dagen vat de olie vlam door de brandglaswerking op de druppeltjes etherische olie. Als het ook nog windstil is kunnen blauwe vlammetjes gezien worden.
Eigenschappen: -Geurend -Ongevoelig voor ziekten -Goede snijbloem Aan de vuurwerkplant (Dictamnus albus) of vroeger essenkruid genoemd werd door Dodonaeus en Tabernaemontaeus een geneeskrachtige werking toegeschreven. Zo zou het helpen tegen brandende ogen en een reinigende werking hebben op de huid.
Vermeerderen : Door zaaien,de plant doet het ook wel zelf . Zaai het rijpe zaad direkt na het oogsten,het heeft licht en kou nodig om te kiemen. de jonge planten bloeien pas na 3 jaar Vermeerderen door delen is niet echt gemakkelijk
Verzorging : In het voorjaar; Zodra de eerste jonge scheuten verschijnen wat compost rond de voet van de planten door de grond werken De in het najaar in een zaaibed gezaaide planten op 15 cm onderlinge afstand uitdunnen Zomer ; Zorg voor een nieuwe mulchlaag Geef royaal water als er lage tijd geen regen gevallen is Jonge planten 90 cm van elkaar op de definitieve plaats planten Najaar ; Dit is de gunstige planttijd. Zaai rijp zaad in kistjes of direkt in de volle grond Bereid de grond goed voor,hark deze glad en zaai maximaal 1 cm diep in gleuven Geefdaarna voorzichtig water
Weetjes :
De naam 'vuurwerkplant' heeft de plant te danken aan de vrijkomende vluchtige olie, die door alle delen van de plant wordt uitgescheiden. De tweede naam albus is ontleend aan de witte wortels en witachtige bloemkleur.
Het aanraken van het blad kan huidirritatie veroorzaken die erger wordt door zonlicht.
De bloemen ruiken net als de geveerde bladeren sterk naar citroen maar je kunt de plant beter niet aanraken, zeker niet als het zonnig is. De plant is net als de reuzenberenklauw fototoxisch. Dat wil zeggen dat je huid na aanraking van de plant onder invloed van last kan ondervinden van lichte irritatie zoals jeuk, een rode huid, schilfering of zelfs brandwonden!
De plant wordt ook wel vuurwerkplant genoemd, omdat je 's avonds op een zeer zonnige en windluwe dag een vuurwerk van blauwe vlammetjes kunt creëren door de etherische oliën die de plant uitscheidt aan te steken.
Hieronder de link naar een filmpje waar je kunt in zien waarom deze plant "vuurwerkplant" word genoemd
Latijnse naam : Pelargonium Nederlandse naam : Geranium Familie : Geraniaceae Bloeikleur : rood, roze, wit, roodpaars, meerkleurig Bloeimaand : mei, juni, juli, augustus, september, oktober Bladkleur : Groen, Bont / gestreept Hoogte : 20 - 30 cm Wintergroen : Bladverliezend Winterhardheid : Niet winterhard Standplaats : Zon Soort gewas : Eenjarige plant Speciale kenm : Bijen aantrekken
Standplaats: Staat graag in de zon en mag dan begoten worden als de grond bijna droog is, eens overslagen bij bewolkt weer. Teveel water geeft geel blad, en teveel mest weinig bloemen dus ook hiermee niet overdrijven
Kenmerken: Zeer geschikt voor de siertuin. Heeft opvallend blad, bloeiwijze, of vorm en laat zich eenvoudig combineren. Deze eenjarige plant verlangt een zonnige plek en goed doorlatende, voedselrijke grond. Is zeer geschikt om te combineren met de 'basisplanten'. Ook bruikbaar in potten en bloembakken. Deze plant wordt meestal als kuipplant toegepast. U kunt haar redelijk overhouden door haar koel, maar vorstvrij te laten overwinteren.
Bloemen : Pelargoniums bestaan in wit, roze, rood, bordeaux, zalm en meerkleurige. Ook mini-Pelargoniums met heel kleine schattige bloempjes Regelmatig de verwelkte bloemen en lelijke bladeren uitknippen zorgt voor meer bloei. De bloemen kunnen verscheidene kleuren hebben en bestaan uit 5 bloembladeren (waarvan er 2 bovenaan staan en 3 onderaan). Dit met uitzondering van de spec. soort die 2 zijdige symetrische bloemen heeft.
Planten : voorzie een goeie kompost en drainage in de plantbak. Gebruik eventueel potscherven of kleikorrels als onderlaag. Geef regelmatig vloeibare meststoffen, daar de plant het hele jaar doorgroeit. Watergiften kunnen beter met mate maar regelmatig gegeven worden Na de ijsheiligen kunnen we meestal met een gerust hart onze planten terug buiten zetten.
Gebruikte delen: uit enkele soorten wordt een stof geëxtraheerd die het immuunstelsel zou versterken. Sommige planten zouden tevens antiseptische werkingen hebben alsook schimmelwerend zijn. Alsook etherische olie wordt teruggewonnen uit de Pelargonium graveolens (= sterk ruikend) voor zijn rozengeur en uit de Pelargonium Bourbon verkrijgt men de fijnste etherische olie.
Eigenschappen: Pelargonium is een éénjarige die in de volksmond ook geranium genoemd wordt, niet te vergelijken met de vaste Geranium die dan weer in het nederlands ooievaarsbek genoemd wordt
Vermeerderen : De vruchten: na de bloei vormt zich per bloem 1 zaadje per zaaddoos, die na verdroging openspringt en zorgt voor de nakomeling.
kan perfect door stekken te nemen in stekzand of door ze in water te zetten voor beworteling. Laat maximaal per stek 2 blaadjes staan en zorg dat je steel (voor stek) minimaal 15 cm is. We snijden de steel schuin aan en steken hem ook schuin de grond in,
De beste stekperiode is vlak na de zomerperiode. Controleer of de planten niet besmet zijn met schimmels of andere belagers. Voorzie verder een goede belichting en warmte. Zaaien kan ook het ganse jaar door.
Soorten :
--Pelargonium zonale-hybriden, die bijna ronde bladeren hebben. Tot deze groep behoren de meeste rechtopgroeiende soorten..
