OM HET ZOEKEN IN DEZE PLANTENDATABASE MAKKELIJK TE MAKEN
DRUK CTRL-F EN VUL IN HET KADERKE
HET GEWENSTE WOORD IN BV."HULST"
EN ALLE VERWANTE TEKSTEN MET HET WOORD "HULST" IN VERSCHIJNEN.
WEL BLIJVEN KLIKKEN TOT U HET GEWENSTE ARTIKEL GEVONDEN HEBT
------------------------------
HOE MEER REAKTIES ER KOMEN HOE MEER DE SITE WORD UITGEBREID
14-06-2009
Saxifraga
Saxifraga
Botanische naam:Saxifraga arendsi
Nederlandse naam :Steenbreek
Herkomst:Alpen, Pyreneeen
Bijzonderheden:stapelmuur
Grondsoort :alle, zand
Vochtbehoefte:droog
Licht:half schaduw, zon
Gebruik:randen, bodembedekker, rotstuinen
Hoogte:0.10-0.20 m
Bloeikleur/vorm:wit/créme
Bloeitijd:juni, juli
Blad:wintergroen, groen
Standplaats:
Ze gedijen goed in bosrijke streken, verlangen een voedzame, doorlatende, niet te zware grond
zonnig, halfschaduw .Lichte grond, rotstuin. Ook in potten en bloembakken.
Voorkeur voor kalkrijke grond.
Kenmerken:
De vaste planten vormen een tapijt van frisgroene blaadjes, de bloemen staan op hoge stelen en bloeien in april/mei.
Ze vormen dichte zoden en als de pollen in het midden lelijk worden moeten ze gescheurd en verplant worden, het lelijk geworden deel mag dan weg.
bloemen :
Bloemen op lange, soms roodbruin gekleurde stengels .Witte bloemen
Planten :
Zoals voor de meeste vaste planten vormt maart voor Saxifraga's een ideale plantperiode. Houd tussen twee plantjes een afstand van 15 tot 20 cm. Wilt u speciale kleureffecten, dan kunt u stroken gele bloeiers afwisselen met rode en witte. Of stroken in verschillende rode tinten (karmijnrood, roze, steenrood, purper...). Wees niet ontgoocheld als het resultaat het eerste jaar nog niet is wat u ervan had verwacht. De meeste steenbreeksoorten worden mooier met de jaren en groeien aaneen tot een dicht tapijt. Na twee of drie jaar kunt u de plantjes trouwens scheuren om er gratis nieuwe te winnen.
Eigenschappen:
Ondankbare of lelijke plekken in de tuin kunt u misschien niet met de mantel der liefde bedekken maar wel perfect camoufleren met een laag tapijt van steenbreek (Saxifraga).
Vermeerderen :
Delen of splitsen van september tot december
Soorten :
Saxifraga sect. Ciliatae
Saxifraga sect. Cotylea
Saxifraga sect. Cymbalaria
Saxifraga sect. Gymnopera ('London Pride saxifrages')
Saxifraga sect. Heterisia
Saxifraga sect. Irregulares
Saxifraga sect. Ligulatae ('Silver saxifrages')
Saxifraga sect. Merkianae
Saxifraga sect. Mesogyne
Saxifraga sect. Micranthes
Saxifraga sect. Odontophyllae
Saxifraga sect. Porphyrion
Saxifraga sect. Saxifraga ('Mossy saxifrages')
Saxifraga sect. Trachyphyllum
Saxifraga sect. Xanthizoon
Weetjes :
Steenbreek (Saxifraga) is een geslacht met ongeveer 440 bekende soorten overblijvende planten. Het is daarmee het grootste geslacht in de steenbreekfamilie (Saxifragaceae), die naar dit geslacht genoemd is.
De botanische naam Saxifraga is afgeleid van de Latijnse woorden 'saxum' = 'steen' en 'frangere' = 'breken'. De Nederlandse naam is daarmee een letterlijke vertaling van de botanische naam. De naam van het geslacht gaat terug op Plinius de Oudere (quia saxa frangit = omdat hij de stenen breekt - iets wat niet juist is).
De meeste soorten Saxifraga worden gewoonlijk gerangschikt bij de rotsplanten, maar u hoeft helemaal geen rotstuin te hebben om maximaal voordeel uit deze weinig eisende bloeiers te halen. Ons interesseert hier de groep van de Saxifraga arendsii, ook wel mossteenbreek genoemd. In deze groep kunt u kiezen uit een groot aantal variëteiten met mooie bloemkleuren. Aanraders zijn zeker de steenrode Peter Pan, de karmijnrode Purple Robe, de gele Schwefelblüte en de witte Schneeteppich.
Deze Saxifraga's zijn vaste plantjes die niet hoger worden dan 20 cm. Uit een dicht rozet van frisgroene blaadjes groeien bloemstengels. Hun bloei start tegen het einde van april en duurt gemakkelijk tot in de zomer. De vrij dikke blaadjes hebben de vorm van een nier en lijken op vetplantjes. Ze blijven ook mooi wanneer de bloemen zijn verwelkt. Ze vormen dan een soort van mos-tapijt, dat in de winter bovendien gedeeltelijk groen blijft.
Ook als bodembedekker
Meiden voor alle werk en cache misères, zo zou je onze Saxifraga's arendsii nog kunnen noemen. Ze hebben zelfs geen moeite met de armste zandgrond of met beschaduwde plaatsen. Daarom kunt u ze goed gebruiken op lelijke of ondankbare plekken in de tuin. Bijvoorbeeld op schaduwplaatsen op het noorden, rond vuilnisbakken of rond een composthoop. Ze kunnen een stuk grond camoufleren waaronder keien of bouwafval zijn weggestoken. Of kleine perkjes vullen waar de begroeiing laag moet blijven.
Vaak worden de plantjes gebruikt om looppaden en borders af te bakenen, maar u moet zeker geen schrik hebben van grotere vlakken. Op taluds bijvoorbeeld, waar gras schraal blijft, zullen zij wel aanslaan. En bent u het beu dat mos altijd weer welig gaat tieren op een beschaduwd uiteinde van het gazon, dan kunt u dit stuk beter omspitten en vervangen door een tapijt van mossteenbreek. Om dezelfde reden kunnen onze plantjes dienen als bodembedekkers tussen struiken en bomen. In vochtige en beschaduwde grond zullen ze zelfs nog beter gedijen.
De wilde soort, die trouwens een beschermde plant is , de knolsteenbreek of saxifraga granulata L.
Heeft geneeskrachtige eigenschappen als eetlust-opwekkend, galdrijvend, samentrekkend,urinedrijvend.
Deze plant apprecieert een enigszins vochtige grond, die af en toe mag uitdrogen.
Kenmerken:
Salvia nemorosa behoort tot de familie van de lipbloemigen (Labiatae). Het is een keurig in pollen groeiende plant. De plant kan wel tot een meter hoog en een halve meter breed worden.
Een dankbare plant, al meer dan 100 jaar in cultuur. Zoals de tweede naam aangeeft, komt de plant uit de bossen en wel uit het zuidoosten van Europa en heel Klein-Azië.
bloemen :
De bloemen zijn tot 1 centimeter groot en bezitten kleine schutbladen onder de bloemkransen. Deze schutbladen zijn breed, hartvormig en hebben meestal dezelfde kleur als de bloem. De bloemen staan in lange schijnaren, maar eigenlijk zijn het bloemtrossen. De stengels zijn kort behaard en daaraan zitten de lange, smalle en kortgesteelde bladen. De eirond-lancetvormige bladen hebben een fijne karteling langs het blad.
De bloeiperiode is van juni tot en met juli.
Planten :
Salvia nemorosa, de bossalie, valt op door een gedrongen, bossige groeiwijze. De bloemen verschijnen in juni en juli. Hij kan ook in perken worden gebruikt. De diverse rassen zijn waardevolle vaste planten.
Eigenschappen:
Het is een volkomen vorstbestendige, overblijvende vaste plant.
geschikt voor gebruik in de vasteplanten border
geschikt voor groepsbeplantingen
deze plant is aantrekkelijk voor bijen (lokt bijen)
deze plant verlangt een kalkhoudende bodem (pH 6,5 of hoger)
deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Vermeerderen :
Na de bloei kunnen de uitgebloeide bloemtrossen worden uitgeknipt. In het najaar kunnen pollen worden gescheurd. Plant deze salie op een humusrijke, goed water doorlatende grond.
Nà de bloei de uitgebloeide stengels uitknippen om nieuwe bloei aan te moedigen.
Op en goede standplaats in de zon, kunnen de bollen jarenlang blijven staan.
Kenmerken:
Een fraai bloeiende soort die jammer genoeg lelijk blad heeft, waardoor hij best in combinatie met andere gewassen wordt geplant. Geschikt voor de border, rots- en heidetuin en voor verwildering.
Bloemen :
De lilaroze-rozeviolette bolvormige bloeiwijzen kunnen tot 15 cm in doorsnede bereiken op 1,20 tot 1,50 m lange stelen.
Planten :
Planten op een lichte, zandige plaats in het najaar.
Opgelet voor te natte gronden = rotting.
Planttijd :Najaar: eind september- eind november.
Als plantdiepte neem je twee keer de hoogte van de bol.
Plantdiepte: 15-20 cm
Hou rekening met de grootte van de bloemen en zet daarom de planten niet te dicht bij elkaar.
Gebruikte delen:
Een zeer forse sierui, de grootste van dit geslacht.
