OM HET ZOEKEN IN DEZE PLANTENDATABASE MAKKELIJK TE MAKEN
DRUK CTRL-F EN VUL IN HET KADERKE
HET GEWENSTE WOORD IN BV."HULST"
EN ALLE VERWANTE TEKSTEN MET HET WOORD "HULST" IN VERSCHIJNEN.
WEL BLIJVEN KLIKKEN TOT U HET GEWENSTE ARTIKEL GEVONDEN HEBT
------------------------------
HOE MEER REAKTIES ER KOMEN HOE MEER DE SITE WORD UITGEBREID
04-12-2009
Euphorbia pulcherrima
Euphorbia pulcherrima
Naam :
De kerstster of poinsettia (Euphorbia pulcherrima), behoort tot de wolfsmelkfamilie (Euphorbiaceae) en wordt voornamelijk gekocht voor de kerst
Wordt vaak verkeerdelijk "kerstroos" genoemd. De latijnse naam: Euphorbia pulcherrima of Poinsettia pulcherrima.
Standplaats:
Om de plant voor de tweede keer in bloei te krijgen heeft de plant een kortedagbehandeling nodig. Hiervoor moet de plant eerst minstens 40 dagen gedurende 14 uur per dag in het absolute donker staan en 10 uur per dag in het licht. Ook moet de plant na de zomer niet meer bemest worden.
De kerstster is inheems in de vochtige bergstreken van Mexico en Midden-Amerika.
In onze kille Hollandse winter heeft hij dan ook speciale verzorging nodig. De temperatuur moet minimaal 15 °C zijn. De kerstster houdt van een lichte standplaats, maar verdraagt tijdens de bloei geen direct zonlicht. Zorg voor voldoende vocht. De droge lucht van de centrale verwarming is vaak de oorzaak van voortijdig bladverlies. Geef uw kerstster regelmatig lauwwarm water en één keer per week een beetje kamerplantenvoeding.
Kenmerken:
In tegenstelling tot de oorspronkelijke plant uit Mexico, zijn de planten die hier in potten gecultiveerd worden weinig giftig. Het sap van de planten is irriterend. Bij contact met de huid of met de ogen kan een locale irritatie of een allergische reactie ontstaan:
Bloemen :
Er zijn rassen met helderrode, donkerrode, zalmrode, witte en gele schutbladen (bracteeën), die stervormig gerangschikt zijn om de bloemknoppen.
De eigenlijke bloemen zijn klein en geel van kleur.
Werkzame bestanddelen:
Het sap van de kerstster zou giftig zijn en op de huid rode vlekken en bij opname door de mond vergiftigingsverschijnselen en spijsverteringsproblemen veroorzaken. Dit wordt tegenwoordig betwijfeld. In experimenteel onderzoek bij ratten is van giftigheid niets gebleken.
Een kind van 25 kilo zou meer dan een halve kilo van de bladeren moeten eten om doses te bereiken die hoger zijn dan de doses die bij ratten geen effect hadden.
Ook uit consulten van vergiftigingen-informatiecentra bleek nergens dat de kerstster ooit symptomen had veroorzaakt
Eigenschappen:
Op de huid: roodheid, uitslag of netelroos (urticaria)
In de ogen: bindvliesontsteking met roodheid en tranende ogen
Kinderen worden aangetrokken door de felle rode kleur en hebben de neiging van de blaadjes te proeven. Dit kan aanleiding geven tot irritatie van de mondslijmvliezen met misselijkheid, braken en diarree. Soms treden koorts en reacties ter hoogte van de huid op. Nochtans vertonen de meeste kinderen na inname van blaadjes geen enkel symptoom.
Bij katten en honden geeft het eten van de bladeren van de kerstster vaak meer ernstige symptomen. Dieren hebben de neiging grotere hoeveelheden te eten. Men ziet braken, diarree (soms bloederig), apathie en veralgemeend beven.
Na contact van plantensap met de huid of de ogen, moet u overvloedig spoelen. Als de irritatie van de huid of de ogen blijft duren, raadpleeg dan een arts.
Na inname van plantenmateriaal verwijdert u de resten uit de mond, eventueel met een nat washandje, en geeft u water te drinken. Na inname van grote hoeveelheden neemt u best contact op met het Antigifcentrum.
Vermeerderen :
De kerstster is een zgn. kortedagplant. Hij krijgt méér gekleurde bladeren en bloemknopjes naarmate de dagen korter worden. Uiteindelijk zullen de schutbladeren groen kleuren of afvallen. Als dat gebeurt, kunt u de scheuten tot de helft terugsnoeien en de plant iets koeler zetten 12 - 15 °C). In de zomer kan hij naar buiten, maar haalt u hem half september weer binnen. Om hem weer in bloei te krijgen, mag hij nu twee maanden lang maar 10 uur licht per dag hebben. De overige 14 uur moet de plant volkomen in het donker staan.
Soorten :
De bloemen van de kerstster zijn vrij onopvallend. Zijn populariteit dankt hij aan zijn gekleurde schutbladeren. Naast de bekende rode en witte variëteiten zijn er tegenwoordig ook kerststerren met geel, crème en roze schutblad. Ook qua vorm heeft u de keuze. Zo vindt u bij uw tuincentrum kerststerren op stam en mini-kerststerretjes, die u bijvoorbeeld in kerststukjes kunt verwerken.
Weetjes :
De soortaanduiding pulcherrima betekent in het Nederlands 'de schoonste'.
De Duitse plantkundige Willdenow heeft de botanische naam aan de plant gegeven vanwege de mooie kleur. De naam poinsettia is vernoemd naar de Amerikaanse ambassadeur Joel Poinsett in Mexico, die de plant in het begin van de 19e eeuw in de Verenigde Staten invoerde.
De schutbladen trekken insecten aan.
De echte bloempjes van de kerstster In het wild in Mexico en Midden-Amerika vormt de plant een struik die tot 4 m hoog kan worden. De plant bloeit daar van november tot januari/februari. In de zomer is de struik kaal.
De kerstster werd door de Azteken "Cuitla-xochitl" genoemd. Het was de lievelingsplant van Motecuhzoma II. In 1804 bracht natuuronderzoeker Alexander von Humboldt de plant voor het eerst naar Europa.
In de 14e, 15e en 16e eeuw werd het sap tegen de koorts gebruikt en werd van de schutbladen rode verf gemaakt.
Legende
Een Mexicaanse legende verklaart de verbintenis van de kerstster met Kerstmis.
Het arme kind Pepita, dat geen cadeau kon kopen om op kerstnacht aan Christus te geven plukte enkele onkruiden in de wegberm en maakte er een klein boeket van. Het kind was verteld dat een nederige, maar liefdevol gegeven gift aanvaardbaar was in de ogen van God. In de kerk begon het boeket te bloeien met rode en groene bloemen en de kerkelijke gemeente beschouwde dit als een kerstwonder. Vanaf dat moment werd de kerstster in Mexico 'Flores de Noche Buena' genoemd.
Algemeen
De populaire kerstster behoort tot de wolfsmelkachtigen en is verre familie van de cactus. De officiële naam (Euphórbia pulchérrima) is volgens de overlevering afkomstig van Euphorbos, de lijfarts van koning Juba II van Numidië. Die ontdekte de geneeskrachtige werking van planten uit het wolfsmelkgeslacht.
'Vraag: De Cissus in mijn woonkamer kreeg lichtgroene bijna witte bladeren die na korte tijd bovendien bruin werden en afvielen. Ik nam de plant mee naar mijn kantoor en daar groeit hij prachtig. Kunt u voor dit verschijnsel een verklaring geven?
Cissus geldt als uiterst gevoelig met betrekking tot allerlei chemicaliën. De verschijnselen zoals u beschrijft kunnen zeer goed veroorzaakt worden door dampen die afgegeven worden door verf of iets dergelijks. Probeer eens na te gaan of dit in uw huiskamer inderdaad het geval is.
De wortelkluit moet tijdens de groei (april tot oktober) goed vochtig worden gehouden. In de winter moet de watergift worden gehalveerd. Zet Vriesea in een goed gedraineerde pot. In de koker moet een beetje water staan, behalve in de winter, tenzij de plant in een warme ruimte staat. Gebruik bij voorkeur lauw en kalkvrij water.
Kenmerken:
Vriesea is zeer gevoelig voor droge lucht. Houd daarom steeds een luchtvochtigheid aan van meer dan 60 procent.
de plant vormt een rozet van drie tot zes scheuten met evenveel bloemen. Dat is bij Vriesea nog niet eerder vertoond. De plant oogt daardoor lekker losjes. Minder stijf, zou je ook kunnen zeggen. De bladeren krullen sierlijk om. De pijlvormige bloemen zijn zacht rood van kleur. Andere kleuren zijn nog in ontwikkeling. De houdbaarheid is prima: zeker vier maanden.
Bloemen :
Bloeiende planten gedijen ook in meer schaduwrijke omstandigheden.
Planten :
De plant wordt aangevoerd in een 12 cm pot met minimaal drie bloemen. De hoogte bedraagt 30 tot 35 cm. Vriesea 'Astrid' is vrijwel jaarrond verkrijgbaar.
In de handel is speciale Bromelia-pot-grond verkrijgbaar. Men kan ook een mengsel van naaldbosgrond, bladaarde en turfmolm gebruiken.
Geef de plant tijdens de groei om de veertien dagen een beetje voeding via het gietwater. Voeg ook aan het kokerwater een beetje voeding toe.
Eigenschappen:
Vriesea is niet winterhard. Men dient de plant warm te houden bij een temperatuur die 's nachts niet onder de 18 tot 20 graden Celsius daalt.
Weetjes : Verklaring van de naam Is genoemd naar W.H. de Vriesea (1807-1862). Een Amsterdamse bioloog. In Nederland wordt Vriesea ook wel 'zwaardbromelia' genoemd. Deze naam dankt de plant aan haar helderrode, zwaardvormige bloem. Deze naam is echter voornamelijk van toepassing op de cultivars 'Favoriet' en de 'Splenriet'.
De kangoeroepoot groeit ondergronds met lange weinig vertakte vlezige wortels die op zoek gaan naar vocht (grondwater).In droge tijden neemt de kangoeroepoot vocht op uit het wortelgestel.