--Pelargonium peltatum-hybriden, in tegenstelling tot de Zonale-hybriden met gladde, wasachtige bladeren en (half)hangende stengels
--Franse pelargoniums, die als kamerplant worden gehouden, stammen overwegend van P. cucullatum en P. grandiflorum af.
--Unique-pelargonium
--Angel-pelargonium
--Geurpelargonium, bijvoorbeeld P. odoratissimum, die voor een deel van kweek afkomstig is. Er zijn echter ook wilde soorten in cultuur zoals Pelargonium graveolens, de citroenpelargonium of rozenpelargonium. In (sub)tropische gebieden worden enkele soorten op grote schaal verbouwd voor de productie van etherische oliën.
Pelargoniums die bekend staan om hun welriekendheid zijn Pelagonium graveolens (citroengeranium) en Pelagonium odier. Het gaat hier om bladpelargoniums, die weliswaar bloeien, maar minder spectaculair dan hun Franse collega´s. De geur varieert van fris (citroen) tot zoet (´zuurtjes´). Als het blad wordt aangeraakt, verspreidt hun geur zich in de hele huiskamer. De citroengeranium wordt om die reden ook wel ingezet om muggen te verdrijven
Weetjes :
De Citroenpelargonium zou de muggen verdrijven of alvast op afstand te houden, van zodra je over de bladeren gaat wrijven. (citroenolie).
Pelargonium (afgeleid van pelargos = ooievaarsbek), dat in de omgangstaal "geranium" wordt genoemd, is een geslacht uit de familie Geraniaceae. Tot dit geslacht behoren 220 tot 280 soorten, waarvan de meeste soorten oorspronkelijk in Namibië en Zuid-Afrika voorkomen. Er komen ook soorten voor in tropisch Afrika, Voor-Azië, Australië en op sommige eilanden in de Indische Oceaan.
De artsen uit het oude Griekenland merkten de gelijkenis op tussen de zaden van deze geneeskrachtige planten, en de bek van de kraanvogel en noemen hem Gerarion. In 1632 brengt een koopman uit Venetië kleine plantjes mee uit Kaap de Goede Hoop die onmiddelijk bij het publiek in de smaak vallen.
Deze soort is vervolgens terechtgekomen in de plantentuin van de Universiteit van Padua waar ze werd bestudeerd, deze was waarschijnlijk de Pelargonium triste, de stamvader van de Pelargonium.
Ziekten: Bladluizen zijn vaak aanwezig op de Pelargonium. Deze bladluizen richten voornamelijk zuigschade aan. Door de zuigschade ontstaan er op de bladeren gele plekken. Ze brengen virussen over. De bladluizen scheiden honingdauw af. Deze ligt als een glimmende massa op de bladeren die dan kleverig aanvoelen. Hierop ontwikkelen zich zwarschimmels en de plant krijgt een vies grauwzwart uiterlijk.
Bij droog weer en warm weer is de spint aanwezig op de Pelargonium. De spint zuigt het plantensap op om zich te voeden. Hierdoor verkleuren de plantencellen geel, wat gele puntjes veroorzaakt op het blad. Zo heeft de Pelargonium minder bladgroen ter beschikking van de groei.
Er zijn nog verschillende oorzaken waardoor de Pelargoniums ziek kunnen worden: rupsen, witte vlieg, bacterien, virussen, ... .
Botanische naam : Ledum groenlandicum Nederlandse naam : Moeraspalm, Moerasrozemarijn Herkomst : Oostelijk Noor-Amerika, Groenland Bijzonderheden : Grondsoort : humeus, kalkarm Vochtbehoefte : normaal, natLicht : half schaduw Groep : (sier)heesters Gebruik : solitair, heidetuinen Hoogte : 0.50-1.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : mei, juni Blad : wintergroen
Standplaats: heeft een vochtige plek nodig en groeit in de schaduw, zon of halfschaduw. Vorstbestendig tot -15°C.
Kenmerken: De struik (1,5 1,5 meter) is groenblijvend en groeit overvloedig in Canada en Scandinavië, vooral op veengronden en in moerassige gronden, samen met de Picea marina en de Picea glauca. Heeft het vermogen om te regeneren vanuit de rhizome, na bijvoorbeeld vuur.
Bloemen : Bloeit eind mei tot begin juni en de vruchten worden rijp van eind augustus tot de late herfst. De geurige kleine witte bloemen zijn hermafrodiet (hebben mannelijke en vrouwelijke organen) en worden bestoven door bijen.
Planten : Zeer geschikt voor tuinen en openbaar groen met een hoge grondwaterstand of aan de waterkant. Wenst een vochtige tot natte, zure, voedselarme veengrond en een plekje in de zon of halfschaduw. Bij voorkeur niet in de volle middagzon. Deze plant is goed te combineren met planten voor een 'open plaats'.
Gebruikte delen: De bladeren geven een apart aroma af en worden gebruikt als infusie of om bier te aromatiseren. In Scandinavië gebruikt ter vervanging van hop.
Werkzame bestanddelen: De bladeren zijn analgetisch, bloedzuiverend, diaphoretisch, diuretisch, tonisch. De thee werd gedronken tegen hoofdpijn, astma, verkoudheid, maagklachten, nierproblemen, enz. Uitwendig gebruikt bij verbrandingen, zweren, jeuk, roos, insectensteken/-beten, huidproblemen.
Eigenschappen: Hij draagt veel harige takken. De bladeren zijn leerachtig, donkergroen bovenop, aan de onderkant roodachtig met dichte wollige haren. De schors is grijs tot roodbruin.
Vermeerderen : Vermeerdering door zaad en vegetatief.
Weetjes :
In de volksgeneeskunde gebruikt voor alle huidproblemen, de thee zou de zenuwen en de maag stimuleren. Stond in de oude tijden bekend als een alleskunner. Van de thee werd een siroop gemaakt tegen hoest , heesheid en keelpijn. De thee is rijk aan vitamine C.
De bladeren zijn kruidig en worden gebruikt als smaakmaker en voor de bereiding van thee. De Indianen gebruikten de thee tegen verschillende kwalen.