Heel mooi en imposant bolgewas voor bloemperken en boeketten
Eigenschappen:
De opvallende uiegeur die vrijkomt bij het afsnijden van de bloemstengel verdwijnt nadat de bloem enige tijd in het water heeft gestaan
Vermeerderen :
Vermeerderen door makkelijk door zaaien of broedbollen te nemen of door zaaien in oktober
Qua standplaats groeit deze op een zonnige of half beschaduwde plaats en stelt weinig eisen aan de bodem zodat bijna iedere tuingrond geschikt is.
Kenmerken:
Dit is een eenvoudige, bijna onopvallende bladverliezende sierstruik, doch heeft deze zoals iedere plant iets aparts in petto. De paarse tot lila roze bessen verschijnen onder de vorm van trossen, van september tot december. Dit geeft aan deze doorlevende plant een bijzonder aspect. De overvloedige bessen gaan pas echt opvallen nadat de bladval plaats heeft gehad.
Planten :
Méér planten bijeen geven meer bessen
Callicarpa is vrij sterk en winterhard en kan aangewend worden in de tuin als solitairplant of tussen natuurlijke schermaanplanting. Heeft een matige groei en kan gerekend worden tot de half grote heesters die kan uitgroeien tot meer dan 2 meter hoog. Opgepast: jonge planten kunnen bij zware vorst schade oplopen.
Gebruikte delen:
De bestakken voldoen zeer goed in een vaas (zonder water behouden ze hun kleur tot het voorjaar )
Eigenschappen:
Het blad is eivormig gepunt tot langwerpig en lichtgroen van kleur. In de herfst heeft deze een mooie herfstkleur en na de bladval manifesteert deze zich tot een attractie van veelvuldige bessen die nog lang aan de plant blijven zitten.
Snoeien beperkt zich tot het wegsnijden van oude takken, doch bevordert nieuwe takken en besvorming.
Vermeerderen :
Zaaien of zomerhielstek van éénjarige twijgen bij 18°C bodemtemperatuur
Bijzonderheden:dieprood, grote bloem, beste rode vorm
Grondsoort:alle, humeus, kalkrijk
Licht:half schaduw, zon
Groep:(sier)heesters
Gebruik:groepen/vakken, randen/hagen, tuinen
Hoogte:1.00-2.00 m
Vorm:opgaand
Bloeikleur/vorm:rood/bruin
Bloeitijd:mei, juni
Blad :bladverliezend
Standplaats:
Plant hem op een beschutte zonnige tot half beschaduwde plek, liefst op doorlatende vochtige grond
Kenmerken:
Weigela bloeit met opvallende, klokvormige bloemen. In mei - juni bloeien de meeste soorten en variëteiten van dit geslacht. Een enkele hybride bloeit tot ver in de nazomer. Deze sierheester neemt elke grondsoort voor lief. Het is daarom niet voor niets, dat er ontzettend veel hybriden van te koop zijn.
Weigela hybr. 'Abel Carrière' bloeit met grote bloemen
De soorten van het geslacht Weigela komen van oorsprong uit Korea, Japan en het noorden van China. Het geslacht behoort tot de kamperfoelieachtigen (Caprifoliaceae ) De struik zelf wordt, afhankelijk van de soort, zestig centimeter tot drie meter hoog. Weigela is bladverliezend en geheel winterhard.
bloemen :
Bloemen zijn er in de kleuren rood, roze en wit. Ze zijn klein- of grootbloemig.
De bloemen van Weigela geuren niet.
Planten :
Alle soorten en variëteiten van Weigela lenen zich om in een groep te worden geplant: in de border als achtergrond voor vaste planten, als randbeplanting en om er een losgroeiende haag mee te maken.
Snoeien :
Snoeien gebeurt vlak na de bloei. Knip de uitgebloeide takken weg tot op een gezonde knop of een uitloper. Bij oudere planten knipt men ook enkele van de oudste takken tot op de basis weg om nieuwe grondscheuten te stimuleren.
Weigela bloeit op hout van het voorgaande jaar. Ze reageren goed op snoeien. Direct nadat de struik is uitgebloeid, mag er worden gesnoeid. De uitgebloeide scheuten worden ingekort tot op een zijscheut, die doorgaans al onder de uitgebloeide bloemen is gegroeid. Om de struik jong te houden worden één of meer oudere scheuten bij de basis afgesnoeid. Zorg voor een evenwicht tussen jonge scheuten en bloeirijpe scheuten. Te lange jonge scheuten worden met de helft van hun lengte ingekort, ze zouden de vorm van de struik kunnen bederven.
Vermeerderen : Door hielstek in Juni-juli
Eigenschappen:
Weigelias zijn bladverliezend en kunnen oud worden.
Verder heeft de weigelia weinig onderhoud nodig en is zeker een aanwinst in elke tuin klein of groot.
Soorten :
Weigela florida 'Follis Purpureis' roze Groeit gedrongen. Tot 1,75 meter hoog. Blad purperkleurig.
Weigela florida 'Nana Variegata' lichtroze Blad heldergeel gerand. Tot 1,25 meter hoog.
Variëteiten met geel- of paarsachtig blad moeten anders worden gesnoeid. Van deze struiken wordt driekwart van alle scheuten weggeknipt, terwijl alle overige scheuten met driekwart van hun lengte worden ingekort. Wanneer de noodzaak aanwezig is om Weigela te verjongen (terug lopen van de bloei of omdat de struik te zeer is verwilderd), dan worden alle scheuten in het voorjaar voor de bloei bij de grond af weggesnoeid. Midden zomer wordt het aantal nieuwe scheuten gereduceerd, zodanig dat de struik een open vorm heeft. Staat Weigela u in de weg of is eens een andere plaats voor deze struik in de tuin aantrekkelijk, dan laat hij zich in het najaar gemakkelijk verplanten.
De verzorging is niet ingewikkeld. De plant heeft graag vijf tot zeven uur per dag zon.
In het voorjaar, in maart, wordt het afgestorven loof verwijderd en de grond rondom de plant losgemaakt. Daarbij kan de plant meteen worden bemest, bijvoorbeeld met gedroogde koemest. De plant heeft geen speciale eisen ten aanzien van de grondsoort maar heeft graag een voedselrijke bodem. Wanneer de plant na de bloei nog eens mest krijgt, zal dat de groei voor het seizoen daarna ten goede komen.
Kenmerken:
De Hemerocallis heet ook wel daglelie, omdat elke bloem slechts één dag bloeit. In de ochtend gaat de bloem open en de volgende dag is zij verwelkt. Gelukkig geeft een plant vele bloemen zodat je toch wekenlang plezier hebt van een daglelie
Bloemen verschijnen op kale stengels (scapes), die meestal tot 39" hoog boven een groep van structuur, lineair, mes-achtige bladeren.. Individuele bloemen open voor een dag
bloemen :
Hoewel de naam anders doet vermoeden, is de daglelie helemaal niet verwant aan de lelie. Je hoeft dan ook niet bang te zijn, dat het leliehaantje toeslaat.
Er zijn vroege, middelvroege en late bloeiers. De vroege Hemerocallis bloeit in juni, de middelvroege in juli en de late in augustus. Door slim aan te planten, kun je de hele zomer bloeiende daglelies hebben.
Het ziet er mooi uit, als je dagelijks de uitgebloeide bloemen verwijdert, maar noodzakelijk is dat niet. De bloeitijd wordt er in dit geval niet door verlengd.
Gebruikte delen:
De plant zou ook in de groentetuin mogen staan. De bloemen zijn namelijk eetbaar. Vooral de lichtgekleurde bloemen zijn fris en knapperig, als een pittige ice-bergsla. De donkerste bloemen zijn misschien iets te pittig. Wim Willemsen, de nationale collectiehouder van de Hemerocallis in Nederland, vult de bloemen met een mousse of puree die uitstekend samengaat met de smaak van de bloem, zoals een zalmmousse.
Eigenschappen:
Er bestaan duizenden cultivars van de Hemerocallis, in vele kleuren en met verschillende kleurencombinaties binnen één bloem. In vrijwel elke tuin en border kan de plant succesvol worden toegepast. De bonte bloemen vloeken niet met elkaar maar leveren een vrolijk geheel op. Ze laten zich dus goed met elkaar combineren!
Ziekten :
Het is in veel opzichten een ideale plant. Ziekten komen eigenlijk niet voor en de plant hoeft niet gesteund te worden. De enige belager is de Hemerocallis-galmug (contarinia quinquenotata), die eitjes legt in de bloemknop. Dit kun je zien, doordat de knop daardoor opzwelt. De aangetaste knop verwijder je en daardoor voorkom je dat de mug zich vermeerdert. Gooi de aangetaste bloemknoppen liever niet op de composthoop maar breng ze naar de GFT-bak om uitbreiding te voorkomen.
Sleutelbloem (Primula) is een geslacht van meer dan 500 soorten laaggroeiende planten uit de sleutelbloemfamilie (Primulaceae). Sommige soorten worden gekweekt vanwege hun decoratieve bloemen.
Overblijvende soorten bloeien in het voorjaar. De kleur van de bloemen varieert van paars, geel, rood en roze tot wit. De planten geven meestal de voorkeur aan gefilterd of gedempt zonlicht.
De botanische naam Primula is afgeleid van het woord primus (eerste), en geeft aan dat het als een van de eerste bloeiers in het voorjaar werd gezien.
In Nederland beheert Diergaarde Blijdorp namens de Stichting Nationale Plantencollectie een Primula-collectie.
Standplaats:
Het blad van deze primula is vlezig, felgroen met ietwat omgekrulde randen. Het zijn laagblijvende planten. Ze worden niet meer dan 15 centimeter hoog. Plant deze primula op een humusrijke of kleiige en kalkrijke grond, in de volle zon of halfschaduw.