De bloem van de kangoeroepoot bestaat uit een vruchtbeginsel (ovarium) aan de basis met daarop een bloembuis.
Bij het vruchtbeginsel bevindt zich ook de honingklier,waar de vogels op afkomen.
Aan het einde van de bloembuis staan de meeldraden omgekruld naar achteren.
Uit de buis steekt een betrekkelijk lange stijl met stamper
Bloemen :
Zeer lange bloei met bloemen in diverse kleuren: rood, geel, oranje,roze,...
De bloemen zijn rijk aan honing en trekken veel bijen en insecten aan. In Australië ook specifieke
vogels.
In het thuisland bloeien soorten kangoeroepoot voornamelijk in de maanden oktober tot en met
december. Sommige soorten bloeien tot wel zeven maanden lang.
Planten :
Planten in potten regelmatig water geven (vooral tijdens de bloeiperiode) maar zorgen dat overtollig
water steeds goed kan afvloeien.
Voor planten in potten moet je steeds gebruik maken van een kwalitatieve potgrond die goed doorlatend is, maar daarenboven toch voldoende het water kan vasthouden.
Gebruik :
De Anigozanthos die geschikt is voor gebruik in potten op het terras of in volle grond worden
Eigenschappen:
In Australië groeit de plant op uiteenlopende bodems die wel allemaal de eigenschap van goed doorlatend te zijn hebben.
De planten zijn niet winterhard maar verdragen wel lage temperaturen (+2°C). De Bloemkleur wordt dan intenser.
Licht is erg belangrijk voor een goede groei en bloei.
Anigozanthos verdraagt goed regen en wind.
Vermeerderen :
U kan de plant vermeerderen door ze te delen in het voorjaar of door zaaien.
Afgesneden stengels met bloemen kunnen een aantal weken op water worden gehouden.
Weetjes :
Anigozanthos is van oorsprong uit Australië.
De naam is afgeleid van de Griekse woorden 'anises', wat ongelijk betekent en 'anthos' wat bloem betekent.
De specifieke bloemen vertonen een zekere gelijkenismet de voet van een kangoeroe, vandaar ook de
Vooral in de snijbloementeelt was deze plant voorheen bekend.
Het blad kan wel aangetast worden door slakken!
Verzorging :Voorkom vooral teveel water.
Verzorging winter :Overwinteren op een lichte, koele plaats (+2°C).
Aangezien Anigozanthos van een stabiele vochtigheid in de gehele potkluit houdt, is een goed
potgrond mengsel van essentieel belang. Het moet voldoende doorlatend zijn, maar tegelijkertijd ook
wel wat water vast kunnen houden. Een goed voorbeeld mengsel is:
15 % Perlite nr. 3
30 % Baltisch Veenmosveen Fijn
30 % Brokken Fractie 1
25 % Ierse Coarse.
3,5 Kg dolokal per m3
0,5 Kg Pg mix 12-14-24
20 Kg Poederklei per m3
Ziekten en plagen
Specifieke ziekten en plagen in Anigozanthos:
· Zwarte vlekken ziekte; Het is een kenmerk van Anigozanthos dat celsterfte resulteert in zwarte
vlekken op het blad. Er zijn daarom diverse factoren die deze symptomen kunnen veroorzaken:
Aeschynanthus verlangt een nogal zure grond,vermoedelijk geeft u kraantjeswater waardoor de ph waarde van de potgrond gestegen is, een tweede reden kan zijn dat door het regelmatig bemesten het zoutgehalte gestegen is aan de oppervlakte van uw potgrond waardoor wortelverbranding ontstaat, of een kombinatie van beide, deze geven aanleiding tot verkleuren en afvallen van de bladeren.
Kenmerken:
Aeschynanthus kan in vochtige, tropische en subtropische klimaten probleemloos buiten groeien en prefereert een plek in de halfschaduw. De beste plaats is een hangmand. In koudere gebieden zijn het mooie kamerplanten die zich goed aan de omstandigheden binnenshuis aanpassen, al hebben ze veel licht nodig. Tijdens de groeiperiode royaal water geven.
Bloemen :
mei-augustus De rode bloemen zijn lang en tubulaire, en groeien in clusters.
Planten :
Normaal worden planten in het voorjaar verpot maar als de bladverkleuring ernstig is kan je misschien best nu reeds verpotten, dit gebeurt normaal in bromeliapotgrond, indien niet ter beschikking gebruik dan universele potgrond waar je extra turf aan toevoegt. Een ander tijdelijk hulpmiddel is uw potgrond flink doorspoelen met regenwater om de zoutkoncentratie weg te werken.Tijdens de winterperiode de potgrond bijna droog houden en geen plantenvoeding meer geven,plant in vochtige omgeving zetten.
Eigenschappen:
Aeschynanthus lobbianus is een kruipende soort, een epifyt uit het Indonesische regenwoud met vrij breed blad en felrode bloemen van bijna 10 cm lang in paren, die in de bladoksels verschijnen en waarvan de basis is omsloten door een lange, dofpaarse kelkbuis. Wordt vooral gekweekt om de fraai gevormde, rode bloemen. Deze staan in groepjes aan het eind van de stengel of in de bladoksels. Het meest aangeboden in bloemenwinkels.
Vermeerderen :
Topjes nemen van een 7 cm, alle bladeren verwijderen,enkel de blaadjes aan de top aanlaten,stekjes in potje met stekgrond planten, mogen er meerder in een pot zijn, licht bevochtigen, folie zakje erover, licht wegzetten op warme plaats.
Stekken is makkelijker, neem niet-verhoute delen van krachtige stengels en zet ze in een vochtige maar niet te natte omgeving in luchtige grond. Als je wilt kun je stekpoeder gebruiken maar het is niet echt nodig. Het kan even duren voor ze zichzelf redden want ze krijgen geen krachtige wortels. Controleer wel regelmatig op schimmelvorming.
Soorten :
Enkele soorten
Aeschynanthus hildebrandii
Aeschynanthus lobbianus
Aeschynanthus micranthus
Aeschynanthus radicans
Aeschynanthus speciosus
Weetjes :
Aeschynanthus is een geslacht van kruidachtige planten uit de familie Gesneriaceae. De naam komt van het Griekse aischyne, wat schaamte of schande betekent, en van anthos, dat voor bloem staat. Het geslacht wordt in het Nederlands ook wel schaamrood genoemd.
De soorten lijken veel op die van het verwante geslacht Columnea.
Deze epifyten, waarvan circa 185 soorten bekend zijn, komen van nature voor in de vochtige bossen van Azië, van de Himalaya tot Indonesië. Ze kunnen zeer rijk bloeien met scharlakenrode, oranje, gele of groenige bloemen, die eind- of okselstandig zijn. De kelk is ingekort, vijfdelig. De kroonbuis is verlengd, buikig of van boven uitlopend, vaak naar binnen gekromd. De kroonzoom is tweelippg en vaak scheef. De bovenlip heeft twee slippen en staat overeind of is naar achteren gekromd. De onderlip heeft drie slippen die uitstaan of waarvan de middelste teruggebogen is. De vier meeldraden steken bijna altijd naar buiten. De bladeren zijn tegenoverstaand, vlezig of leerachtig, groen of gemarmerd.
Sommige soorten worden gebruikt als kamerplant, waaronder
Aeschynanthus hildebrandii,
Aeschynanthus lobbianus en
Aeschynanthus radicans.
Aeschynanthus radicans moet veel licht, maar niet direct zonlicht.
Ze bloeien in de zomer warmte en temperaturen in de winter mag niet dalen onder de 60 graden. De compost moet bestaan uit 2 delen veenmos tot 1 deel zand.
Water en bevruchten de plant vaak tijdens het groeiseizoen en mist het regelmatig.
Het kan lichte droogte tolereren in tussen WATERINGS.
Water spaarzaam in de winter rusttijd
In de natuur worden deze bloemen bestoven door vogels, wil je zaden krijgen dan zul je het stuifmeel zelf van bloem op bloem moeten overbrengen, dat kan eventueel bij dezelfde plant. Eerst verschijnen de meeldraden buiten de bloem, na enkele dagen buigen ze weg en komt de stamper tevoorschijn. De meeste Aeschynanthus-soorten vormen voldoende stuifmeel maar er zijn ook soorten die maar weinig stuifmeel produceren, die zijn moeilijker te bevruchten. Let er bij het bevruchten op dat het stuifmeel op de onderkant van de stempel komt want daar is zij plakkerig. Ik gebruik zelf altijd mijn nagel om het stuifmeel over te brengen. Na enige tijd vormen zich lange, zeer smalle vruchten die vervolgens openbarsten, er komt dan heel pluizig zaad uit. De zaadjes zelf zijn heel klein en vaak nauwelijks met het blote oog te zien maar door de lange haren vallen ze toch op. In de natuur worden de zaden door de wind verspreid en kiemen ze hoog in de bomen op de takken. Je kunt dan ook het best een zaaimethode voor bromelia's (zoals Vriesea's of Tillandsia's) volgen. Zaai wel gelijk zodra de zaden vrijkomen want de kiemkracht loopt snel terug.
Indien het oudere bladeren zijn die verkleuren en de verse bladeren mooi groen blijven is dat normaal.
Hoge eisen aan grond en standplaats heeft hij niet alhoewel hij halfschaduw en vochtige grond het meest verkiest
De planten houden niet van extreme hitte of droogte.
Kenmerken:
De soorten komen van nature voor in Centraal-Azië, van Afghanistan tot China. De planten hebben een spiraalvormig geplaatst bladrozet met bladen van 6-35 cm lang en 4-15 cm breed. De roze bloemen groeien in een gevorkt bijscherm.
Het is een groenblijvende plant met een groot glanzend, groen blad. Een heel geschikte plant om in een flinke groep zowel in zon als halfschaduw een deel van de border te vullen.
Bloemen :
In de lente de lelijke bladeren uittrekken.
Bloei in de lente maar af en toe geef hij in de zomer nog eens een bloem.