De nederlandse naam is Moerasrozemarijn, familie van de Ericaceae. De bloemkleur is wit en de bloeitijd is van ca. mei tot en met juni. De bladeren zijn donkergroen. De volwassen hoogte van deze kleine heester is ca. 100 cm. Verdraagt een temperatuur tot -50 gr. C. en blijft de gehele winter groen. Heeft een opvallende bloeiwijze. Is matig verkrijgbaar
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ledum, komt van het Griekse woord ledon en dat is het woord waarmee die Grieken de cisteroos aanduidden. De cisterozen zijn een groep bloemen uit een plantengeslacht van de zonneroosjesfamilie, een familie van wat kruidachtige planten en kleine struikjes die in het wild groeien in het Middellandse Zeegebied. Maar das niet het einde van het verhaal: ledus betekent ook wolvet. Griekse herders stuurden hun schapen bosjes in waar de cisterozen groeiden. Die rozen scheidden een vet af en dat bleef aan de vacht kleven. Dat vet werd door de herders verkocht. Het tweede deel, palustre betekent moeras in het Latijn.
Ledum wordt gebruikt bij wonden die weinig bloeden gevolgd door pijn, opzwellen en een koud gevoel, waarbij koude compressen verbeteren. De wond voelt ook koud aan.
Ook gebruikt bij wonden veroorzaakt door puntige voorwerpen en bij kneuzingen en verstuikingen die niet reageren op Arnica, flink blauw zijn, koud aanvoelen en verbeteren door koude compressen.
Ledum wordt ook gebruikt om tetanus te voorkomen. Een blauw oog ten gevolge van sneeuwballen of burenruzies geneest vaak sneller met Ledum dan met Arnica. Als de ogen zelf pijn doen, dan is Symphytum het juiste middel.
Ledum helpt ook bij reumatische ontstekingen van de gewrichten zonder koorts en bij een stijve rug na lang in één houding zitten. Koude compressen op de pijnlijke plek verlichten de pijn, hoewel de aangedane plek koud aanvoelt.
Vermindert de jeuk en zwelling bij insectensteken (bijen- en wespensteken) en muggenbeten.
Botanische naam : Lantana camara Nederlandse naam : Verkleurbloem Herkomst : India,Amerika Bijzonderheden : ook als stamboompje Vochtbehoefte : matig/spaarzaam Licht : zon Bloeikleur/vorm : wit/créme, geel, rood/bruin, roze, lila Blad : wintergroen Vermeerdering : stekken Voedingsbehoeft : om de week Overwintering : temperatuur 4- 8 ø, temperatuur 8-12 ø, donker
Standplaats: Zon, Halfschaduw. Lantana doet het zeer goed op een warme, windluwe en zonnige standplaats. Plant de struik in een voedzame, goed doorlatende potgrond. In de zomer de struik buiten in de tuin of op het balkon een plaats in de volle zon geven.
Kenmerken: Een exotisch ogende kuipplant die zeer geliefd is bij de vlinders die de bloemen massaal bezoeken. De uit India afkomstige Lantana is een warmteminnende en vorstgevoelige plant. Aan de struik komen diepgroene bladeren die in tegenover elkaar staande paren staan. De Nederlandse naam verkleurbloem heeft de plant te danken aan de kleurverschillen die ontstaan bij het verbloeien van de prachtige bloemschermen. Hierbij verkleuren de bloemen van binnen naar buiten toe
Bloemen : Bloemen staan in schermen en verbloeien van binnen naar buiten. Na de bloei kunnen zich braamachtige vruchten vormen. Lantana wordt bij ons wisselbloem of bourbontje genoemd. De bloemen groeien in 3-5 cm brede, meerkleurige bloemhoofdjes. De buitenste bloemen zijn roze, oranje of rood. Ze hebben een tot 2 cm lange kroonbuis en een 0,8-1 cm brede zoom van vijf ongelijke kroonslippen. De middelste bloemen zijn meestal geel, kleiner en regelmatiger van vorm. De vruchten zijn bolvormige, zwarte, 5-7 mm grote steenvruchten
Planten : Geef deze kuipplant die in de volle zon staat voldoende water zodat de potkluit niet uit kan drogen. Doe in de potgrond wat waterkristallen zodat de er een grotere waterbuffer voorzien is. Zorg wel voor afwateringsgaten zodat het overtollige water uit de pot kan weg vloeien. Doe wekelijks in het gietwater wat vloeibare mest of steek in de kuip aan het begin van het groeiseizoen een gecoate meststofpil die meerdere maanden mest afgeeft bij het gieten.
Eigenschappen: De wisselbloem (Lantana camara) is een plant uit de ijzerhardfamilie (Verbenaceae). Het is een weinig verhoutte, tot 3 m hoge halfheester die op sommige plekken met kromme stekels is bezet. De twijgen zijn vierkantig. De tegenoverstaande, iets gerimpelde bladeren zijn eivormig, gezaagd, ruwharig en 4-10 cm lang. Bij kneuzing ruiken de bladeren onaangenaam.
Vermeerderen :
stekken: in het voorjaar jonge scheuten van ongeveer 7 cm lang nemen en bij 15 a 20°C laten inwortelen in zaai- en stekgrond
zaaien: in februari kun je zaden bij een temperatuur van 15 a 20°C zaaien. De zaden uit de gevormde bessen zijn goed kiemkrachtig.
Met de afgeknipte scheuten kan worden gestekt. Zet ze in potjes met zanderige grond, waarin ze snel wortels zullen vormen. Als de stekken flink beworteld zijn, kunnen ze opnieuw worden opgepot. De jonge planten kunnen begin juni buiten worden uitplant. Lantana zaaien kan in januari - februari in een kamerkasje bij een temperatuur van 20 °C. Een nadeel van zaaien is, dat het kiempercentage nogal laag is.