Het is beslist geen plant voor een natte of blijvend vochtige grond, maar geef bij droogte veel water. Verwijder uitgebloeide bloemen regelmatig om ongewenst uitzaaien te voorkomen. Of laat zaaddozen ontstaan om het zaad te kunnen verzamelen. Hoewel ze bestand zijn tegen strenge vorst, is een lichte afdekking met blad aan te bevelen. In het najaar kan de plant worden gescheurd of gedeeld.
Larven van de taxuskever kunnen de wortels aanvreten, vooral bij planten in potten.
Kenmerken:
De naam Primula betekent niet voor niets eersteling. Vooral soorten van de groep polyanthus bloeien al heel vroeg. Wat in het voorjaar in stalletjes aan primula's wordt aangeboden, is de laag groeiende Primula polyanthus. Ze zijn er in wit, roze, Bordeauxrood, felgeel, licht- en donkerblauw. Aan een uitstalling van al die felle kleuren kun je eigenlijk niet voorbijgaan. De meeste mensen kopen zo'n primula voor in de vensterbank. Het geeft het frisse voorjaarsgevoel aan je woonkamer.
Zaaien :
zaaiperiode: half april tot en met juli
zaaiplaats: koude kas
zaaitemperatuur: 15 °C
Boven de 20°C wordt de kiemkracht afgeremd.
Zaden niet afdekken met grond (lichtkiemer), enkel lichtjes aandrukken.
VERSPENEN: periode: 5 - 6 weken na het zaaien
plaats: koude kas
in perspot (3 x 3cm)
ZORGEN: goed schermen, lage temperatuur, hoge luchtvochtigheid
Gebruikte delen:
De gewone sleutelbloem (Primula veris), de stengelloze sleutelbloem (Primula vulgaris) en de slanke sleutelbloem (Primula vulgaris) kunnen gebruikt worden in slaatjes, in pannenkoeken- en cakebeslag en in jam. Hiervoor zijn alle bovengrondse delen van de plant geschikt. De bloempjes hebben een anijsachtige smaak. Vroeger werd dit veel op de Veluwe gedaan en in Vlaanderen, vandaar de oude Vlaamse namen koekenbloem, pannenkoekenbloem en bakbloem voor deze plant. Deze drie soorten zijn in Nederland echter wettelijk beschermd en staan in Vlaanderen op de rode lijst, waardoor planten voor dit doel niet uit het wild mogen worden gehaald.
Werkzame bestanddelen:
Primula's bevatten primine. Vooral wilde vormen van Primula obconica produceren in de harige bladeren zoveel primine, dat zelfs mensen die de plant niet aanraken maar in dezelfde ruimte aanwezig zijn, al irritatieverschijnselen kunnen vertonen. Er zijn echter cultivars van deze soort ontwikkeld, die minder primine bevatten.
Sleutelbloemcake en -brood
Sleutelbloemen kan je onder het deeg van je cake of je brood roeren. De bloemen hebben geen uitgesproken smaak, maar het deeg ziet er mooier uit.
Sleutelbloemsla
Binnenin het rozet van de groene blaadjes vind je een paar hele zachte. Die smaken heerlijk in de lentesla. Als die allemaal opgebruikt zijn, kan je ook de grotere blaadjes in de sla snipperen, samen met andere eetbare kruiden.
Sleutelbloemjam
Pluk sleutelbloemen (gewone sleutelbloem) in je tuin. Overgiet ze met kokend water en laat ze een nachtje staan. Doe de bloemen door een neteldoek en knijp ze goed uit. Aan elke liter vocht voeg je een 0,5 kg geleersuiker toe. Je kan best de instructies op de verpakking volgen.
Volgens Plinius de Oudere is de naam Euphorbia afgeleid van Euphorbos, een geneesheer van koning Juba II van Mauritanië. De Nederlandse naam wolfsmelk wijst op het melksap dat een belangrijk kenmerk van dit geslacht is. Het sap is vaak giftig, gevaarlijk voor huid en ogen, en de 'wolf' in de betekenis van 'duivel' werd gezien als de veroorzaker. De Engelse naam spurge geeft de reinigende (to purge - "louteren") werking aan van een aantal soorten, zoals kruisbladige wolfsmelk.
Standplaats:
De hoge en bossige Euphorbia characias ssp. wulfenii heeft bijna net zo'n lange naam als de duur van zijn bloei.
Euphorbia characiassubspecies wulfenii
De bladeren zijn afhangend smal lijnvormig en staan gekransd rondom de stengel. Het is wat je noemt een 'architectonische plant'. Elke stengel met bladeren en bloemen staat apart. Aan de tweejarige stengels komen het ene jaar grijsgroene bladeren en het jaar daarop komen daarbij de bloemen. Deze wolfsmelk wordt wel anderhalve meter hoog en één meter breed. Op een humusrijke grond groeit te plant het beste. Mooie combinaties zijn te maken met Ligularia, Epimedium en hoog groeiende Hosta-soorten.
In het najaar verkleuren het blad en de bloemen naar roestbruin-geel. Ook dan is deze wolfsmelk bijzonder
Kenmerken:
Naast het melksap is de bloeiwijze typerend voor het geslacht. De planten hebben schijnbloemen, cyathia genaamd (enkelvoud cyathium), die omgeven zijn door schutbladen (involucrum). Een cyathium bestaat uit een kopjesvormige bodem, gevormd door twee kelkbladen. Daarbinnen bevindt zich één vrouwelijke bloem, omringd door meerdere mannelijke bloemen die gereduceerd zijn tot één meeldraad. Een aantal honingklieren (gewoonlijk 4-5) omgeeft dit geheel. De vruchten zijn explosieve driekluizige kluisvruchten met één zaad per kluis.
Bloemen
Vanaf mei tot ver in oktober zijn de bloemen zichtbaar. Vroeg in de zomer staat deze wolfsmelk op z'n hoogtepunt van bloei. De lichtgele bloemen zitten geborgen in ronde kleine groene tuilen
Gebruikte delen:
Veel leden van het geslacht worden als sierplant gebruikt, zoals de kerstster of poinsettia. Sommige soorten worden als plaag gezien, bijvoorbeeld heksenmelk, die vanuit Europa geïntroduceerd is op de prairies van de Verenigde Staten. Ook worden actieve ingrediënten gebruikt voor medische doeleinden, zoals braak- en purgeermiddelen
Werkzame bestanddelen:
Giftigheid: zaden en melksap van alle delen bij inname, melksap bij aanraking
Vergiftigingsverschijnselen: braken, maag- en darmstoornissen, buikloop, stuipen bij inname en geëtste huid, blaren, oogbeschadiging bij aanraking
Soorten
In Nederland en België komen de volgende soorten voor:
Amandelwolfsmelk (Euphorbia amygdaloides)
Brede wolfsmelk (Euphorbia platyphyllos)
Cipreswolfsmelk (Euphorbia cyparissias)
Heksenmelk (Euphorbia esula)
Kleine wolfsmelk (Euphorbia exigua)
Kroontjeskruid (Euphorbia helioscopia)
Kruisbladige wolfsmelk (Euphorbia lathyris)
Moeraswolfsmelk (Euphorbia palustris)
Stijve wolfsmelk (Euphorbia stricta)
Tuinwolfsmelk (Euphorbia peplus)
Zandwolfsmelk (Euphorbia seguieriana)
Zeewolfsmelk (Euphorbia paralias)
Zoete wolfsmelk (Euphorbia dulcis - enkel in België)
In halfschaduw en schaduw groeit longkruid het beste. In de zon geplant, blijft het wortelblad klein en kwijnt de plant op den duur weg.
Kenmerken:
Longkruid heeft witte vlekken op het blad, die een extra dimensie aan de plant geven.
Het wordt ook wel vlekkenkruid of onzevrouwespin genoemd.
Het zijn uitstekende bodembedekkers, die zich langzaam uitbreiden door middel van wortelstokken.
bloemen :
Vroegbloeiend en rijkbloeiende planten, maart-mei afhankelijk van de soort .
Buisvormige bloemen. De bloemen zijn niet steeds kleurvast en kunnen verkleuren.
Longkruid bloeit in maart tot en met april met blauwe bloemen. De bloemen staan in eindstandige trossen op korte stelen. Aan de stelen zitten kleinere bladen dan aan het wortelrozet ontspringen. De bloemen verbloeien naar roze. Na de bloei worden de wortelbladeren groter en langer. * Knip de planten zo nodig na de bloei terug, zodat er nieuw blad ontstaat. En scheur ze om de drie tot vijf jaar om mooie gezonde planten te houden
Planten :
Als u vochtige grond in uw tuin hebt, dan zult u lang plezier hebben van deze plant. Op droge gronden kun je hem dus maar beter niet planten.
Werkzame bestanddelen:
Je zou door de naam vermoeden dat longkruid (Pulmonaria officinalis) een geneeskrachtige werking heeft. Dat is niet bewezen. Wel bevat het blad silica, dat de longen (Latijn: pulmo = long) meer elasticiteit geeft. Blad van longkruid vermengd met Lavas en smalbladige weegbree zou helpen tegen inwendige verslijmingen.
Eigenschappen:
Het blad krijgt z'n diepgroene kleur door weinig zonlicht en ook zijn de witte vlekken dan krachtiger van tint. De bladeren zijn zacht tot ruw behaard. Naarmate er meer zonlicht op de plant kan schijnen en hoe droger de groeiplaats, des te meer is de plant gevoelig voor meeldauw.