De bloemen van de cordifolia zijn rozerood en bloeien al vanaf maart tot mei
Het leerachtig blad verkleurt naar rood van zodra de nachten kouder worden, en blijft dan de hele winter aan de plant. Na de bloei sterven de meeste oude bladeren af. Deze lelijke bladeren mag je van de stengel aftrekken. Deze bovengrondse stengels zijn in feite dikke wortelstokken die jaar na jaar hoger boven de grond komen uit te steken
Vermeerderen :
Vermeerderen door het afsplitsen van wortelstokken en deze elders te planten.
Het best haal je de planten dan ook na ongeveer vijf jaar uit de grond om ze via scheuren te verjongen. Als de planten uit de grond gehaald zijn kun je deze omspitten en verrijken met compost of ander goed verteerd organisch materiaal. De gedeelde stukken plant je zodat ze met de bladeren terug net boven de grond uitsteken. De kale stukken wortelstok kun je eventueel ook nog in de grond steken. Aangezien het wortelstokken zijn zullen er nieuwe scheuten op verschijnen.
Soorten :
Bergenia stracheyi 'Alba' wit
Bergenia cordifolia 'Eroica' 40 cm roze; bronskleurige bladeren in de winter
Bergenia 'Eden's Dark Margin' 50 cm, roze met donker blad
Bergenia 'Eden's Magic Giant' 45 cm, roze met zwartpaars blad
Bergenia cordifolia 'Purpurea' donkerviolet
Bergenia 'Abendglut' 25 cm, lilaroze
Bergenia 'Baby Doll' 30 cm, zachtroze
Bergenia 'Bressing Ruby' 30 cm, donker purper
Bergenia 'Bressing White' 30 cm, wit
Bergenia 'Herbstblüte' 40 cm, roze en bloeit nogmaals in oktober
Bergenia 'Morgenrote' 30 cm, helderroze
Bergenia 'Rosy Klose' 40 cm, paarslila
Bergenia 'Silberlicht' 30 cm, wit roze
Bergenia 'Wintermärchen' 30 cm, rood en smal blad
Weetjes :
Bergenia heeft fors groen blijvend blad
Bergenia, een Saxifragaceae, groeit op alle gronden, hoewel een humusrijke grond de mooiste planten oplevert. Het opvallendst aan deze plant is toch zeker het forse blad dat de hele zomer mooi glanst. De vele bladeren zorgen ervoor dat onkruiden verstikken. In principe is Bergenia een groenblijvende bodembedekker.
Bergenia cordifolia 'Purpurea', een beste bloeier
Het oude blad sterft pas af als de plant in bloei komt. Zelfs in de winter blijft het blad groen. Met zware vorst krult het blad zich om een teveel aan verdamping tegen te gaan.
De bladeren zitten aan wortelstokken die naarmate de plant ouder wordt zich meer van de bodem verheffen. Voor een goed resultaat en de vorming van een gesloten dek met bladeren moet Bergenia lang op dezelfde plaats in de border blijven staan.
Mooi te combineren bij Vinca, Liriope, Deschampsia, Symphytum.
Bergenia is genoemd naar de Duitse fysicus Karl von Bergen (1704 - 1760)
Op een zonnige plaats moet de bodem voldoende vochthoudend zijn.
Wintervocht en stagnerend vocht vermijden.
Kenmerken:
Een wintergroene, laagblijvende heester met groen blad.
Aucuba is een sterke heester die zelden last heeft van ziektes. Ze laten zich ook makkelijk snoeien.
Lange tijd vond men deze planten ouderwets maar deze soort is toch 'specialer' met zijn effen groen blad dat zich makkelijker laat combineren met andere planten.
Kan ook als solitair en als lage haag gebruikt worden.
Ook geschikt voor toepassing in potten en bakken.
Bloemen :
Purper, in trossen. Tweeslachtig (elke plant vormt dus bloemen),Helderrode bessen
Planten :
De struik is goed te gebruiken op plaatsen waar zelfs gras niet meer wil groeien. Onder linde, kastanje en beuk is de groei zelfs goed. Plant Aucuba bij voorkeur op een humusrijke of lichte kleigrond. In feite groeit de struik op alle gronden.
Eigenschappen:
Bij vorst gaan de bladeren hangen en krullen naar buiten om. Zelden bevriest Aucuba, zodat je gerust mag stellen dat de struik volkomen winterhard is.
Aucuba is tweehuizig: je moet een manlijke en vrouwelijke struik planten om vruchten te krijgen
De bessen zijn rood, wit of geel en verschijnen al in december.
Vermeerderen :
Vermeerderen door het nemen van stekken.
Soorten :
Van de japonica zijn veel variëteiten gekweekt:
Aucuba japonica 'Crotonifolia' kenmerkt zich door grotere bladeren dan de andere variëteiten, terwijl deze leerachtige bladeren ook nadrukkelijker getand zijn.
Aucuba japonica 'Dentata' heeft een donkergroen glanzend blad; de bladeren zijn aan het buiteneinde getand, de bessen zijn rood.
Aucuba japonica 'Fukurin' valt op door een gele (later witte) rand.
Aucuba japonica 'Grandis' heeft geheel groene, grote bladeren.
Aucuba japonica 'Hillieri' is gekweekt door de Engelse kweker Hillier te Winchester. Kenmerken zijn een glanzend groen blad en karmijnrode bessen.
Aucuba japonica 'Longifolia' heeft lange, smalle bladeren, de bessen zijn rood.
Aucuba japonica 'Picturata' heeft een grote gele vlek in het midden van het blad.
Aucuba japonica' Rozannie' is de enige tweeslachtige variëteit in het geslacht; van jongsaf aan draagt ze veel rode vruchten.
Aucuba japonica 'Variëgata' is de variëteit die wij het meest in Noordwest Europa aantreffen. De bladeren zijn fraai geel gevlekt. De soort groeit op vrijwel alle gronden en onder alle schaduwsituaties. Hoewel de plant vaak als kamer- of kuipplant gekweekt en aangeboden wordt, kan ze heel goed in heggen en tuinen gekweekt en overgehouden worden.
Weetjes :
Aucuba japonica is afkomstig uit Japan, en de enige soort die veel in West-Europa wordt aangeplant. De soort werd in 1856 door Philipp Franz von Siebold in Europa ingevoerd. Hoewel waarschijnlijk John Graeffer in 1783 de eerste struik invoerde, werd hij pas na von Siebolds actie populair. De bloeitijd is voor sommige variëteiten maart-april, voor andere variëteiten juli-augustus. Bij de vrouwelijke plant ontwikkelen zich uit de kleine purperen bloemetjes rode besjes. Een voorwaarde hiervoor is wel, dat er zich ten minste één mannelijke plant op korte afstand van het vrouwelijke exemplaar geplant staat. De hoogte kan iets meer dan twee meter zijn, hoewel de plant onder minder optimale omstandigheden gemakkelijk op 1 meter hoogte blijft steken. In het Belgisch-Nederlandse klimaat kan de plant als goed winterhard worden beschouwd.
In de tuin kan de Aucuba uitstekend gebruikt worden op schaduwrijke plaatsen, waar weinig anders wil groeien.
Humusrijke of lichte kleigrond is uitstekend, al groeit de plant ook op armere gronden: ze is absoluut niet kieskeurig.
Op schaduwrijke plaatsen is de bessenproductie zelfs beter dan in volle zon.
Door het mooie contrast tussen de groene, geelgevlekte bladeren en de rode besjes vormt de plant een welkome opvulling voor de schaduwplaatsen in elke tuin.
De plant zal niet gemakkelijk door vruchtvorming vermeerderen, meestal wordt ze gestekt. Het voorjaar is hiervoor de beste periode.
In de pot kan ze 's winters beter binnen worden gehaald. Bespuit haar af en toe om verdroging van de bladeren te voorkomen, en zet haar binnen op een koele maar bij voorkeur vorstvrije plaats. Tijdens de koele periode komt de plant met zeer weinig water toe; de grond mag echter niet helemaal droog zijn. Ga in maart weer meer water en ook mest geven. Knip dan ook alle verdroogd, zwak en ziek materiaal weg om aantasting van de plant te voorkomen.
Een zonnige of licht beschaduwde plek op een humusrijke maar goed doorlatende grond.
Neutraal tot zuur. Liefst op een beschutte plaats.
Kenmerken:
Een winterbloeiende, bladverliezende heester.
De twijgen en knoppen zijn viltig behaard.
Deze breed uitgroeiende heester wordt best als solitair aangeplant.
Traaggroeiend. Kies de locatie met zorg want hij houdt niet van verplanten.
Harig blad, eirond. Aan de onderzijde grijs behaard.
Mooie herfstkleur.
Bloemen :
De bloemen bestaan uit vier lijnvormige, gele kroonblaadjes en verschijnen in de winter aan de kale takken. Niet gekruld, geurende bloemen.
Bloeitijd :December- februari
Planten :
De grondsoort moet het liefste neutraal tot zuur zijn. Ze verdragen ook kalk als er maar genoeg humus in de grond zit.
Hamamelis heeft het op kleigrond gewoon niet naar zijn zin. En staat ook het liefste op een plaats in de zon, eventueel met lichte schaduw.
Dus beschikt u niet over voldoende ruimte en bestaat de grond van uw tuin uit vette klei, dan moet u gewoon niet aan de toverhazelaar beginnen
Gebruikte delen:
Van oudsher werden schors en bladeren onder vorm van een pleister toegepast bij pijnlijke kneuzingen en zwellingen.
Werkzame bestanddelen:
Net zoals andere looistofrijke kruiden kan de thee gebruikt worden als een ondersteunend middel bij bijvoorbeeld diarree, maar ook als gorgeldrankje bij ontstekingen van mond of keelholte. Een zalf op basis van een extract van de schors kan worden toegepast bij bloedende aambeien.
Bij alle problemen van de aderen, spataderen, aambeien, aderontsteking, couperose, bloeddoorlopen ogen, open benen, in - en uitwendige bloedingen. Sterk wondhelend, bloedstelpend, vaatvernauwend en desinfecterend.
Eigenschappen:
In feite is de struik het geschiktst om als solitair te worden geplant.
Er moet permanent veel ruimte rond de struik vrij zijn, wil de karakteristieke vorm zichtbaar worden.