Snoeien : Lange takken die uit het model van de struik groeien mag je gerust weg snoeien, zodat de vorm kan worden behouden. Je kunt de planten ook snoeien als ze voor jouw smaak of veranda, serre te groot geworden zijn. De dikste takken mag je dan tot de helft terug snoeien. Doe dit bij voorkeur in het vroege voorjaar als je de nieuwe bladknopjes ziet verschijnen
Soorten :
Lantana camara 'Chelsea' oranje/rood
Lantana camara 'Snowflake' wit
Lantana camara 'Drap d'Or' geel
Lantana camara 'Radiation' Oranje/roze
Weetjes :
Overwinteren van Lantana's: Deze kuipplanten zullen probleemloos binnen in huis koel overwinteren bij ongeveer 7°C. Geef matig water zodat de potkluit niet kan uitdrogen. Aanvankelijk blijven de bladeren nog aan de planten, maar vanaf januari beginnen ze massaal af te vallen en lijkt het erop dat de Lantana's afsterven. Een plant met weinig of geen bladeren verdampt in deze rustperiode zo goed als geen water meer en het is dan ook aangewezen zeer weinig water te geven. Vanaf maart mag je de kale Lantana wat warmer plaatsen en je zal spoedig nieuwe bladknoppen zien verschijnen. Vanaf het moment dat alle vorstgevaar is geweken mogen deze kuipplanten naar buiten het terras of balkon op. Je kunt ze ook met kuip en al in de plantenborder inplanten. In het voorjaar kun je de planten regelmatig toppen om een sterk vertakte en compacte struik te bekomen. De getopte scheuten kun je ineens gebruiken als kruidachtige stek.
De stengels staan vol met kleine brandhaartjes die bij aanraking met de huid voor op een zonnige dag brandwonden kunnen veroorzaken vergelijkbaar met reuzenberenklauw.
De wisselbloem trekt veel vlinders aan, maar is voor andere dieren te giftig. De plant is op veel plaatsen als sierplant ingevoerd. De plant vormt na verwildering een agressief onkruid, die alleen met de natuurlijke plaaginsecten is te bestrijden.
Verzorging Tijdens de bloei moet de plant regelmatig water krijgen. De grond mag nooit droog worden. Gebruik potten die voorzien zijn van een drainagegat. Bedek de bodem met een laagje hydrokorrel. De wortelkluit goed vochtig houden en niet laten uitdrogen. In de winter kan de plant redelijk droog worden gehouden
Botanische naam : Elaeagnus ebbingei Nederlandse naam : Olijfwilg Herkomst : Nederland (Den Haag) Bijzonderheden : verdraagt humusarme/zoute zandgrond Grondsoort : humeus Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : half schaduw Wind : ongevoelig, zeewind bestendig Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, kust/zeewind, tuinen, insecten Hoogte : 3.00-5.00 m Vorm : breed Bloeikleur/vorm : geurend, wit/créme Bloeitijd : oktober, november Blad : wintergroen Vrucht : roze
Standplaats: Deze plant wenst een matig voedselrijke, droge tot vochthoudende, zandige bodem. Voor wat betreft de zuurgraad is ze vrij tolerant (pH = 5.5 - 8). Verlangt een plekje in de volle zon en verdraagt zomerse hitte redelijk, mits de standplaats voldoende vochthoudend is. Kan bij nachtvorst in april-mei schade oplopen.
Kenmerken: Bladeren : glanzend, leerachtig, breed ovaal blad dat onderaan zilvergrijs is Vruchten : lichte, vlezige, roze steenvruchten De volwassen hoogte van deze middelgrote heester is ca. 300 cm. Verdraagt een temperatuur tot -15 gr. C. en blijft de gehele winter groen.
Bloemen : Bloemkleur : roomwit Bloeiperiode : okt - nov Kleine, welriekende, klokvormige bloemen. Na de bloei verschijnen de vitaminerijke, oranjerode bessen.
Planten : Een vrij snel groeiende, brede, opgaande heester. Is bestand tegen luchtvervuiling en zeewind. Wordt dan ook als haagplant gebruikt langs drukke wegen en aan de kust. Toe te passen in groepen (in blokken gesnoeid), als windkering
Snoeien : Verdraagt flinke snoei. Snoeien gebeurt in het late voorjaar of in de zomer als de planten als haag worden toegepast. Losse struiken kunnen in maart worden gesnoeid.
Eigenschappen: Deze snelgroeiende (tot 3x3m) groenblijvende heester is een prima haagplant. Het glanzend groen leerachtig blad met witte onderzijde is taai en verdraagt sterke zilte zeewind. De sterk geurende witte bloemen vormen een wolk van parfum in het najaar. Uiterst vitaminerijke oranjerode bessen. Dankzij stikstoffixerende bacteriën in de wortels groeit deze plant op de armste zandgronden. EERSTEKLAS KUSTPLANT ! Heester geënt op stam met grote glimmend donkergroene bladeren waarvan de onderzijde zilverachtig wit is.
Vermeerderen : Door zaad, uitlopers , stekken en veredeling
Soorten :
E.x e. 'Albert Doorenbos'- zeer grote bladeren.
E.x e. 'Coastal Gold'- grijsgroen blad met een opvallende gele vlek in het centrum.
E.x e. 'Gilt Edge'- grote groene, goudgeel tot lichtgeel gerande bladeren.
E.x e. 'Lemon Ice'- 1.5m hoog. Gele vlek in het blad
E.x e. 'Limelight'- 1.5m hoog. In het midden van het blad gele tot geelgroene vlekken.
Weetjes :
Draagt ook rode bessen met een zilveren schijn,daarom ook zilverbes genoemd
Botanische naam : Ceanothus del. 'Gl. de Versailles' Nederlandse naam : Amerikaanse sering, Sikkelbloem Herkomst : Bijzonderheden : invriezend Grondsoort : humeus, kalkrijk Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : gevoelig Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, randen/hagen, solitair, tuinen, insecten Hoogte : 1.00-2.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : blauw Bloeitijd : september, oktober Blad : bladverliezend
Standplaats: Deze sering houdt absoluut niet van kalk in de grond en zeker niet van een vochtige, koele en natte zomer. Plant Ceanothus in een goed gedraineerde, luchtige en humusrijke grond.
Kenmerken: De nederlandse naam is Herfstsering, familie van de Rhamnaceae. De bloemkleur is donkerblauw en de bloeitijd is van ca. juli tot en met september. De bladeren zijn groen. De volwassen hoogte van deze kleine heester is ca. 100 cm. Verdraagt een temperatuur tot -15 gr. C. Heeft een opvallende bloeiwijze
Bloemen : Ceanothus bloeit in de voor- of nazomer, afhankelijk van de soort of variëteit. Er zijn er die wit, witroze, licht- of diepblauw bloeien.