Algemeen :
Zeer decoratieve, rijkbloeiende planten die heel goed te
gebruiken zijn in de schaduw of aan de basis van
grote heesters. Ook als bodembedekker of als randplant
in een border in de halfschaduw of schaduw.
De planten zijn min of meer bladhoudend en zijn
daardoor jaarrond decoratief.
Als de planten last hebben van meeldauw kan u ze na
de bloei tot bij de grond afknippen. Ze zullen snel weer
nieuw blad aanmaken.
Er zijn veel hybriden ontwikkeld waarvan het bij
sommigen moeilijk te achterhalen is wie de ouders zijn.
Veel soorten lijken op elkaar.
De Nederlandse naam 'longkruid' dankt de plant aan het
feit dat men vroeger vond dat de bladeren op de
longen leken, waardoor men in de 'signatuurleer' hieruit
opmaakte dat deze plant ook kon helpen bij long-
ziektes. Dit is echter niet het geval.
Oude volksverhalen beweren dat de vlekken op de
bladeren veroorzaakt werden door de tranen van de
maagd Maria.
Het blad kan soms last hebben van meeldauw.
Dit kan je voorkomen door na de bloei de bloeistengels
en het aangetaste blad weg te knippen.
Soorten
Pulmonaria angustifolia (P.azurea) vormt met de
kruipende wortelstok makkelijk een tapijt. Ongevlekt
Voorjaarszonnebloem (Doronicum) is een geslacht uit de composietenfamilie (Asteraceae). In deze familie zijn bloemen sterk gereduceerd en klein en staan dicht bij elkaar in een bloemhoofdje. Dat bloemhoofdje wordt door velen aangezien voor een bloem, maar is feitelijk een hele verzameling kleine bloemetjes.
Standplaats:
-volle zon tot Halfschaduw.
-Groeit op vrijwel elke tuingrond.
-Voorzie 10-12 planten/m2
Voor een goede groei en vooral blijvend mooi groen blad zijn een licht beschaduwde plaats en voldoende vocht een absolute voorwaarde
Als de grond droog is en de lucht vochtig, kan het blad worden aangetast door echte meeldauw. Giet daarom niet op het blad tijdens het water geven.
Kenmerken:
De voorjaarszonnehoed, ook wel voorjaarszonnebloem of hartbladzonnebloem genoemd, wordt vooral aangeplant om zijn fraaie, heldergele straalbloemen
bloemen :
Gele bloemhoofdjes op een met klierharen bezette stengel.
Planten
Plant de voorjaarszonnehoed in een goed losgemaakte, humusrijke grond. Voeg daaraan een kleine hoeveelheid kalk toe.
Plant voorjaarszonnehoed op een onderlinge afstand van 30 centimeter.
Gebruikte delen:
-Alle delen van de plant zijn giftig.
-Als snijbloem op vaas is de plant maar kort houdbaar
Eigenschappen:
Doronicum pardalianches wordt zestig centimeter tot één meter hoog. Van eind april tot half juli is het hoogtepunt van de bloei. In de zomer komt er nog een enkele bloem tot bloei. Na de bloei worden de uitgebloeide bloemstengels afgeknipt. Voorjaarszonnehoed wordt vermeerderd door scheuren. Uitplanten kan direct na de bloei gebeuren of anders aan het einde van de zomer. Alleen Doronicum pardalianches leent zich voor verwildering.
Soorten :
Van de voorjaarszonnehoed (Doronicum) zijn drie soorten te koop:
In het Middellandse-Zeegebied is de granaatappel een kleine boom of grote struik en wordt daar tot vijf meter hoog. In ons klimaat wordt het een struik tot tweeëneenhalve meter hoog. De granaatappel is bij ons een kuipplant en moet in de late herfst in een koele kas of oranjerie overwinteren. Een granaatappel groeit langzaam en bloeit pas zes tot acht jaar na het planten.
Kenmerken:
De granaatappel is een van de lekkerste vruchten uit het oostelijke deel van het Middellandse-Zeegebied. Het is ook een van de oudst bekende vruchten. Koning Salomo zou een boomgaard bij zijn paleis hebben gehad vol met granaatappelbomen. Veel later noemden de Fransen hun vinding, de granaat, naar deze vrucht.
Bloemen :
Hoewel de vruchten in ons klimaat niet tot volle rijpheid zullen komen, is de struik meer dan de moeite waard. Al is het alleen maar om de decoratieve felrode bloemen, die in de zomer ontluiken. Daarna ontwikkelt zich de vrucht en ook die is het bekijken meer dan de moeite waard. De onderzijde van de bijna ronde vrucht wordt bekroond met een zeslippig kroontje
Vermeerderen :
De zaden kunnen in het voorjaar worden gezaaid. De bodemtemperatuur moet dan wel constant op een temperatuur van 15° - 20° C. worden gehouden. Een stek met hieltje kan in het najaar worden genomen, ook bij vegetatieve vermenigvuldiging moet een warme bodemtemperatuur worden aangehouden.
Planten :
Plant een granaatappel in een diepe kuip. De grond moet goed water doorlatend zijn. Vanaf de vroege lente tot aan het begin van de winter moet de struik één keer per twee weken vloeibare kamerplantenmest krijgen. Tijdens de rustperiode in de winter mag er geen vloeibare mest meer worden gegeven en wordt het watergeven beperkt tot één keer per maand. Een granaatappel groeit in de volle zon op een beschutte plaats.
Gebruikte delen:
De vrucht van de granaatappel is saprijk en bevat veel vitamine C. De smaak is zacht zoetzuur. Door indikken van het sap wordt grenadinesiroop verkregen. Een prima basis voor limonade of als dressing voor een toetje. De vrucht bevat heel veel bruinzwarte zaden en dat staat mensen nog wel eens tegen om de vrucht te consumeren.
Soorten :
Naast de gewone granaatappel (Punica granatum) is de variëteit Punica granatum 'Wonderful' in cultuur. Deze variëteit bloeit met oranjerode bloemen. Voor wie de gewone soort te groot wordt, is het dwergtype Punica granatum var. nana goed te gebruiken. Deze variant wordt 60 tot 90 centimeter hoog.
Werkzame bestanddelen:
Granaatappels zijn een bron van kalium en vitamine C, maar vooral van polyfenolen. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het 3 à 4 maal meer polyfenolen bevat dan rode wijn, druivensap of groene thee
Mythologie en Bijbel
Een van de oude semitische symbolen betreft de granaatappel. Een granaatappel stond toen voor een leven in overvloed. In het Babylonische rijk werd de vrucht opgediend bij huwelijksfeesten en stond symbolisch voor liefde en vruchtbaarheid. Later zou de profeet Mohammed zijn zegen aan de vrucht hebben gegeven door te stellen, dat het eten van de vrucht haat en ijverzucht uitbant. Ook bij de Moren was de vrucht bekend. Wel tien variëteiten stonden te boek. Nog steeds is de granaatappel
Een granaatappel vormt een sierlijke vrucht met een mooie blos
het stadsembleem van Granada (Spanje). Door de eigenschap, dat - als een rijpe vrucht op de grond valt - de vele zaden alle kanten opschieten, noemden de Fransen de handgranaat naar deze vrucht. Ook het regiment, dat voor het eerst met dit dodelijke wapen werd uitgerust, werd naar de vrucht genoemd: de grenadiers.
Granaatappels staan symbool voor vruchtbaarheid vanwege hun vele zaden, maar ook voor de dood vanwege de rode kleur van het binnenste van de vrucht.
De Griekse godin Persephone werd gedwongen elk half jaar naar de Hades terug te keren omdat zij zes granaatappelzaden had gegeten.
In de Bijbel (Tenach of Oude Testament) wordt de granaatappel vaak genoemd. In het Hooglied worden bijvoorbeeld de wangen van de vrouw vergeleken met een granaatappel.
Geopende granaatappelDe eerste afbeeldingen van de granaatappelboom zijn gevonden op grafschilderingen van de Egyptenaren van 2500 voor Christus. De boom wordt al sinds de oudheid geprezen om zijn gezonde invloed en koninklijke uitstraling. Hij staat voor de vernieuwing van de natuur en is een symbolische weergave van de diversiteit en eenheid van het leven.
Toetanchamon kreeg in zijn graftombe granaatappels mee om de wedergeboorte te bevorderen.
De Egyptenaren dachten zelfs dat granaatappelsap een levenselixer was dat onsterfelijk maakte! In China is het een van de drie gezegende vruchten van het boeddhisme. De granaatappel wordt daar gezien als een vrucht met geconcentreerde levenskracht.
Als teken van rijkdom en vruchtbaarheid wordt de granaatappel ook gebruikt in de aankleding van de eerste tempel van Koning Salomo. Beide pilaren bij de ingang zouden zijn getooid met 2 rijen van granaatappels.
Ook verleiding is onlosmakelijk verbonden met deze vrucht. Er wordt zelfs gezegd dat de boom van de granaatappels dezelfde is als de boom des levens in het paradijs van Adam en Eva. Het zou de granaatappel zijn die tot de verbanning van Adam en Eva uit het paradijs heeft geleid.
Stokesia laevis is afkomstig uit Noord-Amerika en groeit met rozetten van smalle, ingesneden wortelbladeren. De op korenbloemen lijkende bloemen kunnen varieren in kleur van lilablauw tot witblauw. De bloemhoofdjes zijn opvallend en 8 tot 12 cm groot en lijken een beetje op asters en korenbloemen. Ze staan aan stengels die bovenaan iets behaard zijn.
Hoogte
35cm
Blad
Eirond tot langwerpig, gaafrandig
Bloei
lilablauwe lintbloemen en opvallende donkergroene omwindselbladeren.