Een toverhazelaar groeit breed vaasvormig met veel, bijna horizontaal groeiende takken.
Vermeerderen :
Stekken nemen.
Hamamelis wordt vooral vermeerderd door te enten op een onderstam van H. virginiana.
Soorten :
Enkele cultivars:
H.mollis 'Boskoop'
H.mollis 'Brevipetala'
H.mollis 'Coombe Wood'
H.mollis 'Goldcrest'
H.mollis 'James Wels'
H.mollis 'Pallida'
H.mollis 'Princeton Clone'
H.mollis 'Superba'
Snoeien :
De snoei moet beperkt blijven tot een minimum.
Snoeien na de bloei in maart.
Rechtopgroeiende takken vanuit de onderstam mogen altijd worden weggenomen.
Om een mooie compacte Hamamelis te vormen knip je de toppen van eenjarig hout af in de winter of na de bloei.De typische vertakkingen van de Hamamelis zijn Y-vormig, vandaar de vaasvormige groei, en de bijnaam Whitch Hazel die volgens sommigen verband houdt met de wichelroede-vorm van de vertakking!! Houdt er rekening mee dat toverhazelaars relatief traag groeien, en dus ook moeilijker en trager herstellen van zware snoei.
Weetjes :
Dit is een vrij zeldzame plant in de natuur.
Hij werd in het westen geïntroduceerd door Charles Maries in opdracht van de Veitch- kwekerij.
H.mollis is beter bestand tegen kalk dan H. japonica.
Door H. mollis en H. japonica te kruisen is de H. x intermedia ontstaan, waaruit een groot aantal cultivars werden ontwikkeld.
TIP:
Elk jaar kan u in het Arboretum van Kalmthout een schitterende en unieke collectie Hamamelis bewonderen tijdens de Hamamelis-feesten
Bloeien zonder blad
De naam 'toverhazelaar' (in het Engels witch hazel) is eigenlijk heel goed gekozen. Hamamelis schijnt namelijk in Japan, waar de toverhazelaar vandaan komt, gewoon in het voorjaar te bloeien; zelfs nadat het blad is verschenen. Buiten Japan en China echter bloeien H. japonica, mollis en H. intermedia al in de winter, zonder dat er een spoor te bekennen is van blad. En juist dat laatste aspect, bloemen die verschijnen, terwijl er op dat moment nog vrijwel niets te zien is, zorgt ervoor, dat deze heester populair is. Waarom dit zo gebeurt? Niemand weet het. En zo is Hamamelis ook een van de onopgeloste geheimen van de natuur.
Toverhazelaar wordt al lang gebruikt als wichelroede. De bast en de twijgen werden ook gebruikt als bescherming tegen kwade invloeden. Gedragen helpt het ook bij een gebroken hart en om de passie wat af te koelen.
Een plaatsje in de vol zon is aan te raden, maar ze doen het ook nog goed in de halfschaduw. Vraagt een ruime standplaats daar de stuiken veel ondergrondse uitlopers vormen
Kenmerken:
De rimpelroos (Rosa rugosa) is een roos die van oorsprong afkomstig is uit Noordoost-China, Japan, Korea en Zuidoost-Siberië, waar de soort langs de kusten groeit, veelal in de duinen. Ook in België en Nederland komt deze roos in de duinen voor. Ook elders komt hij verwilderd door aanplant voor.
Rosa rugosa is te herkennen aan de zeer stekelige stengels en de diepliggende nerven in het blad en wel zodanig dat het blad gerimpeld lijkt (rugosa betekent 'gerimpeld'). De hoogte van Rosa rugosa bedraagt circa 2.0 meter. De roze bloemen verschijnen medio mei en ruiken aangenaam. Na de bloei, maar vaak ook tijdens de bloei, verschijnen de helderrode bottels. De roos wordt in Nederland vooral gebruikt als vakbeplanting in bijvoorbeeld gemeentelijke plantstroken. De roos kan goed tegen zeewind en wordt om deze reden ook vaak aan kust gebruikt.
Bloemen :
Ideaal voor een heg, het zijn dichte, doornige struiken met geurende enkele of dubbele bloemen die de ganse zomer bloeien tot eind augustus en nadien krijg je de glanzende rode bottels die eerder op kleine appeltjes lijken .
Planten :
Botanische rozen worden gebruikt in parken en tuinen, vooral in windkeringen of voor versteviging van taluds en steile wanden. Het zijn uitstekende uitwijkplaatsen voor vogels, die er in de herfst een rijke voedingsbron (rozenbottels) aantreffen.
Ideaal voor aan de kust of taludbeplanting, ze verdragen veel wind
Gebruikte delen:
De zoet ruikende bloemen worden in Japan en China als potpourri gebruikt. De roos wordt in deze landen al duizenden jaren gekweekt.
De rozenbottel is de vlezige vrucht van een roos. Botanisch gezien is de bottel niet alleen opgebouwd uit het endocarp, het exocarp en het mesocarp, maar vormt de opgezwollen bloembodem, net zoals bij de appel, het vruchtvlees.
Afhankelijk van de soort en variëteit van de roos kan de kleur rood, oranje, purper of zwart zijn. De vorm varieert van rond of langwerpig tot flesvormig. Een rozenbottel bevat veel geelwitte, harde zaden.
Werkzame bestanddelen:
Van rozenbottels wordt onder andere jam bereid. Deze is rijk aan vitamine C en is onder meer afkomstig van de vrucht van de hondsroos (Rosa canina). Verder bevat een rozenbottel ook vitamine A, B1 en B2.
Eigenschappen:
Bottelroos is al lange tijd in zwang vanwege de heerlijke en gezonde jam of siroop, die ervan kan worden gemaakt.
Wat ook goed meegenomen is, ze hebben geen verzorging nodig
De rimpelroos wordt wereldwijd als sierplant gebruikt.
Vermeerderen :
Uit zaad of door het nemen van worteluitlopers
Soorten :
Rosa rugosa is een botanische roos. De meer dan honderdvijftig bekende soorten rozen bevolken al meer dan vijfendertig miljoen jaar de aardkorst. Al meer dan zevenentwintighonderd jaar zijn rozen in cultuur. Aanvankelijk voornamelijk als aanvulling op het menu, later meer voor de sier.
Variëteiten
Rosa rugosa 'Alba', bloeit wit, kroonbladen hebben een roze blos.
Rosa rugosa 'Blanc Double de Coubert', dubbele witte bloemen. Weinig bottels.
Rosa rugosa 'Dagmar Hastrup', met helderroze bloemen en dieproze bottels.
Rosa rugosa 'Roseraie de l'Hay', met karmijnroze bloemen, geurt geweldig. Oranjerode bottels.
Onderhoud
Een bottelroos heeft weinig onderhoud nodig.
Snoei in het najaar oude en zwak gegroeide scheuten weg. Eventueel lange uitschieters innemen. Soms komt zwarte luis in de struik voor. Dit is te bestrijden met Spruzit van ECOstyle of Decis van Bayer. Wees er tijdig bij.
Wie te lang wacht, zal zien dat struik en vruchten anders overdekt raken met eerst een kleverige stof (honingdauw), later gevolgd door een zwarte, roetachtige stof.
De rimpelroos laat zich vrij gemakkelijk met andere rozen kruisen. Kwekers waarderen deze soort vanwege haar goede weerstand tegen schimmels als sterroetsdauw.
Wilt u de planten in een groep toepassen dan kunt u als plantdichtheid circa 3 planten per m2 als richtlijn gebruiken.
Snoei- en onderhoudsadvies:
Rosa rugosa wordt, in openbare beplantingen, vaak machinaal gemaaid. De roos kan het beste in de periode februari-medio april gesnoeid worden. Ieder jaar de oude takken wegnemen is de beste garantie op een herhaalde bloei op het 1-jarige en nieuwe hout.
Voor dieren is de rozenbottel een goede vrucht om de winter mee door te komen. Zo zijn in de Maasheggen, rozenbottels het voornaamste voedsel voor vogels, zoals de koperwiek en de kramsvogel in de maanden december, januari en februari.
Rozenbottelsiroop
Je eigen bottelstebeste rozenbottelsiroop of -jam maken heeft niets dan voordelen.
Was de bottels en hak ze in een sterke mixer die dit zware werk aankan. Je kan de bottels ook stuksnijden, maar dat is niet van de poes. Vooral de kleine bottels zijn soms hard. De pitjes mogen bij het vruchtvlees blijven.
Overgiet alles met water tot de bottels vijf centimeter onder zitten.
Laat even tot aan het kookpunt komen.
Laat de bottels een nachtje staan.
Doe alles door een neteldoek.
Neem 1 liter vocht en doe er 0,5 kg suiker bij.
Laat alles nog even opkoken en giet je gespoelde glazen bokaaltjes dan boordevol met dit vocht. Een geut van deze siroop is reuze lekker bij een glas droge witte wijn.
Rozenbotteljam
Je kan ook gelei maken van het rozenbottelvocht. Doe daarvoor 1/ kg speciale geleisuiker bij een liter rozenbottel aftreksel (zie hierboven). Volg de instructies op de verpakking.
Je kan gedroogde rozenbottels in een natuurwinkel of apotheek kopen. Maar neem dan liefst bottels met pitten. Die zijn goedkoper en je jam wordt vlugger dik. Hoewel, je jam blijft aan de platte kant. Je kan er je lepel niet in rechtzetten. Maar dat hoeft ook niet. Deze jam is heerlijk in yoghurt, op ijs, pudding, in fruitsla, glühwein, vinaigrettes....
Een plaats in de volle zon geeft de beste resultaten.
De grondsoort doet weinig terzake.
Droogte wordt heel goed verdragen.
Kenmerken:
Inula's zijn dankbare probleemloze vaste planten.
Ze behoren tot de familie der Asteraceae.
Deze vaste plant bezit talloze grondstandige bladeren die wel 100 cm lang kunnen worden. Ze zijn gesteeld, breed elliptisch van vorm en onbehaard.
De kleur is donkergroen.
De bloemstengels kunnen 100 tot 150 cm hoog worden.
De bloemen zijn groot, wel tot 12 cm in doorsnede.