Planten : Een plek op het zuiden, tegen een muur is dan ook de ideale plek voor de Ceanothus. Ook als je hem, in pot of kuip, op terras of balkon wilt zetten kies dan de meest beschutte en warme plek die er is, het zal de groei en bloei zeker ten goede komen.
De plant kijgt graag regelmatig voeding en water. Als ie buiten overwintert geef hem dan een lekkere afdeklaag op z'n wortels.
Eigenschappen:
Standplaats lichtbehoefte: zon
deze plant is vorstgevoelig
deze plant is wintergroen (groenblijvend)
goed bruikbaar voor bodembedekking
geschikt voor groepsbeplantingen
compacte groei
rijkbloeiend
helderblauwe bloemen
Snoeien : Elk beginnend voorjaar moet je dan de scheuten tot op 2/3 terugsnoeien, op een naar buiten gericht oog. Grote en volwassen struiken mag je tot op de helft inkorten. Van struiken, die te vol of verwaarloosd zijn, mag je, om weer voldoende licht in de plant te krijgen het teveel aan takken terugsnoeien.
Vermeerderen : Vanaf augustus kun je stekken maken. Dat gaat als volgt: Snijd een niet bloeiende scheut met een hieltje (= stukje bast) van 10 à 15 cm lang. Verwijder de onderste bladeren, knip de top eruit, en steek de stekken in een bak met stekgrond. Je kunt ze nu afdekken met folie maar je kunt ze ook op een beschut en beschaduwd plekje buiten zetten> Zorg ervoor dat de stekken niet uitdrogen. Als ze geworteld zijn pot ze over in een ruime pot met goede potgrond.
Soorten : Van de Amerikaanse sering zijn zo'n veertien soorten en tien cultuurvariëteien bekend. De meeste daarvan groeien langs de kust van Californië.
Botanische naam : Magnolia kobus Nederlandse naam : Valse tulpeboom, Beverboom Herkomst : Japan Bijzonderheden : geen kalk, herfstkleur geel Grondsoort : alle, zuur Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : gevoelig Gebruik : parken, tuinen, solitair Hoogte : 5.00-8.00 m Vorm : bol Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : april, mei Blad : herfstkleur, bladverliezend Vrucht : oranje
Standplaats: Vraagt een vochthoudende tot vochtige, humusrijke bodem met een zuur tot neutrale zuurgraad (pH = 5 - 7). Verlangt een plekje in de zon of lichte schaduw en verdraagt zomerse hitte redelijk, mits de standplaats voldoende vochtig is.
Kenmerken: Magnolia Kobus is een magnolia bloeit met stervormige witte bloemen in de maand april-mei. Staat graag in de zon-halfschaduw. Vraagt weinig snoei. Kan 5 tot 8 mtr. worden. Bij een jonge boom kunnen de bloemknoppen gevoelig zijn voor late nachtvorst.
Magnolias hebben ongedifferentieerde bloembladeren: de bloemen hebben een bloemdek bestaande uit bloemdekbladeren (tepalen). De bloemdekbladeren, de meeldraden, en de vruchtbeginsels zijn spiraalsgewijs op de kegelvormige bloemas ingeplant. Deze bloembouw komt overeen met de oudst bekende fossiele bloemen en duidt erop dat de oorsprong van de groep in de buurt van de eerste bloemplanten moet liggen.
Bloemen : Bloemkleur : wit Bloeiperiode : april - mei Bloemen : de alleenstaande, stervormige bloemen verschijnen voor de bladeren. Lange smalle, ongetande kroonbladen die aan de basis soms roze gevlekt zijn. Geurend.
Planten : Bijvoorbeeld voor aanplant in windbeschutte (stads)tuinen en openbaar groen Een boom heeft vooral de eerste paar jaren voldoende water en voedselnodig. Bij het planten moet u er rekening mee houden dat er voor de meeste bomen een boomcirkel van 1 meter wordt gemaakt, zodat meststoffen en organische koemestkorrels beter door de boomwortels kunnen worden opgenomen. Tevens worden stenen of een dikke laag grind slecht verdragen om dat het de boomwortels afsluit van voldoende zuurstof.
Eigenschappen: Het geslacht Magnolia bestaat uit groenblijvende of bladverliezende bomen en struiken met grote, doorgaans opvallende bloemen.
Twijgen Magnolias hebben twijgen die bij kneuzing sterk aromatisch zijn, vaak met een anijsachtige geur. Daarnaast dragen ze veel, meestal elliptische, lenticellen die in de lengterichting van de twijg liggen.
Knoppen De blad- en bloemknoppen van Magnolias zijn omgeven door één of meer harde, meestal sterk behaarde schubben (perulae). De bloemknoppen zijn bovendien ook nog omgeven door een of meer vliezige, meestal ook behaarde, schutbladen (bracteae). De perulae en bracteae worden bij het uitlopen snel bruin en vallen dan af, waarbij ze op de twijg een ringvormig litteken achterlaten.
Vermeerderen : Door zaaien , stekken of enten Marcoteren : Gewoon een snee maken in de tak tot ongeveer halverwege. Hierrond nat mos binden en daarrond dan nog een plastiekzakje rondbinden zodat het goed vochtig blijft (De tak moet wel aan de boom blijven) Als je dit mos dan goed vochtig houd dan zouden er op de wonden wortels moeten ontstaan. Vanuit zaad duurt het vreselijk lang 5-10 jaar voordat je bloemen krijgt. Van jong hout kun je echt wel stekken. Bodemtemperatuur ca. 24 graden. Het is net gemakkelijk maar het gaat.
Soorten : »Magnolia kobus var. borealis »Magnolia kobus var. loebneri 'Dr Merrill' »Magnolia kobus var. loebneri 'Leonard Messel'' »Magnolia kobus var. stellata »Magnolia kobus var. stellata 'Royal Star'
Weetjes :
Magnolia (Nederlandse naam Beverboom) is de naam van het type-geslacht van de Magnoliafamilie (Magnoliaceae). Het geslacht is in West-Europa niet inheems en is bij ons het bekendst vanwege de rijk bloeiende soorten en kruisingen die in veel tuinen en parken zijn aangeplant.