Bloeitijd:
augustus-oktober
Standplaats
Volle zon - Goed doorlatende grond. Liefst kalkrijke grond Wintervocht vermijden. Bij strenge winters bescherming geven.
In de volle zon of halfschaduw op een vruchtbare en goed doorlatende bodem. Tijdens de zomerperioden voldoende water geven. Te natte voeten in de winter zijn funest.
Deze planten vragen een kalkrijke bodem en een warme standplaats (op het zuiden). Ideaal is om rondom de planten wat stenen of keitjes te leggen en in te graven om de zonnewarmte te absorberen.
Vermeerderen
in het voorjaar door zaaien (indien zaadvast), door scheuren of in het najaar door het nemen van wortelstekken
Soorten
'Alba': witte bloemen
'Klaus Jelitto': lavendelkleurige bloemen
'Purple Parasols': lilapaars
Combineren: Prima in de border te combineren met andere vaste planten zoals Anaphalis, Veronica incana en Calamintha.
Deze plant werd gevonden in de tweede helft van de achttiende eeuw, tijdens een expeditie waarover Louis Antoine de Bougainville, een beroemde Franse zeevaarder, de leiding had.
Herkomst.
We kennen rond de 15 soorten, afkomstig uit de tropen en subtropen van Zuid-Amerika, vooral uit Brazilië. Ze zijn in de eerste helft van de negentiende eeuw in Europa ingevoerd. Vooraf in de landen rond de Middellandse Zee tieren ze welig.
Beschrijving.
Heester- of kruitachtige, groenblijvend of bladverliezend, meest klimmend. In de vrije natuur tot 4 meter hoog. Bedoornde twijgen. Onaanzienlijke bloempjes, omgeven door opvallend gekleurde papierachtige schutbladen, die lang aan de plant blijven zitten.
Standplaats.
Geef ze 's zomers veel zon, licht en lucht, of ze nu in de kamer staan of buiten. Voor de winter geldt hetzelfde, met dien verstande dat u hem op een koele plaats zet, wat de bloei bevordert.
Verzorging.
De plant moet zijn rust doorbrengen bit 8 tot 10 gr. Bloemen worden op overjarig hout gevormd, vandaar dat u alleen direct na de bloei de plant in mag snoeien.
Water.
In de zomer rijkelijk gieten. In de winter, wanneer de plant vaak veel van zijn blad verliest, spaarzaam gieten. Past u wel op dat de potkluit niet geheel uitdroogt. Sproei vaak om bladval en indrogen van het hout te voorkomen. Er is nog een periode waarin u niet vaak mag gieten: als in de lente de nieuwe scheuten zo'n 30 cm lang zijn. Als u dan veel giet en voedt, houdt u de bloei tegen.
Voeding.
In de zomer wekelijks bijmesten met een oplossing van normale concentratie.
Verpotten.
Als de plant jong is ieder jaar, later om de twee tot drie jaar.
Vermeerdering.
Door stekken, wat jammer genoeg niet gemakkelijk is. Er is namelijk een zeer hoge bodem- temperatuur nodig, 30-35 °C. Gebruik stekpoeder en probeer dit klusje in het voorjaar rond te krijgen.
Ziekten.
Bladluis, spint, thrips en wolluis. Bladvergeling is het gevolg van ijzer- of stikstofgebrek.
Soorten .
Bougainvillea x buttiána
Hybride van Bougainvillea glábra en Bougainvillea peruviána. 'Mrs. Butt' met scharlaken schutbladen is het bekendst.
Bougainvillea glábra
Krachtige klimmer met bedoornde takken. Bloeit 's zomers met rozerode 'bloemen'. 'Sanderiana' groeit zwakker, bloeit al op jonge leeftijd zeer rijk. Bij 'Alexandra' is het schutblad helderder purperviolet, 'Variegata' heeft bont blad.
Bougainvillea spectábilis
Deze bedoornde klimmer groeit het sterkst. Donkergroen ellipsvormig blad. De wit tot crème buisvormige bloempjes worden ingesloten door 3 rood paarse schutbladen. Ook rassen in wit, geel-oranje, roze en rood, zoals de afgebeelde 'Orange Oueen'.
Begonia is een geslacht uit de begoniafamilie (Begoniaceae). Er zijn meer dan duizend soorten en Begonia is daarmee een van de omvangrijkste geslachten uit de plantenwereld.
Nederlandse naam :
Knolbegonia
Herkomst :
Van oorsprong komen begonia's uit vochtige, warme gebieden in een bosrijke omgeving. Er bestaan zowel eenjarige als overblijvende soorten, groenblijvende en bladverliezende soorten. Er zijn zelfs klimmende varianten.
Standplaats:
De meeste soorten gedijen het beste op een half beschaduwde plaats en een matig vochtige grond. De grond moet goed doorlatend zijn.Voor veel soorten werkt een zure of zandgrond positief.
Plant ze op een goed beschutte plaats in april in de volle grond.
Bijzonderheden :
Begonia's hebben vrouwelijke en mannelijke bloemen. De vrouwelijke bloemen zijn herkenbaar aan de driehoekige verdikking onder de bloemen (het vruchtbeginsel).
Grondsoort :
Denk er aan dat Begonia's een humusrijke, voedzame en vochthoudende grond wensen. Ze zijn minder geschikt voor winderige plaatsen, dit door de broze takken die te vlug breken
Bloeikleur/vorm:
De knolbegonia heeft een asymmetrische bladvorm, één bladkant is langer dan de andere. Bloemen van 7 tot 12 cm diameter ontstaan uit de bladoksels en de bloemstengels dragen mannelijke en vrouwelijke bloemen. Deze bloem is ideaal voor schaduwplaatsen waar andere gewassen niet goed tot hun recht komen.
Bloeitijd :
mei, juli, augustus, september, oktober
Hoogte:
25 30 cm
Vermeerderen:
De begonia is een knol die je zelf kunt overwinteren en in de lente opnieuw kunt planten. De bloeiperiode is bovendien erg lang. De bloei duurt de hele zomer tot het optreden van de eerste nachtvorst. Voor strenge vorst optreedt, moet je de knollen uit de grond halen. Bewaar ze vorstvrij op een droge plaats tot in de lente en plant ze dan opnieuw.
Planten:
Gewenste plantenafstand: 25-30 centimeter
In het voorjaar (februari-maart). Je plant de bollen met hun holle kant (ingedeukte kant) naar boven in potten of bakken op 15 à 20 cm van elkaar en bedekt ze met een dun laagje potgrond. Je houdt de bakken in een normaal verwarmde kamer/ruimte (16 à 18°C). Zodra er blaadjes zichtbaar zijn, plaats je de bakken in het licht. Een vensterbank is een uitstekende plaats. Vermijd in het begin echter te fel zonlicht. Als alle vorstgevaar geweken is, mag je de bakken buiten zetten op hun definitieve plaats.
Bemesten:
Begonia's verdragen direct zonlicht maar moeten op een zonnige standplaats zeer regelmatig gegoten worden. De beste standplaats bevindt zich in de halfschaduw buiten de wind. Begonia's verdragen geen droge grond en floreren het best indien je ze elke veertien dagen wat bijmest. Voeg hiervoor mestkorrels of vloeibare meststof toe aan het gietwater. Verwijder ook regelmatig de verwelkte bloemen; dat bevordert de vorming van nieuwe bloemen. Begonia's laten zich niet ontmoedigen door slecht weer. Ze bloeien bij elk weertype.
De naam
werd gegeven ter ere van Michel Bégon, een voormalig gouverneur van de Franse kolonie Haiti.
Deze begonia is afkomstig van Zuid-Amerika. De Begonia x tuberhybrida (of knolbegonia) is uit tal van kruisingen ontstaan in verschillende hybriden van hangbegonia (pendula), grootbloemige knolbegonia (grandiflora), kleinbloemige (multiflora) en de middelgrote (maxima multiflora). Hij is doorlevend maar niet volledig winterhard.
Onderhoud
De opkweek gebeurt uit `slapende knollen' die in maanden maart - april voorbereid worden voor planting. Dit gebeurd in huis (of serre) op een temperatuur van 16-18 °C. De knollen worden op een vochtige turf gezet met de holle kant naar boven, daar verschijnen de scheuten. Er wordt water gegeven volgens de ontwikkeling.
Als de ogen goed uitlopen en blad vormen; kan de begoniaknol worden geplant in openlucht in de maand mei.
Op het einde van het seizoen, na de eerste koude of vorst moeten de knollen uit de grond gehaald worden. Het blad van de begonia is dan gekraakt en sterft af. Droog de knullen op een vorstvrije (15°C) luchtige plaats (bvb turf) tot maart-april. Geef de planten in de zomer veelvuldig water.
Tips
Een rijke keuze in kleuren en vormen: wit, crème, roomgeel, geel, licht- roze, zalm, donkerroze, brons, zalmrood, oranje, koper, schariaken, vermiljoen, kers, karmijn, donkerrood, fuchsiaroze, en tweekleurige: wit en roze keel, abrikoos en witte keel, enz. Het vakmanschap van de begoniakwekers heeft geleid tot vele bloemvormen: cristata (gekamd), crispa (gekarteld), striata (gestreept), maculata en marmorata (gevlekt, gemarmerd), pendula flore pleno (hangbegonia met dubbele bloemen).
Als de planten in bloembakken (of potten) staan, kan men de 2 enkele bloemen die links en rechts van de grote gevulde bloem staan afnijpen. Hierdoor zal de plant meer sappen naar de grote bloem brengen.
Bij een zware grond kan je voor het planten deze best mengen met turf en wat oude verteerde stalmest.