De kleur van het hart, bestaande uit bulsbloempjes is oranje, de smalle lintbloempjes zijn geel.
Bloemen :
Hun bloemen zijn steeds (oranje) geel van kleur.
De bloeitijd is juli-augustus
Planten :
De planten staan erom bekend dat ze heel lang op dezelfde plaats kunnen blijven staan en nauwelijks enige zorg nodig hebben.
Op winderige plaatsen zal enige steun onontbeerlijk zijn.
Eigenschappen:
Slijmoplossend, krampwerend, antiseptisch.
Gebruik Inwendig
Alant is voortreffelijk bij een droge hoest, chronische bronchitis, kroep en kinkhoest.
Het is ook goed bij neusverkoudheid.
Bij geringe eetlust, slechte spijsvertering, winderigheid, steken in de zij door indigestie, ziekte of ouderdom, algemene verzwakking, lusteloosheid.
Als spoelmiddel bij losse tanden en ontstoken tandvlees.
Gebruik Uitwendig
Plaatselijk bij korsten en puistjes.
Vermeerderen :
De alant kan door zaaien worden vermeerderd.
Scheuren behoort ook tot de mogelijkheden.
Soorten :
Het donderkruid (Inula conyzae) heeft bovenaan stengelbladen die hartvormig stengelomvattend zijn. De bloemhoofdjes zijn circa 1 cm breed en staan alleen of in kleine groepjes.
De Griekse alant (Inula helenium) heeft heeft meer dan 4 mm brede omwindselbladen.
De Engelse alant (Inula britannica) heeft niet glanzende, niet stijve stengelbladen, waarvan de onderste bij de voet steelachtig versmald zijn. De stengel is vaak maar niet altijd wollig behaard.
De wilgalant (Inula salicina) heeft stengelbladeren die wel stijf en glanzend zijn. De stengel is grotendeels kaal.
Inula crithmoides is een tot 1 m hoge overblijvende plant die in Europa en Azië voorkomt langs zoute moerassen en zeekliffen. De plant heeft smalle vlezige bladeren. De grote bloemhoofdjes hebben 6 schijnkroonbladen. De bloemen zijn hermafrodiet. Er kan zelfbevruchting optreden, maar bestuiving door bijen, kevers en vliegen is ook mogelijk. Jonge bladen kunnen gekookt en gegeten worden.
Geschikte buurplanten
Met name blauwbloeiende planten zoals Salvia nemorosa (Salie),
Veronica virginica (ereprijs),
Aconitum henryi 'Spark' (Monnikskap) zijn goede partners.
Weetjes :
Deze hoge plant heeft enorme bladeren en gele bloemen die lijken op dubbele, wat slordige zonnebloemen. Het helpt bij het herstel van ziekten en heeft een opwekkende werking.
Folklore
Alant wordt al heel lang toegepast. De Grieken en Romeinen kenden het al.
In 77 schreef Plinius dat Julia Augustus 'geen dag voorbij liet gaan zonder wat alantwortel te eten, ter bevordering van de spijsvertering en het humeur'.
Agelsaksische auteurs sloegen de plant hoog aan, vooral als middel tegen ziekten die veroorzaakt waren door boosaardige elfen.
De gesuikerde wortel werd op markten verkocht als snoep en middel tegen borstklachten. Op reis kauwde men erop tegen infecties.
In Rusland drinkt men wodka met alant tegen hoesten in de winter. In China gebruikt men om dezelfde reden alantbloemen (lnula japonica).
De standplaats van de plant is in de warme schaduw omdat bij felle zonneschijn de vooral jonge bladeren verbranden.
Kenmerken:
Lapageria heeft de naam een niet gemakkelijk te houden klimstruik te zijn. Toch blijkt dat mee te vallen. Als de grond uit bladhoudende grond bestaat en permanent vochtig wordt gehouden, groeit en bloeit de struik uitstekend.
De bloembladen hebben een wasachtig laagje over zich
De enige eis is dat de grond beslist niet droog mag worden.
Bloemen :
De bloemen blijven vrij lang aan de plant zitten
augustus - september
Planten :
De plant heeft matig water nodig en slechts om de maand mest wanneer U de plant in goede grond hebt staan. De plant wordt in een mengsel van goede kuipplantengrond, zure grond en bosgrond opgepot.
Eigenschappen:
Helaas is de struik niet winterhard en moet daarom binnen overwinteren. Aan de overwinteringstemperatuur wordt geen onmogelijke eis gesteld: minimaal 10° C., zodat de struik bij iedereen de winter kan doorkomen. De struik is een slingerende klimplant.
Vermeerderen :
planten vermeerderde via zaad en afleggen. Het afleggen doen als volgt: Een half verharde stengel word voor de helft ingesneden en met stekpoeder behandeld. Deze aflegger word met een dik stuk draad onder de grond bij de moederplant gehouden.
Snoeien :
kan na de bloei worden gesnoeid. Alleen fatsoeneren is dan aan de orde. Bij een dichte klimstruik worden drie tot vijf opgaande stengels aangehouden; de rest kan worden weggesnoeid. Wanneer er maar één stengel is, dan deze met de helft van de lengte inkorten om zijscheuten te laten ontwikkelen. Zwakke scheuten altijd als eerste verwijderen. Sterke snoei is de ondergang van deze klimstruik.
Weetjes :
Eén van de botanici van keizerin Joséphine (1763 - 1814), vrouw van keizer Napoleon, bracht de struik uit Chili voor haar mee. De keizerin was een groot liefhebster van exotische planten.
De struik had nog geen naam en gaf zij er haar eigen meisjesnaam aan:
Tascher de la Pagerie. In het Latijn werd de struik Lapageria gedoopt.
Zonnig en in elke normale tuingrond die voldoende vochtig is maar goed doorlatend.
Natuurlijke habitat: rivieroevers, natte weiden, onder vochtig kreupelhout.
Kenmerken:
De scharnierbloem heet in het Engels "obedient plant" (= gehoorzame plant).
De steeltjes van de bloemetjes van deze plant zijn namelijk te verbuigen en blijven dan in de nieuwestand staan!
De scharnierbloem is een winterharde vaste plant.
Bloemen :
Lange schijnaren, rozeGoede snijbloem.
De bloemsteeltjes zijn buigbaar waardoor ze in een andere stand kunnen worden gedraaid
(vandaar ook de Nederlandse naam: scharnierbloem).
Gebruikte delen:
De scharnierplant is inheems in Amerika en komt in ons land het meest tot zijn recht in grote groepen. Uitgebloeide bloemen regelmatig verwijderen om een langere bloei te bevorderen
Eigenschappen:
De bloem kan om z'n as worden rondgedraaid en veert daarna heel langzaam weer terug in de uitgangsstand. Duw je de bloem zijdelings, dan blijft die zo staan en komt niet meer terug in de oorspronkelijke stand. Vandaar de naam scharnierplant.
Vermeerderen :
Physostegia virginiana heeft geen bijzondere zorg nodig.
De scharnierplant kan in de voorzomer worden gestekt.
Aan het einde van de herfst worden de uitgebloeide stengels afgeknipt.
Vermeerderen door scheuren,na drie jaar de plant scheuren en opnieuw uitplanten
Wel even opletten dat de planten door hun wortelstokken niet teveel gaan woekeren.
geeft de voorkeur aan vochtige, zure bodem met organisch materiaal ,volle zon of gedeeltelijke schaduw .
Clethra´s houden van een voldoende vochtige grond op een licht beschaduwde plek met voldoende licht. Kies een licht beschutte plek. Houden van zure grond, dus niet kalken!
Kenmerken:
Het is een breed opgaande struik die zelden hoger wordt dan 2 m. De twijgen zijn eerst grijsviltig behaard, later geheel kaal. De omgekeerd eivormige tot elliptische bladeren zijn kort gesteeld en donkergroen.
Bloemen :
Verschijnen overvloedig in witte langwerpige trossen van ongeveer 6 tot 10 centimeter aan de struiken. Sommige cultivars en soorten hebben in de knop een roze zweem, maar bloeien later naar wituit. Restanten van de bloei blijven vaak de hele winter aan de struik. De geur die de bloemen verspreiden is heerlijk. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat ook vlinders en andere insecten deze heester in de tuin zeer weten te waarderen.
Ze bloeit van juli tot en met september met geurende eindstandige, crèmewitte, opstaande trossen van 5 tot 15 cm lang. De geur doet denken aan Lelietjes-van-dalen. In de herfst verkleuren de bladeren geel en bruin en vallen de uitgebloeide bloemtrossen extra op.
Planten :
Sweet Pepperbush wordt meestal gebruikt als een struik voor natuurlijke tuinen, of wordt geplaatst naast een beek of vijver om erosie vertraging. Verschillende cultivars zijn geselecteerd voor tuin gebruik, waaronder 'die Ruby Spice' met sterk roze gekleurde bloemen, en 'September Beauty' bloemen in september.
Eigenschappen:
Het is een bladverliezende struik tot 2-4 m hoog. De bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig, 4-10 cm lang en 2-4 cm breed, met een getande marge, ze zijn groen-geel gouden tijdens de herfst. De bloemen zijn wit of zeer licht roze, 5-10 mm diameter, en hebben een zoete, ietwat walgelijk geur, ze zijn geproduceerd in trossen tot 15 cm lang en 2 cm breed van juli tot september.
Vermeerderen :
Door zaaien, stekken of afleggen
Clethra alnifolia (Sweet Pepperbush, Anne Bidwell of Summersweet) is een plant uit het geslacht Clethra en komt van nature voor in oostelijk Noord-Amerika uit het zuiden van Nova Scotia en Maine zuiden naar het noorden van Florida en het westen naar het oosten van Texas.
Soorten :
Clethra alnifolia is bij ons de meest voorkomende soort.
Weetjes :
De zaden lijken wel op gedroogde zwarte peperkorrels. De Amerikanen noemen deze struik dan ook wel Sweet Pepperbush of Summer Sweet vanwege de geurende bloemen.
Het natuurlijk verspreidingsgebied loopt van Zuid-Maine en verder zuidelijk tot Florida langs de kust en tot het oosten van Texas in het binnenland, in moerassen en vochtige bossen.