In de indeling van de Magnoliaceae die tot het eind van de twintigste eeuw gangbaar was, was Magnolia één van de grotere geslachten van de onderfamilie Magnolioideae. Met de introductie van moleculaire technieken voor onderzoek naar verwantschappen (DNA-sequencing) werd duidelijk dat het geslacht parafyletisch was.
Daarmee is de omgrenzing van het geslacht Magnolia in beweging gekomen. De benadering die door de meeste taxonomen wordt gekozen is om alle andere geslachten van de Magnolioideae samen te voegen met het oorspronkelijke geslacht Magnolia, waarmee dan één groot geslacht ontstaat dat wèl monofyletisch is, en ongeveer 300 soorten telt.
Deze boom heeft een pyramidevormige kroon en kan uiteindelijk een hoogte bereiken van circa 8m tot 12m na jaren.
De bast is glad en de takken zijn grijs, de twijgen zijn donker bruinrood. Het groene omgedraaid eivormige blad heeft een grootte van zo'n 6cm-15cm lang. De wolbehaarde knoppen ontstaan al in de herfs en geeft een fraai gezicht gedurende de gehele winter. De schitterende witte grote bloemen verschijnen voor de bladontwikkeling in maart/april en hebben een doorsnede van 10cm, kortom een oogverblindende verschijning om te zien. Later ontstaan de mooie langvormige donkerrode vruchthulzen die 12cm lang zijn. De bladeren verkleuren naar geel in de herfst .
Botanische naam : Taxus baccata Nederlandse naam : Gewone taxus, Venijnboom Herkomst : Europa, Middellands zeegebied, Inheems Bijzonderheden : geschikt voor knipvormen Grondsoort : alle, kalkrijk Vochtbehoefte : droog, normaal, nat Licht : schaduw, half schaduw, zon Wind : ongevoelig, weinig gevoelig Gebruik : randen/hagen, solitair, landschap, giftig Hoogte : 10-15 m Vorm : kegel Kroon : gesloten Bloeikleur/vorm : geel, groen Bloeitijd : maart, april Blad : wintergroen Vrucht : rood/bruin
Standplaats: Groeit op elke tuingrond. Vermijd zware natte kleigronden. Voorkeur voor vochthoudende, leemhoudende kalkgrond. Groeit zowel op een zonnige plaats als in de schaduw. Op een zonnige plaats zal hij als haag een mooie dichte, groenblijvende afsluiting vormen
De Europese taxus (baccata) is goed bestand tegen schaduw en de enige boom die onder beuken kan groeien zowel op zure als op alkalische grond.
Kenmerken: Taxus is een traag groeiende boom of struik, die 15 m hoog kan worden. Door zijn donkergroene, zachte naalden maakt hij een sombere indruk. In het najaar verschijnen de felrode bessen als een sieraad tussen de donkere naalden. Ze zijn omgeven door een bekervormig, vlezig omhulsel (arillus) dat veel vitamine C bevat en niet giftig is, in tegenstelling tot de andere delen van de boom.
Bloemen : Bloemkleur : geelgroen Bloeiperiode : maart - april Bloemen : klein, onopvallend Tweehuizig. De mannelijke en vrouwelijke kegels groeien aan aparte bomen. Vrouwelijke bloemen: met schubben bezet, bevinden zich aan de onderkant van de twijgen. Gele knopjes Mannelijke bloemen: naakte bloemen staan in de bladoksels. Bestaan enkel uit een groepje lichtgele meeldraden. De vrouwelijke bloemen groeien uit tot een schijnvrucht of 'bes'. Het zaad is omgeven door een helderrode zaadrok (deze is echter groen voor hij opzwelt). Deze is in tegenstelling tot andere delen van de plant NIET giftig.
Planten : De venijnboom is uitermate goed geschikt voor het gebruik in een heg omdat hij zich goed laat snoeien en omdat hij goed vertakt. Wanneer je een taxusheg wilt planten, moet je er rekening mee houden dat behalve het rode omhulsel van de bessen, alle delen van de boom giftig zijn, dus gevaarlijk voor kinderen en dieren die wel eens aan blad en bessen zouden kunnen knabbelen
Gebruikte delen: het harde, elastische hout werd gebruikt voor het vervaardigen van bogen, schilden, speren, meubels, gebruiks -en kunstvoorwerpen.
Bij de Slag bij Azincourt (1415) gebruikten de Engelsen bogen van taxushout. Daardoor hadden hun pijlen een veel groter bereik. Het is een van de redenen waarom ze de slag tegen de Fransen konden winnen.
Werkzame bestanddelen: Eigenlijk zou je taxus Boom des Levens kunnen noemen. In schors en naalden bevindt zich namelijk de alkaloïde taxine, waaruit men een medicament (taxol) tegen kanker kan ontwikkelen. Intussen kan men taxol ook synthetisch produceren, redding voor de laatste taxusbomen
Een ander giftig bestanddeel van taxus is taxine. Het zou een bestanddeel zijn van een pijlgif. Het veroorzaakt hartritmestoornissen, hartstilstand, lever- en nierbeschadigingen
Naast taxine bevat de taxus ook prikkelende vluchtige oliën die verantwoordelijk kunnen zijn voor maag en darmklachten. Eigenschappen: De taxus is tweehuizig, d.w.z. dat zich mannelijke vrouwelijke bloemen aan afzonderlijke bomen ontwikkelen. De mannelijke (geschubde) zitten aan de onderzijde van de takken in grote hoeveelheden, terwijl de vrouwelijke voortkomen uit kleine, eivormige knoppen aan de toppen van de kortere takken. Zij geven een kleverige druppel af die het rondzwevende stuifmeel opvangt. De zoete, rode besjes worden vooral door vogels gegeten
Vermeerderen : Het giftige pitje wordt niet verteerd, maar uitgepoept. Als het in goede aarde valt, ontkiemt er een nieuw taxusboompje. De felrood gekleurde zaadrok (het besje) is trouwens het enige gedeelte van de boom dat niet giftig is.
Soorten : Er bestaan vele cultuurvariëteiten.
Met opgaande takken: Taxus baccataFastigiata, Taxus baccata Raket.
Met spreidende takken: Taxus baccata Dovastonii, Summergold.
Met korte naalden: Taxus baccata Adpressa.