Zorg er steeds voor dat de begonias tijdens de warmste middaguren niet in de volle zon staan. Volle zon kan op de bladeren branding veroorzaken! Net als het gieten in volle zon hetzelfde effect als zal hebben.
Druppels kunnen zelfs door de bladeren branden.
De bloemperkgrond kan je, bij wijze van wortelbescherming, na het planten met turf afdekken.
Als u begonias in een perk gaat planten, houdt dan de bladkant in uw richting, zo ziet een bloemperk er het mooist uit, ook tijdens de bloei.
Probeer knolbegonia's ook in huis (in een pot) op een héél lichte plaats te zetten. Ze zullen hoger worden en de nodige ondersteuning nodig hebben.
In een bloembak kan je best humusrijke grond voorzien: bijvoorbeeld een mengsel van bladgrond of standaardpotgrond, compost en turf (in een verhouding van 2/2/1).
Giet knolbegonias in een pot of bak 2 maal per maand met plantenmest.
Planten die verrottingsverschijnselen vertonen moeten weggeworpen worden.
SOORTEN BEGONIA'S
1. De rechtopstaande soorten: deze kunnen zowel gebruikt worden in de tuin, in borders, in bloempotten als in bakken.
We onderscheiden: A.de dubbelbloemige begonia's -Grandiflora's: ook grootbloemige begonia's genoemd. Ze hebben dikgevulde dubbele bloemen en zijn verkrijgbaar in wit, geel, roze, zalm, oranje, scharlaken en donkerrood. -De Fimbiata's: deze lijken erg op anjers en hebben een gebekte (gefriseerde) rand; -De Picotee: soorten met twee verschillende kleuren per bloem.
B. de kleinbloemige begonia's -Multiflora: ze hebben kleine bloemen die bijzonder talrijk zijn. De bloemen zijn enkelvoudig of gevuld. -Multiflora maxima: veelbloemige planten geschikt als bodembedekker. -Non-stop: deze worden gekenmerkt door een uitbundige en langdurige bloei. C.de enkelbloemige begonia's. -Crispa marginata: Die hebben bloemblaadjes met een golvende en gekroesde rand die contrasteert met de rest van de bloem. De planten zijn erg compact en de planten zijn enkelbloemig. -Bertini compacta: kortere plantjes met veel enkele bloei in drie opvallende kleuren: oranje, geel of wit.
2. De hangende soorten: deze zijn ideaal om in hangpotten of vazen te zetten en om vensterbanken te decoreren. men noemt ze ook de Pendula. Hierin onderscheiden we: A. De grootbloemige hangende begonia's (Pendula- Cascade): dit zijn hangbegonia's met grote afhangende bladeren en bloemen. Ze zijn ideaal voor hanging baskets. B. De gewone kleinbloemige Pendula : deze hebben dunnere stengels en zeer veel bloemen, ze zijn bovendien prijsvriendelijk.
Knolbegonia's vermeerderen
-Zaaien door kwekers -Ook door stekken of door scheuren van de knollen als er jonge scheuten zijn -In april stengelstek nemen in turfmolm en zand 1:1, bij 18-21 °C Na beworteling oppotten
-Tijdens het oppotten -De grote knollen scheuren,elk stuk met minstens één scheut -De wond doppen in houtskool of fungicidepoeder -In humusrijke grond plaatsen bij 18-21 °C -Niet te diep plaatsen -Regelmatig bemesten
-Bij de eerste vorst --de knollen uit de grond halen, --de scheuten afsnijden --de knollen zonder aarde bij 10-12 °C in droge turf voor de winter opslaan
Schade : -Bladaaltjes -Lapsnuitkever ( in knollen en wortels) -Mijten (begoniamijten)
Ziekten : -Grauwe schimmel -Meeldauw -Virusziekten (kringvlekken,ziekte op bladeren) -Voetrot
Deze plant is zeer geschikt voor tuinen met bomen en heesters. Verlangt een plekje in de zon of halfschaduw en een humusrijke bodem met weinig boomwortels in haar nabijheid. Zal het prima doen bij gefilterd licht door haar in de schaduw van bomen of heesters te plaatsen, maar ook op een zonnige plaats voldoet zij prima! Door haar opvallende glanzende bladeren is de plant tevens zeer geschikt als lage beplanting in een plantenbak. De geadviseerde plantafstand is 6 -10 planten per m2. Door het vormen van ondergrondse uitlopers, is de Pachysandra niet geschikt om te planten in folie of antiworteldoek.Verdraagt een temperatuur tot -30 gr. C
Onderhoud
De Pachysandra Green Sheen vraagt zeer weinig onderhoud, door haar compacte groeivorm.Wanneer de planten na een aantal jaren toch wat te lang worden, kunnen ze na de bloei tot ongeveer 5 cm boven de grond worden teruggesnoeid. Ook kan het noodzakelijk zijn om de randen van de beplanting met een spade af te steken.
Planten
Plant Pachysandra op een onderlinge afstand van tien tot vijftien centimeter. Na aanplant ervan is het nog een kale boel, maar na een jaar zijn de heesters zo vertakt dat sluiting van de beplanting zichtbaarEen egaal tapijt met Pachysandra en solitaire planten heeft de charme van eenvoud
begint te worden. Pachysandra onderdrukt na verloop van tijd onkruidgroei.
Bijkomstig, maar niet onbelangrijk is dat de grond eronder vrijwel niet uitdroogt
Bijzonderheden
ideaal voor dichte vakbeplanting en goed te combineren als bos(rand)plant met varens en hosta's. Wordt zo'n 20 cm breed.
Standplaats
zonnig halfschaduw schaduw
Grondsoort
normaal
Vochtbehoefte
droog,normaal
Gebruik
bodembedekker,groep,grote groep,onderbeplanting
Bloeikleur/vorm
wit, klein bloemen in eindstandige tuilen
Bloeitijd
maart-mei
Blad
leerachtig, eirond blad met gezaagde toppen, dat samengroept aan de toppen van korte stengels
Hoogte
10 - 15 cm
Vermeerderen
Pachysandra is goed te stekken. Snij er een stengel vanaf, doop die in groeistof en pot op. Na drie tot vier weken is de stengel beworteld en kan worden uitgeplant.
Bemesten
Standaard bemesting voor heesters en vaste planten voldoet over het algemeen prima! Volg de aanwijzingen op de verpakking.
Ziekten
De Pachysandra is vrijwel ongevoelig voor zieken en plagen.
cultivars
P. terminalis 'Green Carpet' heeft een glimmend groen blad, dat laag bij de grond blijft (10 cm). Ideaal voor grootschalige beplantingen.
De cultivar 'Variegata' heeft bonte bladeren met roomwit, grijsgroen en groen, en is erg decoratief in kleinere groepen, zo'n 10 tot 15 planten per m².
Pachysandra terminalis: hevig groeiende bodembedekker met donkere bladeren
Pachysandra 'Variegata': heeft witbonte bladeren, groeit minder sterk en is minder geschikt voor diepe schaduw.
Pachysandra 'Green Carpet': kleiner blad, blijft met zijn 10 cm ook lager en kan beter tegen de zon
Pachysandra 'Green Sheen': blinkend blad dat groener blijft op een zonnige standplaats.
Pachysandra terminalis 'Tundra': donkergroene en lage, bossige variëteit.
Pachysandra terminalis 'Variegata': de bladeren zijn voorzien van een witte rand.
hoi ik heb een vraag voor je hoop dat hier iets meer over weet ,mijn man was in de tuin aan het werken en daar hebben we een yucca flaccida palmlelie staan ,hij heeft zich geprikt aan het blad en meteen kreeg hij een tinteling door zijn vinger heen en zijn vinger is nu dik ,heb al van alles gezocht over deze plant maar kan niks verder vinden
Zowel op zwaar beschaduwde plaatsen als in de volle zon voelt maagdenpalm zich thuis. De krachtige bodembedekkende groeiwijze maakt dat er struiken en hooggroeiende andere planten in het tapijt kunnen worden geplant.
Maagdenpalm doet het op bijna elke tuingrond zolang die maar niet te droog is. Ze gedijen eveneens zowel in de schaduw, halfschaduw als in de volle zon. Hoe meer ze in de zon staan, hoe meer bloei je mag verwachten.
Kenmerken:
prima bodembedekker, groenblijvend
bloemen
Maagdenpalm bloeit met fel blauwachtige of witte bloemen, heeft een rijke en langdurige bloei - vanaf januari tot half mei.
Planten
Plant maagdenpalm op een onderlinge afstand van vijfendertig centimeter. De plant is geschikt voor humeuze en kleiige grond.
Gebruikte delen:
Alleen de bloemen van de maagdenpalm mag je gebruiken. De groene blaadjes bevatten te veel alkaloïden en zijn niet geschikt voor consumptie.
Maagdenpalm is er met groot en klein blad en dito bloem.
In België komt de plant algemeen voor. De bakermat van de twee soorten van maagdenpalm ligt in mediterrane streken. Als tuinplant is het een prima bodembedekkende plant met de eigenschappen van een woekeraar.
Maagdenpalm (Vinca) is groenblijvend. Wie een kleine tuin heeft en een keuze moet maken voor een bodembedekkende plant, kan beter voor maagdenpalm kiezen dan voor een klimopsoort (Hedera). Maagdenpalm is ook niet zo agressief voor struiken, bomen of andere planten als klimop.
Het blad van Vinca minor is driemaal zo klein als dat van Vinca major. De bloem van Vinca major is tweemaal zo groot als die van minor. Vinca major groeit met lange uitlopers, tot wel anderhalve meter lang, minor groeit bescheidener met uitlopers tot een halve meter.