De winterhardheid in Nederland en België is zeer goed en een extra pluspunt is dat de plant zout tolerant is en dus goed bestand tegen zeewind.
In de naam zien we een dubbele verwijzing naar de els: alnifolia betekent met het blad van een els.
Nederlandse naam : Japans bloedgras Familie : grasachtigen (Poaceae) Bloeimaand : juli, augustus Bladkleur : groen, rood Hoogte : 40 - 50 cm Wintergroen : Bladverliezend Winterhardheid : Matig winterhard Standplaats : Zon, halfschaduw Soort gewas : Siergras Speciale kenmerken: Opvallende rode bladeren
Standplaats:
Wenst een droge, goed doorlatende standplaats en winterbescherming is gewenst het eerste jaar na aanplanten of bij stenge winters.
Heeft een humusrijke zonnige groeiplaats nodig.
Hoe zonniger de plant staat, des te meer roodverkleuring.
Kenmerken:
Imperata cylindrica 'Red Baron' of Japans bloedgras is met zijn rode kleur een zeer opvallend siergras.
Het is een grassoort met kruipende rhizomen of wortelstokken waarmee de plant zich vrij gemakkelijk uitbreidt indien ze op een goede standplaats groeit.
Smalle en scherp opgemerkt groene bladeren; groen en rood op de basis van buik naar tip
Imperata cylindrica 'Red Baron' of Japans bloedgras is met zijn rode kleur een zeer opvallend siergras. In het vroege voorjaar kleuren de grashalmen voornamelijk groen, maar naarmate het seizoen vordert kleuren ze steeds roder om tegen de herfst volledig bloedrood te zijn.
Bloemen :
Zilverwitte spike-achtige bloem clusters in de late zomer
Eigenschappen:
siergrassen worden gewaardeerd voor het scherpe contrast van gewoonte en textuur van andere vaste planten.
Zeer lage onderhoud en aanpasbaar aan een groot aantal locaties al zijn de meeste volle zon verkiezen.
Ze behouden hun waarde in de tuin gedurende de winterperiode.
Vermeerderen :
In maart snij je best de oude, verdorde grashalmen van het jaar ervoor af en kan je de plant ook delen of scheuren
Weetjes :
--Mooi te combineren met rood bloeiende vaste planten zoals Penstemon, Alchemilla, Sedum of met andere siergrassen.
--Japans bloedgras (Imperata cylindrica) is een overjarige tropische grassoort die bekend staat als van de hardnekkigste onkruiden ter wereld. Er zijn schattingen dat ongeveer 500 miljoen hectare bedekt zijn met Imperata velden, waarvan 200 miljoen hectare zich bevinden in Zuidoost-Azië. De Indonesische naam voor dit grasachtige onkruid is alang-alang en de Maleisische naam is lalang.
Een warme, zonnige plek in min of meer vochthoudende maar goed doorlatende grond.
Het is een typisch bolgewas dat prima geschikt is voor verwildering.
Hoe langer ze op een plaats staan, des te mooier worden ze.
Standplaats lichtbehoefte: zon
geschikt voor gebruik in de vasteplanten border
geschikt voor gebruik in de rotstuin
geschikt voor gebruik in wilde tuinen of natuurtuinen
zijn min of meer veilig voor konijnenvraat
deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Kenmerken:
De herfsttijloos lijkt erg op een krokus, maar behoort tot een andere familie. Ze bloeit bovendien in de herfst.
Herfsttijloos leent zich uitstekend om op grote schaal te worden geplant.
De bloemen worden voller en groter in omvang. Heel goed doet Colchicum het ook in de huiskamer. Het is een droogbloeier. Zonder water te geven, zonder grond en voedsel komt de plant tot bloei. De bollen worden in augustus tegen elkaar in een pot of bak gezet. Een niet te zonnige, maar lichte plaats is uitstekend om de bollen tot bloei te laten komen. De hoofdbloei valt tussen september tot en met november. Pas in april en mei vormt Colchicum toefen met glanzend groene bladeren.
Bloemen :
De fel oranjegeel gekleurde meeldraden steken mooi af tegen de lichtpurperen kelkbladen.
De planten bloeien vanaf het derde levensjaar.
Planten :
Augustus-september
In de tuin worden de bollen op 15 cm onderlinge afstand uitgeplant.
De plantdiepte bedraagt ongeveer 10 cm.
De bloeistengel wordt ongeveer 15 cm hoog.
Werkzame bestanddelen:
De gehele plant bevat een gifstof die ook na drogen werkzaam blijft. Deze stof is een stof die irriterend werkt op de huid en tevens remt hij de celdeling. Als vergiftigingsverschijnselen kunnen voorkomen: overvloedig speekselen, slikmoeilijkheden, darmkrampen, slijmerige diarree en hevige dorst. Als het gif eenmaal in het bloed doorgedrongen is leidt het tot circulatiestoornissen: verzwakte pols, overmatig zweten, onregelmatige hartslag, bloederige diarree en bloederige urine. Tenslotte leidt het tot uitvalsverschijnselen als flauwvallen, bewusteloosheid, en dood door ademhalingsverlamming of onvoldoende bloedcirculatie.
Paarden zullen de plant niet snel eten maar in het hooi is hij ook schadelijk dus let goed op dat je hem niet per ongeluk maait in je weiland waardoor hij in het hooi terechtkomt.
Eigenschappen:
De herfsttijloos is een plantje dat wel wat van een krokus wegheeft. Zoals de krokus de lente aankondigt, zo kondigt de herfsttijloos de herfst aan. Hij is lichtpaars tot paars en heeft oranje meeldraden. Hij kan 8-25 cm hoog worden. Je ziet hem meestal in parken en tuinen.
Vermeerderen :
Vermeerderen door knollen en of zaden
Bevruchting vindt plaats door allerlei soorten insecten zoals vliegen, zweefvliegen en bijen. De soort kan zich echter ook zelf bestuiven.
het begin van de maand augustus geschikt om herfstbloeiende bloembolletjes, zoals Colchicum autumnale (herfsttijloos)te scheuren en te planten
Doe dit op tijd, want als de bolletjes uitgelopen zijn, is het moeilijk ze zonder schade te planten.
Soorten :
De meest gekweekte herfsttijloos is de oosterse soort Colchicum byzantinum, die veel meer en grotere bloemen heeft.
Van de herfsttijloos zijn cultuurvariëteiten verkrijgbaar, die een verschillende kleur hebben.
Zo is er een wit bloeiende variëteit 'Albiflorum',
een donker purperkleurige 'Purpureum' en
een paarse met dubbele bloemen, 'Plenum'.
Een heel fraaie soort is de Colchicum bysanthinum.
De soort vormt verscheidene bloemen op één bol.
Hiervan zijn zeer veel hybriden in diverse kleuren te koop.
Weetjes :
--In de volksgeneeskunde werd de plant gebruikt tegen geelzucht. In de Middeleeuwen werd de plant gezien als een toverkruid. Het dragen van de knol zou bescherming bieden tegen tandpijn en de pest
--De bloembol kan verward worden met een ui, de bladeren met die van daslook (Allium ursinum). De plant komt niet erg vaak voor, maar is uiterst giftig. Een halve gram zaad kan een kind doden, drie bladeren een volwassene. De giftige stof, colchicine, tast de haarvaten aan en remt de celdeling. Daardoor kan ze heel veel verschillende symptomen veroorzaken, afhankelijk van hoeveel werd ingenomen. Meestal begint het na enkele uren met een branderig gevoel in mond en keel. Bij ook maar de kleinste inname moet je zo snel mogelijk naar het ziekenhuis.
--Colchicum autumnale is de Latijnse naam voor deze najaarspracht.
Van oorsprong is het bolgewas afkomstig uit het gebied Kolchis, een landschap aan de oostkust bij de Zwarte Zee. De Grieken noemden de plant Kolchicon en naar aangenomen wordt zijn zij de vinders van de plant.
De gifmengster Medea woonde in het gebied Kolchis. Misschien bediende ook zij zich van het gif dat in Colchicum voorkomt
--De herfsttijloos, Colchicum autumnale (Syn. Colchicum multiflorum Brot.), is een plant uit de herfsttijloosfamilie (Colchicaceae). De soort stamt oorspronkelijk uit West-Azië en het Middellandse Zeegebied, maar komt nu met uitzondering van het Noorden, in geheel Europa voor. De plant komt vooral voor in bossen, langs duinpaden en in vochtige weilanden. In Nederland is de soort zeldzaam in het wild en gaat achteruit: de soort staat op de Nederlandse Rode lijst en is in Nederland ook wettelijk beschermd.
De Nederlandse naam zou slaan op het nog geen bladeren hebben bij de bloei. De plant is zeer giftig en mag dan ook niet door dieren gegeten worden. Het is een bolgewas dat lijkt op krokussen. De plant bloeit in de herfst, maar de bladeren en vruchten komen pas in het voorjaar tevoorschijn. Het is een zogenaamde droogbloeier. Dat wil zeggen dat de bol geen water opneemt en geen wortels en bladeren vormt tijdens de bloei.
De bloem heeft drie stijlen en zes meeldraden en onderscheidt zich op deze wijze van de krokus. De stempels zijn gebogen en lopen af op de stijlen. Drie meeldraden zijn hoger geplaatst dan de drie andere
--In allerlei plantsoenen en op rotondes wordt regelmatig de Droogbloeier (Colchicum byzantinum) aangeplant. Deze bloeit ook in de herfst, maar is toch duidelijk verschillend van de inheemse Herfsttijloos. Op de eerste plaats valt het enorme aantal bloemen op, bij de inheemse soort is dit een tot drie per knol, maar bij de Droogbloeier kan het van vijf oplopen tot twintig. Ook heeft Herfsttijloos stempels met paarse knoppen, terwijl deze bij de Droogbloeier helder paarsrood zijn. De bladeren van Droogbloeier zijn bovendien anders, ze zijn breed en meermaals gevouwen, terwijl de bladeren van Herfsttijloos smaller en ongevouwen zijn.