Met gekleurde naalden: Taxus baccata Semperaurea.
Geschikt voor de tuin zijn ook de Japanse Taxus cuspidata, , Taxus media Hicksii.
Snoeien : Een taxushaag wordt meestal maar één keer in de zomer in vorm gesnoeid. In tuinen kunnen ook blok- of ronde vormen gemaakt worden. Taxus houdt er niet van als honden en katten tegen hem plassen. Scheuten en bladeren worden ervan geel en kunnen afsterven.
Weetjes :
Het woord taxus is afgeleid van het Griekse taxon wat boog betekent, want van taxushout werden bogen en schilden gemaakt. Van taxus is het woord toxisch afgeleid. Het verwijst naar de giftige delen van de boom. Anderen beweren dat taxus komt van het Latijnse texo wat weven betekent. De taxusbast werd vroeger namelijk ook gebruikt voor weef-en vlechtwerk. Baccata duidt op de rode schijnbessen.
Taxus en jeneverbes vormen geen kegels. Hun zaden hebben een omhulsel dat op een besje lijkt. Men spreekt over zogenaamde schijnbessen omdat het zaadje in dit omhulsel verstopt ligt.
De venijnboom is giftig. Ook vee wil wel van de venijnboom eten en wordt dan dood gevonden. (Het rode vruchtvlees is in het geheel niet giftig. Het smaakt heel zoet, op de rand van weeïg. Nooit op de harde pit bijten of de pit inslikken! Tegen kinderen zeggen dat alles giftig is, is wellicht het verstandigste.) Ook bij het zagen en de verwerking dient men er rekening mee te houden dat het stof van de venijnboom giftige bestanddelen bevat.
De oudste taxus van België staat op het domein van het kasteel van Valduc in het Waals-Brabantse Hamme-Mille. Hij zou zowat 770 jaar zijn.
Ziekten : Taxus heeft wel eens last van mijten (rondkopziekte), waardoor scheuten misvormd raken en knoppen niet uitlopen.
De taxuskever (lapsnuittor) vreet aan de naalden en knoppen, de witte laven aan de wortels. Daardoor kan taxus afsterven. Spuiten met een biologisch afbreekbaar middel kan de schade beperken.
Slecht groeiende venijnbomen in natte grond worden makkelijk aangetast door wortelrot veroorzaakt door Phytopthora, een schimmel. De taxuskever vreet aan de bladranden van de taxus. De larve vreet niet alleen aan de wortels van de venijnboom, maar ook aan die van vaste planten
Botanische naam : Kerria japonica Nederlandse naam : Ranonkelstruik Herkomst : China Bijzonderheden : groene twijg, invriezend, wortelopslag Grondsoort : alle, kalkrijk Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw, zon Wind : gevoelig Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, tuinen Hoogte : 1.00-2.00 m Vorm : breed Bloeikleur/vorm : geel Bloeitijd : mei, juni Blad : bladverliezend Twijg/stam : kleurig
Standplaats: De ranonkelstruik is een zeer taaie, geheel winterharde, inschikkelijke plant die gedijt in elke vochtige, goed doorlatende grond in gefilterd licht. De ranonkelstruik groeit zowel in de volle zon als in halfschaduw. In de volle zon verkleuren de bloemen echter.
Kenmerken: Bladkleur : groen Wintergroen : neen Bladeren : klein, spits ovaal, getand, met heel geprononceerde nerven aan groene takken. Verkleuren geel tot rood in de herfst. De struik heeft dunne, groene takken en lancetvormige, dubbelgezaagde bladeren, die pas na de bloei verschijnen. De hoofdbloei van de ranonkelstruik valt in de periode mei en juni en opnieuw in de periode augustus en september. De plant heeft gele, meestal gevulde, 2,5-3 cm grote bloemen. De eetbare vruchten lijken veel op frambozen.
Bloemen : Bloemkleur : goudgeel in maart - mei dubbele bloemen, die massaal de overhangende takken bezetten en voor het blad verschijnen. De bloeit gaat in bescheiden vorm door tot een stuk in de zomer.
Planten : Standplaats lichtbehoefte: zon de plant heeft mooie herfsttinten geschikt voor groepsbeplantingen geschikt voor gebruik in wilde tuinen of natuurtuinen geschikt voor een solitaire positie in een beplantingsschema deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Eigenschappen: een echte bloeikampioen, die zelfs de meest schaduwrijke plek doet oplichten. In de herfst verliest de struik z'n blad, maar de twijgen blijven geelgroen. Vormt heel makkelijk uitlopers
Vermeerderen : Door het afnemen van wortelscheuten in de zomer. Door delen in de herfst. Deze struik groeit door uitlopers en neemt elk jaar meer ruimte in beslag. U kunt met een schop wat van de wortels afsteken om hem in toom te houden.
Soorten :
»Kerria japonica 'Picta' gevlekte bladeren en lagere groei
»Kerria japonica 'Pleniflora'
»Kerria japonica 'Variegata'
Snoeien : Het snoeien van de ranonkelstruik luistert niet zo nauw. Waar een stengel wordt teruggeknipt, loopt die later weer vrolijk uit. Heel oude stengels kunnen beter geregeld worden weggeknipt
Snoei indien nodig na de eerste bloei. U kunt de takken afknippen tot net boven de grond.
Weetjes :
De bloemen in knop van Kerria lijken gele pompons
William Kerr, de tuinman van de Royal Botanical Gardens in Kew ontdekte in China in 1804 een dubbelbloemige variant van de ranonkelstruik (Kerria japonica 'Pleniflora'). Zowel de (mooiere) enkelbloemige als de dubbelbloemige ranonkelstruik bloeit in de vroege lente
Verzorging: Overbemesting leid tot excessieve groei en weinig bloemen Het snoeien van de ranonkelstruik luistert niet zo nauw. Waar een stengel wordt teruggeknipt, loopt die later weer vrolijk uit. Heel oude stengels kunnen beter geregeld worden weggeknipt. Wil je in één keer de struik verjongen, dan kan met een gerust hart alles bij de grond worden weggeknipt. De ranonkelstruik vormt worteluitlopers. Met een spade kan overtollige opslag worden verwijderd. De afgestoken stengels met wortels kunnen worden uitgeplant. Er vormt zich dan een nieuwe struik
Botanische naam : Euonymus alatus Nederlandse naam : Kardinaalsmuts, -hoed Herkomst : Oost-Azié Bijzonderheden : herfstkleur rood, kurklijst, 2-huizig Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, tuinen Hoogte : 1.00-2.00 m Vorm : bol Bloeikleur/vorm : geel, groen, onopvallend Bloeitijd : mei, juni Blad : herfstkleur, bladverliezend Vrucht : oranje, rood/bruin Twijg/stam : kurk
Standplaats: Zon of halfschaduw. Verdraagt schaduw.Goed doorlatende grond. Niet te droge, maar ook niet te vochtige grond.Groeit op vrijwel elke grond maar voorkeur voor vruchtbare grond.