Vinca major is er met klein en met groot blad
Maagdenpalm behoort als enige tot het geslacht van de maagdenpalmachtigen (Apocynaceae). Hoewel de plant meestal uitgestald wordt tussen vaste planten is het een heester.
Vinca major is een snel groeiende bodembedekker met grote bloemen
Inkorten van uitlopers wordt door maagdenpalm goed verdragen. Uitlopers wortelen zelf. Dit is de manier om aan nieuwe planten te komen.
Planten en struiken die goed in combinatie met Vinca kunnen groeien, zijn onder meer narcis, keizerskroon, Iris sibirica, Hosta, karmozijnbes, veldbies, kijkblad, salomonszegel, Primula vialii, Aucuba, Callicarpa, specerijstruik, hazelaar, Altheastruik, hortensia en Viburnum bodnantense.
Zorg ervoor dat rond solitairen of groepen planten bijtijds de grond wordt vrijgemaakt van maagdenpalm. Ook deze planten hebben water en voedingsstoffen nodig om te groeien en moeten daarin niet al te zeer worden gehinderd.
Variëteiten
Botanische naam Bijzonderheden
Vinca major Blad glimmend donkergroen
Vinca major 'Reticulata' Blad geelachtig geaderd
Vinca major 'Variegata' Blad roomwit gevlekt en gerand
Vinca major subspecies hirsuta Blad donkergroen. Opgaande groeiwijze. Bloem lichtviolet
Vinca minor Klein blad. Zeer winterhard
Vinca minor 'Argenteovariegata' Met geelwitte randen langs het blad. Lichtviolette bloem
Vinca minor 'Atropurpurea' Als de soort. Met donker purperviolette bloemen
Vinca minor 'Aureomarginata' Als de soort. Met goudgele rand langs het blad
Vinca minor 'Gertude Jekyll' Heldergroen blad. Bloemkleur wit
in Midden- en ZAlid- Europa, in koele, schaduwrijke bossen, heggen en struikgewas; tot 2000 m hoogte. Veel gekweekt.
Kenmerken: 1 tot 1.5 m. Struik;takkenzonderdorens, grijze, bij oude stronken aan reepjes gescheurde bast; grote, verspreid staande bladeren, van onderen zacht behaard, handvormig gelobd met 3-5 gezaagde lobben, gesteeld, 's winters afvallend;
bloemen geelgroen (april, mei), in hangende trossen, tweeslachtig, kelk groenachtig of bruinrood, twee maal zo groot als de kroon;
bessen in trossen, klein, rood, glanzend, met talrijke zaden; wortelstok met uitlopers. Geur zwak; smaak zurig.
Gebruikte delen: de bessen (juli-augustus).
Werkzame bestanddelen: appelzuur, citroenzuur, wijnsteenzuur, slijm, suikers, vitamine C.
Deze kleine struik zonder dorens en met zijn zachte grijze bast houdt van koele bossen, vooral in het Europese binnenland; hij komt ook in Zuid-Limburg wild voor. De rode besjes worden eind juni rijp, omstreeks de dag van de heilige Johannes, reden waarom men ze in Duitsland lohannisbeere noemt.
De geneeskrachtige eigenschappen, bekend sinds de 16de eeuw, zijn talrijk. De bessen zijn bloedzuiverend en afkoelend en mogen doorgaans wel worden gebruikt door diabetici, die geen vruchten met een hoog suikergehalte mogen eten.
In een stoof gedroogd zijn ze goed houdbaar en kunnen zo in de winter dienen als grondstof voor een lekkere thee die de spijsvertering bevordert.
Een minder gangbaar maar heerlijk gerecht dat dezelfde kwaliteiten heeft als het verse sap, is een gelei van de rauwe bessen. Men kan deze als volgt maken: de bessen met een vork afritsen en met zachte hand fijnstampen, want de pitjes moeten heel blijven; dan afzeven, het sap mengen met het dubbele gewicht aan suiker en in een pot doen. Na een dag sluit men deze hermetisch af; de gelei moet wel vrij snel worden opgemaakt, daar ze anders bederft.
De rode bes behoort tot de aalbes (Ribes rubrum). De witte bes behoort ook tot de aalbes, zodat er -behoudens de kleur van de bessen- eigenlijk geen verschil bestaat tussen rode en witte bessen.
Voor vervroeging worden rode bessen geteeld in kassen en in plastic tunnels. Hierdoor kan de aanvoer 3 tot 4 weken vervroegd worden ten opzichte van de vollegrondsteelt. De bessen van de vollegrondsteelt kunnen onder speciale geconditioneerde omstandigheden tot vier maanden lang bewaard worden, waardoor de afzet meer gespreid plaatsvindt.
De rijptijd in de volle grond is, afhankelijk van het ras, van eind juni tot eind augustus.
Losse struik en snoeien
Bessen houden van zon, maar zeker niet van een winderige of tochtplek. Halfschaduw kan nog net alhoewel de oogst dan wel minder wordt. Er gaat niets boven in de zon gerijpte vruchten. Aalbes kan worden geplant als los staande struik of op rij. De plantafstand tussen struiken bedraagt 1,5 m. Een- of tweejarig materiaal met 4 tot 6 scheuten is een goede uitgangspositie. Planten kan tot half maart, de voorkeur heeft half november.
Na het planten worden in de winter (behalve bij matige tot strenge vorst) de scheuten ingenomen tot een lengte van 25 cm. Snoei op een buitenoog. Aan het einde van het eerste jaar worden in de winter de scheuten gehalveerd. De volgende jaren is snoeien tot op een gewenste hoogte
Aalbes bloeit op sporen of tuiltjes
nodig. De bloemtrosjes en bessen groeien aan de zijscheutjes en gevormde tuiltjes. Aan de tuiltjes komen de meeste bessen. Tuiltjes of het vormen van sporen krijg je door eenjarige scheuten dicht bij het meerjarige hout af te snoeien. Dichtbij betekent hier: daar waar dicht bij het overjarige hout een concentratie van verscheidene knoppen bij elkaar staat. Knip de jonge scheut iets boven deze concentratie met knoppen af. Een stompje jong hout met knoppen aan het overjarige hout is dan het resultaat. Behalve dat uit de knoppen van het tuiltje het volgende jaar bloemen komen, groeit er ook weer een nieuwe scheut uit. Aan het einde van het seizoen wordt deze jonge scheut weer net zo behandeld: snoei gericht op de vorming van tuiltjes = sporen.
Op stam
Ook dat kan. Het is een leuk gezicht om aalbes(sen) in kuip te houden. Het is handig voor wie een balkon heeft of wie z'n siertuin wil verfraaien met los geplaatste kuipen. Je kunt aalbes op stam gekweekt kopen of zelf op leiden. Op stam gezette aalbes wordt geënt of gegriffeld op een onderstam van Ribes aureum of Ribes odoratum. Wil je het zelf proberen, dan moet een scheut aan een stok worden aangebonden. Heeft deze een hoogte van ca 1 m bereikt, snoei dan de top. De scheuten die vlak onder de top groeien, worden aangehouden; 4 - 5 stuks is genoeg. Alle zijscheuten op de stam worden 's zomers consequent op vier bladeren gesnoeid. In de winter wordt alles aan de stam weggesnoeid. De manier van snoeien van de topscheuten is verder gelijk aan die van een struik.
Snoeien en opbrengst
Snoeien beïnvloed de hoeveelheid bessen, de grootte van de bes(sen) en de regelmatigheid van oogsten. Bessen in haagvorm of in snoeren zijn niets anders dan struiken in een platte vorm. Let er bij wintersnoei op dat enkele nieuwe grondscheuten worden behouden. Die moeten later (oud) hout vervangen.
Ziekten en plagen Amerikaanse kruisbessenmeeldauw (Sphaerotheca mors-uvae). Op jonge scheuten en bessen een witte schimmellaag. Groei wordt geremd. Bij geringe aantasting toppen van de scheuten afknippen en verbranden. Te bestrijden met: Sulphon, Daconil 500 vloeibaar.
Bladluizen. Op aalbes komt met name bessenbloedblaarluis (Cryptomyzus ribes) voor. Ze veroorzaken rode, blaarachtige aantastingen op het blad. Honingdauw treedt op. Te bestrijden met: Primicarb, Fleur bladluis, AA Fleur vloeibaar, Spruzit.
Bladvalziekte (Drepanopeziza ribes). Ziekte wordt aangekondigd door bruine plekken op het blad gevolgd door voortijdige bladval. Gele bladeren. Te bestrijden met: Eupareen.
Bessenglasvlinder (Synanthedon tipuliformis). Bladeren verschrompelen, takken sterven af. Oorzaak: witte rupsen in het merg. Te bestrijden door: aangetaste takken weg te snoeien en te verbranden.
Bonte bessenvlinder (Abraxas glossulariata). Vraat door witte spanrupsen met zwarte vierkante vlekken, aan bladeren en knoppen. Aantasting voornamelijk in het voorjaar. Te bestrijden met: Bromofos, Fleur Rupsin, Spruzit.
Grauwe schimmel (Botrytis cinerea). Schimmelgroei op blad of vruchten. Langdurig vochtig zijn is de oorzaak. Te bestrijden met: Eupareen, Daconil 500 vloeibaar, Vital.
Groene appelwants (Ligus pabulinus). Grote en kleine gaten in groeitoppen. Te bestrijden met: Bromofos.
Kleine bessenluis (Aphis varians). Blad aan de toppen van de struik kroezen en de scheuten gaan krom groeien. Honingdauw.