Een bijzonderheid is dat er geen zaden van Droogbloeier bekend zijn. Waarschijnlijk zijn alle exemplaren afkomstig van een kloon. Ze zouden afstammen van enkele knollen die in 1588 naar twee dames in Wenen werden gestuurd vanuit Constantinopel. Clusius, de beroemde botanicus uit Leiden en stichter van de Hortus in Leiden, ontving in 1601 enkele van deze bollen toen hij in Wenen verbleef. Hij gaf de soort ook zijn wetenschappelijke naam. Met de genusnaam byzantinum wilde hij aan de herkomst van de plant herinneren.
Overwintering:temperatuur 4- 8 ø, temperatuur 8-12 ø, licht, donker
Standplaats:
Deze plant kan echter ook in de volle grond staan, liefst beschut tegen regen en wind.
Kenmerken:
De Brugmansia is een langlevende houtachtige struik met groot vaak fluwelig behaard blad. De plant groeit eerst recht omhoog, vertakt zich en bloeit vanaf de vertakking. Door snoeien is een verdere vertakking te verkrijgen met als resultaat een bossigere groei. Brugmansia's hebben een brede variatie aan blad- enbloemvormen, qua afmetingen en kleur.
Datura's zijn eenjarig of vorstgevoelige meerjarige planten, die 's winters tot de grond toe afsterven.
Bloemen :
De bloemkleur kan namelijk afhangen van grondsoort, verzorging leeftijd en andere factoren. Bloemen zijn er in wit, wittig, geel en rood gekleurd. Voor zover bekend zijn er geen paarse en blauwe soorten. Brugmansia zaden van paarse soorten zijn altijd Datura's!
De bloemen zijn trompetvormig en hangend of knikkend. Er zijn enkelvoudige, dubbele, drie- en viervoudige bloemvormen.
Vermeerderen :
plant kan gestekt worden.
Deze planten, bloeien op nieuw hout, moeten vorstvrij overwinteren, en ze moeten elk jaar verpot
Worden
Zaden worden maar zeer beperkt gevormd. Vermeerdering gaat goed door te stekken.
De zaaddozen hebben diverse vormen maar zijn glad en gaan niet uit zichzelf open.
Brugmansias komen niet soort-echt terug uit zaad.
Vermeerderen kan door stekken, suaveolens, insignis en versicolor zijn bijzonder makkelijk te stekken.
Sanguinea, x flava, vulcanicola, arborea, aurea, versicolor hybride flore plena, x candida zijn veel moeilijker of helemaal niet te stekken.
Een aantal Brugmansia's is dus vrij makkelijk uit stek op te kweken, van snoeihout kun je zelfs nieuwe planten te kweken.
Stekken kan in de zomer of in de herfst als er bij het op maat snoeien van de planten veel takken beschikbaar zijn.
Neem daarvoor een ontbladerde (op een paar jonge blaadjes na), 15 - 25cm lange verhoute (rijpe) tak uit de bloeizone, als er stekken genomen worden van jonge niet bloeiende delen van de plant zal het lang duren voordat er bloemen komen. Vaak zijn er al aanzetten van wortels op de takken in de vorm van kleine bobbels
Zet ze vervolgens in een pot met vochtige stek- of potgrond.
Dek dan de pot met plastic af en zet hem op een warme en lichte plaats. Houd ze vochtig en warm.
Als de stek geworteld is, pot je hem in een grotere pot en je geeft veel water en voedsel.
Een andere methode is om een langere tak horizontaal op de grond te plaatsen, verwijder het grote blad en druk de tak zo ver in de grond dat het kleine blad nog boven de grond uitkomt. Warm en vochtig houden.
Stekken op water kan ook, plaats de stekken in een glas met water zorg dat het water niet de koud of warm wordt en ververs het regelmatig. Oppotten kan als de eerste knobbels verschijnen, of als er al duidelijk wortels gevormd zijn
Soorten :
Er bestaan 6 soorten Brugmansia verdeelt in twee groepen. Binnen een groep kruisen de soorten makkelijk, tussen de groepen onderling lukt dat niet of zeer moeilijk.
aurea groep:
- aurea
- versicolor
- suaveolens
- x candida
- x insignis
arborea groep:
- arborea
- sanguinea
- vulcanicola
Meer bijzonderheden :
Veel aangeboden soorten zijn Datura metel en Datura meteloides.
Vroeger werden Datura en Brugmansia tot 1 soort gerekend. Op basis van de verschillen is de groep opgesplitst.
Brugmansia is afkomstig uit tropische gebieden in Zuid-Afrika en Zuid-Amerika. Ook komt de plant in grote delen van Azië verwildert voor. In knopvorm zijn de bloemen van Datura omhooggericht, terwijl ze bij Brugmansia knikken of hangen.
Nog even voor alle duidelijkheid de verschillen tussen de Datura en Brugmansia op een rij:
- Datura: Kortlevende plant met relatief kleine ( t.o.v. Brugmansia ) bloem, die recht overeind staan. Bloemkleuren zijn variaties van wit, geel en licht tot donker paars. Er zijn geen rode Datura's. Datura's worden vaak als eenjarige gehouden, maar is eigenlijk een kortlevende vaste plant, een plant van 3-4 jaar is oud. Datura's vormen rijkelijk zaad dat makkelijk kiemt en binnen enkele weken uitgroeit tot een bloeiende plant. De zaaddozen zijn ovaal en stekelig en openen vanzelf. Datura's komen soort-echt terug uit zaad. Let wel, alle delen van deze plant zijn giftig!
De struik- en boomvormigen zijn leden van de Brugmansia-familie geworden.
Wanneer je nu van die typische Doornappel zaaddozen ziet (stekelig, zaden zijn giftig), dan heb je geen Datura suaveolens maar de naar Brugmansia suaveolens omgedoopte plant.
De namen van beide planten worden nogal eens door elkaar gegooid. Op zich is de verzorging van beide soorten ongeveer gelijk, met dat verschil dat de echte Datura meestal als eenjarige gehouden wordt.
Brugmansia is een giftig plant vol toxische alkaloïden. Let goed op bij het snoeien of stekken van deze plant. Draag handschoenen of was je handen erg goed na aanraking; eventjes in je ogen wrijven kan al opgezwollen ogen tot gevolg hebben. Alleen in grote hoeveelheiden kan brugmansia aanleiding geven tot hallucinaties, hartritmestoornissen, bewusteloosheid...
Overwinteren Datura:
Meerjarige Datura overwinter je door de wortelstok vorstvrij en tamelijk droog te houden. Alle oude uitlopers kunnen worden weggesnoeid, omdat de sterkste nieuwe scheuten uit de wortelstok komen. Op uiterst beschutte plaatsen zou hij buiten kunnen blijven, mits de grond goed afwatert en hij nog voor de eerste vorst een dikke mulchlaag krijgt van droge bladeren, stro of rietmat, maar Datura's zijn zo gemakkelijk uit zaad te kweken dat overwinteren alleen de moeite is bij een heel bijzondere varieteit.
Verzorging Brugmansia
overwinteren:
- De takken én wortels ,evenredig gelijk,van de plant worden na de eerste lichte vorst aan de grond sterk ingesnoeid.
- Als er meteen matige vorst wordt verwacht, haal dan de planten naarbinnen.
- De planten die in volle grond staan, zet je in een grote pot.
- Zet de plant in een vorstvrije, maar niet te warme plaats (min 15°C) om te overwinteren. Licht is niet nodig want de plant
zal in 't voorjaar weer helemaal opnieuw uitlopen
- WEINIG water geven tijdens de rutstperiode, Om de 2 à 3 weken, afhankelijk van het aantal bladeren eenbeetje.
- Tijdens de overwinteringsperiode krijgt de plant weinig water maar hij mag uiteraard niet uitdrogen. Pas ook goed op de
temperatuur, als die boven de15°C komt wordt de plant gevoelig voor schimmels en ziekten.
- Eind maart is het tijd om de plant nieuwe aarde en een nieuwe pot te geven en hem weer op een warme, lichte plaats te
zetten. Zet de Brugmansia liever in een te grote pot dan een te kleine. Steeds met nieuwe potgrond aanvullen en mest
geven (gedroogde koemestkorrels = beste methode) Of je zet de plant opnieuw in de volle grond.
Tot half mei nog voorzichtig zijn met direct zonlicht op de jonge bladeren daarna mag ie weer definitief buiten staan.
Nu geef je alle dagen water en één keer per week voedsel.
Zorg wel voor een goede afwatering, en zorg ervoor dat de grond weer droogt tussen het gieten, er moet regelmatig lucht bij de wortels komen. Bemesten kan ook door in het voorjaar voedingspillen bij de plant te stoppen, die de meststoffen langzaam afgeven. Als de groei er echt goed inzit alsnog bijmesten, voor deze plant geld dat er niet vlug teveel bemesting gegeven wordt.
In augustus ga je dan weer minder mest geven en naar de winter toe helemaal afbouwen.
Snoeien
Doe je in de herfst, in de zomer mag je alleen wat vorm snoeien. Als de plant te groot is om binnen te zetten, wees dan niet bang om in te korten. hij groeit echt weer netjes uit.
Van de afgeknipte takken kun je gemakkelijk stekken maken
ze geven de voorkeur aan licht droge en doorlatende grond
Kenmerken:
Phlox vormen zoden van stervormige bloemen in donkerroze, violette of witte tinten, vaak met een wit hartje. De planten breiden zich in hoog tempo uit en hebben nauwelijks verzorging nodig.
Bloemen :
Phlox Subulata groep bloeit in april en mei met 1-1.5 cm grote bloemen.
Planten :
Koop jonge planten en plant deze zo spoedig mogelijk. Na het uitlopen geeft u de planten zuinig water en maar weinig mest. Zo worden ze minder gemakkelijk aangetast door schimmelziekten.
Dikwijls groeit er gras tussen de pollen , dat voedsel aan de planten onttrekt. Wied het gras.
Eigenschappen:
snij de planten na de bloei tot de helft terug . In veel gevallen bloeien ze dan in het najaar nog een tweede keer. Geef bij langdurige droogte regelmatig water.
In een strenge winter verdient het aanbeveling om de planten met een dikke laag bladeren of dennetakken af te dekken.