Euonymus alatus is zeer winterhard en een gemakkelijke plant die op elke grond soort groeit. Ook hoeft hij bijna nooit gesnoeid te worden, wilt u toch wat oude takken weg halen kunt u dat het beste laat in het voorjaar doen.
Kenmerken: Dit is een dicht vertakte bijna ronde struik met een gedrongen groei die tot 2 meter hoog kan worden. De twijgen zijn voorzien van 4 bruine kurklijsten, vandaar de bijna vierkante takken. Het blad is lichtgroen van kleur, langwerpig rond en 3 tot 5 cm. lang. In de herfst verkleuren de bladeren heel attractief van oranjerood tot geel. Bij deze plant groeien er nauwelijks of geen vruchten aan de takken
Kenmerkend zijn de waaiervormig geplaatste, vrijwel horizontaal groeiende takken. Bladeren groeien regelmatig tegenover elkaar langs de jonge stengels. Overjarige twijgen zijn bezet met kurklijsten en dragen vrijwel geen blad
Bloemen : Bloemkleur : groen Bloeiperiode : mei - juni Bloemen : klein, in onopvallende groepjes
Het mooiste aan de Euonymus Alatus is de schitterende, fel rode herfstkleur, waar u van kunt genieten tot de eerste nachtvorst. Na die nachtvorst dwarrelen de blaadjes massaal van de plant af, waarna de mooie kurklijsten op de takken weer zichtbaar zijn.
Planten : groep,solitair ,bermbeplanting, woon- en werkomgeving, rotonde
Eigenschappen: zeer decoratief, bolvormig. Prachtige solitair
Gebruik : De Engelse en Duitse naam duidt erop dat men vroeger van het hout spindels voor spinnewielen vervaardigd heeft. Het oud-Engelse woord prick-wood en prick timber heeft te maken met het gebruik van het hout als vleespennen. Het hout is zeer geschikt om er houtskool van te maken.
Uit de oranje schillen van de zaden bereidde men een luizendodend middel en kleurstof. Het taaie, gele hout met fijne poriën is kernloos en geschikt voor draaiwerk, de bouw van muziekinstrumenten en om zijn mooie kleur als inleghout.
De bast bevat guttapercha, de voorloper van rubber. Men gebruikte het melksap als zodanig. In schors en vruchten zit de giftige stof euonymine. Konijnen, geiten en ezels hebben er geen last van.
Vermeerderen : Vermeerderen door zaad doch stekken is gebruikelijker,Door winterstek
U kunt kardinaalsmuts zaaien door de witte pit die zich in het oranje velletje bevindt direct na de oogst in de grond te stoppen. Het is veel gemakkelijker om enkele gezonde takken af te snijden en in vochtige grond te stekken. Zij zullen evengoed wortelen als stekken van meidoorn en vlier.
Soorten : Euonymus alatus 'Compactus'
Weetjes :
Tegen het einde van het voorjaar draagt hij kleine, geel/groene bloemen in onopvallende groepjes en tegen de herfst gaan de kleine, paarse, vierlobbige vruchten open en tonen hun oranjerode zaden
Euonymus alatus is inheems in Japan en komt ook veel voor in China en Korea. Het is een sterk vertakte struik, die ongeveer 1m75 hoog en breed kan worden. De takken groeien nagenoeg nooit rechtop maar verkiezen een horizontale groeiwijze.
De bijzondere takken van deze heester spreekt veel mensen aan. De Euonymus alatus vormt namelijk 4 kurklijsten aan zijn groene takken, die recht tegenover elkaar staan.
Kardinaalsmuts is een (meestal) bladverliezende inheemse heester, een sieraad in de tuin, vooral in herfst en winter. Tijdens een herfstwandeling kunnen we genieten van de karmijnrode kleur van de bladeren en de openspringende kleppen van de vruchtjes, waaruit oranje zaden te voorschijn komen. Vogels zijn er dol op!
De Nederlandse naam heeft betrekking op de vorm en de kleur van de vruchten, die op een kardinaalsmuts lijken.
De Engelse naam duidt op het gebruik van het hout voor spindels. Het Latijnse woord betekent de Europese te goeder naam bekend staande plant, wat ironisch bedoeld is. Gezinspeeld wordt op het gif van de vruchten dat vroeger gebruikt werd om hoofdluizen te bestrijden. In Nederland en België komen wij kardinaalsmuts tegen in haagbeukbossen, langs oude beken en vooral in de duinen van Noord- en Zuid-Holland.
Kardinaalsmuts werd vaak in parken en plantsoenen aangeplant. Tegenwoordig is men er i.v.m. de giftigheid van de bessen voorzichtig mee.
Ziekten en plagen : Kardinaalsmuts wordt soms belaagd door de rupsen van de stippelmot (ponomenta cagnagellus) die een struik geheel kaal kunnen vreten. De mot weeft tussen de takken talloze spinsels die geel met zwart gespikkelde rupsen herbergen. Tijdens de nazomer zitten de daaruit voortgekomen vlindertjes, wit met zwarte stippen, op de bloemen in de tuin, bv. op de gulden roede. Kaalgevreten struiken ontwikkelen snel weer nieuwe bladeren en staan er na het Sint-Janslot (nieuw groeiimpuls na 24 juni) weer florissant bij.
Verder zijn het wilde konijnen die zich tegoed doen aan de schors van de kardinaalsmuts, vooral tijdens de wintermaanden. Maar ook van deze schade komt de struik weer bij door nieuwe scheuten te vormen.