Botanische naam : Erythrina crista-galli Nederlandse naam : Koraalstruik Herkomst : Argentinié Bijzonderheden : Vochtbehoefte : 's zomers rijkelijk Licht : zon Bloeikleur/vorm : rood/bruin Blad : halfwintergroen Vermeerdering : stekken Voedingsbehoeft : elke week Overwintering : temperatuur 4- 8 ø, donke
Standplaats: Een zandig-lemige grond die humeus is Hoewel de koraalstruik uit de tropen stamt, voldoet hij in ons klimaat uitstekend en dat niet alleen binnenshuis. Het beste is om de plant vanaf half mei tot eind september buiten te zetten. Hij verlangt een zonnige, beschutte en zo warm mogelijke Een balkon of beschut terras op het zuiden is ideaal. Van oktober tot april maakt de plant een echte rustperiode door: de bladeren vallen af en ook de meeste stengels verwelken geheel. Aangezien de rust volledig is, kan de koraalstruik 's winters vrijwel in het donker staan en het mag ook koel zijn: 5_10° C, vorst is echter dodelijk. Omdat de plant van nature zeer laat uitloopt moet u hem al vanaf maart warmer zetten.
Kenmerken: Karmijnrode, hanekamvormige bloemen die in lange trossen op het nieuwe hout bloeien. Mooie, lichtgroene, 3-tallige bladeren met puntige doornen Hou ouder de planten worden, hoe mooier ze zijn en hoe meer hij ook zal bloeien. Verbazend want hij vormt in een heel korte periode lange takken. De koraalstruik heeft daarom nogal wat ruimte nodig. Aan het eind van die takken zitten de opvallende koraalbloemen in trossen. Door het gewicht van de bloemen gaan de takken vlug doorhangen. Steunen is dan noodzakelijk.
Bloemen : In juli - augustus is het hoogtepunt van de bloei. De bloemen zijn wasachtig en fel koraalrood. De bloemen zijn rijk aan nectar en worden bezocht door insecten die meestal onder de carina kruipen en zo de bloemen bestuiven. De vrucht is een peulvrucht met kastanje-bruine en cilindrische zaden
Planten : Deze soort groeit voornamelijk in galerijbossen langs waterlopen en in moerassen en waterrijke gebieden. In stedelijke omgevingen wordt hij vaak aangeplant in parken omwille van zijn heldere rode bloemen Plant je hem in de volle grond dan moet dat tegen een heel warme muur. Bescherming van de wortelvoet tegen vorst is zeker geen overbodige luxe.
Gebruik : geschikt voor gebruik in potten, bakken of terraskuipen
Snoeien : Tijdens de bloeiperiode (in de zomermaanden) wordt er niet gesnoeid. Snoeien doen we wij het binnenhalen van de planten, net voor de vorst. Dit is eind oktober-begin november. De bladeren zullen dan verwelken, het moment om de snoeischaar erin te zetten. We snijden de plant dan terug tot tegen de grond. Na het binnenhalen en de snoeibeurt plaatsen we de koraalstruik met een opgedroogde potkluit op een koele en donkere overwinteringsplaats.
Eigenschappen: Erythrina crista-galli is een kleine boom, de omtrek van de stam gaat ongeveer tot 50 cm. Normaal gesproken groeit hij 5-8 m hoog De boom bloeit in de zomer, van oktober tot april in Zuid-Amerika en van april tot oktober in het noordelijk halfrond.
Vermeerderen : ze laat zich uit zaad of door stek vermeerderen; neem daarvoor in het voorjaar ongeveer 10 cm lange jonge scheuten met een hieltje en laat deze bij een bodemtemperatuur van ca. 25 graden wortelen. De koraalstruik kan uit zaad worden opgekweekt. Het nadeel van deze vermeerderingsmethode is dat zaad nauwelijks verkrijgbaar is, dat het jaren duurt voordat de planten bloeien en dat de bloei van zaailingen niet geweldig is. Beter is het om te stekken en dat doet u in april/mei wanneer zich jonge scheuten vormen. Onder plastic of glas zal kopstek bij een temperatuur van 20-25° C na ongeveer 14 dagen wortels vormen.
Stekken gaat uitstekend. De beworteling verloopt gemakkelijk, vooral wanneer u de jonge scheut van de stam scheurt
Door zaaien, stekken van half-rijp hout of nieuwe groei.
Zaaien:
week de zaden 24h
zaai in lichte zaaimix, eventueel gemengd met perliet en zand, op 2 cm diepte
bevochtig en verpak in een plastieken zak om verdamping tegen te gaan
plaats op een warme, zonnige plek tot de zaden kiemen
verpot de zaailingen wanneer ze groot genoeg zijn om ze te hanteren
Stekken van nieuwe groei:
neem zacht hout of houtstekken in het voorjaar door juist onder een bladknop te snijden, de stek moet 10-15 cm lang zijn
verwijder de onderste bladeren en plant de stek in steriele compost of vermiculiet
verpak de pot in een plastieken zak om verdamping tegen te gaan
maak een paar gaatjes in de zak voor luchtcirculatie
zet de pot op een lichte plaats tot nieuwe groei zichtbaar is
Stekken van half-rijp hout:
snij stekken van half-rijpe houtachtige takken tijdens de late zomer of vroege herfst, net onder een bladknop, met een lengte van 4-6 cm
verwijder de onderste bladeren, laat 4 bladeren staan
plant de stekken in steriele potgrond vermengd met 50% perliet of scherp zand voor de drainage
plaats de potten op een warme, lichte plek
houd de compost gelijkmatig vochtig
Soorten : Erythrina crista-galli var. hasskarlii Erythrina crista-galli var. Leucochlora
Ongeveer 15O soorten, meestal grote bomen, soms struiken, komen in de tropen en subtropen voor. De vuurrode E. caifra, de kaffirboom, groeit algemeen in Z.-Afrika. Uit Z.-Amerika stamt de hier beschreven en meest bekende soort: E. crista-galli die in 1633 via Italië in Europa in cultuur is gekomen.
Weetjes :
Erythrina crista-galli is een soort koraalboom (Erythrina), een bloeiende plant uit de vlinderbloemenfamilie (Fabaceae). Erythrina crista-galli komt van nature voor in Argentinië, Uruguay, Brazilië en Paraguay. De soort wordt op grote schaal aangeplant als straat- en tuinboom in Californië (V.S.). Hij staat onder diverse namen bekend in Zuid-Amerika, zoals ceibo, seibo (Spaans), corticeira (Portugees) en bucaré. In het Engels wordt de boom de cockspur coral tree genoemd.
De bloem van de boom is de nationale bloem van Argentinië (sinds 23 december 1942) en Uruguay
Afkomstig uit Brazilië waar de plant wordt bestoven door kolibries.
Al reeds in 1633 werd hij in Italië als kuipplant gehouden. 100 Jaar later kwam hij ook in België, Nederland en Duitsland terecht. Het is één van de prachtigste kuipplanten die ook qua verzorging geen problemen oplevert
De koraalstruik is een zeer fraaie, typische kuipplant en nog redelijk gemakkelijk te verzorgen ook. Toch wordt deze uit de tropen stammende heester veel minder aan-
geboden dan de veel lastigere oleander. In ons klimaat kan de struik tot ongeveer 150 cm hoog worden en bij een goede verzorging kunt u er vele jaren plezier van hebben. Oude struiken vormen op den duur een dikke, korte stam waaruit zich ieder voorjaar talloze nieuwe scheuten ontwikkelen. Jonge planten zien er de eerste jaren wat spichtig uit met naar verhouding lange twijgen.
Ziekten Omdat de koraalstruik ieder jaar weer opnieuw uitloopt, doen zich weinig problemen voor. Bloeit de plant niet, dan kan dit veroorzaakt worden door o.a. een slechte zomer, te weinig voeding e.d. Aantasting door bladluis en witte vlieg kan bovendien worden voorkomen door afspuiten met een flinke waterstraal (enkele malen herhalen!). Gewasbeschermingsprodukten werken ook goed.
De koraalstruik behoort tot de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae, tegenwoordig Fabaceae).
Verzorging Gedurende de gehele zomer, wanneer de struik groeit en bloeit, moet u vrij veel en ook regelmatig water geven. Op zeer warme dagen en zeker wanneer de plant op een tegel/stenen terras staat, zal twee maal dagelijks gieten nodig zijn. Wekelijks bemesten is zeker gewenst, maar u stopt daar begin augustus mee. Tegen de herfst geeft u steeds minder water en vanaf oktober laat u de potgrond geheel uitdrogen. Pas wanneer de planten in het voorjaar op een warme plaats staan (15° C) en beginnen uit te lopen, mag u weer water geven. Maar voordien is de plant in nieuwe grond gezet: jonge planten jaarlijks, oudere planten om de drie jaar. U komt dan tot de ontdekking dat zich knollen aan de wortels hebben gevormd.
Voorzichtig dus tijdens het verpotten, maar het is ook mogelijk de plant te scheuren.
Normale potgrond gebruiken, aangevuld met bladgrond of oude mest en 1/3 klei of leem.
Wanneer u uitgebloeide scheuten afknipt, komt dit niet alleen de bloei maar ook de ontwikkeling van de plant ten goede. Planten die tegen de winter worden 'op-geborgen', worden ongeveer 10 cm boven de grond afgeknipt.
Tip Het is nauwelijks te geloven, maar een koraalstruik kan vele jaren oud worden. En naarmate de plant ouder wordt, zal hij rijker bloeien. Uiteraard moet de verzorging optimaal zijn: mest, water en tijdig verpotten.