Vermeerderen :
Phlox kunt u gemakkelijk vermeerderen. deel een pol in twee of meer stukken en plant de afzonderlijke delen direct.
Soorten :
'Atropurpurea': rood
'Bavaria': wit met lila hart
'Candy Stripes': roze met wit
'Calvides White': wit
'Emerald Cushion Blue': violetblauw
'G.F. Wilson': blauw
'Maischnee': zuiver wit
'Moerheimii': roze
'Purple Beauty': lila
'Scarlet Flame': rood
'Schöne von Ronsdorf': roze
'White Delight': wit
'Zwergenteppich': roze met rood oog.
Ziekten :
Stengelaaltjes zijn een gevaar voor lage en hoge soorten phlox. de 1 - 1.5 mm grote aaltjes dringen in de stengels, wat tot verkorte of verdikte scheuten en gekroesde of gedraaide bladeren leidt. aangetaste planten moet u uitgraven en direct vernietigen.
Dit plantje verlangt veel vochtige warmte en u zult het dus in een kamerserre moeten kweken. In de kamer gaat het ook wel, maar dan zult u de diepe bord methode moeten toepassen. Een diep bord met water vullen, daarin komt een omgekeerd ondertasje en wel zo dat de bodem juist boven het water uitkomt. Daar kunt u de pot op zetten, plaatselijk is de atmosfeer dan veel vochtiger.
Kenmerken:
Episcia is een allerliefst, uit Columbia afkomstig plantje, met fraai gekleurde blaadjes.
Bloemen :
Episcia dianthiflora met witte gefranjerde bloemen is ook een mooie kamerplant.
Planten :
Het plantje kan maar weinig zon verdragen en u zult het vanaf half maart tot half oktober tegen de zon moeten beschermen. Omdat de plant veel voedsel verlangt, zult u om de twee weken een weinig opgelost kamerplantenmest kunnen geven. Vooral geen vloeimest op de zachte blaadjes morsen.
Eigenschappen:
Het plantje kan een groot aantal uitlopers vormen en dat bepaalt met de fraaie, rode bloemen de schoonheid. De plant moet dus in de normaal verwarmde kamer gekweekt worden en de zacht behaarde blaadjes zult u regelmatig met lauw water moeten besproeien. Doe dat echter zo dat het blad tegen de avond is opgedroogd.
Vermeerderen :
Voortkweken is vrij eenvoudig. Als het plantje dus goed groeit, zullen zich vele jonge scheuten vormen. Die kunt u afnemen en afzonderlijk verder kweken. U zult dan voor de bekende bloemistengrond moeten zorgen, maar omdat ze van een zeer luchtige grond houden, er extra wat turfmolm doorheen moeten doen. Vergeet niet, dat onder in de pot een scherf moet komen. De potgrond moogt u daarom ook vooral niet te vast aandrukken. Luchtige grond drukt u niet te vast aan.
Weetjes
De Episcia groeit erg snel. De plant heeft de neiging om het gehele oppervlak van het mengsel koloniseren
De plant waardeert een goed licht om zijn prachtige kleuren behouden. Enkele uren zon per dag zijn van harte welkom mits zij niet bloot staat aan de brandende stralen .
De Episcia reageert zeer goed op kunstlicht.
We kunnen hem geven 14 uur licht per dag.
De bladeren worden echter aangetast wanneer er te veel zon opstaat.
Het voornaamste doel van de Episcia zijn een genoeg licht , goede luchtvochtigheid en temperatuur aangepast.
Dit is niet een plant voor beginners, omdat zij veel zorgvereisen en een goede kennis van hun fundamentele behoeften en symptomen
Het onderhoud van deze plant is meestal eenvoudig, dode takken verwijderen
Temperatuur overdag moet tussen de 16 en 29 ° C gedurende het hele jaar, waardoor een goede marge en vormt geen enkel probleem.
Maar idealiter is een lager de temperatuur van 3 tot 5 ° C 's nachts, in vergelijking met die van de dag.
Bovendien is de Episcia behoefte aan een uitstekende vocht de hele tijd. Dit is al een beetje meer delicaat.
Het mengsel moet zeer natte zomer gehouden, met warm water en niet-kalkhoudende. Maar laat geen water staan in de schotel, met uitzondering van E. 'Cygnet', die meer water dan andere soorten vereist.
In de winter, minder vaak gieten, alleen om te voorkomen dat het grond volledig uitdroogd.
Zorg voor het hele jaar door een grote luchtvochtigheid.
Als op enig moment de temperaturen dalen onder de 16 °, water aanzienlijk verminderen tijdens deze periode.
kunstmest om de twee weken en het hele jaar.
De Episcia te verpotten in maart-april in potten groot en ondiep.
Gebruik een bodem mix van heide, veen en zand.
Een mengsel van turf en perliet of vermiculiet moet worden ook.
Drainage moet uitstekend zijn
U kunt de plant verpotten in dezelfde pot, na het snijden van de onderste derde van de kluit.
Ziekten en fouten cultuur
Vlekken op bladeren kan het gevolg zijn kletsnat met water te koud.
Vermijd nat het loof van deze plant met warm water in aanraking komt
Vergeling bladeren worden vaak veroorzaakt door overmatige bemesting met mineralen die zich ophopen in de pot. In dit geval, verwijder de schotel, strooi gul en zonder kunstmest gedurende enkele weken met zeer warm water te verdunnen de zouten en maken hen uit stroming van de pot.
Parasieten
De jonge bladeren zijn gevoelig voor aantasting door bladluizen.
Deze Senecio verlangt het hele jaar een lichte standplaats: ook felle zon wordt goed verdragen. Wat de plant niet alleen verdraagt, maar zelfs nodig heeft, is droge lucht. Matig, maar regelmatig gieten gedurende de groeiperiode is belangrijk. Water dat lang in de pot of op de schotel blijft staan kan dodelijk zijn. Gedurende de rustperiode, na de bladval dus, wordt nauwelijks gegoten.
Kenmerken:
Het is één van de vele soorten die het geslacht Senecio rijk is.
Vroeger werd hij ook wel Kleinia Neriifolia genoemd.
De soortsaanduiding wijst op de bladeren die wat op die van de Oleander (nerium) lijken.
Het is een zgn. stamsucculent die thuishoort op de Canarische Eilanden.
Bloemen :
s Zomers krijgt deze Senecio kleine, geelwitte bloempjes die in trossen bij elkaar zitten. Indien na de bloei ernstige bladval optreedt, behoef je je geen zorgen te maken: de rusttijd begint. Indien er bladeren op andere tijdstippen afvallen, dan is de standplaats niet goed of er mankeert wat aan de verzorging.
Planten :
In de winter, zo rond de jaarwisseling, wanneer de nieuwe groei begint, kan overgepot worden. Gebruik daarvoor zandige potaarde en ondiepe potten. Vaak zal je zien dat de plant zich na het verpotten vertakt. Daarna weer meer gieten, en wanneer er blad gevormd wordt, om de 14 dagen wat cactusmest geven.
Eigenschappen:
Een enkele keer komen we hem tegen in de cactus- en vetplanten afdeling in de bloemenwinkel. (Het gaat dan meestal om jonge planten.)
Ze vormen een succulente stam aan het eind waarvan zich een 'kuip' van 10 cm lange, smalle bladeren bevindt.
Vaak zijn deze blaadjes wat rood aangelopen.
Vermeerderen :
Een Senecio kleinia, zoals deze plant heet, verliest altijd wel blad aan de onderzijde. Soms zelfs veel tegelijk, zodat er een palmachtig boompje onstaat. Je kunt de plant heel goed terugsnoeien; hij loopt dan weer prima uit op de plek waar je hem terugknipte. De stekken kun je na een paar dagen drogen in zandige potgrond laten bewortelen.
Weetjes :
Water dat lang in de pot of op de schotel blijft staan kan dodelijk zijn.
Gedurende de rustperiode, na de bladafval dus, wordt nauwelijks gegoten.
De plant heeft een sterke voorkeur voor zure grond.
Hoewel de plant 'overal' groeit, komen ze in de natuur vooral op vochtige, zure en voedselarme gronden voor.
Pijpestrootje houdt van zon, enige schaduw wordt echter goed verdragen.
Kenmerken:
Pijpestrootje is een mooi, nietwoekerend siergras dat fraaie herfstkleuren vertoont.
Pijpestrootje is nogal variabel; soms is de bloempluim kaarsrecht, maar dikwijls meer uitgespreid. De kleur is bruin, soms paars aangelopen.
Een dichte pollenvormende grassoort dat vooral bij de vijver of rotstuin past.
Het blad is blauwgroen en de smalle bloempluimen grijsblauw tot paarsachtig.
Bloemen :
De bloemstengels zijn alleen aan het onderste deel geleed. De bloeiaren steken een flink eind boven de bladmassa uit.
Tijdens de bloei, die in augustus-september plaats vindt, kan de plant een hoogte bereiken van wel 70 à 90 cm.
Planten :
De planten vragen geen bijzondere aandacht.
Prima plant voor heidetuinen en wilde tuinen in bosgebieden.
Toch ook mooi in de normale vaste-plantenborder ter accentuering van de verticale lijnen.
Eigenschappen:
Tengevolge van zure regen ontwikkelen ze zich In heidevelden heel sterk, dit ten koste van Erica en Calluna.
Het pijpenstrootje is een waardplant voor de rupsen van de kleine hageheld, rietvink, bont dikkopje, groot dikkopje, bont zandoogje, koevinkje, boserebia, blauwoogvlinder en witstipgrasuil.
De naam heeft te maken met de holle stengel, die gebruikt werd om de steel van een pijp schoon te blazen.
Gebruik :
De wortels van het Pijpenstrootje werden tot ongeveer 1950 toegepast voor het maken van bezems. Daartoe werden de pollen pijpenstrootje uitgestoken
Vermeerderen :
De soort kan gezaaid worden, maar de cultivars (die het meest in cultuur zijn) worden gescheurd, bij voorkeur in het voorjaar.
Soorten :
Er is een flink aantal cultivars dat nog betere eigenschappen heeft dan de wilde soort.
Groei Pijpestrootje vormt dichte pollen, bestaande uit smalle bladeren.